direct naar inhoud van 3.7 Ecologie
Plan: Steegsche Velden-oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01

3.7 Ecologie

Quickscan natuurwetgeving

Door ARCADIS is eind 2007 een quickscan natuurwetgeving uitgevoerd in het totale gebied Aarle-Steegsche Velden.

De nieuwbouwplannen hebben tot gevolg dat er leefgebied verdwijnt voor beschermde soorten. Voor welke soorten er leefgebied verdwijnt was in dit stadium niet met zekerheid te stellen. Uit deze habitatgeschiktheidsbeoordeling blijkt dat de planlocatie geschikt leefgebied vormt voor meerdere (zwaar) beschermde soorten, zoals broedvogels, vleermuizen, amfibieën en vissen. Om een gedegen effectbeoordeling te geven naar aanleiding van de voorgenomen plannen op bovengenoemde soortgroepen is een nader onderzoek noodzakelijk naar het voorkomen van deze soorten.

Nader onderzoek is uitgevoerd om inzicht krijgen in het kader van de Flora- en faunawet.

De belangrijkste onderzoeksresultaten uit de quickscan zijn:

  • Het onderzoeksgebied Steegsche Velden, waarvan het plangebied Steegsche Velden-oost deel uitmaakt, vormt voor meerdere (zwaar) beschermde soortgroepen geschikt leefgebied.
  • Er is in de deellocatie Steegsche Velden-oost een nest aangetroffen van de Huiszwaluw. Deze nestlocatie is volgens de nieuwe beleidsregel inzake artikel 11 van de Flora- en faunawet beschermd.
  • De randen van het plangebied en het weiland met populieren in de noordoosthoek vormen geschikt leefgebied voor vleermuizen. De laanelementen, bosjes, open gebieden en gebouwen bieden voldoende habitat voor vleermuizen ter foerageren, migreren en voor de vorming van vaste rust- en verblijfplaatsen.
  • Op basis van de uitgevoerde habitatgeschiktheidsbeoordeling en het gebrek aan kennis in het daadwerkelijk voorkomen van beschermde soorten, kan in dit stadium geen uitspraak gedaan worden in het kader van de Flora- en faunawet met betrekking tot mogelijke overtredingen en benodigde ontheffingen.


Natuurtoets

Naar aanleiding van de resultaten uit de quickscan natuurwetgeving heeft ARCADIS in de periode van maart 2008 tot en met oktober 2008 een uitgebreide natuurtoets uitgevoerd voor het plangebied Aarle-Steegsche Velden. Het volledige rapport is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Het rapport is vervolgens in oktober 2010 herzien.

In de natuurtoets worden de onderzoeksresultaten getoetst aan de Flora- en faunawet. Per onderzochte soortgroep wordt vastgesteld welke overtredingen er plaats vinden en voor welke ingrepen een ontheffing aangevraagd dient te worden. Daarbij worden er voorstellen gegeven ter mitigatie en compensatie van het verlies aan verblijfplaatsen, leefgebieden, vliegroutes e.d.

Voor het onderhavige bestemmingsplan zijn in november 2010 de onderzoeksresultaten separaat beschreven in de natuurtoets Steegsche Velden-oost.

Huidige situatie

De planlocatie van Steegsche Velden-oost in de huidige vorm bestaat voornamelijk uit agrarische percelen. Daarnaast zijn er enkele opstallen aanwezig en een kassencomplex. De opstallen en de kassen worden geamoveerd, de aanwezige wooneenheden blijven behouden. De bestaande infrastructuur is voorzien van een laanbeplanting aan weerszijden van de weg.

Onderzoeksresultaten

Ter plekke van de planlocatie Steegsche Velden-oost zijn geen beschermde soorten flora aangetroffen. De aanwezige vegetatiestructuren vormen geen bijzondere habitats voor beschermde soorten fauna.

Binnen de plangrenzen broeden geen broedvogel-soorten waarvan de nesten jaarronde bescherming genieten in het kader van de Flora- en faunawet. In de directe nabijheid zijn enkele nesten van de Huiszwaluw aangetroffen. Deze locatie blijft intact. Verder is gebleken dat er binnen de planlocatie diverse algemene voorkomende soorten broedvogels voorkomen zoals Merel, Koolmees, Pimpelmees, Winterkoning, Roodborst, Turkse tortel, Houtduif en Ekster.

Verder ten westen is een territorium van Steenuil vastgesteld. In 2009 is aanvullend voor het gehele gebied Aarle-Steegsche Velden een kwaliteitsonderzoek uitgevoerd naar habitatgeschiktheid voor de Steenuil. Hieruit is af te leiden dat een klein deel optimaal leefgebied vormt en voor de rest suboptimaal en ongeschikt is. Het optimale deel wordt gevormd door het weiland met populieren aan de noordoostkant van het plangebied. Er zijn tijdens het veldonderzoek binnen de plangrens Steegsche Velden-oost geen waarnemingen verricht van Steenuilen. De afstand van het territorium tot aan de buitenste plangrens is ongeveer 560 meter, wat inhoudt dat de planlocatie secundair leefgebied kan zijn voor de soort (primair leefgebied is optimaal leefgebied binnen een straal van 500 meter van het territorium).


Er zijn geen beschermde soorten amfibieën, vissen en reptielen aangetroffen, ondanks gericht onderzoek naar het mogelijk voorkomen ervan. Het ontbreken van geschikt habitat van de soortgroepen is hiervoor de belangrijkste reden.


Er kunnen en komen diverse algemeen voorkomende soorten zoogdieren voor in het gebied, te weten Konijn, Mol, Egel en diverse soorten muizen. Zwaar beschermde soorten, zoals Das, zijn niet aangetroffen of te verwachten. Prenten, burchten, holen, vraatresten of uitwerpselen van beschermde soorten zoogdieren zijn dan ook niet aangetroffen. Binnen de plangrenzen zijn optimaal ontwikkelde gebieden voor zwaar beschermde soorten niet voorhanden.


Er is binnen de plangrens van Steegsche Velden-oost een opvallend laag aantal vleermuizen waargenomen. Dit kan enerzijds te maken hebben met de openheid van het gebied en anderzijds de lage ecologische kwaliteit van het aanwezige jachtbiotoop. In het betreffende gebied zijn maar weinig insectaantrekkende bomen en struiken aanwezig, en in combinatie met de windwerking vormt dit geen optimaal foerageergebied.

Er zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen aangetroffen in dit deel van het gehele onderzoeksgebied. Met name de oostgrens en de noordelijke grens van de planlocatie vormen geschikt foerageergebied. Het open gebied en de westkant van het gebied worden niet of nauwelijks gebruikt als foerageergebied door vleermuizen.

Effecten ingreep (plan Steegsche Velden) op natuurwaarden

Door de ingreep verdwijnt geschikt broedbiotoop voor algemeen voorkomende soorten broedvogels.

Daarnaast wordt er suboptimaal en ongeschikt leefgebied aangetast voor de Steenuil. Het als optimaal geanalyseerde leefgebied is binnen het bestemmingsplan Steegsche Velden-oost niet bezien als stedelijke ontwikkeling. De aanleg van houtopstanden en de komst van privétuinen bieden nieuwe vestigingsmogelijkheden voor broedvogels. Door de aanleg van de houtopstanden binnen de planlocatie worden verbindingen met het westelijk deel van Hokkelstraat gecreëerd De Steenuilen hebben zo mogelijkheden zich ook ten oosten te bewegen middels groene wegen, anders dan in de huidige situatie waar ze het doen moeten via open agrarische gronden.

Er verdwijnt door de ingreep geschikt leefgebied voor algemeen voorkomende soorten grondgebonden zoogdieren. De houtopstanden en privétuinen bieden een toekomstig alternatief.

Er verdwijnt zeer marginaal geschikt leefgebied voor vleermuizen. De aanleg van houtopstanden en de komst van privétuinen bieden voor de toekomst zelfs betere foerageergebieden voor deze soortgroepen.

Door de versterking van het middengebied, zoals nu is voorgesteld, en door het behouden van het bosgebied heeft de inrichting een positief effect voor de Steenuil. Het deels of geheel verwijderen van het bosgebied maakt ook de gelegde ecologische verbindingsstroken door het middengebied van de woningbouwlocatie Hokkelstraat minder essentieel. Vanuit de wetgeving gezien echter vormt dit wel noodzaak, om de gunstige staat van instandhouding te kunnen waarborgen voor de toekomst.

Effecten op vissen, amfibieën en reptielen treden niet op.

Conclusies

  • De middenzone van het plan Steegsche Velden is voldoende van robuuste aard voor de functie als verbinding voor Steenuilen (maar ook voor bijvoorbeeld vleermuizen).
  • De noordelijke bomenrij biedt voldoende mogelijkheden voor de diverse beschermde soorten die er gebruik van maken (Steenuil en vleermuizen).
  • De beoogde bosstrook aan de oostkant (tussen plangebied en A2) is van voldoende robuustheid voor met name vleermuizen ter begeleiding. Voor Steenuilen is deze strook niet zo zeer interessant vanwege het gebrek aan kleinschaligheid.
  • Het is van groot belang dat de noord-zuid verbinding via de Hokkelstraat zelf, met een voldoende robuustheid van de huidige boomlaan gehandhaafd blijft.
  • De komst van privétuinen en brede houtopstanden gunstige effecten heeft op de vestiging van diverse andere soorten flora en fauna.
  • Voor de gedeeltelijke aantasting van foerageergebied mitigatie vanuit de Flora- en faunawet verplicht is, omdat dit in overtreding is met de Flora- en faunawet. Foerageergebieden van vleermuizen worden namelijk als vaste rust- en verblijfplaatsen gezien en hiervoor geldt of afdoende mitigatie of indien mitigatie niet mogelijk is ontheffing en compensatie buiten de plangrens. Aangezien er meer dan afdoende brede houtopstanden voorzien zijn in het plan kan gesteld worden dat dit afdoende mitigatie vormt voor de soortgroep.

Toetsing Flora- en faunawet

Uit de toetsing van het plangebied aan de Flora- en faunawet in relatie tot de onderzoeksresultaten en het beoogde bestemmingsplan, blijkt dat er geen knelpunten te verwachten zijn met de Flora- en faunawet waarvoor ontheffing noodzakelijk is.

Een ontheffingsaanvraag zal nodig zijn wanneer beschermde soorten in het geding komen en er geen ruimte is om binnen het plangebied of in de directe nabijheid ervan afdoende mitigerende maatregelen te treffen. De mitigatie ten behoeve van behoud foerageergebieden van vleermuizen wordt binnen de plangrens voorzien, hiermee wordt de overtreding van aantasting afdoende gemitigeerd.

Daarnaast is een ontheffing noodzakelijk als blijkt dat er vaste rust- en verblijfplaatsen van andere beschermde soorten vernietigd worden. Dit is echter niet aan de orde.

Door de aanleg van groenstroken worden betere verbindingen met het omliggende gebied gecreëerd. Hierdoor neemt de aantrekkingskracht van het gebied op soorten flora en fauna toe.

Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden. In de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR)geïmplementeerd. De gebieden die hieronder vallen, vormen samen het Natura 2000-netwerk.Onder Natura 2000 worden de gebieden verstaan die op grond van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn zijn aangewezen. De gebieden zijn van grote betekenis voor de bescherming van de Europese biodiversiteit en dienen gezamenlijk met alle andere aangewezen gebieden in Europa een ecologisch netwerk te vormen.

Het plangebied Steegsche Velden-oost ligt niet in de nabijheid van gebieden die zijn aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied ligt op een afstand van tenminste 8 kilometer ten noordwesten van het plangebied en betreft het Natura 2000-gebied "Kampina & Oisterwijkse Vennen”. Dit Natura 2000-gebied betreft een Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn.