direct naar inhoud van 3.5 Milieuaspecten
Plan: Steegsche Velden-oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01

3.5 Milieuaspecten

3.5.1 Geluidhinder

Door ARCADIS is ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan in november 2010 een onderzoek uitgevoerd naar het weg- en railverkeerslawaai ter plaatse van het te ontwikkelen woongebied Steegsche Velden-oost. Het onderzoek is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

Voorkeursgrenswaarde

Bij de beoordeling van de geluidbelasting van nieuwe woningen dient op de grond van Wet geluidhinder respectievelijk het Besluit geluidhinder een zekere voorkeursgrenswaarde in acht te worden genomen. De voorkeursgrenswaarde is voor wegverkeer bedraagt Lden = 48 dB. De voorkeursgrenswaarde voor railverkeer is Lden = 55 dB.

Indien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een ontheffing voor een hogere waarde worden verleend. Deze hogere waarde kan door de gemeente worden vastgesteld.

De gemeente Best heeft echter aangegeven dat, op grond van vigerend gemeentelijk beleid, voor een uitbreidingsplan buiten de kern van Best in beginsel geen hogere waarden worden verleend. Dat impliceert dat binnen het plangebied op alle locaties aan de voorkeursgrenswaarde dient te worden voldaan. Afschermende maatregelen zijn daarom noodzakelijk.


Wegverkeerslawaai

Het onderzoek en de beoordeling van de resultaten is gebaseerd op de Wet geluidhinder (Wgh). De geluidbelasting ten gevolge van wegen dient in beschouwing te worden genomen voor zover het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van die wegen. De beoordeelde wegen zijn de autosnelweg A2, de Ringweg, de Hokkelstraat, de De Wilg, De Krimpweg en de Oude Rijksweg.

Het plangebied is vrijwel geheel gelegen binnen de 400 meter zone van de A2, waardoor er voor de beoordeling van de A2 sprake is van een buitenstedelijk gebied (conform Wgh).

In eerste instantie is de geluidbelasting berekend zonder afschermende voorzieningen. Uit deze berekeningen blijkt dat de geluidbelasting ter plekke van de nieuwe woningen binnen het plangebied boven de voorkeursgrenswaarde uitkomen:

  • ten gevolge van de A2: 56 dB
  • ten gevolge van de Ringweg: 51 dB
  • ten gevolge van de overige wegen: < 48 dB

Aangezien de geluidbelasting ten gevolge van de A2 en Ringweg meer dan de voorkeursgrenswaarde is en er geen ontheffingen mogelijk zijn, dienen maatregelen te worden getroffen. In overleg met de gemeente is gekozen voor de plaatsing van geluidschermen langs de A2 en langs de Ringweg. Voor de Ringweg zou als alternatief nog voor een wegdekaanpassing gekozen kunnen worden (reductie tenminste 3 dB).

Rekening houdend met een afscherming langs de A2 en de Ringweg kan aan de voorkeursgrenswaarde worden voldaan en is geen hogere waarde noodzakelijk.

Voor de Ringweg is uitgegaan van een scherm direct langs de weg aan de hoge zijde van het aanwezige talud. De hoogte van dit scherm dient tenminste 1,50 meter te bedragen over een lengte van 200 meter.

Door Rijkswaterstaat zal op de A2 een dubbellaags ZOAB wegdek worden aangebracht. Aanvullend is een geluidscherm noodzakelijk met een hoogte variërend van 1,5 tot 6 meter en een lengte van circa 700 meter. De hoogte van het scherm is gemeten ten opzichte van het lage maaiveld aan de zijde van het plangebied. Deze afscherming dient aan te sluiten aan het scherm langs de Ringweg. Met deze schermen kan bij alle geprojecteerde woningen op de begane grond en de 1e verdieping aan de voorkeursgrenswaarde worden voldaan.

Het scherm langs de A2 is gedimensioneerd op de toekomstige intensiteit in 2020 inclusief de invloed van omringende plannen.

Rijkswaterstaat is bezig met een onderzoek naar een verbreding van de A2 ter hoogte van het plangebied; gerekend is met de intensiteiten inculsief deze verbreding.


Railverkeerslawaai

Het onderzoek en de beoordeling van de resultaten is gebaseerd op de Wet geluidhinder (Wgh). De geluidbelasting ten gevolge van railverkeer dient in beschouwing te worden genomen voor zover het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van het betreffende railtraject. De zonebreedte van het betreffende railtraject 771 Best-Boxtel is 800 meter. Het plangebied is grotendeels gelegen binnen deze zone. Opgemerkt wordt dat langs een deel van het railtraject reeds een geluidscherm aanwezig is en dat de afstand van het plangebied tot het spoor relatief groot is (bijna 500 meter).

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting ter plekke van de nieuwe woningen binnen het plangebied niet meer dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB bedraagt. Aanvullende maatregelen zijn voor de ontwikkeling van het plangebied Steegsche Velden-oost daarom voor railverkeer niet noodzakelijk.

Cumulatie geluidbelasting

Aangezien er geen hogere waarden worden verleend, is de gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van weg- plus railverkeer geen afwegingscriterium. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing wordt hier echter wel aandacht aan geschonken. Daarom is de gecumuleerde geluidbelasting ten gevolge van weg- en railverkeer berekend. Binnen het plangebied is de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer maatgevend. De gecumuleerde geluidbelasting (zonder aftrek) bedraagt maximaal Lcum = 52 dB binnen het plangebied voor de variant met afscherming langs de A2.


Ke-contouren vliegveld Eindhoven

Het plangebied ligt niet binnen de Ke-contouren van vliegbasis Eindhoven.

3.5.2 Geurhinder

Op 16 juni 2008 heeft de gemeenteraad van Best de Verordening Geurhinder en Veehouderij vastgesteld.


In de gebiedsvisie ten behoeve van deze verordening is voor het plan Aarle-Steegsche Velden een individuele geurnorm vastgelegd van 7 ouE/m³ (voorgrondbelasting) en de wettelijke vaste afstanden (50 en 100 meter) van de veehouderijbedrijven (koeien en paarden). Dit betekent dat tot deze contouren woningbouw opgericht kan worden. In onderstaande afbeelding zijn de contouren weergegeven van de huidige vergunningssituatie, waarbij de bedrijven het maximale uit hun milieuvergunning (kunnen) halen. Hieruit blijkt dat de geplande woningbouw ter plaatse van het plangebied Steegsche Velden-oost gerealiseerd kan worden.


In de gebiedsvisie zijn de bestaande agrarische bedrijven in het totale plangebied Steegsche Velden niet meegenomen, omdat er vanuit wordt gegaan dat deze bedrijven geamoveerd worden ten behoeve van de gewenste woningbouwontwikkeling.

De volgende afbeelding is een uitsnede van de kaart behorende bij de Geurverordening van de gemeente Best (blauw = vaste afstand 100 meter, groen is contour van 7ouE/m³).

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01_0009.jpg"

De betreffende contouren zijn aanvullend berekend en weergegeven in onderstaande afbeelding. Het betreft de huidige situatie (voorgrondbelasting) overige geurcontouren (groen is contour van 7ouE/m³).

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01_0010.jpg"

Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie blijft de achtergrondbelasting in de bestaande kern van Best en binnen het totale plangebied Aarle-Steegsche Velden onder de streefwaarde van 10 ouE/m³. Dit wordt beoordeeld als een zeer goed tot redelijk leefklimaat. De achtergrondbelasting op het plangebied vormt dan ook geen belemmering voor woningbouw in het plangebied Steegsche Velden-oost.

3.5.3 Hindercontouren

De VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geeft richtafstanden aan tussen bedrijvigheid en gevoelige objecten. De publicatie geeft inzicht in de richtafstanden met betrekking tot geur, stof, geluid en gevaar voor verschillende bedrijfssoorten. Redelijkerwijs kan worden gesteld dat indien deze richtafstand wordt aangehouden er geen knelpunten tussen de verschillende functies optreden.


Indien voldoende gemotiveerd is het mogelijk een kleinere afstand dan de richtafstand te hanteren. Nadere onderzoeken per bedrijf zijn daarvoor noodzakelijk. Bij deze motivering dient rekening gehouden te worden met de milieugebruiksruimte die een bedrijf mag gebruiken. Vanuit zijn vergunning heeft een bedrijf rechten verkregen ten aanzien van zijn milieugebruiksruimte. Deze rechten mogen niet zomaar worden geschonden.


In het kader van de woningbouwontwikkeling in het plangebied Steegsche Velden-oost is slechts de hindercontour van het glastuinbouwbedrijf (Hokkelstraat 50) bepalend. Het betreft een bedrijf dat meldingsplichtig is in het kader van de AMvB Glastuinbouw.

Het betreffende bedrijf is inmiddels door de gemeente aangekocht. Op 15 juli 2009 respectievelijk 13 oktober 2009 is daartoe de koopovereenkomst getekend. Ter uitvoering hiervan is op 25 november 2009 de notariële akte van levering gepasseerd. Op basis van de koopovereenkomst wordt het gebruik per 1 mei 2011 beëindigd. Dit betekent dat op het moment dat de werkzaamheden voor de ontwikkeling van het woongebied ter hoogte van de spuitcirkel in gang worden gezet, de spuitcirkel van het glastuinbouwbedrijf niet meer aanwezig is. Met de spuitcirkel behoeft dan ook geen rekening meer te worden gehouden.

3.5.4 Bodemkwaliteit

Vooronderzoek

Milieutechnisch Adviesbureau Heel heeft in oktober 2008 een vooronderzoek uitgevoerd naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van het totale plangebied Aarle-Steegsche Velden. Het volledige onderzoek is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Het plangebied Steegsche Velden-oost maakt deel uit van dit onderzoek.


Momenteel heeft het plangebied een overwegend agrarisch gebruik. De toekomstige functie van het gebied, na wijziging van de bestemming, zal wonen zijn.


Het vooronderzoek heeft zich beperkt tot het verzamelen van de historische informatie zoals aanwezig is in het archief van de gemeente Best. Hiertoe zijn alle dossiers van de locaties binnen de grenzen van het plangebied ingezien en is informatie verkregen over bouw- en sloopvergunningen, milieuvergunningen, uitgevoerde bodemonderzoeken, mogelijke calamiteiten, aanwezigheid van (voormalige) boven- en ondergrondse tanks en opslag van overige milieugevaarlijke stoffen. Doel van het vooronderzoek is vaststellen of binnen het plangebied deellocaties voorkomen welke verdacht zijn op het voorkomen van bodemverontreiniging. Op basis van het vooronderzoek kan een invulling worden gegeven aan vervolgonderzoek (verkennend / nader bodemonderzoek) om te komen tot een bodemonderzoek dat dekkend is voor het gehele plangebied.


Ten aanzien van het onderhavige plangebied Steegsche Velden-oost is geconcludeerd dat ter plaatse van Hokkelstraat 50 plaatselijk in meer of mindere mate overschrijdingen van de maximale waarde voor wonen in de grond plaatsvinden. Daarnaast zijn interventiewaarde-overschrijdingen met minerale olie en/of aromaten in het grondwater aangetoond ter plaatse van locatie Hokkelstraat 50. Deze locatie is derhalve verdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging.


Uit het dossieronderzoek blijkt dat ter plaatse van Hokkelstraat 54 diesel in een bovengrondse tank (600 liter met handpomp) boven een lekbak wordt opgeslagen. Op deze lekbak wordt ook hydraulische smeerolie in drums opgeslagen. Daarnaast vindt inpandig op een klinkerverharding stalling van landbouwmachines plaats.


Verkennend bodemonderzoek

Op basis van het vooronderzoek is vervolgens door Milieutechnisch Adviesbureau Heel een verkennend (water)bodemonderzoek uitgevoerd voor de gronden in fase 1 van het te ontwikkelen woongebied Aarle-Steegsche Velden. Het volledige onderzoek is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.


Het doel van het onderzoek was aan te tonen dat de (water)bodem (grond en/of grondwater) ter plaatse van de onderzochte percelen redelijkerwijs gesproken geen verontreinigingen bevat die schadelijk zijn voor de volksgezondheid en/of milieu in het algemeen en zodoende enige beperking of belemmering kunnen vormen ten aanzien van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging.


Op basis van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat binnen de grenzen van het plangebied fase 1 de bodem- en grondwaterkwaliteit voldoet aan de beoogde woonfunctie met uitzondering van een gedeelte van de gronden van Hokkelstraat 54. Hier zijn verhoogde gehalten aan PAK, PCB's en/of minerale olie aangetoond.


Verkennend bodemonderzoek Hokkelstraat 50

Op basis van het vooronderzoek is door Lankelma Ingenieursbureau een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de percelen behorende bij Hokkelstraat 50.Het volledige onderzoek is als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

Uit de analyseresultaten blijkt dat in 1 grondwatermonster een verhoogde concentratie nikkel is aangetroffen.

Formeel gezien is de bodem niet geheel vrij van bodemverontreinging en is een nader bodemonderzoek noodzakelijk naar het voorkomen van nikkel in het grondwater. Dit wordt echter niet zinvol geacht om de navolgende redenen:

  • in de vaste bodem wordt geen verhoging van de desbetreffende parameter aangetoond. Er zal derhalve geen sprake zijn van een bron op de locatie die in verband kan worden gebracht met de aangetoonde verontreiniging;
  • in de huidige situatie zijn geen humane risico's;
  • alhoewel in de gemeente Best geen bodemgebruikswaarden zijn vastgesteld voor het grondwater, blijkt uit eerder uitgevoerde onderzoeken in de regio dat er hier in het grondwater vaker (sterk) verhoogde gehalten aan zware metalen voorkomen. In het algemeen kan worden gesteld dat er in de regio lokaal verhoogde gehalten voorkomen zonder dat er een mogelijke bron in de directe omgeving aanwezig is.

Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van de bovengrondse dieseltank de milieuhygiënische bodemkwaliteit slechts marginaal heeft beïnvloed.

Aan de hand van het totaal aan resultaten kan worden geconcludeerd dat er uit bodemkwaliteitsoogpunt geen beperkingen bestaan ten aanzien van het handhaven van de huidige bestemming dan wel een wijziging hiervan.


Nader bodemonderzoek Hokkelstraat 54

Op basis van het verkennend bodemonderzoek is vervolgens een nader onderzoek uitgevoerd op de percelen van Hokkelstraat 54 om de omvang van de verontreiniging welke niet voldoet aan bodemfunctieklasse 'wonen' en, indien van toepassing, de spoedeisendheid van de verontreiniging vast te stellen.


Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bodem onder de klinkerverharding tussen de stallen sterk verhoogde PAK gehalten zijn aangetoond. Het oppervlak waarbinnen sterk verhoogde gehalten met PAK zijn aangetoond bedraagt 615 m². Bij een verspreidingsdiepte van 1 meter en plaatselijk 1,5 meter beneden maaiveld kan de omvang berekend worden op ca. 775m³. De verontreiniging is zeer waarschijnlijk het gevolg van het aanbrengen van een asfalt (teerhoudend)/puinverharding tijdens de bouw van een varkensstal.


Daarnaast zijn er in het onderzoeksgebied licht verhoogde gehalten van PAK, PCB's en/of minerale olie aangetoond welke de bodemfunctieklasse wonen overschrijden. Het oppervlak waarbinnen overschrijdingen zijn aangetoond, bedraagt ca. 375 m². Bij een verspreidingsdiepte van 1 meter en plaatselijk 1,5 meter beneden maaiveld kan de omvang berekend worden op ca. 470 m³. De verontreiniging is mogelijk het gevolg van de aanwezigheid van een stookplaats ter plaatse.


Tot slot is er een oliespot aangetroffen. Deze oliespot is mogelijk het gevolg van lekverliezen van voertuigen tere plaatse.


Op basis van de omvangsbepaling is sprake van een 'geval van ernstige bodemverontreiniging' voor de parameter PAK. Op basis van de verhoogde gehalten PAK in de grond is een risicobeoordeling uitgevoerd met behulp van het programma Sanscrit. Hierbij is uitgegaan van het huidige gebruik als bedrijfslocatie. Als verontreinigd oppervlak voor de parameter PAK is het totaal verontreinigd oppervlak aangehouden 9615 m²). Eindconclusie van de toetsing met Sanscrit is: er is een geval van ernstige verontreiniging maar de locatie hoeft niet met spoed te worden gesaneerd.


In het kader van het bestemmingsplan en/of eigendomsoverdracht wordt geadviseerd rekening te houden met de geconstateerde bodemverontreinigingen. De geconstateerde verontreinigingen voldoen niet aan de bodemfunctieklasse wonen, waardoor voor woongebruik sanering van de bodem van toepassing is. Voor het uitvoeren van de saneringswerkzaamheden dient formeel een saneringsplan te worden opgesteld dat ter beschikking wordt ingediend bij het Bevoegd Gezag, in deze de Provincie Noord-Brabant.

3.5.5 Luchtkwaliteit

Wet milieubeheer

Door de Europese Unie zijn maximale waarden voor de concentraties van verschillende luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht vastgesteld. Deze zijn in de vorm van grenswaarden vastgelegd in verschillende Europese richtlijnen en overgenomen in nationale regelgeving. In Nederland zijn deze eisen per 15 november 2007 opgenomen in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden daarom in de regel aangeduid als "Wet luchtkwaliteit".


In de afgelopen decennia is de luchtkwaliteit in Nederland door een groot aantal Europese en nationale maatregelen sterk verbeterd en wordt aan de meeste van deze grenswaarden voldaan. Echter, aan de grenswaarden voor fijn stof (PM10) kan Nederland nog niet overal voldoen. Ook zou Nederland per 2010 niet overal hebben kunnen voldoen aan de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2).


Op 7 april 2009 heeft de EU echter derogatie (uitstel) verleend van de termijn waarop aan de eisen voor luchtkwaliteit voldaan moet worden. Door deze derogatie zijn de ingangsdata van deze grenswaarden inmiddels verzet naar medio 2011 (voor fijn stof) en 2015 (voor stikstofdioxide).


Via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit alsnog te realiseren binnen de derogatietermijn. Het NSL is opgesteld op basis van artikel 5.12 van de "Wet luchtkwaliteit".


Grenswaarden

Na derogatie heeft een aanpassing van de Nederlandse luchtkwaliteitseisen plaats kunnen vinden. In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10), de normen voor deze maatgevende stoffen zijn als volgt:


Huidige eis (na derogatie)

  • stikstofdioxide (NO2): grenswaarde 60 microgram/m3
  • fijn stof (PM10): grenswaarde 48 microgram/m3
  • aantal toegestane overschrijdingen van de 75 g/m3 PM10 grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde: 35 dagen per jaar


Toekomstige eis

  • stikstofdioxide (NO2): grenswaarde 40 microgram/m3 vanaf 1 januari 2015
  • fijn stof (PM10): grenswaarde 40 microgram/m3 vanaf 2011
  • aantal toegestane overschrijdingen van de 50 g/m3 PM10 grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde: 35 dagen per jaar


NSL

Op 10 juli 2009 heeft de Ministerraad het NSL vastgesteld. Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden.

Het NSL bevat nationale, regionale en lokale maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Die maatregelen zijn gericht op het halen van de grenswaarden voor PM10uiterlijk medio 2011 en NO2 uiterlijk 1 januari 2015. De omvang van het maatregelenpakket is mede afgestemd op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren.

Daarmee biedt het NSL ook een onderbouwing aan die projecten voor luchtkwaliteit.

Projecten die gedurende de looptijd van het NSL "in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht (IBM projecten) zijn expliciet in het NSL opgenomen. Kleinere projecten die "niet in betekenende mate" bijdragen (NIBM projecten) zijn in het NSL verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling. Het NSL omvat daarmee alle cumulatieve effecten van (voorgenomen) activiteiten op de luchtkwaliteit.


In het NSL wordt gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak waarbij de projecten en maatregelen binnen een programmagebied (de Provincie Noord-Brabant bijvoorbeeld) met elkaar in balans moeten zijn. Met andere woorden: de IBM-projecten die in het NSL zijn opgenomen, moeten worden gecompenseerd door de maatregelen die de gezamenlijke overheden gaan treffen.


Bevoegdheden

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) mede van belang. Op grond van artikel 5.16, eerste lid van de Wet milieubeheer kan een besluit met het oog op de luchtkwaliteit namelijk doorgang vinden op een of meer van de daar genoemde gronden waarbij in lid 1 onder d wordt verwezen naar een programma als bedoeld in artikel 5.12 of 5.13. Het NSL is een programma als bedoeld in dat lid.

Dat wil zeggen dat een ontwikkeling die onderdeel uitmaakt van het NSL op grond van artikel 5.16 lid 1 onder d doorgang kan vinden zonder verdere toetsing.


Plan Aarle-Steegsche Velden-oost

Uit bijlage 8 van het NSL blijkt dat het plan Aarle-Steegsche Velden-oost als IBM project is aan te merken. Het plan is aangemeld in het NSL onder ID nummer 569 met omschrijving: Best (ten westen van Salderes).


Beoordeling

Algemeen

In het kader van de ruimtelijke procedure dient enerzijds rekening te worden gehouden met de ter plekke heersende luchtkwaliteit en anderzijds met het effect van het plan op de luchtkwaliteit.


Heersende luchtkwaliteit

De heersende luchtkwaliteit is beoordeeld aan de hand van de concentraties van de maatgevende stoffen zoals opgenomen op de Grootschalige Concentratiegegevens Nederland (GCN) kaarten van het Milieu en Natuur Planbureau (MNP). Deze gegevens zijn verwerkt in de database van programma CAR II (versie 8.1). Uit de gegevens in de CAR database blijkt dat zowel de achtergrondconcentratie PM10 als NO2 ter plekke van het plangebied ruim minder dan 30 g/m3 bedraagt; dit geldt zowel in de huidige situatie als in de toekomstige prognosejaren.

Tevens blijkt hieruit dat het aantal overschrijdingen van de (toekomstige) 50 g/m3 PM10 grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde ter plekke van het plangebied (zonder zeezout-correctie) minder dan 18 bedraagt. Dat is ruim minder dan het toegestane aantal van 35 dagen per jaar.


De resultaten zijn grafisch weergegeven in de volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01_0011.png"


Invloed plan

Aangezien het plan onderdeel uitmaakt van het NSL zijn er op grond van artikel 5.16 lid 1 onder d van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) geen belemmeringen ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.


Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de concentratie van de maatgevende stoffen ter plekke van het plan ruimschoots minder dan de norm bedraagt.

Daarnaast is het plan in het NSL opgenomen waardoor de invloed van het plan op de luchtkwaliteit via maatregelen in het NSL wordt gecompenseerd. Op grond van artikel 5.16 lid 1 onder d van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) kan het plan daarom doorgang vinden.


Geconcludeerd kan worden dat er uit het oogpunt van luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de planontwikkelingen.

3.5.6 Externe veiligheid: verantwoording groepsrisico

Inleiding

Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan dient het groepsrisico verantwoord te worden indien het boven de Oriënterende Waarde Inrichtingen (OWI) uitstijgt of indien het groepsrisico significant toeneemt.

Voor het bestemmingsplan Steegsche Velden-oost ligt het groepsrisico in de huidige situatie onder Oriënterende Waarde Inrichtingen (OWI). Het groepsrisico neemt nauwelijks tot niet zichtbaar toe als gevolg van de ontwikkeling.

De verantwoording van het groepsrisico wordt gedaan door het bevoegd gezag (gemeente Best), waarbij een afweging wordt gemaakt tussen het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen.

Het is daarvoor nodig, dat de hoogte van het groepsrisico bekend is en tevens de bijdrage van het ruimtelijk plan aan het groepsrisico. Er moet inzicht gegeven worden in de mogelijke en de genomen maatregelen om het groepsrisico te beperken en/of om de bestrijdbaarheid van een mogelijke ramp te verbeteren. Hiervoor is de regionale brandweer wettelijk adviseur.

Er is onderzoek verricht naar de aspecten van externe veiligheid. Het onderzoek van Oranjewoud (d.d. oktober 2009) betreft het plangebied Aarle-Hokkelstraat. Het plangebied Steegsche Velden-oost maakt onderdeel uit van het plangebied Aarle-Hokkelstraat in het onderzoek externe veiligheid van Oranjewoud. De hier vermelde informatie over risico's en invulling van het plangebied is ontleend aan dat onderzoek.


Toetsingskader

De geplande ontwikkeling wordt behalve aan het wettelijk kader ook getoetst aan de gemeentelijke beleidsvisie Externe Veiligheid (SRE Milieudienst, 16 juli 2009, vastgesteld 22 september 2009). Hierin zijn randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe situaties. In een multidisciplinaire projectgroep heeft een afwegingsproces plaatsgevonden dat geleid heeft tot strategische uitgangspunten. Met betrekking tot nieuwe ruimtelijke ontwikkeling luidt deze:

Bij nieuwe situaties wordt effectgericht beleid gevolgd. Dit is gericht op het verminderen van de gevolgen van een mogelijk incident (de kans wordt dus niet verminderd). Hiermee worden de ruimtelijke consequenties van externe veiligheid in kaart gebracht en wordt door het treffen van maatregelen en ruimtelijke ordening een zo veilig mogelijke leefsituatie geschapen.  

Het plangebied behoort tot het gebiedstype “gemengd gebied” waarbij het volgende afwegingskader geldt:

Ambitieniveau 'gemengd' m.b.t. plaatsgebonden risico  
Beperkt kwetsbare objecten, waarvoor richtwaarden gelden in plaats van grenswaarden, mogen in nieuwe situaties binnen de PR 10-6-contour van een bedrijf of transportas liggen, mits hiervoor gewichtige redenen zijn. In de risicobenadering worden de volgende onderwerpen onderzocht.
1. identificatie van de risico's;
2. risicoanalyse;
3. toetsing van de risico's aan normen;
4. risicoreductie en aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening.

Voor bestaande situaties geldt het stand-still principe.
 
Ambitieniveau 'gemengd' m.b.t. groepsrisico  
Het groepsrisico mag niet toenemen. In geval van gewichtige redenen mag die aangevuld worden tot aan de oriëntatiewaarde.  

Het bestemmingsplan Steegsche Velden-Oost voldoet aan de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01_0012.png"

Ligging van het plangebied

Het plangebied Steegsche Velden-oost ligt ten noorden van de kern Best en heeft een oppervlakte van ca. 16 hectare. Het gebied wordt begrensd door de afrit Best-West (27) van de A2 aan de oostzijde, de Hokkelstraat en de Ringweg aan de west- en zuidzijde en de Nieuwe Dijk aan de noordzijde. Het plangebied maakt onderdeel uit van het plan Aarle-Hokkelstraat. Binnen het plangebied Hokkelstraat-Oost wordt de bouw van ca. 25 woningen per hectare mogelijk gemaakt.


Risico's voor externe veiligheid

Langs het plangebied van Steegsche Velden-Oost loopt de snelweg A2. Verder verwijdert van het plangebied loopt de spoorlijn met vervoer van gevaarlijke stoffen en een defensieleiding. De ligging van de risicobronnen is weergegeven op de risicokaart (zie onderstaande figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01_0013.png"

Ligging defensie leiding (rode/zwarte strepen) en deel

plangebied ( rode lijn). Spoorlijn (smal zwart/geel).

Snelweg (breed geel/zwart)


Brandstofleiding

De brandstofleiding ligt buiten het invloedsgebied van het plangebied. Deze afstand is ruim 500 meter.

Om deze reden wordt de brandstofleiding hier niet meer verder beschouwd.


Spoorlijn

De spoorlijn is wel van invloed op het plan omdat hier diverse scenario's en invloedsgebieden gelden. Het scenario warme BLEVE hoeft hier niet beschouwd te worden omdat het plangebied buiten het invloedsgebied van dit scenario valt.


Scenario toxische wolk is wel van invloed op het plangebied. Het plangebied ligt binnen het effectgebied van dit scenario. Het scenario plasbrand kan buiten beschouwing gelaten worden omdat het invloedsgebied van 30 meter, vanaf het spoor, buiten het plangebied valt.


Plaatsgebonden risico

Van het spoortraject Eindhoven-Boxtel is berekend wat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is.


afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01_0014.png"

Uit berekening in het risicoberekeningsmodel RBM II blijkt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen een plaatsgebondenrisicocontour van 10-6 per jaar oplevert van circa 14 meter. De contour reikt niet over het plangebied.


Groepsrisico

Voor het plangebied is het groepsrisico van de huidige en toekomstige situatie over de meest risicovolle kilometer berekend. Het groepsrisico van het spoor stijgt niet omdat het buiten het invloedsgebied van het scenario warme BLEVE valt.


Snelweg A2

Uit de berekening voor A2 blijkt dat geen PR 10-6 contour aanwezig is. Aan de basisveiligheidsnorm wordt voldaan. Het groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde. Door het bestemmingsplan neemt het groepsrisico nauwelijks tot niet zichtbaar toe.


afbeelding "i_NL.IMRO.0753.bpSteegscheV2011-VG01_0015.png"


Brandweeradvies

Op 30 juni 2010 (kenmerk 10u01620) heeft de Veiligheidsregio advies uitgebracht. Echter bij dit advies zijn verkeerde aannames gedaan m.b.t. het plangebeid. De Veiligheidsregio is er vanuit gegaan dat het plangebied tegen het spoor gelegen was. Hierdoor zijn maatregelen in het advies opgenomen welke niet relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Na een gesprek met de Veiligheidsregio (dhr. J.Oosterwegel) zijn de onjuiste aannamen besproken en rechtgezet. De Veiligheidsregio vond een aangepast advies niet nodig. Daarom wordt per geadviseerde maatregel aangegeven of deze relevant is voor het plangebied.


Onderstaande maatregelen worden door de Veiligheidsregio geadviseerd:


Bestemmingsplan

  • Het groepsrisico volledig te verantwoorden en deze uitwerking op te nemen in de veiligheidsparagraaf van de plantoelichting; Reactie: akkoord
  • De afstand tussen risicobron en risico-ontvanger vergroten, met name bij de onderwijsvoorziening. Reactie: De onderwijsvoorziening komt in het plangebied Aarle-Hokkelstraat en is genoemd in het onderzoek externe veiligheid van Oranjewoud. Echter voor dit plangebied is geen onderwijsvoorziening opgenomen en is deze maatregel niet van toepassing.
  • Het plasbrandaandachtsgebied langs de A2 en het spoor op te nemen op de verbeelding. Reactie: het plasbrandaandachtsgebied van het spoor is niet relevant. Dit is een afstand van 30 meter. Het spoor ligt ruim 500 meter van het plangebied af. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) van de snelweg is ook 30 meter. Deze 30 meter komt niet voorbij de parallelweg Liempdseweg. Het heeft in dit geval geen meerwaarde om het PAG op de verbeelding op te nemen.


Openbare ruimte

  • Voor een optimale bluswatervoorziening is langs het spoor aan de zijde van het plangebied over een lengte van 360 meter behoefte aan een bluswater-voorziening van ten minste 2 x 90 m3 per uur (waterleiding of geboorde putten); Reactie: Het plangebied grenst niet aan het spoor. Deze maatregel speelt wel bij het plangebied Aarle-Hokkelstraat. Voor Steegsche Velden-Oost geldt deze maatregel niet.
  • In het plangebied dient een adequate primaire bluswatervoorziening aangelegd te worden met om de 80 meter een hydrant met een wateropbrengst van minimaal 60 m3 per uur (conform NVBR brancherichtlijn Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid); Reactie: Is gelijk aan het advies van Brandweer Best en dient bij de uitvoering gerealiseerd te worden.
  • Voor de alarmering bij een calamiteit is het belangrijk dat een Waarschuwings- en AlarmeringsSysteem (WAS) in het gebied functioneert; Reactie: In het plangebied staat geen WAS paal. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken plaatst geen nieuwe palen bij. Er is een nieuw landelijk systeem in ontwikkeling waarbij burgers geïnformeerd worden bij calamiteiten.
  • Onderzoeken of de aanrijtijden voor de hulpdiensten kunnen verbeteren door lokale verkeersmaatregelen. Reactie: De geprojecteerde bestemmingen hebben een opkomstnorm van 10 minuten. Conform het dekkingsplan is de Brandweer binnen 9 minuten ter plaatse. Dit zou voldoende moeten zijn indien de huidige infrastructuur niet veranderd en de nieuwe infrastructuur voldoet aan het beleid "Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid Gemeente Best". Ten aanzien van dit advies is men vanuit de Veiligheidsregio bezig om de opkomsttijden te onderzoeken en mogelijke verbetervoorstellen te doen.
  • Bij de inrichting en vormgeving van de weginfrastructuur dient ook rekening gehouden te worden met de bereikbaarheidseisen van de hulpdiensten door toepassing te geven aan de NVBR brancherichtlijn Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid wat betreft wegprofiel, minimale breedte en bochtstralen. Reactie: Brandweer Best heeft dit ook geadviseerd. De bereikbaarheid naar het plangebied is goed. Echter de infrastructuur in het plangebied voldoet niet. De bochtstralen van het plangebied voldoen, maar de rijbaanbreedte is veel te smal. Gevolg is dat de bereikbaarheid voor de brandweer in dit gebied slecht is. Er is dus geen zekerheid te geven of de brandweer binnen de gestelde 10 minuten aanwezig kan zijn.


Bestemmingsplan

  • 1. Het groepsrisico van de ondergrondse brandstofleiding dient berekend te worden; Reactie: Niet van toepassing voor dit plangebied. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de buisleiding
  • 2. Het groepsrisico van zowel de buisleiding als van het spoortransport volledig te verantwoorden en deze uitwerking op te nemen in de veiligheidsparagraaf van de plantoelichting; Reactie: Niet van toepassing. Spoor en buisleiding liggen te ver van het plangebied af.
  • 3. Op grond van de bouwverordening vastgestelde beleidsregels ten aanzien van bereikbaarheid en bluswater niet buiten werking te stellen en artikel 12.1 van de Algemene regels hier zo nodig op aan te passen. Reactie: Toets bereikbaarheid en bluswater conform het in Best vastgestelde beleid.
  • 4. Voor een optimale bluswatervoorziening is langs het spoor aan de zijde van het plangebied over een lengte van 360 meter behoefte aan een bluswatervoorziening van ten minste 2 x 90 m3 per uur (waterleiding of geboorde putten); Reactie: Niet van toepassing op dit plangebied.
  • 5. In het plangebied dient een adequate primaire bluswatervoorziening aangelegd te worden met om de 80 meter een hydrant met een wateropbrengst van minimaal 60 m3 per uur (conform NVBR brancherichtlijn Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid); Reactie: Is gelijk aan het advies van Brandweer Best en dient bij de uitvoering gerealiseerd te worden.
  • 6. Bij de inrichting en vormgeving van de weginfrastructuur dient ook rekening gehouden te worden met de bereikbaarheidseisen van de hulpdiensten door toepassing te geven aan de NVBR brancherichtlijn Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid wat betreft wegprofiel, minimale breedte en bochtstralen. Reactie: Brandweer Best heeft dit ook geadviseerd. De bereikbaarheid naar het plangebied is goed. Echter de infrastructuur in het plangebied voldoet niet. De bochtstralen van het plangebied voldoen, maar de rijbaanbreedte is veel te smal. Gevolg is dat de bereikbaarheid voor de brandweer in dit gebied slecht is. Er is dus geen zekerheid te geven of de brandweer binnen de gestelde 10 minuten aanwezig kan zijn.


Verantwoording van het groepsrisico

Het beleid ten aanzien van het groepsrisico van de gemeente Best is gerelateerd aan het gebiedstype. Het onderhavige plangebied is aangemerkt als "risicoluw gebied'. Voor dit gebiedstype geldt dat een toename van het groepsrisico niet is toegestaan, mits er gewichtige reden zijn. De ontwikkeling zorgt voor een nauwelijks waarneembare stijging van het groepsrisico, zie tabel onder het kopje Snelweg A2.


Alternatieven voor ruimtelijke ontwikkeling

Ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling en de daarbij van belang zijnde redenen kan het volgende worden opgemerkt.


De gemeente Best heeft de regionale woningbouwtaak om tot 2020 te voorzien in de ontwikkeling van 2.636 woningen. Het regionaal woningbouwprogramma is gebaseerd op demografische prognoses van de provincie. Om te voldoen aan deze taak heeft de gemeente Best o.m. de nieuwe woonlocatie Steegsche Velden-oost in ontwikkeling genomen, welke voorziet in de realisatie van 200 grondgebonden woningen, waaronder 55 sociale woningen.


Ten aanzien van de locatiekeuzes in relatie tot de woningbouwtaak kan worden aangegeven dat de beschikbaarheid van mogelijke uitbreidingslocaties aanzienlijk wordt ingeperkt door hogere wetgeving.


Zo schrijft de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant voor, op welke locaties nog nieuwe stedelijke ontwikkeling mag plaatsvinden. Voor Best is dit per Verordening beperkt tot Aarle, Steegsche Velden (voorheen Hokkelstraat), Dijkstraten en de locatie ten noorden van De Nieuwe Heide. De gemeenteraad van Best heeft aangegeven dat zij een 'sprong over de A2' niet voorstaan, omdat dit zou leiden tot een situatie waarin een deel van de bebouwde kom van Best komt te liggen aan de overzijde van de A2.


Vanwege het feit dat de woningbouwbehoefte regionaal wordt ingevuld, zijn alle mogelijke woon- en werklocaties in het westelijk deel van de stadsregio Eindhoven in 2007 afzonderlijk en in onderlinge samenhang beoordeeld en afgewogen in een milieueffectrapportage (de zgn. MER-West). De locaties Aarle, Steegsche Velden (voorheen Hokkelstraat), Dijkstraten scoorden daarbij in de regionale afweging bovengemiddeld goed.


Tenslotte is specifiek ten behoeve van de ontwikkeling van Aarle, Steegsche Velden en Dijkstraten een Milieu Effect Rapport (MER) voor de locatie opgesteld, waarin de milieueffecten van de ontwikkeling zijn geïnventariseerd en beoordeeld. De MER is vastgesteld door de gemeenteraad van Best op 19 april 2010.


Bestrijdbaarheid van een incident

In algemene zin kan gesteld worden dat het maatgevende rampscenario A2 (warme BLEVE (= BLEVE Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion, in dit geval een LPG gaswolk explosie)) in het gebied (gelet op o.a. de bebouwingsdichtheid) een omvang zal hebben die het bestuurlijk vastgestelde niveau van hulpverlening volgens het Regionaal Beheersplan Rampenbestrijding zal overstijgen. Tot geruime tijd na een incident valt een dergelijk ongevalscenario niet te beheersen. Dit zogeheten restrisico maakt daarmee onderdeel uit van de verantwoording van het groepsrisico.


Bereikbaarheid

Voor de brand- en incidentbestrijding is bereikbaarheid een belangrijk onderwerp. Het plangebied Steegsche Velden-Oost is getoetst aan het gemeentelijke beleid Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid. De bereikbaarheid is met de huidige stedenbouwkundige opzet onvoldoende. Door de smalle rijbanen in het plan van maximaal 4,4 meter kunnen bochten net gemaakt worden. Voor woonwijken is voor een onbelemmerende doorgang, voor hulpdiensten, een minimale rijbaanbreedte (exclusief parkeergelegenheid) van 6 meter vereist. Echter met een rijbaanbreedte van 4,4 meter wordt, door tegemoetkomend verkeer of door geparkeerde voertuigen deels op de rijbaan, de doorgang versperd. De bereikbaarheid voor hulpdiensten is hierdoor in dit plan slecht. Een gevolg hiervan is dat de gestelde opkomsttijd van 10 minuten niet gegarandeerd is.


Bluswatervoorziening in het plangebied

Uitgangspunt is dat de bluswatervoorziening voldoet aan de handleiding "Bluswatervoorziening en bereikbaarheid Gemeente Best", deze is gebaseerd op de handleiding van de NVBR. Bij realisatie wordt hieraan getoetst.


Mogelijkheden voor zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote slachtofferaantallen bij een incident te voorkomen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. De mogelijkheden van zelfredzaamheid zijn afhankelijk van het maatgevende rampscenario, in dit geval een (dreigende) warme BLEVE.


Mogelijkheden van zelfredzaamheid bij een dreigende BLEVE

Binnen de 150 meter zijn personen (ook in gebouwen) onvoldoende beschermd tegen de gevolgen van een BLEVE. Een 'warme' BLEVE treedt, afhankelijk van o.a. de aanstraling en de vullingsgraad van de tank, binnen een tijdsbestek van ongeveer 8 tot 20 minuten op, waarbinnen vluchten de enige optie is. Door een tijdige waarschuwing kunnen deze mensen proberen zo snel mogelijk afstand tot de risicobron te nemen. Op een afstand van tenminste 300 meter zijn de effecten van een BLEVE verminderd tot 1% letaal. Tijdige alarmering (indien mogelijk) is dus van cruciaal belang. In het geval van een 'koude' BLEVE is er geen tijd om te vluchten en zullen alle personen in het plangebied binnen circa 150 meter slachtoffer worden. Buiten de 150 meter is, in het geval van een BLEVE, schuilen in een gebouw of woning in beginsel de beste manier om de calamiteit te overleven. Daarvoor is het zaak een veilige plek binnen een gebouw op te zoeken buiten het bereik van rondvliegend glas. Na afloop van de BLEVE dient het gebied ontvlucht te worden om effecten door de secundaire branden te vermijden.


Maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid

In het plangebied Steegsche Velden-oost zijn alleen woningen toegestaan. In het plan zijn geen functies opgenomen voor doelgroepen welke vermindert zelfredzaam zijn. Daarnaast is het plangebied te ontvluchten van de risicobron af.


Restrisico

Het treffen van genoemde maatregelen leidt tot een verbetering van de veiligheidssituatie. Echter de slechte bereikbaarheid verslechtert het repressief optreden in dit plangebied. Daarnaast is het optreden van een incident waarbij de effecten niet bestrijdbaar zijn binnen de regionaal beschikbare capaciteit voor de rampenbestrijding ook niet uitgesloten. De gemeenteraad van Best heeft dit restrisico expliciet aanvaard in het besluit van 14 december 2010.