Plan: Overakker - Blauwe Kei
Idn: NL.IMRO.0758.BP2011028001-0501
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan
Status: Onherroepelijk
Planregels
Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Overakker - Blauwe Kei.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens een nutsvoorziening;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water;

met uitzondering van:

  1. risicovolle inrichtingen;

  2. geluidzoneringsplichtige bedrijven, zoals vermeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht;

  3. zelfstandige detailhandel;

  4. zelfstandige kantoren.

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 3 en 5 meter bedragen.

  4. In afwijking van onderdeel c, mag ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m) 'de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1, onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. zelfstandige detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. zelfstandige horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

  5. risicovolle inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi.

 

 

Artikel 4 Detailhandel

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt en volumineuze detailhandel niet zijn toegestaan;

  2. in afwijking van onderdeel a, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' tevens een supermarkt;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens maxmaal 1 bedrijfswoning;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.

  4. In afwijking van onderdeel c, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  2. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 5 Gemengd-1

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  2. cultuur en ontspanning;

  3. detailhandel, met dien verstande dat volumineuze detailhandel en een supermarkt niet zijn toegestaan;

  4. in afwijking van onderdeel c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' tevens een supermarkt;

  5. dienstverlening;

  6. kantoren met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 500 m2 per kantoor;

  7. maatschappelijke voorzieningen;

  8. sportvoorzieningen;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' tevens horeca behorende tot de categorieën 1 en 2;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 6' tevens horeca behorende tot de categorieën 1 en 6;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens maximaal 4 horecabedrijven behorende tot de categorieën 1 tot en met 4 en 6 toegestaan, met dien verstande dat:

  1. maximaal 1 horecabedrijf behorende tot categorie 4 is toegestaan;

  2. maximaal 3 horecabedrijven behorende tot categorieën 1 tot en met 3 en 6 zijn toegestaan;

met dien verstande dat de onder a tot en met k vermelde functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;

  1. wonen op de verdiepingen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

  4. Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.

  5. Per bouwperceel is maximaal één hoofdgebouw toegestaan.

  6. Per hoofdgebouw is maximaal 1 woning toegestaan.

  7. In afwijking van het bepaalde onder f, mag het bestaande aantal woningen worden gehandhaafd als het bestaande aantal woningen meer is dan één per hoofdgebouw.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

5.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.1, onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. zelfstandige detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. zelfstandige horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

  5. risicovolle inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi.

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de gebruiksmogelijkheden van de gronden wijzigen door het maximaal aantal toegestane horecabedrijven zoals vermeld in lid 5.1 onder k, te wijzigen, met dien verstande dat:

  1. dit maximale aantal gewijzigd kan worden in één, twee of drie horecabedrijven;

  2. uitsluitend toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid indien het betreffende gebruik langer dan een jaar is beëindigd.

 

 

Artikel 6 Gemengd-2

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  2. cultuur en ontspanning;

  3. dienstverlening;

  4. kantoren;

  5. maatschappelijke voorzieningen;

  6. sportvoorzieningen;

  7. ondergeschikte horeca;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'congrescentrum' tevens congres- en vergaderfaciliteiten;

  9. ter plaatse van de aanduiding horeca tot en met categorie 2' tevens horeca behorende tot de categorieën 1 en 2;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens maximaal 1 woning;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' tevens maximaal 4 woningen;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.

  4. Per bouwperceel is maximaal één hoofdgebouw toegestaan.

  5. Per hoofdgebouw is maximaal 1 woning toegestaan.

  6. In afwijking van onderdeel e, is ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een maximaal aantal woningen toegestaan zoals aangeduid.

  7. In afwijking van het bepaalde onder e, mag het bestaande aantal woningen worden gehandhaafd als het bestaande aantal woningen meer is dan één per hoofdgebouw.

  8. Het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 40%.

  9. In afwijking van onderdeel i, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangeduid.

  10. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter.

  11. In afwijking van onderdeel j, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' en 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

6.3 Afwijking van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 onder a, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. zelfstandige detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. zelfstandige horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

  5. risicovolle inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi.

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden een woning te gebruiken voor kamerverhuur.

  2. Onder kamerverhuur wordt niet verstaan, het verhuren van maximaal 2 kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal 2 personen, door een eigenaar die in dezelfde woning woont.

 

 

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groen;

  2. water;

  3. geluidbeperkende voorzieningen;

  4. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. nutsvoorzieningen;

  2. verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.

  2. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen.

  4. De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 12 meter bedragen.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

 

Artikel 8 Horeca

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horeca behorende tot de categorieën 1 en 2;

  2. wonen op de verdiepingen;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  4. Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.

  5. Per bouwperceel is maximaal één hoofdgebouw toegestaan.

  6. Per hoofdgebouw is maximaal 1 woning toegestaan.

  7. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.

 

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden een woning te gebruiken voor kamerverhuur.

  2. Onder kamerverhuur wordt niet verstaan, het verhuren van maximaal 2 kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal 2 personen, door een eigenaar die in dezelfde woning woont.

 

 

Artikel 9 Kantoor

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. kantoren;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. verkeer;

  5. water.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. De bouwhoogte mag maximaal 9 meter bedragen.

 

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen.

  2. De hoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

 

Artikel 10 Maatschappelijk

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' uitsluitend een begraafplaats;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  4. parkeren;

  5. verkeer;

  6. water.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. In afwijking van onderdeel b, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan is aangeduid.

  4. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.

  5. In afwijking van onderdeel d, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  2. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

 

Artikel 11 Natuur

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische en landschappelijke waarden;

  2. waterhuishouding, waterberging, waterlopen;

  3. extensief recreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groen;

  2. verhardingen in de vorm van fiets- en voetpaden.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1,50 meter bedragen.

 

 

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;

  2. het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewassen alsmede het aanleggen en/of aanplanten van landschapselementen;

  3. het vellen of rooien van houtgewas als bos, houtsingels, boomgroepen struwelen, alsmede het verwijderen van landschapselementen als poelen, moerasjes en ruigten;

  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;

  5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik;

  6. het aanbrengen van drainage;

  7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

  1. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  1. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ecologische en/of landschappelijke waarden van de gronden.

 

 

Artikel 12 Sport

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. sport;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens fysiotherapie, een arbodienst en diëtist.

  3. kleedruimten en sanitaire voorzieningen;

  4. ondergeschikte maatschappelijke voorzieningen, zoals buitenschoolse opvang;

  5. ondergeschikte horeca;

met daarbij behorend(e):

  1. parkeren;

  2. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  3. groen;

  4. water;

  5. wegen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Gebouwen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd.

  2. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

  3. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen bouwwerken van ondergeschikte aard, zoals een dugout, buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een oppervlakte van 6 m2 per bouwwerk en met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

  4. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 4 en 6 meter bedragen.

  5. In afwijking van onderdeel d, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 20 meter bedragen.

  2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 6 meter bedragen.

  3. De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening mag maximaal 12 meter bedragen.

  4. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 13 Verkeer

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen, straten en paden;

  2. geluidbeperkende voorzieningen;

  3. parkeren;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens garageboxen;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. speelvoorzieningen, waaronder kunstgrasvelden;

  4. water.

 

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van het verkeer, zoals garageboxen of tunnels, viaducten, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.2.2 Gebouwen

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' mag de bouwhoogte maximaal 3 meter bedragen.

  2. In afwijking van onderdeel a, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

  3. De oppervlakte van een garagebox mag maximaal 25 m² bedragen.

 

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. De hoogte van speelvoorzieningen mag maximaal 5 meter bedragen.

  2. De hoogte van lichtmasten mag maximaal 8 meter bedragen.

  3. De hoogte van kunstobjecten mag maximaal 8 meter bedragen.

  4. De hoogte van geluidbeperkende voorzieningen mag maximaal 12 meter bedragen.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 14 Water

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. doeleinden ten dienste van de waterhuishouding in brede zin;

  2. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. groen;

  2. verhardingen, zoals waterkeringen, steigers en bruggen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

De gronden mogen niet worden bebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals waterkeringen, duikers, tunnels, steigers, aquaducten, bruggen.

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

 

Artikel 15 Wonen

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' tevens een bedrijf in de milieucategorieën 1 en 2, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel, met dien verstande dat volumineuze detailhandel en een supermarkt niet zijn toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' tevens een kapper of een ander dienstverlenend bedrijf of instelling;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, een zelfstandig kantoor en bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' tevens horeca behorende tot de categorieën 1 en 2 op de begane grond met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 70 m2;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens een zelfstandig kantoor;

met daarbij behorend(e):

  1. groen;

  2. nutsvoorzieningen;

  3. parkeren;

  4. speelvoorzieningen;

  5. water.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

  1. Gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ worden gebouwd.

  2. Het aantal woningen mag niet worden vermeerderd.

  3. Het bestaand aantal bouwpercelen mag niet worden vermeerderd.

  4. Per bouwperceel is maximaal één hoofdgebouw toegestaan.

  5. Per hoofdgebouw is maximaal 1 woning toegestaan.

  6. In afwijking van onderdeel e, is ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een maximaal aantal woningen toegestaan zoals aangeduid.

  7. In afwijking van het bepaalde onder e, mag het bestaande aantal woningen worden gehandhaafd als het bestaande aantal woningen meer is dan één per hoofdgebouw.

  8. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan.

  9. In afwijking van het bepaalde onder a, mogen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geringe bouwwerken, zoals liften, entreepartijen, trapportalen en trappenhuizen, buiten het bouwvlak gesitueerd worden tot een maximum van 30 m² en balkons tot een maximum van 10 m² per balkon, mits de stedebouwkundige hoofdopzet niet wordt gewijzigd en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

  10. Het bebouwingspercentage voor de verschillende woningtypen mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:

 

vrijstaande woningen

40%, met een maximum van 400 m²

twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen

50%, met een maximum van 200 m²

aaneengebouwde woningen

60%

patiowoningen

80%

 

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' een ander bebouwingspercentage is aangeduid.

  2. Ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' dient de nokrichting van de kap oost-west georiënteerd te zijn.

 

15.2.2 Hoofdgebouwen

  1. De goot- en bouwhoogte mag maximaal respectievelijk 7 en 11 meter bedragen.

  2. In afwijking van onderdeel a, mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid.

  3. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal 3 meter bij twee-aaneenwoningen, geschakelde en vrijstaande woningen, met dien verstande dat deze afstand bij twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen slechts aan één zijde in acht dient te worden genomen.

  4. Hoofdgebouwen mogen met 3,5 meter worden uitgebreid tot een maximale diepte van 12 meter, met dien verstande dat:

  1. vrijstaande woningen mogen worden uitgebreid met 5 meter tot een maximale diepte van 15 meter;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' geen maximale diepte geldt.

 

15.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

  1. Aan- en uitbouwen dienen 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. carports en overkappingen, die achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden gebouwd;

  2. geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter.

  1. Aan- en uitbouwen mogen in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd of op een afstand van minimaal 1 meter van deze grens.

  2. De goothoogte mag maximaal 3 meter bedragen of maximaal 0,40 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning liggen.

  3. De bouwhoogte mag maximaal 5 meter bedragen.

  4. In afwijking van onderdeel c en d, mag een zijdelingse aan- en uitbouw of bijgebouw worden uitgebreid met ten hoogste één bouwlaag, met dien verstande dat de uitbreiding plaatsvindt:

  1. onder het dakvlak, en

  2. tenminste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan.

  1. Vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd tot een gezamenlijk oppervlak van 60 m².

 

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. Carports en overkappingen dienen 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd.

  2. De hoogte van carports en overkappingen mag maximaal 3 meter bedragen.

  3. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel(s) c.q. het verlengde daarvan maximaal 1 meter mag bedragen.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c, mag op hoekpercelen de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 meter bedragen, mits deze erf- en terreinafscheidingen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd.

  5. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen.

 

15.3 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 6.1 onder b en e, voor een inrichting, bedrijf of bedrijfsactiviteit die naar aard en invloed op de omgeving gelijk is te stellen met de in deze regels direct toegelaten activiteiten met dien verstande dat dit niet geldt voor de vestiging van:

  1. zelfstandige detailhandel;

  2. zelfstandige kantoren;

  3. zelfstandige horecabedrijven;

  4. bedrijven welke vallen onder artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

  5. risicovolle bedrijven als bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Bevi.

  1. artikel 20, onder a, onderdeel 2, voor het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:

  1. maximaal 60 m² van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend;

  2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden;

  3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven;

  5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.

  1. artikel 20, onder b, onderdeel 3, voor het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat:

  1. maximaal 35% van de oppervlakte van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen, mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximaal oppervlakte van 60 m²;

  2. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;

  3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;

  4. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mag zijn.

 

15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 15.2.1, onder a, voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak op hoekpercelen, met dien verstande dat:

  1. de aan- en uitbouwen en bijgebouwen op minimaal 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;

  2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens minimaal 3 meter bedraagt;

  3. het bepaalde in lid 15.2.1 tot en met 15.2.3 in acht moet worden genomen;

  4. de stedebouwkundige kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

  1. lid 15.2.1, onder i, voor verhoging van het maximum bebouwingspercentage voor vrijstaande woningen tot 50%, met een maximum van 400 m2 en voor twee-aaneenwoningen en geschakelde woningen tot 60%, met een maximum van 200 m2, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de woonsituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de sociale veiligheid;

  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

15.5 Specifieke gebruiksregels

  1. Het is verboden een woning te gebruiken voor kamerverhuur.

  2. Onder kamerverhuur wordt niet verstaan, het verhuren van maximaal 2 kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, aan maximaal 2 personen, door een eigenaar die in dezelfde woning woont.

 

 

 

Artikel 16 Waarde - Archeologie

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

 

16.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’, met uitzondering van:

  1. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaand maaiveld;

  2. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m²;

  3. met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen.

 

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2 indien:

  1. op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn;

  2. dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of andere met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen.

 

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren als deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen als dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven;

  4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen;

  6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en
    overige waterpartijen;

  7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

  1. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden.

  2. In afwijking van het bepaalde onder a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.

 

 

 

Artikel 17 Leiding - Water

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding-Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding–water’ een waterleiding;

  2. de aanleg, onderhoud en bescherming van de leiding.

 

17.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan bouwwerken ten behoeve van de bestemming ‘Leiding - Water’.

 

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat:

  1. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder;

  2. de bouwregels van de betreffende bestemmingen inacht worden genomen;

  3. de belangen van de leidingbeheerder niet onevenredig worden geschaad.

 

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;

  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  5. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

  6. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.

  1. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  1. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingbeheerder ontstaat of kan ontstaan en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.