Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Sportparken & Tuin van Vlissingen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0718.BPSP01-VG01

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

 
22.1
Wijzigingsbevoegdheid
 
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen:
 
22.1.1
Wijziging bestemmingsgrenzen/maatvoeringsvlakken
a.
ten behoeve van het wijzigen van bestemmingsgrenzen en maatvoeringsvlakken op de verbeelding in het horizontale vlak tot ten hoogste 20 meter, indien zulks noodzakelijk is om de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand aan te passen of om een ruimtelijk en technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken te bewerkstelligen dan wel uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing en er geen dringende redenen zijn, die zich hier tegen verzetten.
 
22.1.2
Vergroting bouwvlakken
a.
ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak tot ten hoogste 20% van de oppervlakte van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak.
 
22.1.3
Geheel of gedeeltelijk verwijderen archeologische bestemming
a.
ten behoeve van het geheel of gedeeltelijk verwijderen van het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde
-
Archeologie-1’ en ‘Waarde – archeologie-3’, met inachtneming van de volgende regels:
 
1.
uit archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
 
2.
op grond van archeologisch onderzoek wordt het niet meer noodzakelijk geacht, dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
 
3.
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen het bevoegd gezagadvies in bij de archeologisch deskundige.
 
22.1.4
Wijzigingen vorm bestemmingsvlak archeologische bestemming
a.
ten behoeve van het veranderen van het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde
-
Archeologie-1’ en ‘Waarde - archeologie-3’, met inachtneming van de volgende regels:
 
1.
wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van ter plaatse aanwezige waarden;
 
2.
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
 
3.
alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen het bevoegd gezagadvies in bij de archeologisch deskundige.
  
22.1.5
Vervallen/wijzigen/verplaatsen gebiedsaanduiding veiligheidszone externe veiligheid
a.
ten behoeve van het vervallen van een gebiedsaanduiding ’veiligheidszone - lpg’, indien uit een actualisatie/revisie/wijziging of intrekking van de milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer blijkt, dat de risicovolle activiteiten van een risicovolle inrichting volgens het Besluit externe veiligheid (Bevi) en de Wet milieubeheer (Wm) niet meer zijn toegestaan;
b.
ten behoeve van het verkleinen van een gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone - lpg’, indien uit een actualisatie/revisie/wijziging of intrekking van de milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer blijkt, dat de risicovolle activiteiten van een risicovolle inrichting volgens het Besluit externe veiligheid (Bevi) en de Wet milieubeheer (Wm) zijn verminderd;
c.
ten behoeve van het verplaatsen van een gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone - lpg’, indien:
 
1.
uit een actualisatie/revisie/wijziging of intrekking van de milieuvergunning op grond van deWet milieubeheer de noodzaak tot verplaatsing van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar blijkt;
 
2.
voordat het wijzigingsplan wordt vastgesteld dient een QRA naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico te zijn uitgevoerd, tenzij er sprake is van een categoriale inrichting overeenkomstig het Bevi en het Revi;
 
3.
er geen kwetsbare objecten en/of geprojecteerde kwetsbare objecten in de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar aanwezig zijn;
 
4.
het groepsrisico kan worden verantwoord.
 
22.2
Wijzigingsbevoegdheid ‘wro-zone’
22.2.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 1’ te wijzigen ten behoeve van de bouw van ten hoogste 70 woningen, met dien verstande dat:
1.
uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
2.
grondgebonden woningen bestaan uit maximaal twee bouwlagen met kap;
3.
het aantal bouwlagen van de niet-grondgebonden woningen magtenhoogste vier bedragen.
  
22.2.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 2’ te wijzigen ten behoeve van de bouw van ten hoogste 40 woningen, met dien verstande dat:
1.
uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
2.
grondgebonden woningen bestaan uit maximaal twee bouwlagen met kap.
  
22.2.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 3’ te wijzigen ten behoeve van de bouw van ten hoogste 25 woningen, met dien verstande dat:
1.
uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
2.
grondgebonden woningen bestaan uit maximaal twee bouwlagen met kap.
  
22.2.4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming binnen de gebiedsaanduiding ‘Wro-zone – wijzigingsgebied 4’ te wijzigen ten behoeve van de bouw van ten hoogste 20 woningen, met dien verstande dat:
1.
uitsluitend niet-grondgebonden woningen zijn toegestaan;
2.
het aantal bouwlagen tenhoogste vier mag bedragen.
  
22.2.5
Toepassingscriteria
 
Burgemeester en Wethouders nemen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de volgende regels in acht:
1.
het aantal te realiseren woningen past binnen de gemeentelijke woonvisie en het woningbouwprogramma;
2.
vanuit milieuhygiënisch oogpunt moet sprake zijn van een verantwoord woon- en leefklimaat, waartoe wordt aangetoond dat voldaan wordt aan de daarop betrekking hebbende wettelijke regels en normen;
3.
voldaan wordt aan de verantwoordingsplicht met betrekking tot externe veiligheid, waartoe advies wordt ingewonnen bij de veiligheidsregio;
4.
voldaan wordt aan de normen met betrekking tot de Keur van het Waterschap Scheldestromen.