direct naar inhoud van Artikel 13 Gemengd - 1
Plan: Dorpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0744.BSPDorpen-d001

Artikel 13 Gemengd - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel uitsluitend daar waar ten tijde van tervisie legging van dit plan reeds detailhandel gevestigd is en uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van detailhandel welke ten tijde van de tervisie legging van het plan reeds op de verdieping gevestigd is;
  • b. dienstverlening;
  • c. kantoren;
  • d. horeca categorie 1, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van hotels, pensions en bed and breakfastvoorzieningen, welke ook op de verdieping zijn toegestaan;
  • e. bedrijven, die zijn genoemd in de als bijlage opgenomen Lijst van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2 m.u.v. van bedrijven in categorie 3 en hoger die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds gevestigd zijn, uitsluitend op de begane grond;
  • f. religieuze en maatschappelijke voorzieningen;
  • g. wonen, met in acht name van het bepaalde in artikel 13.5.2;

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut;
  • l. paden;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Voor het bouwen algemeen gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' mag geen bebouwing worden gebouwd.

13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd waarbij de regeling in sub c in acht genomen dient te worden.
  • c. Het bedrijfsvloeroppervlak maximaal 800 m² bedraagt, uitgezonderd daar waar ten tijde van tervisie legging van dit plan reeds een grotere oppervlakte aanwezig is.
  • d. De goothoogte bedraagt maximaal 6 meter.
  • e. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter.
  • f. De dakhelling bedraagt minimaal 30°.
  • g. De breedte van een hoofdgebouw mag aan de zijde waarin de bestemming grenst aan 'Verkeer - Verblijfsgebied' of 'Verkeer' maximaal 20 meter bedragen, behoudens bestaande hoofdgebouwen die reeds breder zijn.

13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De gronden van het bouwperceel voor zover gelegen buiten het bouwvlak mogen voor 80% worden bebouwd, met dien verstande dat de regeling zoals opgenomen in artikel 13.2.2 sub c in acht genomen dient te worden.
  • c. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de regeling zoals opgenomen in artikel 13.2.2 sub c in acht genomen dient te worden.
  • d. De goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de bovenkant van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
  • e. De bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,5 meter, met dien verstande dat de minimale afstand tot de bouwhoogte van het hoofdgebouw 1,5 meter dient te bedragen. Doortrekken van het schuine dak van het hoofdgebouw over het aangebouwde bijgehorende bouwwerk met eenzelfde dakhelling is toegestaan. Dan geldt de feitelijke goothoogte van het hoofdgebouw als de maximale bouwhoogte van het aangebouwde bijbehorende bouwwerk.
  • f. De goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
  • g. De bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 5,5 meter.

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag vóór de naar de weg toegekeerde bouwgrens maximaal 1 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van erf-/terreinafscheidingen mag achter de naar de weg toegekeerde bouwgrens maximaal 2 meter bedragen.
  • c. De hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie (wooncomfort, kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
  • c. de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de parkeerruimte op eigen terrein;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de brandveiligheid.

13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Bredere gevel

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4.1 voor de bouw van een hoofdgebouw met een grotere breedte dan 20 meter, mits de betreffende gevel door middel van verticale geleding qua maatvoering en indeling wordt afgestemd op het bestaande karakter van het straatbeeld ter plaatse.

13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Gebruik algemeen

Voor het gebruik algemeen gelden de volgende regels:

  • a. Parkeren dient op eigen terrein te worden opgelost.

13.5.2 Gebruik ten behoeve van wonen

Voor het gebruik voor wonen gelden de volgende regels:

  • a. Wonen is toegestaan in de vorm van woningen en appartementen en enkel toegestaan in een hoofdgebouw. Hierbij zijn appartementen uitsluitend toegestaan ter plaatse waar deze bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan.
  • b. Op de onderhavige gronden is het niet toegestaan nieuwe hoofdgebouwen geheel of ten dele ten dienste van wonen te bouwen, tenzij het vervangende nieuwbouw ter plaatse van de bestaande woning betreft, mits dit niet leidt tot woningvermeerdering.
  • c. De verkaveling van de bestaande woningen dient in beginsel te worden gehandhaafd.
  • d. Woningvermeerdering in de vorm van woningsplitsing is niet toegestaan.
  • e. De uitoefening van aan een beroep aan huis in hoofd- en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 45 m².

13.5.3 Stijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. seksinrichtingen;
  • b. prostitutie;
  • c. erotisch getinte detailhandel;
  • d. coffeeshops;
  • e. horeca categorie 2 en 3;
  • f. als staanplaats voor onderkomens, alsmede voor wagens en kramen, geschikt en bestemd voor de uitoefening van detailhandel, met uitzondering van een niet permanent gebruik als zodanig;
  • g. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, danwel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, c.q. onderdelen daarvan, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens parkeren ten dienste van de toegelaten functies;
  • h. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare, althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en producten;
  • i. voor bewoning, voorzover het een vrijstaand bijbehorend bouwwerk betreft;
  • j. voor de opslag en verkoop van motorbrandstoffen;
  • k. voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf anders dan de in artikel 13.1 omschreven detailhandel en bedrijfsactiviteiten.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.5.2 sub a j° 13.5.3 sub i en toestaan dat een deel van de woning en/of een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning dient noodzakelijk te zijn vanuit een oogpunt van mantelzorg en op grond van een medische indicatie te worden aangetoond. Het bevoegd gezag vraagt voorafgaand aan het te nemen besluit advies aan een ter zake deskundige instantie;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • c. indien de afhankelijke woonruimte geheel wordt gesitueerd binnen een vrijstaand bijbehorend bouwwerk dient de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake vrijstaande bijbehorende bouwwerken te worden ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  • d. indien de bij het verlenen van de afwijking van het bestemmingsplan bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is, trekt het bevoegd gezag de vergunning in.

13.6.2 Woningtoevoeging

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.5.2 lid c en d teneinde mee te werken aan woningvermeerdering via het toevoegen van een woning. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. er mag maximaal één grondgebonden woning worden toegevoegd binnen een bestaand hoofdgebouw;
  • b. de minimale inhoud van de nieuwe woning bedraagt 200 m³. Ingeval van woonsplitsing bedraagt de minimale inhoud van de bestaande woning 400 m³ en van de nieuwe woning 200 m³, beide exclusief eventuele bijbehorende bouwwerken;
  • c. De hoofdentree van de woning(en) dient gericht te zijn op de openbare ruimte.
  • d. Voor het oprichten van bijbehorende bouwwerken dienen de regels zoals vervat in de bestemming 'Gemengd - 1' in acht genomen te worden.
  • e. Parkeren dient te geschieden op eigen terrein. Indien dit niet mogelijk is mag parkeren geschieden in de openbare ruimte, mits de parkeerdruk in de openbare ruimte niet onevenredig toeneemt.
  • f. Er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen zijn.
  • g. Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en nabijgelegen bedrijven.
  • h. De woning dient passend te zijn binnen de gemeentelijke en provinciale woningbouwprogrammering.

13.7 Wijzigingsbevoegdheid
13.7.1 Voordeurverplaatsing

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen teneinde mee te werken aan woningvermeerdering via het verplaatsen van de voordeur van België naar Nederland. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. het dient een bestaand hoofdgebouw ten behoeve van wonen te zijn;
  • b. de voordeur dient geplaatst te worden aan die zijde van het hoofdgebouw die georiënteerd is op de openbare weg, dan wel aan de daaraan grenzende zijgevel, maar dan niet meer dan 3 meter achter de voorgevel;
  • c. de voordeur mag eventueel in een bijbehorend bouwwerk worden opgenomen, mits dit in de vorm van een entreeportaal is dat zich niet meer dan 3 meter achter de voorgevel bevindt.