Artikel 8 Bos
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. ontwikkeling en instandhouding van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
-
b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
c. extensief recreatief medegebruik.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 29.2.
8.2 Bouwregels
Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, nadere eisen stellen conform het bepaalde in artikel 23.4.
8.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het oprichten van bouwwerken conform het bepaalde in artikel 25.12.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt verstaan het gebruik van de grond:
-
a. als staan- of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen;
-
b. als sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide;
-
c. voor het beproeven van voertuigen, de beoefening van de motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
-
d. voor het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren, (brom)fietsen of mountainbikes;
-
e. voor militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen;
-
f. als staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
-
g. voor het winnen van bosstrooisel en mos;
-
h. als terrein voor het aanbrengen en het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
-
i. voor het scheuren van grasland;
-
j. voor het opslaan van mest(stoffen);
-
k. voor opslagdoeleinden, zoals onder ander het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede tuinafval.
8.6 Aanlegvergunning
Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden geldt:
-
a. het is verboden op of in de tot 'Bos' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
2. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
-
3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;
-
4. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben;
-
5. het bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins verlagen van de grondwaterstand;
-
6. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen;
-
7. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
-
8. het verwijderen van graften, bosstroken en/of grasbanen;
-
b. het in artikel 8.6., onder a. bepaalde is niet van toepassing voor:
-
1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
-
2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
-
3. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
-
4. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
-
c. de werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 8.6, onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in dit artikel 8.1. genoemde waarden, belangen en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
-
d. Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de aanlegvergunning de in artikel 3.18 Wro gegeven procedure.