direct naar inhoud van Artikel 9 Dienstverlening
Plan: Centrum, stationsgebied e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.BPcentrumstationeo-VG01

Artikel 9 Dienstverlening

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 4', tevens horecabedrijven tot en met categorie Horeca 4;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - molen', tevens een molen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang', tevens een onderdoorgang;
  • f. bestaand wonen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', uitsluitend parkeervoorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', tevens behoud van cultuurhistorische waarden;

met de daarbijbehorende:

  • i. wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. tuinen en erven;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan ten behoeve van de in artikel 9.1 omschreven bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 40 graden en maximaal 60 graden;
  • e. aanvullende nieuwbouw van woningen is niet toegestaan.
9.2.2 Aanbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen gelegen buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen en achter het bouwvlak;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen te worden gebouwd op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw. Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen in of op een kleinere afstand achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw geldt de bestaande afstand als minimaal aan te houden afstand tot de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
  • c. de gronden buiten het bouwvlak, die zijn gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd.
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, bedraagt per perceel niet meer dan voor:
    • 1. percelen kleiner dan 300 m²: 70 m²;
    • 2. percelen gelijk aan of groter dan 300 m²: de onder 1 genoemde oppervlakte vermeerderd met 10% van de overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan aanbouwen en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 250 m².
    • 3. De oppervlakte per bijgebouw mag niet meer bedragen dan 70 m².
  • e. de maximale goothoogte bedraagt 3 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 meter.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
    • 2. erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw, waarbij de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
    • 3. vlaggenmasten, waarbij de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt.
  • b. Voor het bouwen van overkappingen zijn de bepalingen van artikel 9.2.2 overeenkomstig van toepassing met dien verstande dat lid d niet van toepassing is.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijken met betrekking tot de dakhelling

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.1 lid c voor het realiseren van een minder steile dakhelling dan 30 graden, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt bevonden.

9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Aan-huis-verbonden beroep

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. de vloeroppervlakte voor aan huis verbonden beroepen mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 80 m²;
  • b. er zijn uitsluitend beroepsactiviteiten toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst aan huis verbonden beroepen, zoals opgenomen in Bijlage 2 (niet limitatieve lijst);
  • c. detailhandel is niet toegestaan;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
  • f. reclame-uitingen zijn niet toegestaan, behalve hetgeen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is toegestaan;
  • g. het aan huis verbonden beroep dient te worden uitgeoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand;
  • h. kleinschalige bedrijvigheid is niet toegestaan.
9.5.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. grow-, smart- en coffeeshops;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  • d. risicovolle inrichtingen;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. het is niet toegestaan (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Kleinschalige bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in artikel 9.5.1 lid b voor het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige bedrijvigheid, mits:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • b. detailhandel niet is toegestaan;
  • c. er geen milieuvergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten plaatsvinden;
  • d. er geen onevenredige aantasting van het woonklimaat plaats vindt;
  • e. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de lijst kleinschalige bedrijvigheid zoals opgenomen in bijlage 2 (niet limitatieve lijst);
  • f. buitenopslag niet is toegestaan;
  • g. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 80 m²;
  • h. reclame-uitingen niet zijn toegestaan, behalve hetgeen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is toegestaan;
  • i. de kleinschalige bedrijvigheid uit wordt geoefend door een bewoner (ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie) van het pand.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de aanduiding 'horeca tot en met horeca categorie', 'cultuurhistorische waarden', 'dienstverlening', 'horeca tot en met horeca categorie 4', 'specifieke vorm van detailhandel - slachterij', 'garage', 'parkeerterrein', 'specifiek vorm van detailhandel - tapijtcentrum' of 'detailhandel volumineus' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de aangeduide functie, in voorkomend geval na beëindiging van het aangeduide gebruik, daartoe aanleiding geeft.

9.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.