direct naar inhoud van Artikel 10 Verkeer
Plan: Buitengebied Baarle-Nassau, herziening 1a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BSPbg2008hern1a-d003

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden in de vorm van:
    • 1. verharde wegen: regionale en lokale verbindingswegen (met niet meer dan twee rijstroken);
    • 2. onverharde wegen;
    • 3. fietspaden;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige en op de verbeelding middels gebiedsaanduidingen weergegeven natuurwaarden en landschappelijke waarden in de vorm van de op de verbeelding aangegeven onverharde wegen;

één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals:

  • c. wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. wandelpaden;
  • g. openbaar nutsvoorzieningen;
  • h. bermen, sloten en wegbeplantingen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Alleen bouwen ten dienste van de bestemming

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals voorzieningen voor de verkeersregeling, wegverlichting, aanwijsborden e.d. alsmede portalen met een maximale bouwhoogte van 8,5 meter. Verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

10.2.2 Maatvoering bouwwerken

Voor bouwwerken voor openbare nutsvoorzieningen geldt het volgende:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • b. de bouwhoogte van alle bouwwerken mag, behoudens de in 10.2.1 bedoelde verkeersvoorzieningen, niet meer bedragen dan 4 meter.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het stellen van nadere eisen ten aanzien van het bouwen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Algemene verbodsbepaling

Het is verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming.

10.4.2 Specifiek strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik als bedoeld in 10.4.2 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor het opslaan, storten of bergen van materialen en producten behoudens voor zover dat noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het onder 10.4.1 vervatte verbod, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

10.5.2 Procedure bij afwijking

Bij de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.5.1 is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.

10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden op of in de op de verbeelding weergegeven onverharde wegen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het vellen en/of rooien van houtopstanden;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.

 

10.6.2 Met vergunning toelaatbare werken

Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 10.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de betreffende bestemming of dubbelbestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige en deels op verbeelding middels gebiedsaanduidingen aangegeven natuurlijke en landschappelijke waarden van de onverharde wegen niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • c. uit voorafgaand onderzoek is gebleken dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot de afstemmingsaspecten bedoeld in artikel 22.1;
  • d. de verharding noodzakelijk is uit een oogpunt van functioneel aan het buitengebied gebonden functies van landbouw en natuur.

 

10.6.3 Uitzonderingen op het verbod

Het onder 10.6.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken en/of werkzaamheden, die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. legale werken en/of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • c. werken en/of werkzaamheden, welke verband houden met de reconstructie van de N260 voor zover deze nog niet in uitvoering zijn.