Plan: | Gageldonk - Vijverberg Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0748.BP0257-0301 |
Gageldonk-West is een na-oorlogse woonwijk aan de oostzijde van de binnenstad van Bergen op Zoom. In het kader van de stedelijke vernieuwingsopgave zal door middel van een herstructurering van de wijk een sociaalmaatschappelijke en fysieke kwaliteitsverbetering aangebracht worden in de wijk.
Hoofdgedachte is het inzetten van een vernieuwingsproces waarbij kansen op ruimtelijk, duurzaam, economisch, cultureel en sociaal-maatschappelijk gebied optimaal worden benut. Doel van het herstructurering is op het voor langere tijd waarborgen/veiligstellen van het woon- en leefklimaat in de wijk. Deze doelstelling wordt ingevuld door opwaardering van het openbaar gebied, upgrading van bestaande woningen en sloop van woningen met vervangende nieuwbouw. Hiervoor hebben gemeente en Stadlander een Masterplan opgesteld in 2011. De herstructurering is opgedeeld in verschillende fases. Voor de Vijverberg Zuid is in het vigerende bestemmingsplan Gageldonk-West uit 2013 al rekening gehouden met een herontwikkeling uit het masterplan.
Echter op basis van nieuwe inzichten zijn de plannen gewijzigd en passen deze niet meer in het vigerende bestemmingsplan. In het nieuwe stedenbouwkundig ontwerp zijn er 12 bestaande eengezinswoningen behouden, is er meer ruimte voor eengezinswoningen en levensloopbestendige woningen en zijn het aantal appartementen verminderd. Hierdoor ontstaat een gevarieerd woningaanbod voor verschillende doel- en inkomensgroepen. Daarnaast is er een betere aansluiting van de openbare ruimten in relatie tot het groen, wonen en omliggende bebouwing. Hiervoor dient dan ook een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.
Belangrijk uitgangspunt in de herontwikkeling is dat het aantal woningen bij de herstructurering nagenoeg gelijk blijft (van 133 naar 131 woningen). Na realisatie van de herontwikkeling zullen twee woningen minder terug gebouwd worden, dan in totaal worden gesloopt. Om deze ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is onderhavig bestemmingsplan opgesteld wat hierin voorziet.
Gewijzigde vaststelling
Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is bij de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan ervoor gekozen de gronden waarop het appartementengebouw op de hoek Meidoornlaan/Teunisbloemstraat is beoogd, uit het bestemmingsplan te halen. Deze keuze is gemaakt om zo meer tijd te nemen om de positionering - en het ontwerp van het gebouw nader uit te werken en daarbij opnieuw in overleg te treden met omwonenden. Zodra dit is gebeurd, wordt voor het woongebouw een separate planologische procedure opgestart.
In de toelichting van voorliggend bestemmingsplan als ook in de sectorale onderzoeken zijn de beschrijvingen over het appartementengebouw behouden. De gronden maken immers onderdeel uit van de herontwikkeling van het gebied Vijverberg - Zuid. Echter zijn de gronden niet langer bestemd op de verbeelding en in de planregels van voorliggend bestemmingsplan.
Het plangebied betreft Vijverberg Zuid en ligt in het oostelijke deel van Gageldonk-West. Het gebied wordt begrensd door de Dovenetelstraat, de Meidoornlaan en de waterpartij Vijverberg.
De situering van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Planlocatie (Ruimtelijkeplannen)
Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in de volgende bestemmingsplannen:
Op basis van het bestemmingsplan Gageldonk-West bestaan de volgende enkel-, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen in het plangebied:
Een uitsnede van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 1.2
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan Gageldonk-Oost 2013 (ruimtelijkeplannen.nl)
De ontwikkeling van Gageldonk-West begon als vruchtbaar akker- en tuinbouwgebied gelegen naast de vesting van Bergen op zoom. De komst van het spoor was een belangrijk moment in de geschiedenis van Bergen op Zoom en Gageldonk. Na de Tweede Wereldoorlog was er een grote woningnood en noopte de gemeente tot een snelle en efficiënte uitbreiding van de stad. In 1946 werd ondanks de tegenstand van de lokale tuinders begonnen met de bouw van de wijk Gageldonk-West. Het voorstel voor de plattegrond van Gageldonk bestond uit traditionele woonbuurten rondom de centraal gelegen kerk. De wijk werd opgebouwd volgens de Brabantse baksteentraditie met (bijna) gesloten bouwblokken, lanen, pleinen en hofjes. De architectuur van de woningbouw werd gerealiseerd volgens de principes van de Delftse en Bossche School. De door dwangarbeid als antitankgracht gegraven Vijverberg werd opgenomen als park.
Inmiddels is Gageldonk-West een kleurrijke en volwassen stadswijk van Bergen op Zoom. Opvallend is dat de sporen uit het verleden nog steeds de belangrijke dragers van de wijk vormen. De parochiale opzet van de wijk waarbij overzichtelijke woonbuurten zijn gegroepeerd rondom de kerk en het centrum biedt nog steeds een stevig houvast voor de toekomst van de wijk. Tegelijkertijd creëren de informele bebouwing langs de historische routes en de bedrijvigheid langs het spoor ruimte voor nieuwe economische dynamiek en individuele ontplooiing.
Gageldonk-West heeft een rijke historie. Op basis van de verworvenheden uit het verleden biedt de stedelijke vernieuwing een nieuw toekomstbeeld voor de wijk. Door zorgvuldig te sleutelen aan de bestaande wijk komen bestaande kwaliteiten in nieuw daglicht te staan en worden nieuwe kwaliteiten blootgelegd. De vernieuwingsopgave van Gageldonk-West is een heldere blik op de toekomst met een optimale benutting van de reeds aanwezige kansen.
De buurt Vijverberg Zuid is opgebouwd volgens de principes van het functionalisme. De zogenaamde stempelbuurt is opgebouwd uit de repetitie van een aantal bouwblokken waarbinnen een divers woonprogramma is opgenomen. De basis wordt gevormd door een bouwblok met eengezinswoningen en ouderenwoningen en een bouwblok met een haak van portiekappartementen met een kleine winkelruimte op de hoek. Door de specifieke vorm van de buurt is het systematisch stempelen van de basisbouwblokken gepaard gegaan met vele afwijkingen ten opzichte van het basisbouwblok, wat de kwaliteit van de verkaveling niet ten goede is gekomen.
Figuur 2.1 Huidige stedenbouwkundige ensembles
Figuur 2.2 Impressie en de twee toegepaste stempels
Het stedenbouwkundig plan zet in op een gefaseerde sloop en nieuwbouw van de Vijverberg Zuid buurt waarbij de principes van het functionalisme zijn aangegrepen om een karakteristieke en onderscheidende buurt in Gageldonk- West te realiseren. Ter plaatse van de huidige portieketageblokken wordt ingezet op de versterking van de relatie tussen wijk en het park de Vijverberg. Hier komen nieuwe appartement complexen in het doorgetrokken park te staan.
De groenstructuur van Vijverberg Zuid is onderdeel van het park de Vijverberg. Doordat het park op drie plekken wordt doorgetrokken tot aan de Meidoornlaan ontstaat er een naadloze aansluiting tussen wijk, buurt en park. Ook het deels laten vervallen van de weg Vijverberg Zuid, tussen buurt en park, versterkt deze samenhang. Met de nieuwe padenstructuur wordt de aansluiting van wandelroutes in de wijk op het park verbeterd en wordt het rondje rond de Vijverberg integraal onderdeel van de buurt.
De nieuwe woningen en appartementen in Vijverberg Zuid worden ingepast in de oorspronkelijke stempelstructuur van de wijk. Een gedeelte van de woningen (de eengezinswoningen) in de laatste fase van de verbeteropgave in de Vijverberg blijft gehandhaafd. Hierdoor wordt er een belangrijke verbeterslag gemaakt op het gebied van woningdifferentiatie en duurzaamheid.
De grondgebonden woningen; nultrede woningen en eengezinswoningen, worden in dezelfde stedenbouwkundige structuur teruggebouwd. De verhouding tussen de hoeveelheid grondgebonden woningen en meergezinswoningen die wordt gerealiseerd wijzigt ten opzichte van de bestaande situatie en het bestemmingsplan 2013. Er is meer ruimte voor grondgebonden woningen waardoor er een betere differentiatie ontstaat in de woningtypes voor diverse doelgroepen.
Met de herstructurering wordt de stedenbouwkundige structuur ten opzichte van de huidige situatie versterkt. Het doel van de herstructurering is om te zorgen voor een fijner woon- en leefklimaat ter plaatse. Zo wordt ten eerste de doorgaande verkeersverbinding aan de oostzijde onderbroken, waardoor over de Vijverberg Zuid geen doorgaand verkeer meer rijdt, en hier een rustiger woon- en leefklimaat ontstaat, wat ook beter aansluit op het aanwezige groen en water. Met de nieuwe stedenbouwkundige opzet zal het stratenpatroon in de wijk veranderen en wordt deze volledig nieuw aangelegd, alsmede de infrastructurele voorzieningen zoals riool en nuts. De Zonnedauwstraat en Speenkruidstraat zullen opschuiven en met het slopen van de garageboxen ontstaat er ruimte voor eengezinswoningen en levensloopbestendige woningen.
Het nieuwe patroon van de vijverberg zuid sluit aan bij stempelstructuur en door de invulling van deze nieuwe woningen ontstaan er volledige bouwblokken met een meer duidelijke oriëntatie op de openbare ruimte.
Daarnaast wordt het groen van de Vijverberg doorgetrokken naar de Meidoornlaan waardoor wonen in het groen ontstaat en mensen dit groen kunnen ervaren en de Vijverberg Zuid meer bij de wijk Gageldonk West wordt betrokken.
Ook worden de parkeerplaatsen langs de groenstructuur onderdeel van de groenstructuur door te werken met grasbetonkeien, waardoor de parkeerplaatsen, als deze niet bezet zijn, een groenere uitstraling krijgen. In figuur 2.3 is de vergelijking tussen de bestaande en de nieuwe situatie opgenomen. Ook zijn kaartbeelden toegevoegd van de huidige en toekomstige groenstructuur, de huidige en de toekomstige wegenstructuur, de positionering van de appartementsgebouwen en de grondgebonden woningen. In Bijlage 8 zijn deze tevens in grotere resolutie opgenomen.
Figuur 2.3 Groenstructuur
Figuur 2.4 Wegenstructuur
Figuur 2.5 Appartementen
Figuur 2.6 Grondgebonden woningen
Figuur 2.7 Vergelijking bestaande en nieuwe situatie
Tussen de stedenbouwkundige blokken met grondgebonden woningen worden nieuwe appartementenblokken gerealiseerd. Deze blokken staan net iets uit het grid van de omliggende woningen. De appartementen zijn gepositioneerd in de open groene ruimte die aansluit op de parkachtige setting van de Vijverberg Zuid. Hierdoor ontstaat er voldoende vrije ruimte tot de naastgelegen woningen. Daarnaast worden de nieuwe appartementencomplexen in het groen van de Vijverberg geplaatst, waardoor Gageldonk West en -Oost stedenbouwkundig meer met elkaar worden verbonden en de woonkwaliteit vanwege de situering en oriëntatie verbetert.
Figuur 2.8 Toekomstige situatie
Het aantal bouwlagen van de appartementen is afgestemd op de hoeveelheid vrije ruimte om de
bouwblokken. Aan de Waterleliestraat staat een appartementengebouw van 4 bouwlagen, tussen de (grondgebonden) levensloopbestendige- en eengezinswoningen. Aan de Vijverberg-Zuid waar meer ruimte is, komen twee appartementengebouwen van 6 bouwlagen. De appartementen vormen op deze manier tevens een heldere begrenzing van de groene ruimte.
Vanaf de Vijverberg-Zuid ontstaat er een fraaie begeleiding van de open ruimte, zonder dat er een
massieve gesloten wand ontstaat naar de bewoners van de oostzijde van Vijverberg Zuid.
Aan de zuidzijde van het plangebied wordt op de kruising van de Meidoornlaan en de Rooseveltlaan een stedenbouwkundig oriëntatiepunt geplaatst. Een ranke toren van maximaal 9 bouwlagen vormt een accent aan de zijde van één van de belangrijke toegangswegen van Bergen op Zoom.
Dit appartementengebouw vervangt het vigerende bouwblok van maximaal 7 bouwlagen. Het oude bouwblok sloot de groene buffer af van Vijverberg Zuid. In de nieuwe stedenbouwkundige opzet vervalt deze barrière en wordt het groen als het ware de wijk ingetrokken. Het gebouw staat hierdoor vrij in het groen.
Deze alzijdig gerichte toren wordt iets gedraad ten opzichte van de hoofdstructuur van de wijk. Hierdoor wordt de privacy voor de nabijgelegen woningen gewaarborgd en ontstaat er een optimale bezonning voor de appartementen. Een deel van de afgegraven bouwgrond zal worden gebruikt om een talud te vormen rondom de toren wat aansluit op de glooiende omgeving en hoogteverschillen van het perceel. Hiermee worden de oppervlakten van de blinde gevels op de begane grond ter plaatse van de bergingen beperkt.
Figuur 2.9 Zichtlijnen op het zuidelijke appartementencomplex
In het overleg met omwonenden zijn verschillende varianten gepresenteerd voor de zuidelijke toren. Hierin zijn twee varianten als haalbaar benoemd om ook het benodigde woningbouwaantal te kunnen behouden. Het gaat hierbij om een urban villa van 4 appartementen per laag, met een footprint van circa 18x22 meter en een bouwhoogte van 28 meter of een urban villa van 5 appartementen per laag met een footprint van circa 25x25 meter en een bouwhoogte van 22 meter. In beide gevallen zijn er in het appartementencomplex 32 woningen aanwezig. In figuur 2.10 zijn beide varianten weergegeven. In Bijlage 6 zijn tevens impressies van beide varianten opgenomen. In het bestemmingsplan is de mogelijkheid opgenomen om beide varianten te kunnen realiseren.
Figuur 2.10 Varianten appartementen Zuid
Zoals in paragraaf 1.1 reeds is aangegeven is bij de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan ervoor gekozen de gronden waarop het appartmentengebouw op de hoek Meidoornlaan/Teunisbloemstraat is beoogd, uit het bestemmingsplan te halen. Dit betekent echter niet dat op deze locatie geen appartementengebouw meer is voorzien. Het stedenbouwkundig plan waarin is beoogd de locatie te herontwikkelen met een appartementengebouw voor circa 32 woningen, blijft het uitgangspunt. Er wordt nu extra tijd genomen om de positionering en het ontwerp van het gebouw nader uit te werken en daarbij opnieuw in overleg te treden met omwonenden. Zodra dit is gebeurd, wordt voor het appartementengebouw een separate planologische procedure opgestart. |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende bestaande nota’s op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de Nota Ruimte. Het Rijk stelt in de SVIR heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiervoor is een gewijzigde aanpak noodzakelijk. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene brengen die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeentes en provincies. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Op basis van de genoemde ambities komt het Rijk tot drie rijksdoelen:
Toetsing
De ontwikkeling past binnen het rijksbeleid omdat er wordt voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het kabinet heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 14 nationale belangen zijn:
1. Rijksvaarwegen;
2. Project Mainport ontwikkeling Rotterdam;
3. Kustfundament;
4. Grote rivieren;
5. Waddenzee en waddengebied;
6. Defensie;
7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
8. Elektriciteitsvoorziening;
9. Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
10. Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur);
11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Toetsing
Er zijn voor wat betreft het plangebied van dit bestemmingsplan géén belangen uit het Barro die in het kader van het voorliggende bestemmingsplan worden geschaad dan wel specifieke aandacht behoeven.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Sinds oktober 2012 geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een nieuwe motiveringsplicht. Het gaat hier om de in artikel 3.1.6, tweede lid Bro opgenomen plicht om indien er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' de aanvaardbaarheid hiervan toe te lichten in het bestemmingsplan. Voor deze onderbouwing moet de 'Ladder voor duurzame ontwikkeling' worden doorlopen. Overheden dienen ontwikkelingen te motiveren en afwegen met oog voor de ruimtevraag, de beschikbare ruimte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.
Op 12 mei 2017 is het 'Besluit van 21 april 2017 tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in verband met de aanpassing van de ladder voor duurzame verstedelijking' gepubliceerd. In dit besluit is de gewijzigde 'ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen die hierbij doorgevoerd zijn:
Toetsing
Toetsing aan de ladder is noodzakelijk bij stedelijke ontwikkelingen. Het bestemmingsplan maakt de herstructurering van een bestaande woonwijk mogelijk. Het aantal woningen neemt hierbij af van 133 woningen naar 131 woningen. Er is dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling, toetsing aan de ladder kan dan ook achterwege blijven.
Omgevingsvisie Noord-Brabant
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zin vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen zoals gemeenten en bedrijven wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing
Stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Herontwikkeling wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. De beoogde ontwikkeling voorziet in een herstructureringsopgave waarbij het aantal woningen afneemt van 133 woningen naar 131 woningen. Er is dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. De herstructurering past binnen de Omgevingsvisie omdat de woningen aangepast worden naar de moderne eisen op het gebied van energie.
Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Op 1 januari 2021 treedt de Omgevingswet in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de Omgevingsvisie Nood-Brabant. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.
In hoofdstuk 3 van de omgevingsverordening zijn zogenaamde instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.
Het volgende artikel is relevant voor de beoogde ontwikkeling.
Artikel 3.42 duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen 'stedelijk gebied' en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Toetsing
Het 'stedelijk gebied' zoals gehanteerd door de provincie bestaat uit het 'stedelijk concentratiegebied' en de 'kernen in landelijk gebied'. Het projectgebied ligt binnen het 'stedelijk concentratiegebied' zoals gehanteerd binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Binnen deze gebieden kan worden voorzien in de ruimte voor wonen, werken en andere voorzieningen om zo de verstedelijking zo veel mogelijk te bundelen. Binnen het stedelijk gebied liggen verschillende mogelijkheden voor inbreiding, herstructurering en intensief, meervoudig ruimtegebruik.
De openbare ruimte is zodanig ontworpen, dat deze levensloopbestendig wordt uitgevoerd. Verder zullen maatregelen getroffen worden ten behoeve van de benodigde watercompensatie. Daarnaast wordt er voldoende groen aangelegd als infiltratiemogelijkheid voor regenwater. Dit groen levert tevens een bijdrage aan het tegengaan van hittestress.
Structuurvisie Bergen op Zoom 2030
De op 22 september 2011 door de gemeenteraad vastgestelde structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente levert een integrale samenhangende ruimtelijke visie voor de stad Bergen op Zoom en de kernen Halsteren, Lepelstraat, Heimolen, Klutsdorp en Kladde. De planhorizon van de structuurvisie reikt tot 2030. Binnen die termijn moet rekening worden gehouden met een lichte bevolkingskrimp als geheel, maar vooral ook met een daling van de beroepsbevolking door een toenemende vergrijzing. In het document wordt onder meer ingegaan op hoe verder te gaan met de reeds in gang gezette woonprojecten, de toekomst van de bedrijventerreinen, de fysieke infrastructuur, de recreatieve potenties, het water en het groen in en rondom de stad. Het plangebied is gekarakteriseerd als Woonwijk herstructurering.
In de structuurvisie staat voor Gageldonk dat er wordt gestreefd naar kwaliteitsverbetering door sloop van verouderde bebouwing en het realiseren van nieuwbouw aansluitend op de eisen van deze tijd.
Toetsing
De ontwikkeling voorziet in de herstructurering van het plangebied in Gageldonk. Hiermee past de ontwikkeling binnen de structuurvisie van Bergen op Zoom.
Beleidsplan Wonen 2020 – 2024
Op 30 april 2020 heeft de raad het Beleidsplan Wonen 2020 – 2024 'Aangenaam wonen in Bergen op Zoom' vastgesteld. Met de woonvisie wordt richting gegeven aan het woonbeleid voor de komende jaren. Het beleid is niet tot achter de komma geformuleerd, zodat er per situatie ruimte wordt geboden aan creatieve ideeën. Ruimte aan goede initiatieven in nieuwbouw, maar vooral ook in de bestaande woningvoorraad. De afgelopen jaren is de woningmarkt aangetrokken en demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing en huishoudensverdunning vragen om een andere woningbouwopgave. Een woningbouwopgave met meer aandacht voor de huisvesting van ouderen en jongeren, en het faciliteren van doorstroming. Daarnaast gaat er in de huidige woonvisie meer aandacht uit naar de bestaande woningvoorraad.
Ten aanzien van de woonvisie heeft de gemeente een faciliterende rol, waarbij we in de uitvoering sterk afhankelijk zijn van onder andere onze inwoners, woningcorporaties en ander initiatiefnemers. De woonvisie is daarom een uitnodiging aan partijen om met ons aan de slag te gaan om het wonen in Bergen op Zoom prettig en aansluitend op de behoefte te laten zijn.
De belangrijkste uitgangspunten voor de nieuwe woonvisie zijn:
Voorgaande uitgangspunten zijn in de woonvisie uitgewerkt in de volgende thema's:
De woonvisie vormt een afwegingskader voor nieuwe woningbouwplannen, aansluitend op de Ladder voor duurzame verstedelijking. De Ladder maakt het noodzakelijk om alle nieuwbouwplannen die nog niet in een bestemmingsplan zitten ruimtelijk te onderbouwen en de kwantitatieve en kwalitatieve vraag voor deze woningen aan te tonen.
Toetsing
De herontwikkeling van Gageldonk is reeds meegenomen in het beleidsplan. Hiermee past de ontwikkeling binnen het Beleidsplan Wonen. Daarnaast maakt de herontwikkeling geen nieuwe woningen mogelijk maar betreft het een herstructurering waarbij bestaande woningen worden vervangen door nieuwbouw.
Groenstructuurplan
Het Groenstructuurplan Bergen op Zoom 2007-2017 is een kadernota die gebruikt dient te worden bij de ontwikkeling van plannen en projecten in de ruimtelijke ordening van de gemeente Bergen op Zoom. Het doel van deze nota is het ontwikkelen van een duurzame groenstructuur voor de kernen van de gemeente voor de komende tien jaar. De opgave is de structuren te verbinden en te (her)structureren zodanig dat zij samen de robuuste groene structuur gaan vormen. Het Groenstructuurplan beschrijft sfeerbeelden voor het groen in wijken en buurten, waarop het beheer afgestemd wordt.
Toetsing
Het park De Vijverberg wordt met deze ontwikkelingen versterkt en meer beleefbaar gemaakt vanuit de wijk. Daarnaast leidt de herontwikkeling er toe dat er meer openbaar groen wordt gerealiseerd, wat een positief effect heeft op de duurzame groenstructuur van de wijk. Daarmee past het voornemen binnen de beleidsdoelen die zijn geformuleerd in het Groenstructuurplan.
Ligging, landschap en bodem
Het plangebied wordt omsloten door Vijverberg Zuid, Meidoornlaan en Dovenetelstraat.
De oostelijke grens is de Vijverberg, een voormalige tankgracht (versperring) uit de Tweede Wereldoorlog. In het zuiden snijdt het plangebied door de (voormalige) Balsebaan, de oudste wegstructuur in het gebied.
De huidige inrichting van het gebied als woonwijk is tot stand gekomen in de jaren '60 van de 20ste eeuw.
De ondergrond van het plangebied bestaat uit pleistoceen zand. Het gebied is niet geomorfologisch gekarteerd maar door extrapolatie kan het gereconstrueerd worden als terrasafzettingswelvingen. Het maaiveld daalt in noordelijke richting. Het gebied ligt op de overgang van hoge stuifzandgronden (omgeving Balsebaan) naar lage veengronden (Lage Meeren in het noorden).
Bodemkundig is het gebied gekarteerd in 1948. Het gebied was toen nog geheel agrarisch ingericht. Plaatselijk komen zeer humeuze, matig vochtige zandgronden voor. Zij zijn vergelijkbaar met de modernere aanduiding als podzolgronden of enkeerdgronden, afhankelijk van de dikte van het akkerdek. Uit deze kartering blijkt dat het gebied onderdeel was van de vruchtbaarste gronden buiten het centrum. Daaronder vallen delen van Fort Zeekant, Gageldonk en Noordgeest.
Historie
Sinds de late middeleeuwen maakt het gebied deel uit van de buitenpoorterij van Bergen op Zoom. Voorheen nog onderdeel van Breda, werd het in 1287 een zelfstandige heerlijkheid. De naam Gageldonk is afgeleid van allodia (grondbezittingen) van de hertog van Brabant, die teruggaan tot de 12de eeuw en verspreid over West-Brabant lagen. De huidige naam Gageldonk is echter aan het gebied gegeven bij de aanleg van de wijk in de jaren '60 en heeft geen directe historische verbinding ermee.
In oorsprong kende dit buitengebied een sterke variatie in landschappen: van stuifzandheuvels tot veenmoerassen. De hellingen of gradiënten in dit landschap waren het aantrekkelijkst voor cultivatie tot landbouwgrond, de heuvels en moerassen zelf waren ongeschikt.
Het oudste element in het plangebied is (was) de Balse Loop. Dit was een turfvaart dat het veenmoeras de Hincxmeer (ten oosten van Klavervelden) afwaterde naar de Wouwse Poort (nu Anton van Duijnkerkenpark). Door deze vaart, die mogelijk nog uit de 13de eeuw dateert, konden alle tussenliggende lage en venige gronden ontwaterd worden. Een voorbeeld daarvan is het gebied van Warande-Noord dat zeer laag ligt.
De Balse Loop was in de jaren '30 nog als rudimentaire sloot aanwezig maar is bij de bouw van de wijk geheel verdwenen. Hij doorsneed het plangebied van zuid naar noordnoordwest.
Figuur 4.1 Het plangebied (rood omlijnd) geprojecteerd op een topografische kaart van ca.1880.
Over de inrichting van het gebied vóór 1600 is nagenoeg niets bekend, mede door gebrek aan kaarten. Als er al verspreide boerderijen waren, dan gingen deze verloren in de Tachtigjarige Oorlog. Na 1648 werd het gebied opnieuw bevolkt. De oudste betrouwbare kaarten zijn de prekadastrale kaarten van de landmeters van de Markies uit de 18de eeuw. In die tijd stonden er geen boerderijen in het plangebied. De dichtstbijzijnde hoeven stonden ter hoogte van de huidige Hertshoornstraat en de Moerbei.
De oudste weg was de Balsebaan, een landweg van de stad naar de hoeve 'De Bal' nabij de Klavervelden.
Ter hoogte van de Meidoornlaan splitste de Balsebaan in twee wegen. Daar was ook de brug over de Balse Loop. De Balsebaan werd omstreeks 1960 verbroken door de aanleg van nieuwe straten.
Tot die tijd was het gebied volledig agrarisch. Op oude topografische kaarten is het weergegeven als grote open akkerpercelen en vooral veel tuinbouwgrond. Langs de voormalige Balse Loop (sloot) lag toen een weg.
Bij de bouw van de wijk in de jaren '60 is geen enkel oud landschappelijk element bewaard gebleven.
Archeologie
Op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, onderdeel van het erfgoedbeleid, heeft het hele gebied een middelhoge archeologische verwachting. Deze verwachting is gebaseerd op de bodemkundige situatie: de ligging in een randzone op de overgang van stuifduinen naar moerassen, met een relatief vruchtbare bodem.
In principe is hier kans op het aantreffen van bewoningssporen uit alle cultuurperioden, inclusief sporen van tijdelijk jachtkampen uit de steentijden. Helaas is in het hele plangebied en de wijde omgeving nooit enig archeologisch onderzoek uitgevoerd. De enige uitzondering is het Zilverschoonplein waar vondsten uit de 13de eeuw werden verzameld. Tijdens de bouw van de wijken is evenmin enige veldverkenning of onderzoek uitgevoerd zodat er geen gebieden met een specifieke verwachting, of differentiatie in het verwachtingsmodel aan te wijzen zijn. De enige uitzondering is de Balse Loop, waarvan het tracé met een onzekerheidsmarge van 10 meter aanwijsbaar is. Deze vormt een aandachtsgebied binnen de archeologische waarde.
De mate van bodemverstoring is afhankelijk van de diepte van de funderingen; uit eerder onderzoek elders blijkt dat onder deze naoorlogse wijken de bodem relatief ongeroerd is. Hier geldt uiteraard een uitzondering voor de flatgebouwen aan de Waterleliestraat, Anemoonstraat en Meidoornlaan.
Op grond daarvan wordt de middelhoge verwachting voor het plangebied vertaald naar een dubbelbestemming waarde-archeologie in het bestemmingsplan.
Dat betekent dat grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm én groter dan 100 m² alleen mogelijk zijn na archeologisch onderzoek.
Figuur 4.2 De archeologische waarden (groen) binnen het plangebied; daarbinnen de Balse Loop (rood) als aandachtsgebied.
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Vijverberg wordt met name ontsloten via de Meidoornlaan, in noordelijke richting op de Ericalaan/Gentiaanlaan, via het zuiden over de Rooseveltlaan. Via de Rooseveltlaan is de wijk vervolgens ontsloten op de A4/A58 in oostelijke richting en in westelijke richting in de richting van de binnenstad van Bergen op Zoom.
Bij de herontwikkeling van het gebied wordt het stratenpatroon gewijzigd. Waar in de huidige situatie de Vijverberg – Zuid de Ericalaan en de Meidoornlaan verbindt, komt de Vijverberg – Zuid bij herontwikkeling na het kruispunt met de Waterleliestraat te vervallen. Verder worden enkele straten verlegd. De verschillen in stratenpatroon worden weergegeven op onderstaande afbeeldingen. Een pdf van onderstaande kaarten is opgenomen in Bijlage 7.
Figuur 4.3 Verkeersstructuur huidige en nieuwe situatie
Ontsluiting langzaam verkeer
Het langzaam verkeer wordt binnen de wijk gemengd met het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Aan de overzijde van de waterloop Vijverberg is een voet- en fietspad gelegen.
Ontsluiting openbaar vervoer
Op Rooseveltlaan en Gagelboslaan zijn diverse bushaltes gelegen. Hier halteren diverse bussen in de richting van het station van Bergen op Zoom en naar Roosendaal.
Op basis van de verkeersstructuur kan worden geconcludeerd dat de ontsluiting via verschillende modaliteiten goed te noemen is.
Parkeren
In het kader van de herstructurering van Vijverberg Zuid worden ook nieuwe parkeerplaatsen aangelegd. Hierbij wordt rekening gehouden met de huidige parkeernormen van de gemeente Bergen op Zoom. Hiervoor is een onderscheid gemaakt tussen de bestaande woningen en de nieuw te realiseren woningen. Dit leidt tot onderstaande parkeerbalans.
Funtie | Aantal | Parkeernorm | Aantal parkeerplaatsen |
Bestaande woningen | 50 | 1,0 | 50 |
Nieuwe woningen | 131 | 1,4 | 183 |
Totaal | 181 | 233 |
In het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de realisatie van 233 parkeerplaatsen. Op basis van ervaringen met de herstructering van andere delen van Gageldonk is rekening gehouden met de minimale parkeernorm.
Daarnaast biedt het bestemmingsplan de ruimte om binnen de bestemming Verkeer nog extra parkeerplaatsen te realiseren mocht in de definitieve situatie blijken dat de minimale parkeernorm niet toereikend blijkt om te voorzien in voldoende parkeerplaatsen.
De Wet natuurbescherming (2017) vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet. Met de Wet natuurbescherming is een groot deel van de inheemse planten- en diersoorten beschermd.
In deze wet is bepaald dat, voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen die van invloed kunnen zijn
op de bestaande flora en fauna, onderzoek plaats dient te vinden naar de aanwezige flora en fauna. Als de ruimtelijke ingrepen significant negatieve gevolgen hebben ten aanzien van de instandhouding van beschermde soorten zullen mitigerende, dan wel compenserende maatregelen getroffen moeten worden.
Deze bepalingen zijn niet alleen van kracht bij de uiteindelijke realisatie, maar gelden ook voor werkzaamheden zoals sloop van gebouwen. Bij de sloop dient rekening worden gehouden met het vogelbroedseizoen (15 maart – 15 juli) met bijzondere aandacht voor huisbewonende soorten zoals huismus en gierzwaluw. Voor de sloop dient een controle plaats te vinden op het voorkomen van vleermuissoorten als dwergvleermuis.
In de nieuwbouw zal rekening gehouden worden met permanente verblijfplaatsen door het toepassen van open stootvoegen en/ of inbouwkasten. De nieuwbouw zal worden opgebouwd in metselwerk, waardoor voldoende ruimte is voor open stootvoegen. Aan de kopgevels is er ruimte voor mogelijke ingebouwde nestkasten toe te passen.
Het plangebied omvat verstedelijkt gebied binnen de bebouwde kom, waarmee de instandhouding van beschermde soorten beperkt aan de orde is. Het betreft bovendien een herstructurering van een bestaand woongebied. Bij de werkzaamheden wordt zorgvuldigheid betracht.
Het uitvoeren van een onderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet wordt gelet op het voorgaande niet noodzakelijk geacht.
Natura 2000
Het bestemmingsplan voorziet in de herstructurering van een bestaande woonwijk. De woningen worden hierbij van het gas gehaald en daarnaast neemt het aantal woningen niet toe. In de gebruiksfase is dan ook geen effect te verwachten in de toename van stikstofdepostie op omliggende Natura 2000-gebieden.
Ten aanzien van de aanlegfase is de lijn in jurisprudentie dat uitvoeringsaspecten niet hoeven te worden meegenomen in het bestemmingsplan. Dit wordt getoetst in het kader van de omgevingsvergunning.
Beleid gemeente
De gemeente Bergen op Zoom heeft in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. Dit plan is opgesteld in samenwerking met alle betrokken waterpartners en zowel door de gemeenteraad als het waterschapsbestuur in 2002 vastgesteld. De meeste uitgangspunten van het waterplan zijn nog steeds van kracht en bovendien nader uitgewerkt in het geactualiseerde verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (vGRP 2013-2017) dat in februari 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Bovendien heeft de gemeente sinds de inwerkingtreding van de wet gemeentelijke watertaken (2008) verschillende zorgplichten ten aanzien van water in het stedelijk gebied. Het gaat om de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Voor het stedelijk afvalwater is deze zorgplicht uitgewerkt in het vigerende vGRP. De zorgplichten voor hemel- en grondwater komen voor de gemeente pas om de hoek kijken als grondeigenaren zelf niet voor een adequate verwerking van het water kunnen zorgen. In deze gevallen dient de gemeente voor voorzieningen te zorgen waarop particulieren kunnen aansluiten. Belangrijke voorwaarde is wel dat de maatregelen doelmatig zijn. Welke maatregelen worden getroffen, is zeer sterk locatie-afhankelijk. Zo zijn andere maatregelen nodig als de grondwaterstand laag is en er sprake is van een zandige bodem dan wanneer de bodem uit klei bestaat en het grondwater in een groot deel van het jaar reikt tot aan het maaiveld. Gezamenlijk met het waterschap dient hieromtrent een juiste (lees passende) keuze te worden gemaakt. Een passende aanpak is vastgelegd in de nota Watertaken: Gemeentelijke Wateropgave Bergen op Zoom, daterend uit 2009.
Ten slotte zorgt de gemeente voor de ruimtelijke inpassing van de diverse voorzieningen voor het waterbeheer. Ook in dat opzicht wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening gehouden met noodzakelijke voorzieningen vanuit zowel het integraal waterbeleid als het rioleringsplan.
Beleid Waterschap Brabantse Delta
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente. Het gaat dan om het waterkwantiteits- en -kwaliteitsbeheer, de waterkeringzorg, waterzuivering, het grondwaterbeheer, het waterbodembeheer en in een aantal gevallen ook het scheepvaartbeheer.
Het waterschap heeft de grondslag van haar beleid opgenomen in het waterbeheersplan 2016-2021, wat is afgestemd op Europees, nationaal en provinciaal beleid. Belangrijke speerpunten uit het waterbeheerplan zijn veiligheid, droge voeten, voldoende water, gezonde natuur, schoon water, genieten van water en het waterschap als calamiteitenorganisatie. Bovendien richt het waterschap met genoemde hoofdlijnen van het waterbeheer zich in toenemende mate op de samenwerking met de mogelijkheid in de verbinding meer maatwerk toe te passen, voor zover doelmatig.
In een toetsingskader RO “De ruimte blauw geordend”, heeft het waterschap aangegeven wat de ruimtelijke consequenties zijn van het waterbeleid. Verder heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; De Keur en de legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor diverse ingrepen met betrekking tot de waterhuishouding een ontheffing of watervergunning gerelateerd aan de Keur van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta.
Om een duurzame(re) situatie te bereiken, gaat het waterschap bij nieuwe ontwikkelingen tenminste uit van het principe van waterneutraal bouwen, waarbij gestreefd wordt naar het behoud of herstel van de 'natuurlijke' waterhuishoudkundige situatie. Vanwege dit principe wordt bij uitbreiding van verhard oppervlak voor de omgang met hemelwater uitgegaan van de voorkeursvolgorde infiltreren, bergen, afvoeren. De technische eisen en uitgangspunten voor het ontwerp van watersystemen zijn opgenomen in de 'beleidsregel Afvoer hemelwater door toename en afkoppelen van verhard oppervlak, en de hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater'.
Watertoets
Het watertoetsproces is een belangrijk instrument om het waterbelang in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, zoals onder meer veiligheid, waterpeil, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. In dit kader voeren waterschap en gemeente vooroverleg, waaruit de volgende doelen, uitgangspunten en criteria voor dit plan zijn afgesproken:
Beschrijving huidige situatie
Het betreffende plangebied ligt ingesloten in het bestaande stedelijk gebied en als zodanig het zuidelijke deel van de wijk Gageldonk Oost gelegen met een deel van de Vijverbergvijver en de waterbergingsvijver zuidelijk daarvan.
Genoemde wateren vormen het enige oppervlaktewater in de buurt. Naast het oppervlaktewater met het omringende groen is het betreffende gebied bestemd voor wonen. Dat zal zo blijven, maar wordt met de voorziene herinrichting aan de eisen van de tijd aangepast.
Door de vergaande verstedelijking is van een oorspronkelijke afwatering of oppervlaktewatersituatie nauwelijks nog sprake meer. De afvoer van het water in het plangebied verloopt grotendeels via de aanwezige riolering. Het afstromende regenwater, voor zover niet afgevoerd via de Vijverbergvijvers gebeurt via de riolering. Het water uit de Vijverbergvijvers stroomt uiteindelijk via de Zoom uit in de Theodorushaven en zo naar het Zoommeer.
Het gebied ligt zodanig dat in hydrologisch opzicht vooral sprake is van inzijging/infiltratie. Het freatisch grondwater bevindt zich ter plaatse ruim onder het maaiveld. In onderhavige gebied treedt, voor zover bekend, geen grondwateroverlast op.
Beschrijving toekomstige situatie
Met betreffende bestemmingsplanaanpassing wordt een passende indeling beoogd voor zowel bebouwing als wegen met als doel het wonen aldaar in overeenstemming te brengen met de omgeving en de eisen van de tijd. In fysiek opzicht verandert de mate van verharding voor bebouwing en wegen niet of nauwelijks ten opzichte het huidige plan. In hydrologisch opzicht is daarmee sprake van een neutrale situatie. Een overzicht van het definitieve overzicht van de verharde situatie in de toekomstige situatie is op basis van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven in tabel 4.4.1, op dit moment is de definitieve inrichting van het openbaar gebied nog niet gereed.
Tabel 4.4.1. Overzicht verhard oppervlak.
Bij de herinrichting van bebouwing en wegen voor dit gebied wordt tevens een gescheiden riolering aangelegd en zal het afstromende schone (regen)water worden gescheiden van de afvoer van het huishoudelijk afvalwater. Alleen het vuile huishoudelijke afvalwater wordt geloosd op de vuilwaterriolering en afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het schone regenwater wordt zoveel als mogelijke ter plaatse via infiltratie in de bodem gebracht of afgevoerd via de regenwaterafvoer en uiteindelijk het oppervlaktewater van de Vijverbergvijver. Bij deze herinrichting zal bestaande riooloverstort(en) op de Vijverbergvijvers zoveel als mogelijk worden gesaneerd. Daarbij zal de toekomst van de Vijverbergvijvers als permanent watervoerend oppervlaktewater of als droogvallende wadi met helofytenfilter o.i.d. in samenspraak met het waterschap in ogenschouw worden genomen voor ontwikkeling. Dit omdat een deel van de Vijverbergvijver op dit moment voor de watervoerendheid een kunstmatige afgedekte bodem bevat. Alleen het overschot aan regenwater, dat niet infiltreert, zal via de uiteindelijke hemelwatervoorziening van de (oorspronkelijke) Vijverbergvijvers als oppervlaktewater worden afgevoerd richting de Zoom. Gelet op de klimaatverandering met hevigere buien in de toekomst is het voorzien van een zekere mate aan retentie of berging van regenwater als benodigde klimaatadaptatie (bij de inrichting van en invulling) via tenminste een wadi in het groen voor de toekomst ook een nadrukkelijke wens om rekening mee te houden.
Bij een eventuele blijvend benodigde aansluiting van verontreinigd hemelwater op het DWA-stelsel, zal in overleg met het waterschap in de meest passende en doelmatige maatwerkoplossing(en) worden voorzien.
Gevolgen voor het water
De aanpassing van het bestemmingsplan voor onderhavig terrein betreft een herschikking van bebouwing voor woondoeleinden en bijbehorende ontsluiting voor betreffende bebouwing als openbare ruimte. Gezien de consolidatie van de bestemming voor wonen, met een ongeveer gelijke mate aan verharding betreft het voor de waterhuishouding in principe een neutrale situatie. Bij betreffende herinrichting van het gebied wordt voorzien in een gescheiden riolering. Naast infiltratie van regenwater in de bodem bij de groene openbare ruimte, zal het overtollige schone (regen)water via het aan te leggen hemelwaterafvoerstelsel worden afgevoerd naar de huidige Vijverbergvijver-ruimte. De ruimte voor de Vijverbergvijver blijft beschikbaar als oppervlaktewater, maar eventueel als tijdelijk droogvallend; dit wordt in overleg met het waterschap nog invulling gegeven.
Het vuile (huishoudelijke afval)water wordt via de vuilwaterafvoer afgevoerd naar de rioolwaterzuivering.
Omwille van het min of meer hydrologische neutrale karakter, zijn er vanuit de keur geen nadere of aanvullende eisen te voorzien bij de afvoer van het schone regenwater. Het waterschap stelt vanuit de keur een eis aan retentie voor het lozen van regenwater afkomstig van een toename van verhard oppervlak van 2.000 m² of groter om het afwentelen van een bui van T=100 te kunnen voorkomen. Momenteel wordt daartoe als uitgangspunt gehanteerd een berging van 600 m³/ha aan retentie in relatie tot genoemde acute buien. Met betrekking tot de klimaatverandering is in de toekomst in het openbare groen retentie of berging van regenwater aldaar eventueel wel wenselijk. In samenspraak met het waterschap zal dan ook voor dit gebied op de meest doelmatige wijze invulling worden gegeven aan de voor dit gebied benodigde retentie/berging.
In verband met een gescheiden rioolstelsel zal voor een doelmatige toepassing bij elke woning de afvoer van het (huishoudelijke) afvalwater op systematische wijze gescheiden zijn van het (schone) regenwater. De afvoer van het afvalwater is aangesloten op de vuilwaterriolering (de zogenaamde droogweerafvoer, DWA). Het schone regenwater dient bij een gescheiden stelsel te worden afgevoerd door passende aansluiting op het aanwezige systeem van hemelwaterafvoer (HWA).
Om verontreiniging van hemelwater te voorkomen, is voor nieuwbouw en of renovatie de (uitwendige) toepassing van uitlogende materialen niet gewenst. Door gerichte communicatie, waar mogelijk met de ontwikkelaar/eigenaar zelf, zal informatieverstrekking over de mogelijkheden van duurzaam bouwen en het toepassen van duurzame bouwmaterialen plaats hebben.
Juridische vertaling
Ruimtelijk zijn in het betreffende plangebied de Vijverbergvijver en de retentievijver ten zuiden daarvan als direct aanwijsbare ruimtelijke voorzieningen aanwezig in relatie tot het water. Dit is en blijft als zodanig bestemd. Voor het groen wordt omwille van infiltratie van regenwater en eventuele retentie/berging waterberging in de regels verankerd. Met betrekking tot de genoemde voorzieningen als het gescheiden (riool)stelsel wordt verwezen naar het vigerende rioleringsplan van de gemeente.
Advies waterbeheerder
Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens toegezonden aan het waterschap. Het waterschap heeft een positief wateradvies gegeven over het bestemmingsplan. Het advies is opgenomen in Bijlage 4.
Op de regelgeving rondom energie en duurzaamheid is het bouwbesluit van toepassing. Op 1 juli 2018 is de Wet voortgang energietransitie (Wet VET) in werking getreden. Met deze wijzigingswet worden de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet gewijzigd. Het gevolg hiervan is dat netbeheerders niet langer wettelijk verplicht zijn om nieuwbouw voor kleinverbruikers (verbruikers met een doorlaatwaarde van ten hoogste 40 m3 per uur) aan te sluiten op het gasnet. Omdat netbeheerders slechts wettelijke taken mogen uitvoeren, komt dit in de praktijk neer op een verbod: netbeheerders mogen nieuwbouw voor kleinverbruikers vanaf 1 juli 2018 niet meer van een gasaansluiting voorzien. Via een wijziging is ook het Bouwbesluit in overeenstemming gebracht met de wijziging van Gaswet. Voor woningen en kleine bedrijven betekent dit dat vanaf 1 juli 2018 moet worden gekozen voor een andere vorm van verwarming dan aardgas.
De woningen worden conform de wet VET zonder gasaansluiting gerealiseerd.
Met herstructurering wordt daarbij voldaan aan de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad. Woningen met een laag energielabel worden gesloopt, hiervoor komen nieuwe woningen terug die voldoen aan de huidige eisen en een hoger energielabel hebben. Daarnaast worden Nul-tredenwoningen gerealiseerd, deze woningen zijn gericht op levensloopbestendigheid. Deze woningen zijn met enkele makkelijke aanpassingen geschikt te maken voor een diverse groep mensen met een verschillende zorgvraag. Daarmee dragen deze woningen bij aan een duurzame woningvoorraad.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheidt gemaakt tussen rustige woongebieden, gemengde gebieden en rustige buitengebeiden.
Toetsing
In de omgeving van het plangebied komen naast woningen diverse andere functies voor. Echter het grootste gedeelte van het plangebied bestaat uit woningen, daarmee is het plangebied aan te merken als een rustige woonwijk.
In het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig. Ten noorden em ten westen van het bestemmingsplan is een maatschappelijk cluster gelegen. Op basis van de VNG-publicatie geldt hiervoor een richtafstand van 30 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Voor beide clusters geldt dat tussen de nieuwe woningen en het voorzieningencluster al reeds bestaande woningen zijn gelegen, waar de maatschappelijke voorzieningen al rekening mee dienen te houden. De nieuwe woningen leiden dan ook niet tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden van omliggende functies. Daarnaast leveren de maatschappelijke voorzieningen, in deze een basisschool en huisartsenpraktijk met bijbehorende zorgvoorzieningen, zoals een apotheek en fysiotherapiepraktijk, ook een belangrijke positieve bijdrage als voorzieningen binnen de wijk en is het daarom ook wenselijk om op korte afstand van deze voorzieningen de woningen te realiseren/behouden.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan. Ter plaatse kan een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Tevens worden de omliggende bedrijfsactiviteiten niet in de huidige bedrijfsvoering beperkt.
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten
Toetsing
In het kader van de ontwikkeling is een notitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze notitie is opgenomen in Bijlage 2. Uit deze notitie blijkt dat bij de toepassing van de mitigerende maatregelen geen noodzaak is tot het doorlopen van een m.e.r.-procedure.
Op basis van de notitie heeft het college van burgemeester en wethouders op 13 april 2020 besloten dat het doorlopen van een m.e.r.-procedure voor deze ontwikkeling, gelet op de conclusies in de notitie, niet noodzakelijk is.
Toetsingskader
De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM. Er dient, ook na realisatie van het planvoornemen, sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij moet voldaan worden aan de geldende grenswaarden en luchtkwaliteitseisen.
Toetsing
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Gagelboslaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
De ontwikkeling transformeert een bestaande woonwijk, het feitelijk gebruik van het plangebied verandert niet. Het project is wat aard en omvang en ruimtelijke effecten betreft, vergelijkbaar met een project dat "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Uitgaande van de achtergrondconcentraties binnen de gemeente Bergen op Zoom voldoet de luchtkwaliteit ook na realisatie van het planvoornemen aan de normen van de Wlk.
Conclusie
De ontwikkeling voldoet aan de eisen voor luchtkwaliteit.
Beleid en normstelling
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Binnen de geluidszone van een gezoneerde (spoor)weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk) of het type spoor.
Toetsing
Binnen het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) betreft deze ontwikkeling het realiseren van geluidsgevoelige functie(s) en dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van een (spoor)weg (met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden).
De woningen/appartementen worden gerealiseerd binnen de geluidzone van de Rooseveltlaan (50 km/uur), en zijn ten gevolge van deze weg getoetst aan de Wgh. Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie ook een beschouwing gegeven van de niet gezoneerde wegen. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. In dit onderzoek is voor Blok A gerekend met twee varianten.
Resultaat gezoneerde Rooseveltlaan
Als gevolg van het wegverkeer op de gezoneerde Rooseveltlaan (50 km/uur) wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De maximale geluidbelasting inclusief aftrek artikel 110g Wgh bedraagt 49 dB. Deze overschrijding vindt plaats op de gevel van Blok A, in beide varianten gaat het hierbij om hogere waarden voor 7 appartementen.
Resultaten niet gezoneerde wegen
Ericalaan
Als gevolg van het wegverkeer op de ericalaan wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 33 dB inclusief 5 dB aftrek artikel 110g Wgh.
Meidoornlaan
Als gevolg van het wegverkeer op de Meidoornlaan wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 48 dB inclusie aftrek artikel 110g Wgh.
Vijverberg zuid
Als gevolg van het wegverkeer op de Vijverberg Zuid wordt de richtwaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale berekende geluidbelasting bedraagt 45 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh.
Hogere waarden
Omdat maatregelen om de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de Rooseveltlaan niet mogelijk zijn en de appartementen over een geluidluwe gevel beschikken en de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden. Is het mogelijk hogere grenswaarden aan te vragen. In figuur 5.1 en 5.2 is een overzicht van de hogere waarden opgenomen.
Figuur 5.1 Hogere waarden Variant 7 (4 appartementen per bouwlaag)
Figuur 5.2 Hogere waarden Variant 5 (5 appartementen per bouwlaag)
Beleid en normstelling
Algemeen
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een feitelijk bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en het water
Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten).
Het Basisnet heeft als doel een evenwicht voor de lange termijn te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen, de bebouwde omgeving en de veiligheid van mensen die wonen of verblijven dicht in de buurt van de infrastructuur waar dit vervoer plaatsvindt. Het Basisnet stelt verder regels aan het vaststellen en beheersen van de risico's voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (vervoerskant).
De wetgeving rondom het Basisnet, in werking getreden op 1 april 2015, bestaat o.a. uit:
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Op het transport van risicovolle stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Het besluit werkt met een vaste norm voor het PR die in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Deze norm betreft de contour van het PR met kans 10-6. Binnen deze contour is de bouw van kwetsbare objecten geheel niet toegestaan. Daarnaast verplicht het Bevb tot het opnemen van een adequate bestemming van solitaire buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in het bestemmingsplan. In elk geval dient de belemmeringenstrook op de verbeelding te worden weergegeven. Binnen deze belemmeringenstrook mogen geen nieuwe bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken toestaan; met een afwijkingsbevoegdheid kan bouwen voor aanwezige positief bestemde functies worden toegestaan, mits het geen kwetsbare objecten betreft. Het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen deze strook, dient aan een vergunningenstelsel te worden gekoppeld. In de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevb. In het Revb is onder andere de rekenmethodiek voor het beoordelen van het PR en het GR voorgeschreven.
Op grond van artikel 12 van het Bevb dient het groepsrisico in het invloedsgebied van de buisleiding te worden verantwoord.
Onderzoek
In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de relevante risicobronnen in de omgeving van het plangebied. Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond, vindt er in de omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats via het water of door buisleidingen met een externe werking.
Inrichtingen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen BRZO-inrichtingen of andere type inrichtingen gelegen. Over het plangebied is wel het invloedsgebied van Sabic gelegen. Deze inrichting is gelegen op 3,7 km van het plangebied. Het aantal woningen in het plangebied neemt als gevolg van de herstructurering af. Daardoor heeft de ontwikkeling geen negatief effect op het groepsrisico ter plaatse. Een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.
Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor en de weg
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de A4/A58 en het spoortraject Bergen op Zoom - Vlissingen. Voor het plangebied zijn hiervoor de toxische scenario's maatgevend. In het geval van de herstructurering neemt het aantal woningen af. De ontwikkeling heeft hierdoor geen negatief effect op het groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk.
Beleid en normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd.
Het Bouwstoffenbesluit en het Besluit Bodemkwaliteit stellen verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.
Onderzoek
In het kader van de herontwikkeling is een bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Op basis van het bodemonderzoek zijn in het plangebied een aantal verontreinigingen aangetroffen. Voor deze verontreinigingen wordt geadviseerd om nader onderzoek uit te voeren naar onder andere verontreiniging met PAK (B07) en verontreinigingen met asbest (C05 en A07).
De locaties waar verontreinigingen zijn aangetroffen liggen in het openbaar gebied en leveren geen belememeringen op voor de realisatie van de woningen. Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van de overige delen van de onderzoekslocatie geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan voor de uitvoering van het bestemmingsplan en de herstructurering van Vijverberg Zuid. Bij de uitvoering van de herinrichting van de openbare ruimte zal rekening moeten worden gehouden met de resulaten uit het onderzoek en dient nader onderzoek plaats te vinden.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschreven ruimtelijk kader juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (de verbeelding en de regels).
De herontwikkeling van Gageldonk-West is gericht op het moderniseren van het plangebied en verbeteren van het leefklimaat. Het aantal woningen blijft nagenoeg gelijk (van 133 naar 131 woningen).
Welke bestemming de gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld topografische gegevens).
De regels gaan over het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of nog op te richten bouwwerken. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de SVBP 2012 De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden bepaald.
Dit hoofdstuk bevat artikelen waarin regels zijn opgenomen betreffende de op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de op de verbeelding aangegeven aanduidingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opbouw van deze regels is, voor zover voorkomend binnen de verschillende bestemmingen, de indeling overeenkomstig de SVBP 2012 aangehouden:
De in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen worden hieronder achtereenvolgens toegelicht.
Groen
Het structurele openbaar groen is in het bestemmingsplan bestemd als Groen. Binnen deze bestemming is groen, water en dergelijke toegestaan. Daarnaast zijn bijbehorende functies, zoals speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen toegestaan.
Tuin
De bestemming ‘Tuin’ is opgenomen voor (voor)tuinen, waarvoor het beleid in verband met de ruimtelijke kwaliteit is gericht op het hoofdzakelijk open en onbebouwd laten van deze perceelsgedeelten. Binnen deze bestemming is slechts de bouw van ondergeschikte bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen, toegestaan.
Verkeer
Deze bestemming is opgenomen voor alle wegen binnen het plangebied, zowel de wegen met een belangrijke stroomfunctie als wegen bestemd voor bestemmingsverkeer. Ook verkeersgebieden waarbinnen de verblijfsfunctie primair staat (parkeerterreinen, pleinen) vallen binnen deze bestemming. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de verkeersbestemming te kunnen wijzigen in de bestemming ‘Wonen' of 'Tuin’, waardoor het mogelijk is perceelsgedeelten bij woningen te kunnen vergroten.
Wonen
Alle woningen zijn binnen de bestemming Wonen opgenomen. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Daarnaast zijn regels opgenomen ten aanzien van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte. Voor het perceelsgedeelte buiten het bouwlak worden mogelijkheden geboden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken.
Waarde - Archeologie
Ten behoeve van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied aanwezig zijn, is een dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming geldt dat voor grondroerende werkzaamheden dieper dan 0,5 m en op een oppervlak groter dan 100 m2 een omgevingsvergunning noodzakelijk is.
Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten.
Algemene bouwregels
Het onderhavige artikel dient te voorkomen dat situaties ontstaan, welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daarnaast beoogt dit artikel te voorkomen dat bouwwerken die groter of juist kleiner zijn dan in de bouwregels bij de diverse bestemmingen is toegestaan of voorgeschreven, onder het overgangsrecht komen te vervallen. Voor deze bouwwerken gelden de bestaande grotere dan wel kleinere afmetingen als maximaal respectievelijk minimaal toegestaan.
Algemene aanduidingsregels
Het plangebied valt gedeeltelijk binnen het radarverstoringsgebied en de zogenaamde IHCS-zone van de vliegbasis Woensdrecht. Binnen deze zones geldt een beperking van de bouwhoogte.
Algemene afwijkingsregels
Deze afwijkingsmogelijkheden hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken van de bebouwingsregels, ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van nutsvoorzieningen en het in beperkte mate afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen, kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn voor burgemeester en wethouders enkele mogelijkheden gecreëerd om, via een voorgeschreven procedure, in iets ruimere mate dan bij de “algemene afwijkingsregels” af te wijken van de regels. Het gaat dan echt om een wijziging van het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheden dragen bij aan een meer flexibel plan.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn regels opgenomen betreffende de plicht om voldoende parkeerplaatsen en laad- en losmogelijkheden te realiseren. Er moet in basis voldaan worden aan de in de bijlage opgenomen Nota Parkeernormering, waarbij de parkeerplaatsen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen hiervan af te wijken. Er kan worden afgeweken indien door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren wordt gestuit. Eveneens worden afgeweken van de parkeereis als de nodige parkeer- of stallingsruimte op een andere manier wordt voorzien of indien wanneer herziening van het parkeerbeleid hiertoe aanleiding geeft.
Overgangsrecht
De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming.
Slotregel
Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).
Grondexploitatie
In de Wet ruimtelijke ordening is een afdeling omtrent de grondexploitatie opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgezien door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom).
Met Stadlander is op 24 april 2013 de samenwerkingsovereenkomst Gageldonk-West gesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. In maart 2020 is een aanvullende deelrealisatieovereenkomst tussen Stadlander en de gemeente Bergen op Zoom ondertekend. Hierin zijn afspraken gemaakt omtrent kostenverdeling voor de herinrichting van de openbare ruimte, kosten voor de bestemmingsplanherziening en planschade.
Stadlander is grondeigenaar van de herstructureringsgebieden. Voor de overige gebieden geldt een conserverend bestemmingsplan.
De gemeente is dan ook niet genoodzaakt op basis van 6.12 Wro een exploitatieplan vast te stellen.
Conclusie
De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is afdoende gewaarborgd. Er hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld.
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de (gemeentelijke) overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor daadwerkelijke controle en handhaving ligt bij de gemeente. De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) van het plangebied tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan en een deugdelijk mutatiesysteem bij uitvoering van het bestemmingsplan. Onderdeel van dit mutatiesysteem is een goede registratie van verleende vergunningen. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de feitelijke situatie. Daarnaast vindt registratie plaats van verleende vergunningen.
Handhaving kan plaatsvinden via publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Dit laatste is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. In het ruimtelijk bestuursrecht is de gemeente op grond van de Gemeentewet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang ten aanzien van ontwikkelingen die strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Deze vormen van handhaving vallen onder de zogenoemde repressieve handhaving. Hiermee wordt gedoeld op de middelen en/of het instrumentarium waarmee de gemeente naleving kan afdwingen, dan wel tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden.
Daarnaast wordt de preventieve handhaving onderscheiden. Deze komt voornamelijk tot uitdrukking in het toezicht op het gebruik van gronden en gebouwen. Preventieve handhaving geschiedt over het algemeen door informele middelen waaronder bijvoorbeeld informeel contact tussen de met handhaving belaste personen en de grondgebruikers. Hoewel het effect van dergelijke middelen niet goed meetbaar is, wordt aan deze middelen toch een zekere betekenis toegekend.
Daarnaast zijn in het bestemmingsplan instrumenten van toezicht opgenomen. Genoemd worden de afwijkingsbevoegdheden, wijzigingsbevoegdheden, de bevoegdheid nadere eisen te stellen en de mogelijkheid om omgevingsvergunningen ten behoeve van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden te verlenen. Deze instrumenten maken een toetsing mogelijk, voordat met de beoogde activiteit (bouwen, gebruiken, het verrichten van werken en/of werkzaamheden) een aanvang wordt gemaakt.
De te nemen besluiten op basis van de genoemde bevoegdheden dienen te berusten op een deugdelijke motivering.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 28 mei 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tevens heeft op 4 juni een informatieavond plaatsgevonden in het wijkpunt aan de Kastanjalaan 66-68, waarbij eenieder zich kon aanmelden om het bestemmingsplan te bekijken en vragen te stellen. Gedurende deze termijn zijn 21 inspraak- en overlegreacties binnengekomen. Daarvan zijn eenmaal 15 inspraakreacties gelijkluidend en eenmaal 2 reacties gelijkluidend. De binnengekomen reacties zijn samengevat en voorzien van een beantwoording in Bijlage 5.
In het kader van het wettelijk vooroverleg zijn reacties ontvangen van de Gasunie, de brandweer en het waterschap.
De binnengekomen inspraak- en overlegreacties hebben geleid tot aanpassingen in de toelichting van het bestemmingsplan.