direct naar inhoud van Regels
Plan: Vinkeveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP017vinkeveld-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Vinkeveld' met identificatienummer NL.IMRO.0736.BP017vinkeveld-va01 van de gemeente De Ronde Venen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.4 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneen gebouwde woningen

bebouwing bestaande uit meer dan twee aaneengebouwde grondgebonden woningen

1.8 aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten:

bedrijfsactiviteiten, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteiten in de woning met behoud van de woonfunctie ter plaatse kan worden uitgeoefend;

1.9 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridische, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daar bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfsactiviteit:

bedrijfsmatige activiteit gericht op het produceren, distribueren, verwerken of opslaan van goederen;

1.12 beneden-bovenwoning
  • a. een aaneen gebouwde woning, waarboven zich 1 of meerdere woningen bevinden, niet zijnde gestapelde woningen;
  • b. een woning, niet zijnde een gestapelde woning, die zich boven een aaneen gebouwde woning bevindt;
1.13 bestaand:
  • a. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.15 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 dakopbouw:

een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt waarbij deze constructie deels dan wel volledig bij een plat dak boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder makelaardij, internetcafé, zonnestudio en bankfiliaal;

1.25 erf:

de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;

1.26 erftoegangsweg:

een weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven; deze wegcategorie is in beginsel toegankelijk voor elke vervoerswijze;

1.27 garage:

gebouwde parkeervoorziening voor gebruik als stalling voor motorvoertuigen en ondergeschikt medegebruik als huishoudelijke opslagruimte;

1.28 gebiedsontsluitingsweg:

een weg waarop zowel de stromen als de uitwisseling kan plaatsvinden; het is de verbindende schakel tussen erftoegangswegen en stroomwegen;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geschakelde woning

bebouwing waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijbehorend bouwwerk verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd, dan wel ten minste 1 meter uit de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;

1.31 gestapelde woning

een woning, die zich bevindt in een woongebouw, dat bestaat uit twee of meer boven- of

nagenoeg boven- elkaar gesitueerde woningen

1.32 grondgebonden woning

een met de grond verbonden woning, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning of een beneden-bovenwoning;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.34 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.35 kantoor:

voorzieningen gericht op het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.36 maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.37 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.38 overkapping:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan;

1.39 patiowoning

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, met een geheel of

gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende,

dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

1.40 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen, anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
1.41 speelterrein

terrein met speeltoestellen en speelvoorzieningen zoals klimtoestellen, doelpalen en bankjes.

1.42 speelvoorziening

speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen.

1.43 straatmeubilair:

bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri’s, kunstobjecten, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen, ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen;
1.44 twee-onder-één-kapwoning

bebouwing bestaande uit twee aaneengebouwde grondgebonden woningen, die samen een

bouwblok vormen;

1.45 verblijfsgebied:

gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg;

1.46 voorgevel:

de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;

1.47 voorgevelrooilijn:

de lijn, welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;

1.48 vrijstaande woning

een niet-aaneen gebouwde woning;

1.49 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.50 webshop

een bedrijf dat gericht is op de opslag en distributie van aankopen die via internet tot stand zijn gekomen, alsmede het beheren van de bijbehorende website, waarbij detailhandel ter plaatse is uitgesloten.

1.51 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot een bouwperceel- of bestemmingsgrens

de afstand van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot een bouwperceel- of bestemmingsgrens wordt gemeten tussen die grens en enig punt van dat bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het snijpunt van de verticaal opgaande gevel met een hellend dakvlak. Ondergeschikte bouwonderdelen als goten van dakkapellen worden niet meegerekend;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de lengte, breedte of diepte:

de lengte, breedte of diepte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen,
  • b. gasdrukregel- en meetstation, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasontvangststation';
  • c. transformatorhuisjes;

met daarbij behorende:

  • d. toegangswegen en -paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. toegangswegen en -paden;
  • c. fiets- en wandelpaden;
  • d. speelterreinen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - speelterrein';
  • e. speelvoorzieningen, anders dan de onder 4.1 sub d. genoemde speelterreinen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. uitingen van scheppende kunst.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 7 meter voor palen en masten;
  • b. 5 meter voor speelvoorzieningen en kunstvoorwerpen;
  • c. 2 meter voor terreinafscheidingen;
  • d. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsontsluitingswegen;

met daarbij behorende:

  • b. langzaam-verkeervoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 15 meter voor palen en masten;
  • b. 4 meter voor geluidwerende voorzieningen;
  • c. 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. overig verblijfsgebied;

met daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. straatmeubilair;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 10 meter voor palen en masten;
    • 2. 2 meter voor terreinafscheidingen;
    • 3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 4. 5 meter voor speelvoorzieningen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Water
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'water' moet worden voorzien in een al dan niet ondergrondse verbinding, zoals een brug, duiker of brugduiker, ten dienste van de waterhuishouding;
  • b. een al dan niet ondergrondse verbinding, zoals bedoeld in 6.3.1 onder a, dient in stand te worden gehouden.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

het bevoegd gezag kan in afwijking van 6.3.1 onder b, toestemming verlenen om de verbinding geheel of gedeeltelijk op te heffen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • c. bermen en taluds;
  • d. duikers en bruggen voor kruisingen met wegverkeer;
  • e. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter.

7.3 Nadere eisen
7.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen, nadere eisen te stellen, met betrekking tot de doorvaart en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

7.3.2 Voorwaarden

Alvorens nadere eisen worden gesteld, dient er vooraf advies ingewonnen te worden bij de waterbeheerder.

Artikel 8 Woongebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van grondgebonden, gestapelde woningen en beneden-bovenwoningen inclusief bijgebouwen;
  • b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – voorwaardelijke verplichting’: de voorwaardelijke verplichting tot het treffen van geluidmaatregelen ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat in de wijk Vinkeveld

met daarbij behorende:

  • i. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. erven en tuinen;
  • k. dakterrassen en balkons uitsluitend bij vrijstaande woningen, beneden-bovenwoningen en gestapelde woningen.
8.2 Bouwregels

Op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen slechts in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

8.2.1 Algemeen
  • a. hoofdgebouwen, niet zijnde nutsvoorzieningen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)',mag de goothoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk voor een nutsvoorziening mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  • e. de woningdichtheid bedraagt ten hoogste 35 woningen per hectare;
  • f. de afstand van de zijgevels van het hoofdgebouw tot de erfperceelsgrens bedraagt:
  • g. de hoofdgebouwen van woningen dienen te worden geplaatst binnen een strook met een diepte van maximaal:
  • h. voor het bouwen van patiowoningen gelden in afwijking van het bepaalde in 8.2.1 sub e de volgende bepalingen:
    • 1. per bouwperceel dient minimaal 40 m² onbebouwd te blijven;
    • 2. het bouwperceel mag:
      • verder volledig worden bebouwd, met inachtneming van het bepaalde onder 8.2.1 sub f onder 1, tot een maximale bouwhoogte van 4 meter en;
      • voor maximaal 30% worden bebouwd tot een maximale goothoogte van 6 en een maximale bouwhoogte van 9 meter.
  • i. ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – voorwaardelijke verplichting’ is het gebruiken van de gronden en van daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van de woonfunctie uitsluitend toegestaan indien aan onderstaande twee voorwaarden is voldaan:
    • 1. de in Bijlage 1 en Bijlage 2 uiteengezette geluidmaatregelen ten behoeve van een goed woon- en leefklimaat in de wijk Vinkeveld zijn uitgevoerd; daarbij is de toepassing toegestaan van gelijkwaardige geluidwerende of reducerende alternatieven; van de kaart in Bijlage 2 is alleen de omvang en situering van het geluidscherm van belang;
    • 2. de instandhouding en blijvende naleving van de in Bijlage 1 en Bijlage 2 uiteengezette geluidmaatregelen zijn contractueel gewaarborgd en, voor zover dit uit de aard van de zaak mogelijk is, vastgelegd in een notariële akte.
8.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer- en verblijfsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
8.2.3 Bijgebouwenregeling
  • a. de omvang van het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen als bedoeld in lid 8.2.3 onder b, c en d wordt bepaald door de bouwperceeloppervlakte vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn (zone zijtuin en achtertuin), met dien verstande dat bij deze berekening het oppervlak van het (bestaande) hoofdgebouw niet wordt meegerekend;
  • b. voor bouwpercelen waarvan de bouwperceeloppervlakte zoals beschreven in lid 8.2.3 onder a minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen op deze gronden, ten hoogste 40% mag bedragen;
  • c. voor bouwpercelen waarvan de bouwperceeloppervlakte zoals beschreven in lid 8.2.3 onder a minder dan 200 m² bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen, voor zover het bepaalde percentage in lid 8.2.3 onder b dit toelaat, ten hoogste 5 m² bedragen voor elke meter dat het bouwperceel gemiddeld breed is tot een absoluut maximum van 50 m²;
  • d. voor bouwpercelen waarvan de bouwperceeloppervlakte zoals beschreven in lid 8.2.3 onder a 200 m² of meer bedraagt, geldt dat het bebouwde oppervlak aan bijgebouwen ten hoogste 50 m² mag bedragen, vermeerderd met 5% van het aantal vierkante meters dat deze gronden groter zijn dan 200 m², tot een absoluut maximum van 90 m²;
  • e. het is niet toegestaan bijgebouwen voor de voorgevelrooilijn op te richten;
  • f. bijgebouwen mogen vrijstaand en aangebouwd aan het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • g. voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 5 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
  • h. voor aangebouwde bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter moet bedragen;
    • 2. bij de vrijstaande woningen slechts aan één zijgevel bijgebouwen mogen worden aangebouwd;
    • 3. de goothoogte maximaal 3 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 7 meter voor palen en masten;
    • 2. 1 meter voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel;
    • 3. 2 meter voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    • 4. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 5. 5 meter voor speelvoorzieningen.
8.3 Nadere eisen
8.3.1 Bevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na afweging van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen planologisch-stedenbouwkundige belangen en verkeersbelangen, nadere eisen te stellen, met betrekking tot:
    • 1. de situering van bouwwerken;
    • 2. situering van en het aantal parkeervoorzieningen.
8.3.2 Voorwaarden
  • b. de bevoegdheid onder lid 8.3.1 onder a onder 1 wordt toegepast met het oog op:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden in verband met gewenste voldoende parkeerruimte op eigen terrein.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijkingsbevoegdheid in verband met erkers en entreeportalen

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 8.2.3 onder e een omgevingsvergunning verlenen voor een erker of entreeportaal met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van de erker of het entreeportaal mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, doch nooit meer dan 3 meter;
  • b. de diepte van de erker of het entreeportaal gemeten uit de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • c. de breedte van de erker of het entreeportaal mag niet meer bedragen dan 65% van de breedte van de voorgevel.
8.4.2 Afwijkingsbevoegdheid in verband met de bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan in afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1 onder b een omgevingsvergunning verlenen voor een andere bouwhoogte van de woning(en) met de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - afwijken bouwhoogte maximum 14 m' en 'specifieke bouwaanduiding - afwijken bouwhoogte maximum 17 m' met inachtneming van de volgende regels:

  • a. aangetoond is dat het indicatieve bouwprogramma niet haalbaar is
  • b. aangetoond is dat er voor het alternatieve bouwprogramma een grotere hoogte nodig is
  • c. aangetoond is dat de hogere bouwhoogte vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • d. aangetoond is dat een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd is;
  • e. de bouwhoogte maximaal 14 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijken bouwhoogte maximum 14 m' respectievelijk 17 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijken bouwhoogte maximum 17 m' bedraagt.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Aan huis gebonden beroep, aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten of webshop

Het uitoefenen van aan huis gebonden beroep of aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten of een webshop is toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor de beroepsuitoefening, de bedrijfsactiviteiten of de webshop te gebruiken vloeroppervlakte is maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de bebouwing op het perceel, maar niet meer dan 50 m2;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  • f. de activiteiten vallen in categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
8.5.2 Parkeren
  • a. Het gebruiken van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van de aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten en/of webshop is uitsluitend toegestaan indien er wordt voldaan aan de in Bijlage 4 uiteengezette parkeernormen.
  • b. de instandhouding van het benodigde aantal parkeerplaatsen en blijvende naleving van de in Bijlage 4 uiteengezette parkeernormen is verplicht.
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en sub b en worden toegestaan dat in minder dan in Bijlage 4 genoemde benodigde aantal parkeerplaatsen wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 9 Leiding - Gas

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en herstel van een gasleiding.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd in de vorm van bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming 'Leiding - Gas';

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.2.1 ten behoeve van het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemming(en), mits:

  • a. hierdoor de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;
  • b. geen kwetsbare objecten worden opgericht
  • c. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. diepploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen en/of verwijderen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • f. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

9.4.2 Uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

9.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 10 Leiding - Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport van water en daarbij behorende voorzieningen en belemmeringenstrook.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend worden gebouwd in de vorm van bouwwerken die ten dienste staan van de 'Leiding - Water';

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2.1 ten behoeve van het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemming(en), mits:

  • a. hierdoor de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;
  • b. geen kwetsbare objecten worden opgericht
  • c. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. diepploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen en/of verwijderen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • f. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden waaronder ook begrepen het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

10.4.2 Uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 10.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden,
  • d. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

10.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.4.1, zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor:

  • a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven bouwperceel-, bouwvlak-, bouwhoogte-, goothoogte-, breedte-, diepte-, afstands- en bebouwde-oppervlaktematen met ten hoogste 10%, indien dit in verband met de realisering van een bouwplan noodzakelijk is;
  • b. geringe afwijking in de plaatsing van bouwwerken, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking in de situering niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • c. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, zoals transformatorhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 20 m² en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter.

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, overstekende daken en kelders buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 2 meter wordt overschreden.

13.2 Ondergronds bouwen
13.2.1 Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  • a. ondergrondse bouwwerken mogen worden gerealiseerd tot een diepte van maximaal 0,6 meter beneden peil, binnen de aangegeven bouwvlakken en binnen de direct omringende erven waar de bijgebouwen mogen worden opgericht, enkel onder de gebouwen die daar zijn of worden opgericht;
  • b. het aanleggen van ondergrondse infrastructuur en funderingen is uitgezonderd van het gestelde onder 13.2.1 onder a.
  • c. van de dieptemaat genoemd in 13.2.1 onder a, mag worden afgeweken, als voldoende kan worden aangetoond, dat de waterhuishouding hierdoor niet onevenredig wordt verstoord.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie;
  • e. als ligplaats voor woonschepen of recreatiewoonschepen, tenzij de gronden de bestemming 'Water -' hebben.
14.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    • 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
    • 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  • b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, of van bijgebouwen, voor permanente bewoning;
  • c. van recreatieverblijven voor permanente bewoning;
  • d. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

14.3 Vormen van verboden gebruik (voorwaardelijke verplichting)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de woonfunctie ter plaatse van de aanduiding 'overige zone voorwaardelijke verplichting’ als niet voldaan is aan de voorwaarden gesteld in artikel 8.2.1 onderdeel i.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen,
  • b. de oppervlakte van een bestemmings-, bouw- of aanduidingsvlak;

onder voorwaarde dat:

  • c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b niet meer bedragen dan 3 meter en de oppervlakte van het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% wordt gewijzigd,
  • d. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende bouwpercelen niet in onevenredige mate worden geschaad.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Voldoende parkeergelegenheid

  • a. Het gebruiken van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van de woonfunctie is uitsluitend toegestaan indien er wordt voldaan aan de in Bijlage 4 uiteengezette parkeernormen.
  • b. de instandhouding van het benodigde aantal parkeerplaatsen en blijvende naleving van de in Bijlage 4 uiteengezette parkeernormen is verplicht.
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en sub b en worden toegestaan dat in minder dan in Bijlage 4 genoemde benodigde aantal parkeerplaatsen wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

16.2 30-km zone Voorbancken
  • a. Het gebruiken van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing ten behoeve van de woonfunctie is uitsluitend toegestaan indien de weg Voorbancken is uitgevoerd als en onderworpen aan het verkeersregiem van de 30 kilometerzone Vinkeveld.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Lid 17.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 17.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 17.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Vinkeveld.