direct naar inhoud van 3.6 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Steegsche Velden-oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01

3.6 Cultuurhistorie en archeologie

3.6.1 Cultuurhistorie

Het plangebied lag in de eerste helft van de negentiende eeuw in een groot, ongeveer oost-west georiënteerd akkergebied rondom o.a. Spoordonk, Oirschot, Aarle en Best. Ook het plangebied zelf was in deze periode grotendeels in gebruik als bouwland, dat bekend stond als Aartens Laag Eind, De Groote Straat en De Naasten Bestsche Steegjens. Langs de noordgrens van het plangebied bevond zich de De Nieuwen Dijk (de huidige Nieuwe Dijk). De zone langs De Nieuwen Dijk was grotendeels in gebruik als grasland. Het gebied ten noorden van De Nieuwen Dijk was nog grotendeels onontgonnen.

Direct ten oosten van het plangebied bevindt zich de doorgaande Straatweg van 's-Hertogenbosch naar Leijlo (de huidige A2/E25).

In de jaren zestig van de negentiende eeuw is ten westen van het plangebied de spoorlijn Boxtel-Best aangelegd. Bij de kruising van de spoorweg met de Nieuwe Dijk ontstond een klein cluster bebouwing. Ook bij de kruising van de Nieuwe Dijk en de Straatweg van 's-Hertogenbosch naar Leijlo was in de loop van de negentiende eeuw een gebouw verrezen. In de loop van de twintigste eeuw heeft de bebouwing zich uitgebreid. Alleen de huidige Nieuwe Dijk was nog vrijwel onbebouwd. In de jaren vijftig is in het oostelijke deel van het plangebied de Krimpweg aangelegd, waarlangs bij de kruising met de Nieuwe Dijk en de spoorbaan bebouwing is verrezen. In het laatste kwart van de twintigste eeuw is de Hokkelstraat aangelegd.

De boerderijen in het gebied zijn (met name) in deze periode uitgebreid met grote loodsen/ stallen. Aan het einde van de twintigste eeuw is langs de oostgrens van het plangebied een afrit van de A2/E25 aangelegd.

De nieuwbouwwijken van Best zijn tot de Ringweg aan de zuidzijde van het plangebied opgerukt. Hoewel de bebouwing langs de bestaande wegen in de loop van de twintigste eeuw wel sterk verdicht is en er ook langs enkele nieuwe wegen bebouwing is verrezen, is de oude structuur van het gebied grotendeels bewaard gebleven.

Voor zover bekend hebben in het plangebied geen grote bodemverstorende activiteiten plaatsgevonden, zoals ontgrondingen. Wel heeft er in de jaren 70 een ruilverkaveling plaatsgevonden die de structuur van het gebied heeft gewijzigd.

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is het plangebied niet gekarteerd als een gebied met een bijzondere cultuurhistorische waarde. De Krimpweg, de Nieuwe Dijk en de spoorlijn Best-Boxtel zijn gekarteerd als historisch-geografische lijn van redelijk hoge waarde.

3.6.2 Archeologie

Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied grotendeels vanwege de ligging in een gebied met hoge zwarte enkeerdgronden een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. De laarpodzolgronden in het zuidwesten en de beekeerdgronden in het noordelijke deel van het plangebied hebben een lage archeologische verwachting. Uit het plangebied zelf zijn tot op heden geen archeologische vondsten of waarnemingen bekend in de database van het RACM (ARCHIS). Het ontbreken van vondsten in het plangebied hoeft niet te betekenen dat het plangebied in een archeologisch arm gebied ligt.


Door Bilan is in februari 2008 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd en aansluitend daarop een verkennend booronderzoek in mei 2009 voor het plangebied Aarle-Steegsche Velden. Het bureauonderzoek en het verkennend booronderzoek zijn als separate bijlagen bij het bestemmingsplan gevoegd.

Het plangebied Steegsche Velden-oost heeft op basis van het bureauonderzoek een middelhoge tot hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden uit de steentijd tot Nieuwe tijd. In het plangebied werden hoge zwarte enkeerdgronden, laarpodzolgronden en beekeerdgronden verwacht.

Uit het veldonderzoek bleek dat in het plangebied hoge zwarte enkeerdgronden (al dan niet met een begraven podzolprofiel of beekeerdgrond), laarpodzolgronden, akkereerdgronden (al dan niet met een begraven beekeerdgrond) en veldpodzolgronden werden aangetroffen. Een deel van de bodems in de boringen was dermate sterk beïnvloed door antropogene processen, dat ze niet nader konden worden geclassificeerd. In de ondergrond werd plaatselijk leem aangetroffen. Het bodemprofiel, de gaafheid en de geologisch opbouw bleek over relatief korte afstand sterk te verschillen.

Op basis van de gaafheid en het type bodemprofiel is aan de boringen een lage tot hoge archeologische verwachting toegekend. Door de sterke variatie in bodemgesteldheid en het grove boorgrid, zou bij het indelen van het plangebied in vlakken een te grote generalisatie ontstaan of een sterk fragmentarisch onderzoeksgebied. Derhalve is geadviseerd de archeologische verwachting, zoals opgesteld op basis van de bodemgesteldheid van de individuele boringen, te toetsen en te verfijnen door middel van een (beperkt) proefsleuvenonderzoek in de gebieden met een overwegend middelhoge tot hoge archeologische verwachting.

De omvang van het proefsleuvenonderzoek dient te worden afgestemd op de toekomstige ontwikkelingen enerzijds en de nieuwe archeologische verwachting op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek anderzijds.

Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek is een Programma van Eisen opgesteld, dat geaccordeerd is door de verantwoordelijke overheid.


Voor de gebieden met overwegend lage archeologische verwachting en gebieden die reeds eerder archeologisch onderzocht werden, wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.

Over de delen van het plangebied die niet zijn onderzocht, zijn geen gegevens over het bodemprofiel en de mate van verstoring bekend. Aangezien bij vergelijking van de daadwerkelijke bodemgesteldheid en de bekende bodemkaarten blijkt dat hiertussen grote verschillen zijn en het ook grote aaneengesloten gebieden betreft, kan hierover ook geen inschatting worden gedaan. Voor deze gebieden kunnen dan ook geen betrouwbare uitspraken over de archeologische verwachting worden gedaan.

Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat voor deelgebied 4 in fase 1 is geadviseerd een proefsleuvenonderzoek uit te voeren en voor deelgebied 5 in fase 1 te volstaan met een aanvullend booronderzoek.


Inventariserend veldonderzoek fase 1, deelgebied 4 en 5

Door archeologisch adviesbureau BAAC is in de periode september-december 2009 in het plangebied Steegsche Velden-oost (deelgebied 4 en 5) een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. In deelgebied 4 door middel van proefsleuven; in deelgebied 5 via een aanvullend booronderzoek.


Deelgebied 4

In het plangebied is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd, bestaande uit een karterend en waarderend proefsleuvenonderzoek. Er werden tijdens het onderzoek 111 sporen, verspreid over het gehele onderzoeksgebied aangetroffen. Het merendeel van de sporen behoort tot perceleringen uit de nieuwe tijd. Daarnaast zijn er 21 vondsten verzameld: 16 fragmenten aardewerk, 4 fragmenten bouwmateriaal en 1 fragment natuursteen.

Op basis van het proefsleuvenonderzoek is vastgesteld dat in het onderzochte deelgebied 4 een archeologische vindplaats aanwezig is. Het gaat hier naar verwachting om 1 (en mogelijk 2) boerderij erf uit de Ijzertijd met wat spiekers er omheen. Op basis van de waarderingsaspecten scoort deze vindplaats net voldoende om als behoudenswaardig te worden aangemerkt.

De gemeente Best is in dezen geadviseerd om deelgebied 4 vrij te geven voor verdere ontwikkeling. Gezien de geïsoleerde ligging van slechts 1 huisplattegrond (mogelijk 2) ten opzichte van het nog groter te onderzoeken gebied van Aarle-Steegsche Velden en aansluitend Dijkstraten, is geadviseerd om de hier aangetroffen resten, niet als behoudenswaardig aan te duiden, en verder in te zetten op archeologisch onderzoek van de grotere aaneengesloten plangebieden ten westen van Steegsche Velden-oost. Het lijkt er namelijk op dat hier meer concentraties van bewoning aanwezig zijn, die dateren uit meerdere perioden, waardoor beter inzicht kan worden verkregen van een groot aaneengesloten gebied, dat kan aansluiten bij de doelstellingen zoals verwoord in de Nationale (en de toekomstige gemeentelijke) Onderzoeksagenda Archeologie. Vervolgonderzoek heeft in dit licht weinig of geen meerwaarde.

Voor het onderzochte plangebied, inclusief de nog niet onderzochte delen onder de nog bestaande kassen aan de Hokkelstraat, is dan ook geen vorm van vervolgonderzoek of maatregelen ten behoeve van in situ vereist. Het onderzoeksgebied kan worden vrijgegeven voor ontwikkeling.


Deelgebied 5

In deelgebied 5 is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd, bestaande uit een verkennend bodemonderzoek. Uit de boringen blijkt dat de bodem in het onderzoeksgebied in het verleden verstoord is. Een aantal boringen was duidelijk diep verstoord tot een diepte van 60-110 cm. beneden maaiveld. De bodem in het onderzoeksgebied is dermate geroerd en/of afgetopt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zich in het onderzoeksgebied nog een intact sporenniveau bevindt. De archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied kan dan ook worden beschouwd als laag.

De gemeente Best is in dezen geadviseerd om geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Op basis van het vooronderzoek kan de archeologische verwachting worden bijgesteld naar middelhoog-laag.

Aanbeveling

De aanwezigheid van (potentieel behoudenswaardige) archeologische resten kan nooit geheel worden uitgesloten op basis van het uitgevoerde onderzoek. Tot slot wordt gewezen op het feit dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister (in de praktijk RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.


Beide rapporten zijn als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.