direct naar inhoud van Artikel 14 Gemengd - 2
Plan: Dorpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BSPDorpen-d001

Artikel 14 Gemengd - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel zowel op de begane grond als op de eerste verdieping;
  • b. dienstverlening zowel op de begane grond als op de eerste verdieping;
  • c. kantoren uitsluitend in hoofdgebouwen;
  • d. horeca categorie 1 en 2, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van hotels, pensions en bed and breakfastvoorzieningen (verblijfshoreca) welke ook op de verdieping zijn toegestaan met uitzondering van het perceel Dorpsstraat 32a te Ulicoten;
  • e. in uitzondering op het bepaalde in sub d zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement', maximaal 3 recreatieappartementen toegestaan;
  • f. religieuze en maatschappelijke doeleinden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kerk', een kerk;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf', tevens voor een bouwbedrijf van categorie 3.1 in de als bijlage opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • i. wonen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens evenementen.

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. voorzieningen van algemeen nut;
  • o. paden;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag voor volledig worden bebouwd waarbij de regeling in sub c in acht genomen dient te worden.
  • c. Het bedrijfsvloeroppervlak maximaal 800 m² bedraagt uitgezonderd daar waar ten tijde van de tervisie legging van dit plan reeds een grotere oppervlakte aanwezig is.
  • d. De goothoogte bedraagt maximaal 6 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte'. Daar gelden de maten zoals op de verbeelding zijn weergegeven.
  • e. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' of ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte'. Daar gelden de maten zoals op de verbeelding zijn weergegeven.
  • f. De dakhelling bedraagt minimaal 30°.
  • g. De breedte van een hoofdgebouw mag aan de zijde waarin de bestemming grenst aan 'Verkeer - Verblijfsgebied' of 'Verkeer' maximaal 20 meter bedragen, behoudens bestaande hoofdgebouwen die reeds breder zijn.

14.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De gronden van het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak mogen voor 80% worden bebouwd, met dien verstande dat de regeling zoals opgenomen in artikel 14.2.1 sub c in acht genomen dient te worden.
  • c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de regeling zoals opgenomen in artikel 14.2.1 sub c in acht genomen dient te worden.
  • d. De goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de bovenkant van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
  • e. De bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,5 meter, met dien verstande dat de minimale afstand tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw 1,5 meter dient te bedragen. Doortrekken van het schuine dak van het hoofdgebouw over het aangebouwde bijbehorende bouwwerk met eenzelfde dakhelling is toegestaan. Dan geldt de feitelijke goothoogte van het hoofdgebouw als de maximale bouwhoogte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk.
  • f. De goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
  • g. De bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag vóór de naar de weg toegekeerde bouwgrens maximaal 1 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens maximaal 2 meter bedragen.
  • c. De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • c. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de parkeerruimte op eigen terrein;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de brandveiligheid.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Bredere gevel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.1 voor de bouw van een hoofdgebouw met een grotere breedte dan 20 meter, mits de betreffende gevel door middel van verticale geleding qua maatvoering en indeling wordt afgestemd op het bestaande karakter van het straatbeeld ter plaatse.

14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Gebruik algemeen

Voor het gebruik algemeen gelden de volgende regels:

  • a. Parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost.

14.5.2 Gebruik t.b.v. wonen

Voor het gebruik voor wonen gelden de volgende regels:

  • a. Wonen is toegestaan in de vorm van woningen en appartementen enkel toegestaan in een hoofdgebouw. Hierbij zijn appartementen uitsluitend toegestaan ter plaatse waar deze bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan.
  • b. Op de onderhavige gronden is het niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen geheel of ten dele ten dienste van wonen te bouwen, tenzij het vervangende nieuwbouw ter plaatse van de bestaande woning betreft, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering.
  • c. De verkaveling van de bestaande woningen dient in beginsel te worden gehandhaafd.
  • d. Woningvermeerdering in de vorm van woningsplitsing is niet toegestaan.
  • e. De uitoefening van aan een beroep aan huis in hoofd- en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m².

14.5.3 Stijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. prostitutie;
  • c. erotisch getinte detailhandel;
  • d. coffeeshops;
  • e. als staanplaats voor onderkomens, alsmede voor wagens en kramen, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van een niet permanent gebruik als zodanig;
  • f. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens parkeren ten dienste van de toegelaten functies;
  • g. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare, althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en producten;
  • h. voor bewoning, voorzover het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft;
  • i. voor de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • j. voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan de in artikel 14.1 omschreven activiteiten.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.5.2 sub a j° 14.5.3 sub h en toestaan dat een deel van de woning en/of een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning dient noodzakelijk te zijn vanuit een oogpunt van mantelzorg en op grond van een medische indicatie te worden aangetoond. Het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het te nemen besluit advies aan een ter zake deskundige instantie;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. indien de afhankelijke woonruimte geheel wordt gesitueerd binnen een vrijstaand bijbehorend bouwwerk dient de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijbehorende bouwwerken te worden ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • d. indien de bij het verlenen van de afwijking van het bestemmingsplan bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekt het bevoegd gezag de vergunning in.

14.6.2 Verblijfshoreca Dorpsstraat 32a Ulicoten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 sub d en toestaan dat ter plaatse van Dorpsstraat 32a verblijfshoreca wordt gevestigd en uitgeoefend met dien verstande dat aangetoond moet worden voor deze verblijfshoreca op akoestisch gebied een acceptabel woon- en leefklimaat kan worden geboden, zodat het naastgelegen bedrijf (Dorpsstraat 32) niet in zijn bedrijfsuitoefening wordt belemmerd.

14.6.3 Woningtoevoeging

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.5.2 teneinde mee te werken aan woningvermeerdering via het toevoegen van een woning. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. er mag maximaal één woning worden toegevoegd binnen een bestaand gebouw;
  • b. de minimale inhoud van de nieuwe woning bedraagt 200 m³. Ingeval van woonsplitsing bedraagt de minimale inhoud van de bestaande woning 400 m³ en van de nieuwe woning 200 m³, beide exclusief eventuele bijbehorende bouwwerken.
  • c. de hoofdentree van de woning dient gericht te zijn op de openbare ruimte. Indien een bovenwoning weer als zodanig in gebruik wordt genomen mag ook gebruik gemaakt worden van de oude entree.
  • d. voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken dienen de regels zoals vervat in deze bestemming in acht genomen te worden;
  • e. parkeren dient te geschieden op eigen terrein. Indien dit niet mogelijk is mag parkeren geschieden in de openbare ruimte, mits de parkeerdruk in de openbare ruimte niet onevenredig toeneemt.
  • f. er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen zijn.
  • g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven;
  • h. de woning dient passend te zijn binnen de gemeentelijke en provinciale woningbouwprogrammering.