direct naar inhoud van 5.8 Ecologie
Plan: Kom Mijdrecht
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP005kommijdrecht-oh01

5.8 Ecologie

5.8.1 Wettelijk kader

Gebiedsbescherming

De dichtstbijzijnde gebieden die onder de Natuurbeschermingswet 1998 (herzien op 1 oktober 2005) vallen, liggen hemelsbreed op ten minste 4 kilometer afstand van de Kom Mijdrecht (Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen en De Haeck). Het is niet aannemelijk dat de relatief beperkte ontwikkelingen, die in het kader van dit bestemmingsplan worden voorzien, een negatief effect zullen hebben op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Daarom wordt een uitgebreide behandeling van de juridische aspecten van de NB-wet hier overbodig geacht.

Het bestemmingsplangebied Kom Mijdrecht maakt geen deel uit van de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. Eventuele effecten als gevolg van ontwikkelingen binnen het bestemmingsplangebied op natuurwaarden van daarbuiten gelegen Ecologische Hoofdstructuur (zogenaamde 'externe werking') hoeft niet te worden beschouwd; het 'Nee-tenzij-principe' geldt alleen binnen de EHS begrenzing. Verdere behandeling van het toetsingskader van de EHS wordt dan ook achterwege gelaten. Overigens liggen de dichtstbijzijnde EHS-gebieden op meer dan 2 kilometer afstand van de Kom Mijdrecht.

Soortenbescherming

Naast speciaal aangewezen gebieden worden ook diverse planten - en diersoorten beschermd op basis van Europese en Nederlandse wet- en regelgeving. In de bijlagen van de EU- Habitatrichtlijn zijn diverse beschermde dier- en plantensoorten aangewezen. Dit soortbeschermingsregime is op nationaal niveau geïmplementeerd in de Flora- en faunawet. Naast de op Europees niveau beschermde soorten wordt in deze wet ook een aantal soorten genoemd, die alleen op nationaal niveau beschermd zijn. Voor (ernstig) bedreigde diersoorten en voor soorten die worden vermeld in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn geldt het meest strikte beschermingsregime. Voor de meer algemeen voorkomende soorten is het beschermingsregime minder strikt.

De Flora- en faunawet bevat diverse concrete verbodsbepalingen die de soorten tegen nadelige effecten beschermen. Ruimtelijke ingrepen dienen getoetst te worden op hun effecten op beschermde soorten. Bevoegd gezag, in dit geval het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, kan ontheffing verlenen. In het kader van een bestemmingsplan kan geen ontheffing worden verleend. Echter moet in deze fase van de planvorming al rekening worden gehouden met eventuele effecten in de uitvoeringsfase. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient te worden aangetoond. Dat betekent dat er op voorhand geen redenen denkbaar mogen zijn die tot gevolg kunnen hebben dat een ontheffing niet verleend kan worden.

Beschermde planten en dieren zijn onderverdeeld in drie categorieën; algemene soorten, overige soorten en streng beschermde soorten. Elke categorie kent een eigen beoordelingstoets voor ontheffingverlening.

5.8.2 Onderzoek

Om te bepalen of met dit bestemmingsplan wordt voldaan aan de gebieds- en soortbeschermende wet- en regelgeving, is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de belangrijkste conclusies uit dit onderzoek. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 4.

Voorkomen beschermde dier- en plantensoorten in het te ontwikkelen gebied

Voor de beschrijving van het voorkomen van soorten is een aantal externe bronnen geraadpleegd. Er is gebruik gemaakt van verspreidingsgegevens van Ravon, Zoogdiervereniging, Waarneming.nl en algemene verspreidingsgegevens van het Natuurloket. Daarnaast is op 20 juli 2010 een veldbezoek gebracht aan de ontwikkellocatie binnen de Kom Mijdrecht (Haitsmahof & Molenhof).

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP005kommijdrecht-oh01_0014.jpg"

Figuur 5.7: Voorkomen van beschermde soorten in het plangebied volgens het Natuurloket

Aantallen in de cellen geven waargenomen aantallen soorten uit Ff-wet tabel 1/tabel 2 od 3/HR bijl. II of IV. De kleur geeft aan in hoeverre de soortgroep in het betreffende kilometerhok is onderzocht.

De bovenstaande tabel laat zien dat geen gegevens beschikbaar zijn van broedvogels, reptielen, vissen en overige ongewervelden. Dagvlinders en libellen zijn goed onderzocht; er zijn geen beschermde soorten geregistreerd. Zoogdieren en amfibieën zijn slecht onderzocht; in de twee kilometerhokken waarin de ontwikkellocatie Haitsmahof e.o. ligt zijn één, respectievelijk twee (strikt) beschermde soorten gevonden die tevens op de Habitatrichtlijn staan. Naar alle waarschijnlijkheid betreft dit vleermuizen. Kilometerhok 119/470 overlapt met slechts een zeer klein deel van het bestemmingsplangebied (tussen de N201 en het Waverveensepad), waar geen ontwikkelingen zijn voorzien. In dit hok is een (strikt) beschermde amfibie gevonden; het is gezien de verspreidingsinformatie en habitateisen aannemelijk dat het hier de Rugstreeppad betreft. Overige waarnemingen in de tabel betreffen soorten van Ffwet-tabel 1; ten aanzien van deze soorten geldt een vrijstelling van ontheffingsplicht bij ruimtelijke ingrepen.

Naast het bekijken van het Natuurloket is er een veldbezoek geweest. Hieruit zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:

  • a. Planten

Er zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen tijdens het veldbezoek.

  • b. Vogels

Er zijn geen nesten van jaarrond beschermde vogelsoorten (roofvogels) aangetroffen. Broedplaatsen kunnen echter niet uitgesloten worden.

  • c. Vleermuizen

De bomen rond de parkeerplaats zijn grotendeels jong en dun en hebben geen geschikte holten. Rondom de kerk staan enkele oudere bomen waarin mogelijk geschikte holten voor vleermuizen zitten. Het voorkomen van vleermuizen kan niet op voorhand worden uitgesloten aangezien het nog niet duidelijk is of er geschikte structuren voor vleermuizen aanwezig zijn. Een aantal gebouwen zijn onderzocht op het kunnen huisvesten van vleermuizen.

  • d. Grondzoogdieren

Gezien de habitateisen en verspreidingsinformatie is het voorkomen van (strikt) beschermde grondzoogdieren van de Ff-wet tabel 2 of 3 op voorhand uitgesloten.

  • e. Amfibieën en reptielen

Het Burgemeester Haitsmaplein en de directe omgeving biedt geen geschikte biotoop voor de (strikt) beschermde amfibieën en reptielen die in de wijde omgeving voorkomen. Het voorkomen van Rugstreeppad en Ringslang, of andere beschermde soorten van tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet, is uitgesloten. Aangezien de Achtervaart grotendeels beschoeid is, is ook voor lichter beschermde soorten als Bruine en Groene kikker slechts weinig geschikt leefgebied aanwezig.

De Rugstreeppad is een echte pioniersoort. Rugstreeppadden zijn zeer mobiel en kunnen grote afstanden afleggen. De soort duikt regelmatig op in (pas opgespoten) bouwterreinen met vergraafbare grond, bouwafval en (tijdelijke) plassen. Als voortplantingswater worden kleine, ondiepe (tijdelijke) wateren gebruikt, die snel opwarmen zodat de larven snel ontwikkelen. De winterbiotoop bestaat uit een zelf gegraven hol, maar de soort verschuilt zich onder ook steenhopen, houtafval en dergelijke. Het Haitsmaplein ligt echter dermate geïsoleerd van andere geschikte leefgebieden dat kolonisatie van bouwrijp terrein door Rugstreeppad in de toekomst nauwelijks mogelijk is.

Wateren in het gehele bestemmingsplangebied kunnen in principe geschikt zijn voor een aantal algemenere en licht beschermde soorten; Groene kikker, Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander. Het voorkomen van andere beschermde soorten in het plangebied is, op basis van verspreidingsgegevens en biotoopanalyse, niet aannemelijk.

  • f. Vissen

Het voorkomen van de kleine modderkruiper kan op voorhand niet worden uitgesloten. De kans dat de bittervoorn in het plangebied is zeer klein. Het voorkomen van andere beschermde soorten in wateren van het plangebied is, op basis van de verspreidingsgegevens en biotoopanalyse, uitgesloten.

  • g. Ongewervelden

De aanwezigheid van beschermde vlinders, libellen, kevers, mieren en slakken kan worden uitgesloten vanwege hun strenge milieueisen en hun verspreidingsgebied.

5.8.3 Conclusie

Meerdere soorten die bescherming genieten onder de Flora- en faunawet kunnen mogelijk voorkomen binnen het bestemmingsplangebied (zie figuur 19). Realisatie van de voorgenomen ontwikkeling kan leiden tot overtredingen van verbodsbepalingen uit deze wet, in welk geval ontheffing nodig is. Afhankelijk van de aard van de uiteindelijke ingrepen zijn eventueel mitigerende of compenserende maatregelen noodzakelijk. Tevens kan het zijn dat de wetgever eist dat bepaalde onderdelen van de locatie van ingreep niet worden verwijderd, zoals bomen of wateren. Ook dient altijd voldaan te worden aan de zorgplicht. Mitigatie en compensatie zijn, indien noodzakelijk, realiseerbaar. Naar verwachting zal aantasting van de functionele leefomgeving kunnen worden voorkomen c.q. is er uitzicht op ontheffingverlening voor de Flora- en faunawet, in het kader van de voorgenomen ontwikkelingen. De enige soortgroep waarvoor het verkrijgen van ontheffingen lastig kan blijken te zijn, zijn vleermuizen. Pas wanneer in meer detail duidelijkheid is over het verdwijnen van locaties met mogelijke verblijfplaatsen kan een functionaliteitstoets uitgevoerd worden. Als hieruit blijkt dat een ontheffing noodzakelijk is, kan het plan pas doorgang vinden wanneer met de ingreep een in de wet genoemd wettelijk belang wordt genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP005kommijdrecht-oh01_0015.jpg"

Figuur 5.8: Samenvatting van beschermde soorten onder Ffwet waarvan het voorkomen in de ontwikkellocatie van Kom Mijdrecht niet op voorhand uitgesloten is.

Bij de ontwikkelingen in het plangebied moet met de volgende zaken rekening gehouden worden:

  • Indien watergangen gedempt of vergraven moeten worden, hetgeen in dit bestemmingsplan niet het geval is, kunnen er negatieve effecten op de Kleine modderkruiper en eventueel Bittervoorn optreden. Het is aan te raden om in dat geval een gericht onderzoek te laten uitvoeren naar het voorkomen van beschermde soorten in de betreffende watergangen. Omdat de effecten zeer beperkt en lokaal van aard zullen zijn is het aannemelijk dat een ontheffing verleend zal worden, ofwel niet nodig zal zijn. Mogelijk kan volgens een goedgekeurde gedragscode gewerkt worden. Compenserende en/of mitigerende maatregelen kunnen hierbij wel een vereiste zijn.
  • Als er bomen gekapt of (oude) gebouwen gesloopt moeten worden, is aanvullend onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen en nestplaatsen van Huismussen en Gierzwaluwen noodzakelijk. Dit betekent dat in het voorjaar/zomer en najaar voorafgaand aan de sloop het onderzoek moet worden uitgevoerd. Indien daaruit blijkt dat bij de kap dan wel de sloop verblijfplaatsen van vogels en/of verblijfplaatsen/vliegroutes van vleermuizen verloren zullen gaan, dient voorafgaand daaraan duidelijk te zijn of alternatieve plekken beschikbaar zijn. Als die niet beschikbaar zijn, dient voor compensatie te worden gezocht, wat in het geval van boomholten erg lastig is. Het is daarom aan te raden om te streven naar het behoud van zoveel mogelijk oude bomen met holten of bomenrij(en).
  • Het is niet uitgesloten dat locaties die thans niet worden gebruikt door vleermuizen, na verloop van jaren wel vleermuizen zullen herbergen. Zodra een omgevingsvergunning voor slopen wordt aangevraagd en er zitten vleermuizen in het te slopen pand, dan dient er op grond van de sloopvergunning een protocol gevolgd te worden zodat een eventuele ontheffingsprocedure als bedoeld in de Flora en faunawet gevolgd kan worden.
  • Hoewel de kans klein geacht wordt, is niet uit te sluiten dat lokaal het Ruig klokje voorkomt. Door de betreffende exemplaren voorafgaand aan de vernietiging van de groeiplaats te verplanten naar nabijgelegen geschikt biotoop wordt schade aan de soort, en daarmee ontheffingsplicht, voorkomen.
5.8.4 Aanvullend onderzoek Molenhof

Vleermuizen

Nabij de gebouwen binnen het plangebied zijn alleen foeragerende gewone dwergvleermuizen aangetroffen, zowel in voorjaar als najaar.

In de gebouwen zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen. In de ruimere omgeving van het plangebied is wel een kraamkolonie van circa 12 gewone dwergvleermuizen aangetroffen (voorjaarsbezoeken), en wel ten oosten van de Dorpsstraat.

Baltsende mannetjes van de dwergvleermuizen zijn niet waargenomen nabij de gebouwen; deze zijn wel waargenomen op ruimere afstand ten zuidoosten en westen van het plangebied.

Jaarrond beschermde vogels

In beide woningen van de rijtjeswoning (zie C op figuur 5.9) zijn in de avond van 30 juni 2011 invliegende gierzwaluwen waargenomen. Deze vlogen in een kier bij de dakkapel, 2 aan de voorkant en één aan de achterzijde van de woningen. Waargenomen is dat de gierzwaluwen voedsel aandroegen, terwijl in de avond op iedere nestplaats één van de dieren invloog om daar vervolgens de nacht door te brengen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP005kommijdrecht-oh01_0016.jpg"

Figuur 5.9: Te onderscheiden gebouweenheden

Conclusie

Van de te onderzoeken soort(groep)en zijn alleen jaarrond beschermde nesten aangetroffen, van de gierzwaluw. Het gaat om drie paar, waarvan de nesten zich in de rijtjeswoning (zie C op figuur 5.9) bevinden. Binnen het plangebied zijn Gewone dwergvleermuizen alleen foeragerend aangetroffen.

Echter, een binding met de gebouwen binnen het plangebied hadden deze dieren niet. In de ruimere omgeving van het plangebied is een kraamkolonie (voorjaar) vastgesteld en zijn naar verwachting paarverblijven (najaar) aanwezig.

Consequenties

Flora en fauna

Alleen veranderingen aan de rijtjeswoning (zie C op figuur 5.9) kunnen een overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet betekenen. Het gaat dan om de verstoring of vernietiging van jaarrond beschermde nesten van de gierzwaluw. De gierzwaluw is een soort van categorie 2 van de lijst met vogels met jaarrond beschermde nesten (zie bijlage). Soorten uit categorie 2 zijn koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop.

Wanneer mitigerende maatregelen ter voorkoming van effecten worden uitgevoerd, kan overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden voorkomen. Wanneer dit niet mogelijk is, is de aanvraag van een ontheffing noodzakelijk. De voorwaarden aan te nemen mitigerende maatregelen staan in onderstaande paragraaf beschreven.

Voor vogels geldt dat alleen ontheffing verkregen kan worden op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer of volksgezondheid of openbare veiligheid. Ook hier geldt dat effecten het beste gemitigeerd dienen te worden.

Voorwaarden mitigerende maatregelen

De rijtjeswoning, waarin zich nu gierzwaluwnesten bevinden, wordt niet gesloopt in de broedtijd van gierzwaluwen. De broedtijd loopt van eind april tot half augustus. Na de sloop zullen in de nieuw te bouwen gebouwen vervangende nestlocaties gerealiseerd te worden. Deze moeten gerealiseerd zijn nog voordat gierzwaluwen weer vanuit hun overwinteringsgebied in Afrika terugkeren naar de broedplaatsen in Nederland: dus voor eind april. Vervangende nestlocaties kunnen gerealiseerd worden door bijvoorbeeld de plaatsing van speciale neststenen in een hooggelegen gevelwand. De keuze waar deze exact geplaatst zullen worden, wordt gemaakt op aanwijzingen van een gierzwaluwenexpert (deze zijn bijvoorbeeld te vinden bij de plaatselijke IVN vereniging). Er dient tenminste zoveel nestgelegenheid te komen als nu aanwezig is: er dient dus plaats te zijn voor tenminste drie broedparen. Aangezien gierzwaluwen niet elke nieuwe nestplaats zullen accepteren, zullen er tenminste 12 mogelijkheden voor nestplaatsen gerealiseerd te worden. Monitoring dient uit te wijzen of de nieuwe nestlocaties in gebruik genomen worden. Indien dit niet het geval is, is een extra inspanning vereist, zodanig dat wel succesvol broeden mogelijk is. Overigens kunnen nestlocaties ook in de nabijheid gerealiseerd worden: het is niet per se nodig dat deze in de nieuwe gebouwen gerealiseerd worden. Dit wordt echter wel aangeraden aangezien gierzwaluwen zeer plaatsgetrouw zijn.

Doordat bovengenoemde mitigerende maatregelen in acht zullen worden genomen, is er geen ontheffing van de Flora- en fauna wet nodig. De hierboven weergeven voorwaarden aan mitigerende maatregelen, moeten dan op termijn echter wel concreet gemaakt worden en vastgelegd worden in een inrichtingsplan inclusief bestek. Ook de monitoring en plicht tot nazorg dient vastgelegd te worden.