direct naar inhoud van 5.6 Bodemkwaliteit
Plan: Kom Mijdrecht
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0736.BP005kommijdrecht-oh01

5.6 Bodemkwaliteit

5.6.1 Wettelijk kader

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/wijzigen van een bestemmingsplan alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen die een gevoeliger bodemgebruik tot gevolge hebben, bouwen, graven/ophogen). Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden of de bodemkwaliteit een belemmering op kan leveren voor de realisatie hiervan. Bijna altijd is het mogelijk om bodem geschikt te maken voor het gewenste gebruik. Het is echter mogelijk dat een plan financieel onuitvoerbaar wordt, bijvoorbeeld om dat de kosten van de sanering te hoog zijn. Om dit in beeld te rijgen zal de kwaliteit van de bodem op de ontwikkelingslocaties vastgesteld moeten worden en zal, ingeval de bodemkwaliteit niet aansluit bij de functie, een inschatting van kosten moeten worden gemaakt om de bodemkwaliteit in overeenstemming te brengen met de beoogde functie. Daarnaast geldt dat de ontwikkelingen een eventueel benodigde aanpak van ernstige gevallen van bodemverontreiniging niet mag frustreren.

Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat, dient deze direct te worden opgeruimd. Bij bestaande mobiele verontreinigingen die voor 1987 ontstaan zijn (zogenaamde erfenisgevallen), zal bij de sanering ook naar de kosteneffectiviteit worden gekeken. Uitgangspunt voor verontreinigingen die zich in het grondwater manifesteren is dat deze beheersbaar zijn en blijven.

Het Besluit bodemkwaliteit is sinds 1 januari 2008 van kracht en vormt het nieuwe kader van het bodembeheer in Nederland. Dit Besluit stelt onder andere regels aan de toepassing en de tijdelijke opslag van grond en bagger. Bij bouwplannen en ruimtelijke onderbouwingen wordt nagegaan of de bodemkwaliteit aansluit bij de (toekomstige) functie. Hierbij wordt het Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader. In dit besluit wordt onderscheid gemaakt in een aantal bodemfunctieklassen met bijbehorende Maximale Waarden. De gemeente De Ronde Venen heeft (nog) geen 'Gebiedsspecifiek bodembeleid' opgesteld en kent geen bestaande bodemkwaliteitskaart. Daarom dient uitgegaan te worden van de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit die horen bij het Generieke kader.

Inmiddels is een Bodemfunctieklassenkaart voor het hele grondgebied van de gemeente De Ronde Venen vastgesteld. De bodemfunctieklasse 'Industrie' is aan geen enkel perceel in de gemeente toegekend. Grond die in de bodemkwaliteitsklasse 'industrie' valt kan, onder bepaalde voorwaarden, in grootschalige bodemtoepassingen (GBT) worden gebruikt.

Ook voor het direct verspreiden of tijdelijk opslaan van bagger op aangrenzende percelen is in het Besluit bodemkwaliteit een apart toetsingskader opgenomen. Bij saneringen wordt de terugsaneerwaarde bepaald door de bodemfunctieklasse. De bodemfunctieklasse is af te leiden van de Bodemfunctieklassekaart en het vigerende bestemmingsplank, waarin laatstgenoemde doorslaggevend is voor de bodemfunctieklasse die van toepassing is.

5.6.2 Onderzoek

Er heeft voor het plangebied een inventarisatie naar bodemkwaliteit in het plangebied plaatsgevonden. Hieronder komen de bevindingen aan bod.

  • a. Algemeen

Binnen het plangebied is één demping bekend nabij het spoorwegemplacement. Omdat de herkomst van het dempingsmaterieel niet bekend is, wordt het tracé va de demping als bodemverdacht aangemerkt. Naast dempingen kunnen als meest voorkomende bodembedreigende activiteiten aangemerkt worden: opslag oliën en afvalstoffen, ophogingen en aangebrachte verhardingsmaterialen.

Binnen het plangebied is een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd. Veelal gaat het hierbij om onderzoeken met een beperkte oppervlakte. Op een aantal plaatsen binnen het plangebied hebben bodembedreigende activiteiten tot bodemverontreiniging geleid. De locaties met bodemverontreiniging die op het Bodemloket van de provincie Utrecht (bevoegd gezag Wet bodembescherming) zijn geregistreerd zijn hieronder weergeven (figuur 15).

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP005kommijdrecht-oh01_0011.jpg"

Figuur 5.4: Wbb locaties

  • b. Locatie Haitsmahof/Molenhof

Ter plaatse van de locatie Haitsmahof/Molenhof zullen werkzaamheden plaats gaan vinden en derhalve is middels een inventarisatie van die locatie de bodemkwaliteit vastgesteld. Om de bodemkwaliteit vast te stellen zijn de volgende bronnen gebruikt:

  • milieuvergunningen
  • bodemloket provincie Utrecht
  • infonet milieudienst West Utrecht

Uit de geraadpleegde bronnen blijkt dat de locatie de functieklasse wonen heeft. Verder is er in het gebied een aantal bodemonderzoeken uitgevoerd en is een aantal Wbb locaties bekend. Het gaat veelal om onderzoek in het kader van grondtransacties en nulsituaties in het kader van WM. Over het algemeen worden in de bovengrond verhoogde gehalten met zware metalen en PAK aangetroffen. Een deel van de verhoogde gehalten worden toegeschreven aan het toemaakdek, al maakt de locatie geen deel uit van het toemaakdek gebied. In tabel 1 en 2 zijn hieronder de bodemlocaties (figuur 5.5) en de Wbb-locatie (figuur 5.6) opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP005kommijdrecht-oh01_0012.jpg"

Figuur 5.5: Bodemlocaties

afbeelding "i_NL.IMRO.0736.BP005kommijdrecht-oh01_0013.jpg"

Figuur 5.6: Wbb-locatie

Een aantal verontreinigingen worden toegeschreven aan het toemaakdek al valt de locatie conform de brochure van de provincie Utrecht niet binnen het toemaakdekgebied.

Op de locatie Haitsmahof/Molenhof wordt het grootste risico gevormd door Lindeboom 23. Hier is sprake van een verdachte activiteit die nog nooit onderzocht is. Sinds 1978 is hier een chemische wasserij bekend, die mogelijk bodemverontreiniging heeft veroorzaakt. Indien de bodem verontreinigd is als gevolg van deze activiteit is het mogelijk dat, vanwege de eigenschappen van de verontreiniging, het grondwater tot op grote diepte verontreinigd is.

Voor het overige geldt dat naar verwachting de bovengrond verontreinigd is met zware metalen en PAK. De ondergrond is mogelijk niet verontreinigd. De hergebruiksmogelijkheden van schone grond zullen vanwege de civieltechnische eigenschappen beperkt zijn. Door de beperkte draagkracht van de grond zijn toepassingen in civieltechnische werken onwaarschijnlijk. Hergebruiksmogelijkheden moeten gezocht worden in toepassingen als tuinaarde.

  • c. Overige gronden

Voor de overige gronden geldt hetzelfde als voor de locatie Haitsmahof/Molenhof. Ook hier worden verontreinigingen met zware metalen aangetroffen. Dit wordt toegeschreven aan het toemaakdek, al valt de locatie niet binnen het toemaakdek gebied zoals dit in de brochure van de provincie Utrecht is gedefinieerd. Daarnaast is er een aantal puntbronnen aanwezig zoals voormalige tanks en benzineservicestations. Doordat op deze gronden geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en het plangebied wat betreft deze gronden conserverend van aard is, is het niet nodig extra bodemonderzoek uit te voeren.

5.6.3 Resultaten

Op grond van de inventarisatie ter plaatse van de locatie Haitsmahof/Molenhof kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

  • ter plaatse van de locatie zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, de onderzoeken zijn echter kleinschalig en verouderd.
  • de bestaande onderzoeksgegevens zijn niet voldoende om een representatief beeld van de actuele milieuhygiënische bodemkwaliteit te vormen.
  • indien er op de locatie grondverzet plaats vindt dient conform het bouwstoffen besluit een verkennend onderzoek conform de NEN 5740 uitgevoerd te worden eventueel aangevuld met een AP04 keuring in het kader van het besluit bodemkwaliteit.
  • ter plaatse van de Achtervaart is sprake van een geval van bodemverontreiniging. Indien hier werkzaamheden plaatsvinden, dient een saneringsplan opgesteld te worden.
  • ter plaatse van de Croonstadlaan 102-103 is waarschijnlijk sprake van een geval van bodemverontreiniging, indien hier werkzaamheden plaats vinden zal de verontreiniging nader afgeperkt moeten worden.
  • ter plaatse van De Lindeboom 23 dient een NEN 5740 onderzoek uitgevoerd te worden die gericht is op de bestaande en historische activiteiten (chemische wasserij). Aanbevolen wordt om de milieuvergunningen in te zien om de situatie in beeld te brengen.
  • met uitzondering van de Lindeboom 23 worden op basis van de uitgevoerde inventarisatie met name verontreinigingen met PAK en zware metalen verwacht.

Op basis van de bovenstaande conclusies kan gesteld worden dat er ten tijde van het uitvoeren van de wijzigingsbevoegdheid een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd moet worden.

Voor de overige gronden geldt dat de bodemkwaliteit geen beperking voor het plangebied oplevert.