direct naar inhoud van Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Plan: Spoorzone - Middengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0762.BP201014-C003

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  • a. maximale en minimale hoogte-, breedte-, oppervlakte- en inhoudsmaten voor bebouwing als verbeeld dan wel omschreven in de regels, mits:
    • 1. de afwijking van enige maat ten hoogste bedraagt 10%;
    • 2. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden.
  • b. de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, teneinde geringe veranderingen aan te brengen, indien dit door afwijkingen of onnauwkeurigheden in de plankaart noodzakelijk is voor een juiste aanpassing van het plan aan de werkelijke toestand van het terrein;
  • c. de in hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de oprichting van bouwwerken, mits:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 15 m²;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m.
  • d. de in hoofdstuk 2 omschreven bestemmingsregels voor de oprichting van bouwwerken ten behoeve van openbare nutsdoeleinden, zoals telefooncellen, abri's, brievenbussen en laagspanningsverdeelkasten, mits:
    • 1. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 35 m²;
    • 2. de bouwhoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 4 m.
  • e. De bevoegdheden als bedoeld in a. tot en met d. zijn niet van toepassing, indien elders in deze regels met betrekking tot de genoemde gevallen afwijkingsbevoegdheden bestaan.
12.2 Afhankelijke woonruimte
  • a. het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 om een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits:
    • 1. een verzoek om toepassing van deze afwijkingsregeling schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    • 2. het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
    • 3. de ruimte niet meer dan 80 m² bedraagt, en voorts in een toelichting het oppervlak van de afhankelijke woonruimte is aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.
  • b. Degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient de gemeente onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend;
  • c. De omgevingsvergunning zoals genoemd onder a. wordt ingetrokken indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.