direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: De Braken e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP02debraken2013-ONH1

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. doeleinden van openbaar nut;
  • e. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;


een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden, groenvoorzieningen en sloten.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienst van de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a schuilstallen zijn toegestaan, uitsluitend voor zover deze reeds legaal bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, op de plaats en tot de afmetingen zoals die bestonden op genoemd tijdstip.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter zijn niet toegestaan;
  • b. voeropslagvoorzieningen zijn niet toegestaan;
  • c. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder erf- en terreinafscheidingen) bedraagt niet meer dan 1 m;
  • e. poorten zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 2 m.

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.

3.3.2 Afwegingskader

De in 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik;
  • d. ten behoeve van de milieusituatie;
  • e. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • f. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.3 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 23.1 van toepassing.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

3.5.1 Uitbreiding grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voor de uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de gronden grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de wijziging plaatsvindt in het kader van de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
  • b. de wijziging uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • c. na wijziging de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet meer bedraagt dan 2 hectare, waarbij tenminste 10% van het bestemmingsvlak (grootte na wijziging) wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de wijziging niet strekt tot uitbreiding van intensieve veehouderij;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • f. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • g. de artikelen 3.5.8 en 3.5.9 in acht worden genomen.

3.5.2 Uitbreiding niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voor de uitbreiding van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, onder de voorwaarden dat:

  • a. de gronden grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de wijziging plaatsvindt in het kader van de uitbreiding van het agrarische bedrijf;
  • b. de wijziging uit bedrijfseconomisch oogpunt noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling van een reëel agrarisch bedrijf;
  • c. na wijziging de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet meer bedraagt dan 1,5 hectare, waarbij tenminste 10% van het bestemmingsvlak (grootte na wijziging) wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de wijziging niet strekt tot uitbreiding van intensieve veehouderij;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • f. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • g. de inrichting van het bouwvlak een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
  • h. de artikelen 3.5.8 en 3.5.9 in acht worden genomen.

3.5.3 Vormverandering agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen toegestaan' ten behoeve van de vormverandering van het vlak met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', onder de voorwaarden dat:

  • a. de gronden met de bestemming 'Agrarisch' grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de wijziging plaatsvindt in het kader van uitbreiding van het bestaande bedrijf;
  • b. de vormverandering noodzakelijk is uit een oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering in relatie tot de continuïteit van het agrarisch bedrijf;
  • c. de totale oppervlakte van de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' niet toeneemt;
  • d. de vormverandering niet plaatsvindt ten behoeve van een intensieve veehouderij;
  • e. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • f. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • g. de artikelen 3.5.8 en 3.5.9 in acht worden genomen.

3.5.4 Teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf voor permanente en/ of tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de gronden met de bestemming 'Agrarisch' grenzen aan gronden met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' en de wijziging plaatsvindt in het kader van uitbreiding van het bestaande bedrijf;
  • b. de wijziging noodzakelijk en/of gewenst is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • c. ten minste 10% van het nieuwe bestemmingsvlak (grootte na wijziging) wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • e. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • f. de artikelen 3.5.8 en 3.5.9 in acht worden genomen.

3.5.5 Vormverandering Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de vormverandering van het vlak met de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:

  • a. de totale oppervlakte van de bestemming 'Wonen' niet toeneemt;
  • b. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • c. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • d. de artikelen 3.5.8 en 3.5.9 in acht worden genomen;
  • e. voordat tot wijziging wordt overgegaan, daar waar de bestemming 'Agrarisch' samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • f. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
  • g. geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

3.5.6 Vergroting Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de vergroting van het vlak met de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:

  • a. de oppervlakte van de bestemming 'Wonen' met maximaal 15% toeneemt;
  • b. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  • c. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
  • d. de artikelen 3.5.8 en 3.5.9 in acht worden genomen;
  • e. voordat tot wijziging wordt overgegaan, daar waar de bestemming 'Agrarisch' samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • f. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van externe veiligheid voor wat betreft het groepsrisico;
  • g. geen strijdigheid mag optreden met het Besluit externe veiligheid buisleidingen.

3.5.7 Bonussloopregeling

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' opnemen onder de voorwaarde dat op de betreffende gronden sloop heeft plaatsgevonden zoals bedoeld in 4.4.5, 4.4.6, 5.4.2, 5.4.3, 7.4.1, 7.4.2, 12.4.2 en 12.4.5.

3.5.8 Voorwaarden wijziging

Ten aanzien van de in 3.5.1 t/m 3.5.6 genoemde bevoegdheden geldt dat:

  • a. door de wijziging de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.5.9 Advies

Met betrekking tot de toepassing van de in 3.5.1 t/m 3.5.6 genoemde bevoegdheden wordt advies ingewonnen bij:

  • a. de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport;
  • b. de AAB wanneer sprake is van een bedrijfseconomisch advies en/of belang;
  • c. het waterschap ten aanzien van de vraag of de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt aangetast.