direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Scheldekwartier-Timmerplein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie waar de voormalige scheepswerf van de Koninklijke Schelde Groep (KSG) gevestigd was, verrijst nu aansluitend aan de bestaande binnenstad een nieuw woon-, werk en verblijfsgebied. In dit gebied worden in de periode tot 2030 circa 1.500 woningen en verschillende (hoog)stedelijke voorzieningen gerealiseerd. Het is een uniek gebied met een eigen industrieel karakter. Doordat monumentale en karakteristieke gebouwen zoals de Timmerfabriek, Zware Plaatwerkerij en de Machinefabriek gehandhaafd worden, blijft dit karakter behouden met de nieuwe invulling van het gebied. Daarnaast onderscheidt het Scheldekwartier zich als een aantrekkelijke leef- en verblijfsomgeving met een uitnodigende buitenruimte.

Het Scheldekwartier is voor de ontwikkeling opgedeeld in drie deelgebieden:

  • 1. Scheldestad;
  • 2. Scheldewerf, en;
  • 3. Scheldewijk.

De verschillende deelgebieden zijn verder opgedeeld in projectgebieden, wat het mogelijk maakt om maatwerk te leveren voor de ter plaatse beoogde ontwikkeling. Op deze wijze wordt bewerkstelligd, dat er stapsgewijs een vergaande herontwikkeling van het gehele Scheldekwartier tot stand kan komen.

Dit bestemmingsplan is bedoeld voor het projectgebied 'Timmerplein' en ligt in het deelgebied Scheldewerf.

Het projectgebied Timmerplein vormt binnen dit werfgebied een verbijzondering door het verhoogde maaiveld waarop de bebouwing (gedeeltelijk) wordt gesitueerd. Twee volumes zijn bepalend op het Timmerplein:

  • de bestaande Timmerfabriek, welke als industrieel icoon behouden en zichtbaar blijft, alsmede;
  • een nieuw te realiseren hoge toren, welke als landmark en oriëntatie- en scharnierpunt tussen het Dok en het kanaal zal verrijzen.

De nieuwbouw zal qua vormgeving, maat en schaal afgestemd worden op het industrieel erfgoed (voormalige werfgebouwen en scheepswerf) en het Dok.

Concreet betekent dit voor de invulling van het projectgebied 'Timmerplein', dat - naast het behoud van de bestaande Timmerfabriek - onderhavig bestemmingsplan onder meer de ontwikkeling en realisatie mogelijk maakt van maximaal 140 woningen, verdeeld over diverse gebouwen in diverse typen. Door middel van verblijfsrecreatieve en commerciële functies kan worden ingespeeld op de behoefte om het (hoog)stedelijke milieu verder uit te bouwen en te versterken. Te denken valt daarbij aan een hotel, recreatieappartementen, horeca met bijbehorende dienstverlening en kantoren en bijbehorende (zorg-)voorzieningen. Aan de bestaande Timmerfabriek is reeds een gemengde bestemming gegeven. Daarnaast worden in de toren diverse gebruiksfuncties toegestaan, waardoor de vereiste functiemix mogelijk wordt gemaakt.

De voorgenomen ontwikkelingen passen niet in het geldend planologisch regime en daarom wordt voorliggend bestemmingsplan opgesteld. In het voorliggend bestemmingsplan wordt eveneens de onherroepelijke omgevingsvergunning voor de Timmerfabriek, het geldende bestemmingsplan voor de Timmerfabriek en een deel van het geldende bestemmingsplan 'Stadshaven Scheldekwartier' verwerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01_0001.jpg"

Figuur 1 Indicatieve ligging plangebied topografische kaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01_0002.jpg"

Figuur 2 Indicatieve weergave plangebied in de beoogde herontwikkeling van het gehele gebied

De regeling in het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de verschillende gebouwen en functies toe te staan. Voor de functie wonen is een maximum woningaantal vastgelegd. De functiemix in de Timmerfabriek en de Zeelandtoren is flexibel. Het bestemmingsplan vormt het kader waarbinnen de functiemix op een aanvaardbare wijze vorm kan krijgen. Doel van voorliggend bestemmingsplan is het bieden van een juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling en realisatie van bovengenoemd programma voor het 'Timmerplein'.

Na de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt het mogelijk om de gronden binnen het projectgebied tot ontwikkeling te brengen. Daarbij wordt aangesloten op bovenstaande verwoorde ambities om te komen tot de ontwikkeling van een attractief (hoog-)stedelijk milieu voor zowel bewoners, werknemers als bezoekers van het Scheldekwartier in het algemeen en de Scheldewerf in het bijzonder.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied wordt globaal bezien:

  • aan de noordzijde begrensd door de Willem Ruysstraat;
  • aan de oostzijde door de kade langs het Kanaal door Walcheren;
  • aan de zuidzijde, door het Dok en de nieuw te realiseren brug;
  • aan de westzijde door de toekomstige Dokwerker (weg naar de Dokbrug).

Ten oosten en zuidoosten van het plangebied bevinden zich nog diverse bedrijven die gezamenlijk deel uitmaken van het gezoneerd industrieterrein 'De Schelde/Buitenhaven'. Het centrum van Vlissingen bevindt zich op ongeveer 400 meter ten zuidwesten van het plangebied

Binnen deze driehoek is een samenhangende ontwikkeling rondom de gerenoveerde Timmerfabriek het uitgangspunt.

Op onderstaande figuur 3 is de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01_0003.jpg"

Figuur 3 Indicatieve ligging van het plangebied.

1.3 Crisis- en herstelwet

De Crisis- en herstelwet treft bijzondere wettelijke voorzieningen voor een versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten. Op grond van het bepaalde onder 3.1 van bijlage I van de Crisis- en herstelwet valt de herstructurering van een woon- en werkgebied van lokaal belang onder de reikwijdte van deze wet. Artikel 1.1 van deze wet biedt deze mogelijkheid voor alle besluiten, die nodig zijn voor de ontwikkeling of verwezenlijking van ruimtelijke projecten. De Crisis- en herstelwet wordt expliciet van toepassing verklaard op dit plan.

De Crisis- en herstelwet is in aanvulling op hetgeen reeds in de Algemene wet bestuursrecht is geregeld, gericht op het versnellen van procedures door middel van:

  • beperking van het beroepsrecht; in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan een niet tot de centrale overheid behorende rechtspersoon, die krachtens publiekrecht is ingesteld of een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan geen beroep instellen tegen een besluit, indien dat besluit niet is gericht tot die rechtspersoon of tot een orgaan van die rechtspersoon, onderscheidenlijk tot dat bestuursorgaan of tot de rechtspersoon waartoe dat bestuursorgaan behoort.
  • beperking van proceduretijd in de beroepsfase; daarvoor wordt o.a. Afdeling 8.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht (versnelde behandeling) benut; ook wordt uitgesloten, dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd.

1.4 Vigerende planologische regimes

Voor het plangebied gelden momenteel de navolgende planologische regimes:

  • het bestemmingsplan 'De Schelde', zoals vastgesteld op 28 februari 1991 en (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zeeland op 23 juli 1991. In het bestemmingsplan 'De Schelde' zijn de gronden, waarop dit project is gesitueerd, bestemd voor Industriële doeleinden;
  • het bestemmingsplan “Parapluherziening bestemmingsplannen geluidszone industrieterrein De Schelde/Buitenhaven, zoals vastgesteld op 24 september 2009. Onderhavige parapluherziening is vastgesteld, teneinde de gewenste geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen, scholen en maatschappelijke instellingen), zoals vastgelegd in het masterplan van 2006 te kunnen ontwikkelen. In dat kader was het noodzakelijk de zone van industrieterrein 'De Schelde/Buitenhaven' aan te passen;
  • het bestemmingsplan “paraplubestemmingsplan Parkeernormering”, zoals vastgesteld op 5 juli 2018. Om ervoor te zorgen dat bij ruimtelijke ontwikkelingen afdoende parkeerplaatsen (op eigen terrein) worden gerealiseerd.
  • het bestemmingsplan “Scheldekwartier-Noord, gedeelte Timmerfabriek”, zoals vastgesteld op 30 september 2010. In dit bestemmingsplan dragen de gronden een gemengde bestemming. Deze blijft in onderhavige planvorming behouden;
  • het voorbereidingsbesluit, zoals vastgesteld op 22 juni 2019. Dit voorbereidingsbesluit geldt voor het merendeel van de gronden, waaronder het Dok en het Kanaal van Walcheren;
  • daarnaast is in het bestemmingsplan “Dokbrug” de nieuwe Dokbrugroute (Dokwerker) en het verleggen van de bestaande Koningsweg planologisch verankerd. Deze gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden, specifiek voor wegverkeer;
  • Op basis van de kruimelgevallenregeling in 2019 een logiesfunctie aan de gemengde bestemming van de Timmerfabriek toegevoegd en de hoofdbebouwing (in beperkte mate) uitgebreid. Deze wijzigingen worden opgenomen in onderhavig bestemmingsplan, zodat het vergunde, als zodanig wordt geborgd. Het gaat dan voornamelijk om de realisatie van 58 hotelkamers, een terras en de bouw van het (voormalige) torentje;
  • Een deel van het geldende bestemmingsplan 'Stadshaven Scheldekwartier', zoals vastgesteld 25 november 2019

1.5 Leeswijzer

Het bestemmingsplan “Timmerplein” bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende gedeelte van het plan. Daarop wordt een toelichting gegeven. In de toelichting worden de uitgangspunten, motivatie en verantwoording van de keuzes die de actualisatie mogelijk maakt aangegeven. In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het (stedenbouwkundig) plan toegelicht en wordt ingegaan op randvoorwaarden voor de te realiseren ontwikkeling. In hoofdstuk 4 wordt getoetst aan het ruimtelijk beleid, dat op de beoogde wijziging van toepassing is. In hoofdstuk 5 worden de milieuaspecten en uitvoerbaarheid van de voorgenomen planwijziging behandeld. Dit hoofdstuk heeft een relatie met het eerder uitgevoerde milieueffectrapport voor het Scheldekwartier en het Edisongebied. In hoofdstuk 6 wordt de juridische vorm van het bestemmingsplan beschreven. De economische uitvoerbaarheid komt in hoofdstuk 7 aan de orde en tot slot wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke toetsing en overleg behandeld.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

De locatie rondom het Timmerplein had oorspronkelijk grotendeels een woonbestemming. In 1875 heeft zich op een deel van het terrein in het plangebied de voormalige Koninklijke Schelde Groep BV (KGS) gevestigd. In de loop van de tijd is de werf sterk uitgebreid, waarbij de bestaande bebouwing aansluitend aan de werf werden gesloopt en vervangen door bedrijfsbebouwing. Met de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten van KSG verrees voorts in 1914 aan de Aagje Dekenstraat de iconische Timmerfabriek. Hier werd gewerkt aan houtmodellen en het interieur van de schepen die op de werf werden gemaakt. Tijdens het bombardement van 1943 werd deze locatie zwaar getroffen. Kleinschalige panden maakten hierna plaats voor meer grootschalige werfgebouwen, waaronder de zagerij en de schilderswerkplaats. De bomen op de kade maakten plaats voor een nieuwe kraanbaan.

Momenteel bepalen de gerenoveerde Timmerfabriek, de Machinefabriek, Scheldekraan, het Dok en het Kanaal door Walcheren het aangezicht van de locatie Timmerplein. De industriële functie is nagenoeg verdwenen en de terreinen zijn beschikbaar gekomen voor herontwikkeling. Langs de kade loopt nu nog de ontsluitingsroute (Koningsweg) van het Eiland via een tijdelijke brug naar De Willem Ruysstraat, die is aangelegd als nieuwe stadsentree.

In de nabije toekomst wordt de locatie ingekaderd door De Willem Ruysstraat, de Dokwerker en de kade langs het Kanaal door Walcheren. Binnen deze driehoek is een samenhangende ontwikkeling rondom de gerenoveerd Timmerfabriek, zoals beschreven in de inleiding, het uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01_0005.jpg"

Figuur 4 Foto's van de huidige situatie plangebied met Timmerfabriek als beeldbepalend Rijksmonument

Hoofdstuk 3 Visie en planbeschrijving

3.1 Visie

Aan de beoogde ontwikkeling ligt een uitgebreide (historische) analyse van het Scheldekwartier ten grondslag. Aan de hand van deze analyse is een Ontwikkelingsvisie in 2016 en een Beeldkwaliteitsplan opgesteld, op basis waarvan de beoogde herontwikkeling van het Scheldekwartier is vormgegeven en tot stand dient te komen. De Ontwikkelingsvisie 2016 vormt samen met het Beeldkwaliteitsplan daarmee het formele kader voor de verdere ontwikkeling van de deelgebieden en projectgebieden binnen het Scheldekwartier.

De belangrijkste uitgangspunten voor de beoogde herontwikkeling van het Scheldekwartier zijn het creëren van:

  • een nieuw woon-, werk en verblijfsgebied aansluitend aan de bestaande binnenstad;
  • een nieuw woon-, werk en verblijfsgebied waarbij het eigen industriële karakter van ieder van de deelgebieden behouden blijft;
  • Een aaneengesloten raamwerk van openbare ruimten dat het Scheldekwartier verbindt met de (binnen)stad en het water en betekenisvolle verblijfsplekken koppelt aan het industrieel erfgoed.

3.2 Uitgangspunten stedenbouwkundig plan

Met de uitgangspunten voor de herontwikkeling van het Timmerplein is een plan ontwikkeld voor onder meer de ontwikkeling en realisatie van (hoog-)stedelijke voorzieningen, met een mix aan functies, met een iconische toren als landmark. Het plangebied betreft immers een unieke locatie gelegen aan het Dok en het Kanaal door Walcheren.

Vanuit het Beeldkwaliteitsplan zijn verder specifiek voor het deelgebied Scheldewerf de navolgende uitgangspunten bepaald die van belang zijn voor het Timmerplein:

  • een gemengd hoogstedelijk woonmilieu, gekenmerkt door de schaal en maat van de voormalige scheepswerf, het Dok en het nog aanwezige industrieel erfgoed;
  • het programma bestaat uit vrij invulbare werfgebouwen (soms als hoogteaccent) met (recreatie)appartementen in combinatie met bijzondere programma's;
  • de bebouwing heeft een grote korrel, passend bij de werf;
  • autonome volumes met ieder een eigen karakter, een krachtige gebouwcontour en een maritieme uitstraling;
  • de openbare ruimte wordt gevormd door een doorlopende kade'-vloer' met een stoer maritiem karakter waarop grotendeels de gebouwen zijn gesitueerd;
  • het industrieel erfgoed krijgt binnen de nieuwe structuur een prominente positie. Rondom deze industriële panden ontstaan karaktervolle plekken.

Voor de invulling van het plangebied is derhalve een concept ontwikkeld dat past binnen de hiervoor beschreven uitgangspunten en de gebiedskenmerken van de voormalige scheepswerf. Dit bestaat voor het Timmerplein uit een verhoogd maaiveld, dat de gebouwen onderling verbindt en de mogelijkheid biedt de benodigde parkeerplaatsen uit het zicht te realiseren. Dit laatste is een uitgangspunt in het Beeldkwaliteitsplan.

3.3 Het ruimtelijke en functionele programma

Ruimtelijk programma

We benoemen in deze paragraaf de belangrijkste ruimtelijke randvoorwaarden voor de uitwerking van het projectgebied 'Timmerplein'.

Randvoorwaarden:

  • Behoud van industrieel erfgoed: nieuwe bebouwing op minimaal 18 m afstand van de Timmerfabriek en direct naast de Timmerfabriek niet hoger dan de Timmerfabriek.
  • De bebouwing bestaat uit verschillende volumes met een eigen karakter, die samen één ensemble en één geheel met de buitenruimte vormen. De structuur is transparant, waardoor er tussen de blokken door maximaal zicht is op het water en het industrieel erfgoed.
  • Het accent ligt zoveel mogelijk op de Timmerfabriek zodat dit markante gebouw goed tot zijn recht komt.
  • De Zeelandtoren markeert de overgang van het kanaal naar het Dok en manifesteert zich op grotere afstand vooral als een hoogteaccent.
  • De toren wordt zo ver mogelijk van de Timmerfabriek gesitueerd, zodat beide gebouwen twee duidelijk herkenbare autonome objecten/ankers blijven.
  • De toren kent een driedeling; plint - middenstuk - beëindiging.
  • De plint van de toren staat op het verhoogde dek van het Timmerplein. De onderste vier lagen van de toren bepalen de beleving vanaf het openbaar gebied. De overgang van privé naar openbaar en de programmering van de onderste vier verdiepingen verdienen bijzondere aandacht.
  • Bebouwing situeren op enige afstand (min 15 m) van de kade zodat er voldoende ruimte is om te fietsen, te flaneren en te genieten van het uitzicht op het water en de schepen.
  • Alle bouwblokken zijn alzijdig, representatief en hebben een directe relatie met de openbare ruimte (kadevloer/dek van Timmerplein).
  • De rooilijn aan de westzijde geert ten opzichte van de Dokwerker zodat:
  • een zichtlijn gecreëerd wordt vanaf het Vesting Park naar het Dok.
  • er een kwalitatieve openbare ruimte ontstaat voor de woningen aan de Dokwerker.
  • de geluidsbelasting voor de woningen zoveel mogelijk wordt beperkt.
  • deze rooilijn wordt verplicht gevolgd zodat er een bebouwingswand ontstaat.
  • De rooilijn langs het water loopt parallel aan de kade en verspringt per bouwvolume. Het volume van de Timmerfabriek ligt het meest terug.
  • De rooilijn aan de noordzijde ligt parallel aan De Willem Ruysstraat.
  • De openbare ruimte bestaat uit de kade en het verhoogde maaiveld dat de gebouwen met elkaar verbindt. Hierop is het terras van de Timmerfabriek gesitueerd en is eronder ruimte om te parkeren.
  • De kades naast de Timmerfabriek sluiten aan op de straten van de binnenstad en het winkelgebied, zijn autoluw en bieden ruimte aan terrassen, flaneren, evenementen en festivals.
  • Langs het Kanaal door Walcheren ligt de nadruk meer op flaneren en een doorgaande route voor auto en langzaam verkeer.

Het functionele programma

De locatie vraagt om een eigen onderscheidende identiteit met een differentiatie binnen de context van het historische verleden. Mede gezien de ligging van de locatie in de directe nabijheid van de binnenstad, ligt een functiemenging van wonen met (hoog)stedelijke functies voor de hand. Hierbij is voor de planlocatie ook gekeken naar de randvoorwaarden voor een goed woon-, leef-, verblijfs- en/of werkklimaat en de aansluiting op de bestaande functionele structuren en kwaliteiten van de omgeving. In dit kader past een combinatie van stedelijke en commerciële voorzieningen in combinatie met recreëren. Ook is ruimte voor overdekte parkeervoorzieningen en een verhoogd 'kade'-dek als maaiveld. Verder is gezien de ligging aan het open water en de beschikbare ruimte in het kanaal de kade voor de Timmerfabriek tot aan de wachtsteiger voor passanten het meest geschikt voor het afmeren van grotere riviercruiseschepen. De inrichting van de kade houdt rekening met de ontvangst- en afmeerfunctie. Ter hoogte van de Timmerfabriek bevindt zich tevens een beperkte afmeermogelijkheid voor passanten ten behoeve van de Timmerfabriek. Een wachtsteiger voor de pleziervaart wordt voorzien, zodat op een veilige manier de brugopening kan worden afgewacht. Op deze wijze wordt de overgang tussen beroepsvaart, visserij, scheepsbouw en pleziervaart voelbaar en de identiteit van het Scheldekwartier als maritiem vitaal en creatief stadsdeel goed zichtbaar.

Concreet omvat het programma voor het bestemmingsplan 'Timmerplein' de navolgende functies, welke zijn weergeven op onderstaande verbeelding als blokken A tot en met D, de Timmerfabriek en Zeelandtoren:

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01_0006.jpg"

Figuur 5 Weergaven blokken, Timmerfabriek en Zeelandtoren

Totale plangebied:

  • De mogelijkheid tot het ontwikkelen en realiseren van maximaal 140 woningen en een gebouw met logiesfunctiehotel, verdeeld over meerdere bouwblokken (A, B, C, en D, waarbij parkeren, grotendeels onder een verhoogde 'kade'-dek is voorzien.

In de toren:

  • De mogelijkheid tot het ontwikkelen en realiseren van woningen (appartementen), recreatieappartementen, een hotel, een restaurant met sky-bar met bijbehorende ondersteunende commerciële (zorg-)voorzieningen als detailhandel, werk-, vergader- en kantoorruimten en wellness.

In de Timmerfabriek:

  • Het planologisch borgen van de reeds toegestane functies, zijnde maatschappelijke voorzieningen, instellingen gericht op cultuur en ontspanning, zakelijke en publieksgerichte dienstverlening, zelfstandige kantoren, horeca en hotel met bijbehorende (terras)voorzieningen.

In het Kanaal door Walcheren

  • Het deel van het Kanaal door Walcheren waarin de mogelijkheid wordt geboden voor het afmeren van riviercruiseschepen en 12 ligplaatsen ten behoeve van de Timmerfabriek. Ook is direct ten oosten van de Dokbrug een wachtsteiger voor pleziervaartuigen van en naar het Dok voorzien.

De centraal-bedrijfsmatige exploitatie wordt voor zowel de hotelfunctie als voor de recreatieappartementen, juridisch-planologisch geborgd, waarbij voor 25 recreatieappartementen een uitzondering wordt gemaakt voor verplichte verhuur in de Zeelandtoren

Voor de 25 recreatieappartementen die gebruikt kunnen worden als tweede woning (niet permanent) en ook recreatief verhuurd mogen worden, zonder dat daartoe een verplichting tot verhuur geldt, wordt een apart programma beschikbaar gesteld. Deze recreatieappartementen, alle gesitueerd in de Zeelandtoren, voldoen tevens aan de criteria zoals opgenomen in de Omgevingsverordening Zeeland 2018 (Bijlage E). In opdracht van de gemeente Vlissingen is door RIGO een prognose voor de specifieke behoefte aan deeltijd wonen opgesteld. In dit onderzoek is de bandbreedte van dit programma voor deze specifieke categorie voor de komende 10 jaar indicatief nader bepaald. Deze bandbreedte voor recreatiewoningen als deeltijd woningen ligt de komende 10 jaar tussen de 90 en 260 woningen. Dit programma maakt - met instemming van de provincie - geen deel uit van de woningmarktafspraken. Vooruitlopend op de uitkomsten van het onderzoek, zijn de 25 recreatieappartementen zonder verplichte verhuur, in het kader van de verantwoording van de ladder van duurzame verstedelijking als onderdeel van de woningmarktafspraken meegenomen. Overeengekomen is echter, dat - na gereedkomen van het onderzoek - deze 25 appartementen weer aan het aantal te realiseren woningen voor de gemeente Vlissingen kan worden toegevoegd. Immers, deze recreatiewoningen vallen in een bepaalde categorie en daarmee buiten de woningmarktafspraken. Het onderzoek is als Bijlage 1 aan de toelichting gehecht.

Thans wordt voor het woningbouwprogramma uitgegaan van maximaal 140 woningen. De functiemix in de Zeelandtoren en Timmerfabriek is verder flexibel. Als meer van de ene functie gerealiseerd wordt, blijft er minder ruimte over voor andere functies. Het bestemmingsplan vormt het kader waarbinnen de functiemix op een aanvaardbare wijze vorm kan krijgen.

Ontsluiting

De planlocatie ligt op een centrale en goed bereikbare plek in Vlissingen. Deze ligging vraagt dan ook om een functionele invulling en goede bereikbaarheid van het toekomstige

(hoog-)stedelijk woon-, werk- en verblijfsmilieu.

Gemotoriseerd Verkeer

Het Scheldekwartier, dus ook het plangebied, is van buiten Vlissingen, komende vanaf de Rijksweg A58, bereikbaar via de Nieuwe Vlissingseweg of de Prins Hendrikweg en de Sloebrug en Keersluisbrug. In beide gevallen wordt het plangebied daarna bereikbaar via De Willem Ruysstraat. Verder wordt het plangebied een goed ontsloten gebied via de nieuw aan te leggen Dokwerker. Hierdoor ontstaat er een goede ontsluiting naar andere gebieden, evenals voor de bereikbaarheid van hulp- en servicediensten (bijv. afvalverwijdering) en bevoorradend verkeer.

Langzaam verkeer

De openbare ruimte, waaronder begrepen de kade heeft in het deelgebied Scheldewerf een belangrijke functie als verblijfsgebied en is primair bedoeld (en ingericht) voor voetgangers en fietsers. De auto is er te gast en de woningen worden zoveel mogelijk vanaf de doorgaande wegen ontsloten. Het langzaam verkeer kan gebruik maken van de vrij liggende fietspaden langs de Dokwerker en De Willem Ruysstraat. Daarnaast zullen de kades binnen het plangebied deel uitmaken van de langzaamverkeersroutes door het Scheldekwartier.

Openbaar/collectief vervoer 

De gemeente Vlissingen hanteert een straal van 600 meter als acceptabele loopafstand tot bushaltes (GVVP Vlissingen 2012-2020). De meest nabijgelegen bushalte (Aagje Dekenstraat) ligt binnen een straal van 600 meter van het projectgebied en hiermee is sprake van een acceptabele loopafstand. Daarmee is het projectgebied voldoende bereikbaar met openbaar vervoer. Voor het collectief vervoer zal gebruik worden gemaakt van de straten en wegen, zoals hiervoor aangegeven onder gemotoriseerd verkeer.

Parkeren

De Gemeente Vlissingen hanteert de op 20 maart 2018 vastgestelde 'Beleidsnota parkeernormering Vlissingen 2018-2022' binnen het ontwikkelingsgebied 'Scheldekwartier'. De in deze nota opgenomen normering is gebaseerd op de parkeerkencijfers van het CROW, als richtlijn voor het bepalen van de parkeerverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op grond van de uitgangspunten in deze nota en het in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan vastgestelde parkeerbeleid, wordt Vlissingen aangemerkt als 'sterk stedelijk gebied' en valt het plangebied voor de toepassing van de parkeerkencijfers in een gebied, dat aangemerkt is als 'centrum'. De beleidsregels bevatten parkeernormen voor verschillende functies, met bijbehorende normen per gebied en stellen plantoetsers op die manier in staat te bepalen wat de parkeerbehoefte vanuit een ontwikkeling precies is. 

In beginsel dient elke ontwikkeling op of onder eigen terrein te voorzien in de toename van de parkeerbehoefte. Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepaling dat de toename van de parkeerbehoefte op of onder eigen terrein moet worden opgelost, wanneer er op of onder de ontwikkelingslocatie niet voldoende ruimte bestaat. 

In het Scheldekwartier wordt het parkeren integraal mee-ontworpen met de herontwikkeling van de (reeds) toegestane functies. Voor zowel de toren als de overige bouwblokken geldt als uitgangspunt, dat het parkeren uit het zicht en onder de bebouwing of het verhoogde maaiveld wordt opgelost. Hiertoe zal een ondergronds (gebouwde) parkeergarage onder het woongebied en de Zeelandtoren worden gerealiseerd. De parkeergarage zal in ongeveer 140 parkeerplaatsen voorzien. Hiermee voldoet de garage grotendeels aan de parkeerbehoefte van de toekomstige bewoners; er is in de garage voldoende ruimte om voor iedere woning in het gebied een eigen parkeerplaats te kunnen realiseren.

De riviercruiseschepen leveren geen eigen parkeerbehoefte op, omdat Vlissingen geen begin- en/of eindpunt is maar een tussenstop. Ook voor de ligplaatsen bij de Timmerfabriek geldt, dat deze geen parkeerbehoefte oplevert omdat het passanten betreft die met hun eigen boot arriveren en vertrekken.

Het programma van de toren is van invloed op de benodigde hoeveelheid parkeerplaatsen. Zo is de parkeerbehoefte voor wonen hoger dan die voor recreatieappartementen of hotel, maar ook de normen voor hotel en recreatieappartementen wijken van elkaar af. Pas tijdens de indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning zal bekend zijn welke functies zich precies in de nieuwe toren zullen vestigen. Bij het ontwerpbestemmingsplan Scheldekwartier-Timmerplein zal de concrete parkeerbehoefte dan ook inzichtelijk zijn. Daarnaast acht de gemeente het acceptabel om een deel van de parkeerbehoefte, onder te brengen in de Machinefabriek. In de Machinefabriek, zullen circa 800 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Daarmee voorziet de machinefabriek in de toekomst in voldoende mate in de parkeerbehoefte ook voor de ontwikkeling van het Timmerplein. De Machinefabriek is verder op een acceptabele loopafstand van het plangebied gelegen. Zolang de Machinefabriek nog niet in gebruik is, kan gebruik gemaakt worden van het tijdelijke parkeerterrein naast de Machinefabriek.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld en inwerking getreden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.

De SVIR geeft daarmee een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op Rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw Rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Door vaststelling van de SVIR geldt voor de ruimtelijke ordening in brede zin dat een aanzienlijk deel van de Rijkstaken is gedecentraliseerd. Alleen voor een beperkt aantal onderwerpen wordt de bevoegdheid om algemene regels te stellen ingezet. Het gaat hierbij om nationale belangen, zoals kustfundament, grote rivieren en primaire waterkeringen, waarvoor kaderstellende uitspraken zijn opgenomen. Deze zijn zodanig geformuleerd, dat ze beperkingen stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Aangezien een structuurvisie geen bindende werking heeft voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld, zijn de nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen geborgd in de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte. Deze AMvB wordt aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en richt zich op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Daarnaast zorgt de AMvB voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro), 2012

Voor het juridisch borgen van de nationale belangen uit de SVIR heeft het Rijk, op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), twee besluiten genomen waarmee dat mogelijk is. Deze besluiten zijn verschillend van aard (procesmatig versus beleidsmatig):

  • Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro): Het Bro stelt vanuit de Rijksverantwoordelijkheid voor een goed systeem van ruimtelijke ordening juridische kaders aan de processen van ruimtelijke belangenafweging en besluitvorming bij de verschillende overheden (o.a. nationaal belang 13 uit de SVIR). De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is in 2012 opgenomen in het Bro en bij besluit van 21 april 2017 aangepast en vereenvoudigd voor stedelijk gebied. De nieuwe ladder is voorts op 1 juli 2017 in werking getreden. Aan de procesmatige vereisten moet een bestemmingsplan voldoen.
  • Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro): Dit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen. Het Barro is vastgesteld op 22 augustus 2011 en in werking getreden op 30 december 2011. Op 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro vastgesteld. Het kabinet heeft in de genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen, bijvoorbeeld voor defensie en waterveiligheid, de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Deze algemene regels, vastgelegd in het Barro, werken zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming.

Het Barro

Voor dit plangebied is de volgende doelstelling vanuit het Barro van belang:

  • defensie: radarverstoring, vliegveld Woensdrecht.

Voor het plangebied geldt het radarverstoringsgebied van het radarstation van Woensdrecht, zoals weergegeven in de wijziging van het Rarro per 1 oktober 2012, art. 2.4. Binnen deze zone, waarbinnen het plangebied ligt, geldt een beperking voor de hoogte van bouwwerken tot 113 meter boven NAP. Omdat hiervan in het plangebied geen sprake is, wordt onderhavige situatie niet belemmerd door het Barro.

Relatie met het bestemmingsplan

De ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen (Bro, artikel 3.1.6). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van ruimte in stedelijke gebieden. Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen expliciet te motiveren volgens een voorgeschreven methodiek (de treden van de ladder). De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt als volgt:

''De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.''

In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Bro gehanteerd: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of ander stedelijke voorzieningen'. Ofschoon onderhavig bestemmingsplan niet voorziet in aanvullende bebouwing (geen nieuw ruimtebeslag), worden significante (gebruiks-)wijzigingen ten opzichte van de voorgaande onherroepelijke planologische maatregelen mogelijk gemaakt, zodat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dat betekent, mede ingegeven door de rechtspraak, dat het bevoegde orgaan in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de vaststelling van het plan dient te beoordelen of de nieuw toegestane functies, passende bestemmingen zijn, mede omdat de provincie Zeeland, gelet op de Verordening ruimte (inclusief de herzieningen) hecht aan duurzaam ruimte gebruik.

Ten behoeve van de toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt hierna op de verschillende planonderdelen afzonderlijk ingegaan. In dit kader is van belang, dat de toegestane gemengde functies, waaronder begrepen een hotel en bijbehorende terrassen, in de bestaande Timmerfabriek en het maritieme programma van het bestemmingsplan 'Stadshaven-Scheldkwartier' reeds eerder juridisch-planologisch zijn verantwoord.

Wonen

In het kader van de woningbouwprogrammering zijn door de provincie Zeeland in overleg met en voor de regio Walcheren op15 februari 2018 geactualiseerde woningmarktafspraken vastgesteld (Regionale woningmarktafspraken Walchteren 2016-2025). Er wordt geconcludeerd, dat de Walcherse gemeenten met 7 opgaven worden geconfronteerd. Uitgangspunt hierbij is, dat er dringend behoefte is aan nieuwe woningen, uitgaande van een toekomstperspectief op langere termijn. Dit brengt met zich mee dat er op korte termijn een urgente behoefte aan nieuwbouw is, er meer flexibiliteit aan de markt moet worden geboden, zowel in vorm, functie als doelgroep, waarbij het aanbod op de vraag aansluit (inclusief het desbetreffende milieu) en de Walcherse gemeenten moeten inzetten op herstructurering (sloop en nieuwbouw) en het stimuleren van kwaliteitsverbetering (onder meer verduurzaming en levensloopbestendigheid).

In de komende 10 jaar is de verwachting dat de woningvoorraad met circa 7% moet groeien om aan de behoefte te kunnen voldoen. Dit is meer dan waar eerder rekening mee is gehouden. De huidige plancapaciteit van de drie Walcherse gemeenten is 5%. Zo kan de woningmarktvraag worden ingevuld, maar blijft er ook ruimte voor flexibiliteit om in te spelen om veranderingen in de woningmarkt. Om invulling te geven aan de geprognotiseerde behoefte voor reguliere woningen is een onderscheid gemaakt in tussen de netto nieuwbouwbehoefte, herstructurering en deeltijdwoningen. Ten behoeve van de woningbouwopgave zijn ruim 3.500 van de te bouwen woningen opgenomen in nader gedefinieerde nieuwbouwprojecten.

Uitgangspunt is dat de bevolking de komende jaren veel meer vergrijsd is dan nu. De vergrijzing en ontgroening vertaalt zich ook in de huishoudens: de samenstelling verandert sterk. Dit vertaalt zich in een forse ontwikkelopgave, omdat de woonwensen van ouderen anders zijn dan die van jongeren. Uit de prognoses, blijkt verder dat toevoeging van nieuwbouw onder meer nodig is om in een veranderende kwalitatieve vraag te voldoen. Zo neemt onder meer het nut en de noodzaak om levensloopbestendige woonconcepten te realiseren in combinatie met een daarop afgestemd (zorg-)voorzieningenbeleid toe. Daarnaast tonen het verleden en de demografische ontwikkelingen in de toekomst aan, dat het aandeel werknemers en expats in de komende jaren sterk zal toenemen, welke doelgroep zich eerst periodiek en op termijn meer en meer structureel in de regio zullen gaan vestigen.

Het onderhavige plan past volledig binnen de aangegeven kaders. Zo is in nauw overleg met de gemeente en initiatiefnemer voor deze binnenstedelijke locatie, in lijn met voornoemde afspraken en het beleid, overeengekomen in de toren appartementen met een hoog afwerkingsniveau en een optie tot gebruik van (semi) commerciële (zorg-)voorzieningen te realiseren. Daarnaast biedt het programma in de andere (woning-)blokken de mogelijkheid om flexibel op de vraag, in te kunnen spelen. Hiermee wordt aangesloten op de actuele en toekomstige marktvraag in het Scheldekwartier. Verder wordt het plangebied ingevuld met functies waar behoefte aan bestaat.

In de projectenlijst wordt voorts een onderscheid gemaakte tussen plannen die planologisch geregeld zijn door middel van bijvoorbeeld een onherroepelijk bestemmingsplan (de zogenaamde 'harde plancapaciteit'), en plannen die dat niet zijn (de 'zachte plancapaciteit'). Om projecten gefaseerd op de markt te kunnen brengen, is in de woningmarktafspraken een voorlopige planning opgenomen voor het planologisch 'hard' maken van de plannen. Voor Vlissingen is het gehele project Scheldekwartier opgenomen als 'zachte plancapaciteit' met in totaal 1449 woningen. Binnen de periode 2016-2025 kunnen er 526 woningen worden gerealiseerd. De huidige ladderruimte geeft, gelet op het vorenstaande, voldoende ruimte voor de ontwikkeling van de beoogde woningen. Daarmee past deze binnenstedelijke ontwikkeling binnen de regionale woningbouwafspraken.

Meer concreet: onderhavig project betreft een transformatieproject binnen bestaand stedelijk gebied en is opgenomen in de regionale woningmarktafspraken. Het plan wordt beschouwd als een grootschalig plan dat binnen de komende periode zullen worden gerealiseerd en is daarmee kwantitatief onderbouwd.

Voorts is bij de ontwikkeling van het Timmerplein een dergelijk uniek concept, dat onderscheidend is en daarmee passend en gewenst. Het concept is dan ook, gelet op de unieke ligging en mix van functies, niet realiseerbaar elders op Walcheren. De behoefte aan deze specifieke ontwikkeling komt primair voort uit de ambitie om het stedelijke milieu binnen Walcheren in het Scheldekwartier verder uit te bouwen en te versterken. Verder blijkt uit onderzoek 'Ladder-onderbouwing Zeelandtoren Vlissingen 21 april 2020' van het onderzoeksbureau Bureau Stedelijke Planning, welk onderzoek als Bijlage 2 aan deze toelichting is gehecht, dat er in Vlissingen behoefte bestaat aan appartementen met een hoog voorzieningenniveau. Dit wordt mede ingegeven door het feit, dat de bevolking vergrijst en huishoudens kleiner worden. Gelet op de ligging op loopafstand van het centrum met bijbehorende voorzieningen, voorzieningen in het gebouw zelf en het woningtype is de Zeelandtoren aantrekkelijk voor ouderen, maar ook voor andere doelgroepen. Dit maakt het product toekomstbestendig. Tot slot zal het concept, waar woningbouw onderdeel van uit zal maken, de aantrekkingskracht van het gebied in het algemeen en het programma zoals opgenomen in de toren in het bijzonder versterken. Hiermee sluit het programma, zoals opgenomen in onderhavig bestemmingsplan, aan op de actuele marktvraag en biedt het kaders om flexibel daarmee om te gaan. Hiermee is de ruimtelijke ontwikkeling kwalitatief onderbouwt en volledig in lijn met het gedachtegoed van de ladder.

Specifiek aandachtspunt betreft - zoals overwogen in paragraaf 3.4 - het onderzoek, dat in opdracht van de gemeente Vlissingen door Rigo is uitgevoerd. In dit onderzoek staat onder meer het aantonen van de omvang van de behoefte aan deeltijd wonen zonder verplichte verhuur centraal voor de komende 10 jaar centraal. De uitkomst van het onderzoek leidt ertoe, dat de 25 recreatiewoningen die in het kader van de ladder van duurzame verstedelijking als reguliere woningen zijn verantwoord, buiten de woningmarktafspraken vallen en derhalve weer aan het woningbouwcontingent van de gemeente Vlissingen zijn toegevoegd. De resultaten van het onderzoek zijn verwoord in de volgende paragraaf.

De huidige ladderruimte geeft voldoende ruimte voor de woonfunctie binnen deze ontwikkeling, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin.

Verblijfsrecreatie

Met betrekking tot verblijfsrecreatieve ontwikkelingen moet onderscheid worden gemaakt tussen recreatieappartementen en de hotelformule. Het onderzoeksbureau Bureau Stedelijke Planning heeft naast de behoefte aan wonen, ook de economische haalbaarheid en de marktruimte van het verblijfsrecreatieve concept voor de toren nader onderzocht. Daarbij is rekening gehouden met de directe nabije bestaande omgeving van het plangebied alsmede vergelijkbare locaties op grotere afstand. In deze rapportage staan naast het onderzoeken van de behoefte aan permanent wonen, waaronder begrepen deeltijd wonen, tevens de behoefte aan recreatieve appartementen en een onderscheidend hotelconcept met aanverwante commerciële en overige voorzieningen (als een restaurant, bar, zorgvoorzieningen, wellness etc) centraal. Om de lokale en regionale behoefte van dit concept te duiden heeft het onderzoek zich gericht op het aanbod van recreatiewoningen en hotelaccommodatie (waaronder begrepen B&B en air bnb) op lokaal, regionaal en provinciaal niveau, zoals aangegeven in het onderzoek.

In de rapportage worden met betrekking tot de behoefte de volgende conclusies getrokken:

  • Concept: de toren betreft een onderscheidend concept voor de Zeeuwse markt. Naast regulier wonen, worden in één integraal gebouw deeltijd wonen, hotelkamers en recreatieappartementen, met bijbehorende zorg en servicevoorzieningen aan de markt aangeboden waarbij het uitgangspunt is een hoogwaardig afwerkings- en serviceniveau te bieden. Deze mix van functies gecombineerd met de zeer centrale ligging en zicht op het water en de zee, maakt de Zeelandtoren een bijzonder plan binnen de gemeente Vlissingen. Het onderscheidende hotelconcept past goed in de gebiedsidentiteit van het Scheldekwartier. In het projectgebied wordt immers gestreefd naar een hoogwaardig, innovatief en aantrekkelijk stedelijk verblijfsmilieu, dat onderdeel is van het Scheldekwartier; niet alleen voor de bewoners en werknemers, maar ook voor binnen- en buitenlandse toeristen. Daarbij ligt de toren op ca. 600 meter van de boulevard en op ca. 500 meter van de binnenstad van Vlissingen en gunstig ten opzichte van de provinciehoofstad Middelburg en de andere kustplaatsen. De Zeelandtoren vormt door de hoogte en het bijzondere ontwerp een landmark voor het toekomstige Scheldekwartier en heel Vlissingen. Ook van buiten Vlissingen is de toren op grote afstand te zien.
  • Nieuw product in een nieuwe markt: Het aanbod van de toren is een uniek product voor Vlissingen wat aansluit op de ambitie van het aanbieden van een diversiteit in (hoog-)stedelijke voorzieningen. Ook voorziet het concept in de behoefte in de toenemende marktvraag naar appartementen en deeltijd wonen. De uitwisselbaarheid van de verschillende verblijfsmogelijkheden biedt de gewenste mix en flexibiliteit die aansluit op de marktontwikkeling ('ontwikkelen naar behoefte'). Men zet daarom in op een diversificatiestrategie: een nieuw product met een mix aan diverse functies, waaronder begrepen de mogelijkheid voor zorg en een hoge servicegraad, met de mogelijke flexibiliteit, zowel in vorm als aanbod.
  • Doelgroepen: De markt bestaat met name uit het divers segment; waar voorheen het gezin de voornaamste doelgroep voor recreatieappartementen (zowel huur- als koop) was, komt nu de vraag van met name empty-nesters. De toename van diversiteit in de vraag, leidt ook tot een verandering van het type recreatiewoning. Verder is naast de Nederlandse markt de laatste jaren aantoonbaar meer vraag naar recreatieappartementen van Duitsers en Belgen. Met betrekking tot hotelovernachtingen (kortdurend verblijf) bestaat een toenemende vraag naar een verblijf in het luxe segment (4 sterren hotel). Door het aanbieden van een hoogstaand, onderscheidend en flexibel product met hoge servicegraad, zal het product daarmee nieuwe en meerdere doelgroepen aantrekken. Dit wordt mede ingegeven door de unieke ligging in de directe nabijheid van de Vlissingse binnenstad en het water.
  • Recreatieappartementen zonder verplichte verhuur (deeltijd wonen): De provinciale omgevingsverordening biedt de mogelijkheid om een uitzondering te maken op de eis van verplichte verhuur. Eén van die voorwaarden is dat:

“aan de ontwikkeling een actuele prognose ten grondslag ligt op basis waarvan de specifieke behoefte aan deeltijd wonen wordt onderbouwd."

In dat kader is in opdracht van de gemeente Vlissingen door Rigo een onderzoek naar de behoefte naar deeltijd wonen in Vlissingen uitgevoerd. Op basis van het onderzoek blijkt, dat de behoefte in Zeeland naar deeltijd wonen blijvend hoog is, hetgeen zich onder meer uit in de zeer sterk stijgende prijzen voor recreatiewoningen. Daarnaast blijkt de populariteit van Zeeland de laatste jaren harder te groeien dan die van andere Nederlandse regio's. Ook de in Vlissingen toenemende belangstelling voor stedelijk kusttoerisme zorgt voor een extra groei bovenop de raming. Het toeristisch potentieel van Vlissingen heeft ten opzichte van de omliggende kustplaatsen een ander aanbod, met meer mogelijkheden dan de dorpen. Vlissingen heeft wat dat betreft meer vrije ruimte om toeristen te herbergen. Tot slot geeft de huidige crisis naar aanleiding van het coronavirus (noodgedwongen) reden om recreatie dichtbij huis te zoeken, wat naar verwachting tot een toename van recreatie naar de Zeeuwse kust met zich mee kan brengen. Op basis van bovenstaande overwegingen en uitgevoerde analyse wordt in het onderzoek voor de komende 10 jaar uitgegaan van een geprognotiseerde groei van 10% en komt de totale toename van de voorraad in het recreatieve segment op ongeveer 90 tot 130 woningen. Als de voorraad groeit volgens de bovengrens, dan bedraagt de groei het dubbele: 180 tot 260 woningen. De 25 recreatiewoningen welke in onderhavig plan zijn voorzien passen hierbinnen. Het aanbod beantwoordt hiermee de actuele en toekomstige marktvraag naar deeltijd wonen.

  • Recreatieappartementen zonder verplichte verhuur (deeltijd wonen): De provinciale omgevingsverordening biedt de mogelijkheid om een uitzondering te maken op de eis van verplichte verhuur. Eén van die voorwaarden is dat:

“aan de ontwikkeling een actuele prognose ten grondslag ligt op basis waarvan de specifieke behoefte aan deeltijd wonen wordt onderbouwd."

In dat kader is in opdracht van de gemeente Vlissingen door Rigo een onderzoek naar de behoefte naar deeltijd wonen in Vlissingen uitgevoerd. Op basis van het onderzoek blijkt, dat de behoefte in Zeeland naar deeltijd wonen blijvend hoog is, hetgeen zich onder meer uit in de zeer sterk stijgende prijzen voor recreatiewoningen. Daarnaast blijkt de populariteit van Zeeland de laatste jaren harder te groeien dan die van andere Nederlandse regio's. Ook de in Vlissingen toenemende belangstelling voor stedelijk kusttoerisme zorgt voor een extra groei bovenop de raming. Het toeristisch potentieel van Vlissingen heeft ten opzichte van de omliggende kustplaatsen een ander aanbod, met meer mogelijkheden dan de dorpen. Vlissingen heeft wat dat betreft meer vrije ruimte om toeristen te herbergen. Tot slot geeft de huidige crisis naar aanleiding van het coronavirus (noodgedwongen) reden om recreatie dichtbij huis te zoeken, wat naar verwachting tot een toename van recreatie naar de Zeeuwse kust met zich mee kan brengen. Op basis van bovenstaande overwegingen en uitgevoerde analyse wordt in het onderzoek voor de komende 10 jaar uitgegaan van een geprognotiseerde groei van 10% en komt de totale toename van de voorraad in het recreatieve segment op ongeveer 90 tot 130 woningen. Als de voorraad groeit volgens de bovengrens, dan bedraagt de groei het dubbele: 180 tot 260 woningen. De 25 recreatiewoningen welke in onderhavig plan zijn voorzien passen hierbinnen. Het aanbod beantwoordt hiermee de actuele en toekomstige marktvraag naar deeltijd wonen.

  • Hotelkamers: Het onderzoek heeft zich qua concept gericht op een flexibel segment waar een hoge servicegraad aan de gebruikers zal worden aangeboden. Uit het onderzoek blijkt, dat er in Vlissingen marktruimte voor een periode tot 2029 is van circa 175 tot 210, uitgaande van een extra toevloeiing vanuit de regio, gelet op de regionale uitgangspunten en afspraken in de Zeeuwse Kustvisie. Hier ligt voor Vlissingen derhalve een kans. Rekening houdende met de harde plancapaciteit bedraagt de kwantitatieve behoefte circa 115 tot 250 kamers in de gemeente Vlissingen. Het beoogde hotel past daarmee ruim binnen deze behoefte. Het concept in de toren, mede in relatie tot de directe omgeving is uniek; de ligging nabij de binnenstad en de havenbedrijven in directe invloedsfeer van het water. Dit is in lijn met het beleid van de gemeente Vlissingen om aan de markt een onderscheiden product, waarbij haar maritieme identiteit wordt benadrukt en verstrekt, te kunnen bieden. Dit concept kan derhalve met weinig andere concepten in deze markt concurreren en zorgt niet voor marktontwrichting, maar creëert juist nieuwe markten. Hiermee voorziet het concept in een lokale en regionale behoefte. Ook de beoogde logiesfunctie ten behoeve van 58 kamers in het meest noordelijk bouwblok van het Timmerplein alsmede de logiesfunctie die in de toren in het plangebied wordt geboden voldoen gelet op de ligging in de directe nabijheid van de binnenstad en havenbedrijven aan een bestaande en naar verwachting groeiende vraag. Naast bewoners en bezoekers is namelijk ook behoefte aan overnachtingsplaatsen voor werknemers en expats die in het gebied werken. Deze zakelijke bezoeken wensen en dienen in de directe nabijheid van deze voorzieningen te overnachten.

  • Marktaandeel: Uit het onderzoek blijkt, dat een mix van de functies wonen, hotel en recreatieappartementen gewenst is. Hierbij mag één van deze functies niet meer dan 2/3de van de Zeelandtoren in gebruik nemen. Dit zal ook planologisch worden geborgd, zodat het gemengde karakter wordt verzekerd. Verder zal er pas worden gebouwd als er voldoende is verkocht en een haalbare exploitatie aanwezig is, zodat er geen risico bestaat op substantiële leegstand.

In de rapportage van het marktonderzoek wordt aangetoond dat er behoefte is aan de beoogde ontwikkeling.

Horeca met bijbehorende (ondersteunende) servicevoorzieningen.

In het plangebied wordt, zowel in de Zeelandtoren als de bestaande Timmerfabriek, horeca in de vorm van een restaurant met bijbehorend terras toegestaan. Om het verblijf binnen het plangebied in ruimere zin optimaal te faciliteren, op het beoogde hoogwaardige niveau, is een goed voorzieningenniveau gewenst, waardoor een samenhangend (hoog-)stedelijk gebied ontstaat met een passende verblijfsfunctie.

De ondersteunende commerciële voorzieningen in de Zeelandtoren zoals zorg, wellness, detailhandel, werk- en vergaderruimten staan geheel ten dienste van het plangebied en het Scheldekwartier en maken integraal deel uit van de verblijfsrecreatieve functie. Gelet op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak (23 december 2015, Medemblik, ECLI:NL:RVS:2015:3931) hoeven deze voorzieningen daarom niet apart aan de Ladder voor duurzame verstedelijking te worden getoetst; de behoefte aan deze voorzieningen komt voort vanuit de bezoekers, bewoners en werknemers van het Timmerplein zelf en de voorzieningen vormen geen zelfstandige nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ligging en bereikbaarheid in relatie tot de omvang van deze voorzieningen zijn zodanig, dat deze voorzieningen ook niet concurreren met voorzieningen die in de directe nabijheid of de binnenstad zijn gelegen.

Ook de horecafunctie staat ten dienste van het gehele Scheldekwartier. Deze functie vormt een samenhangend geheel met de andere functies, in zowel de Timmerfabriek als de toren. Bij een ontwikkeling met de omvang van het Scheldekwartier is een dergelijke voorziening op het terrein passend en gewenst. De horecavoorzieningen zullen ook door bezoekers van buiten het Scheldekwartier gebruikt worden. Aangezien horeca primair deel uitmaakt van het integrale concept, is ook deze voorziening niet aan te merken als zelfstandige nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze voorziening komt primair voort uit de verblijfsrecreatieve functie van het Scheldekwartier.

  • Restaurant

Het toevoegen van horeca zal de uitstaling en iconische karakter van de toren versterken en een impuls geven aan het totale gebied. Door de toenemende welvaart en hoogconjunctuur nemen de uitgaven aan onder meer horeca een vlucht en wordt verwacht dat deze in de komende jaren nog verder zullen toenemen. Het restaurant is, mede ingegeven door haar ligging en verwachte kwaliteitsniveau, zowel ondersteunend als zelfstandig rendabel en daarmee haalbaar en uitvoerbaar.

Alle voornoemde voorzieningen zullen naast de bewoners en recreanten, bezoekers en toeristen uit de omgeving trekken, maar andersom zal een deel van de bezoekers en toeristen van het Scheldekwartier ook elders gebruik maken van voorzieningen. Het is daarom niet de verwachting dat de toevoeging van voorzieningen een negatief effect, doch eerder een positief heeft op de voorzieningen in de directe en wijdere omgeving. Het is dan ook aannemelijk dat de groei van het verblijfstoerisme een positief effect heeft op de horeca en voorzieningen in de stad alsmede de hele regio.

Conclusie

De conclusie is dat onderhavig bestemmingsplan past binnen de behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief. Hiermee wordt voldaan aan de Ladder van duurzame verstedelijking.

Voorts zijn er vanuit het rijksbeleid zijn er geen belemmeringen voor het verleggen van de regionale waterkering. Deze worden op provinciaal niveau vastgelegd. Het rijksbeleid en de daarop gebaseerde wettelijke regelingen vormen dan ook geen belemmering voor dit project.

Nota Belvedère en Erfgoedwet

De Nota Belvedere geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. Daarnaast geeft het aan welke maatregelen getroffen moeten worden en geeft het een aanvulling op het bestaande sectorale beleid. Cultuurhistorie wordt daarbij beschouwd als van vitale betekenis voor de samenleving en de individuele burger. Het behoud en het benutten van het cultureel erfgoed voegt kwaliteit toe aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. Een ontwikkelingsgerichte benadering staat daarbij centraal. Die invalshoek dient in het ruimtelijk beleid te worden bevorderd. Deze nota vormde een belangrijke bouwsteen voor de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening en andere relevante Rijksnota's. Daarnaast heeft het beleid uit de Nota Belvedère zijn vertaling gekregen in het beleid van de andere bestuursniveaus.

De centrale doelstelling van het beleid luidt:

De cultuurhistorische identiteit wordt sterker richtinggevend voor de inrichting van de ruimte, en het Rijksbeleid zal daarvoor goede voorwaarden scheppen.

Deze hoofddoelstelling is vertaald in de volgende doelen:

  • Het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het stedelijke als landelijke gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen.
  • Het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenoemde Belvedere-gebieden.
  • Het scheppen van voorwaarden ten behoeve van initiatieven van derden gericht op thematische versterking van de cultuurhistorie.
  • Het verspreiden en toegankelijk maken van de kennis over cultuurhistorie, alsmede het stimuleren van de kansen van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting en het ontwerp.
  • Het bevorderen van de samenwerking tussen burgers, organisaties en overheden.
  • Het verbeteren van de gebruiksmogelijkheden van het bestaande instrumentarium.

In bestemmingsplannen dienen de fysieke dragers (cultuurhistorische kernkwaliteiten) als ruimtelijk toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen te worden vastgelegd en kan indien nodig tevens een beleidsmatige opgave gericht op het herstel van de cultuurhistorische kwaliteit en samenhang worden opgenomen. De uitvoeringsstrategie kan van gebied tot gebied verschillen, van meeliften met bestaande initiatieven tot het initiëren van specifieke projecten.

 

De huidige juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is de Erfgoedwet. Met de Erfgoedwet wil de overheid het cultureel erfgoed in Nederland beter beschermen. De Erfgoedwet geldt sinds 1 juli 2016. De Erfgoedwet heeft 6 wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen:

  • Monumentenwet 1988;
  • Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten;
  • Wet tot behoud van cultuurbezit;
  • Wet tot teruggave cultuurgoederen uit bezet gebied;
  • Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen;
  • Regeling materieel beheer museale voorwerpen.

In 1998 is het Verdrag van Valletta door de Staten Generaal geratificeerd. De uitgangspunten

uit dat verdrag blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie.

De belangrijkste verandering voor archeologen is de vervanging van de opgravingsvergunning

door een wettelijk geregelde certificering. Ook beschermt de Erfgoedwet het maritieme

archeologische erfgoed beter.

In het kader van het project 'modernisering monumentenzorg' (MoMo) hebben per 1 januari

2012 enkele wijzigingen in de wet- en regelgeving plaatsgevonden. Voor het bestemmingsplanproces is de wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de belangrijkste: gemeenten dienen in hun bestemmingsplannen rekening te houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Relatie met het bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van de Timmerfabriek welke als Rijksmonument is aangewezen en daarmee in het projectgebied ligt. Dit aspect wordt in paragraaf 5.11 nader toegelicht.

4.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Zeeland 2018 en Provinciale Omgevingsverordening 2018

Het Omgevingsplan en de omgevingsverordening Zeeland zijn op 21 september 2018 vastgesteld en op 7 november 2018 in werking getreden. In het omgevingsplan verankert de provincie haar visie op de toekomstige ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in Zeeland. Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling, structuurverbetering en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met haar eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij.

Wonen

In zowel het Omgevingsplan als Omgevingsverordening wenst de provincie Zeeland nog steeds de Zeeuwse burger en zijn of haar woonwensen centraal te stellen. Het is van provinciaal belang dat de regionale woningmarkten in Zeeland goed functioneren, het woonbeleid is hierop afgestemd. Gestreefd wordt naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. De keuzes moeten worden gemaakt in regionale woningmarktafspraken. Ruimtelijk staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop. Daarnaast speelt verstedelijking een steeds grotere rol. Daar komen de ruimtelijke, economische en maatschappelijke opgaven samen. Ook ten aanzien van het voorzieningenstelsel zet de provincie zich nog steeds in op het concentreren, behouden en versterken van de vitaliteit van binnensteden. Daar waar mogelijk worden ontbrekende kwalitatief hoogwaardige voorzieningen gerealiseerd. Vanuit zorgvuldig ruimtegebruik, bundeling van functies en versterking van de vitaliteit van binnensteden wil de Provincie de leefbaarheid bevorderen. Voor het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik is in het rijksbeleid de 'ladder' voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze wordt verankerd in het Bro en is ook van provinciaal belang. De duurzaamheidsladder is een procesvereiste en houdt in dat bij vaststelling van een ruimtelijk plan wordt gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt over het ruimtegebruik. Het beleid is voor ontwikkelingen als hier beoogd dan ook niet gewijzigd door het in werking treden van het Provinciale Omgevingsplan en de Provinciale Omgevingsverordening 2018.

Toetsing

Met het voorliggende project worden zowel de doelstellingen voor het wonen als voor de voorzieningen bereikt. Bij stedelijke ontwikkelingen wordt ingezet op bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij de ladder van duurzame verstedelijking wordt ingezet, zoals door de rijksoverheid geïntroduceerd. Hiermee sluit het project naadloos aan bij het Rijks- en provinciale beleid, waarbij de hoofdlijn is dat bij nieuwe ontwikkelingen ingespeeld wordt op een concrete behoefte en dat ontwikkeling binnen bestaande bebouwingsstructuren plaatsvindt. In paragraaf 4.1 is deze ladder nader toegelicht.

Vrijetijdseconomie; badplaatsen

De Provincie zet met betrekking tot de vrijetijdseconomie sterk in op het borgen en versterken van de kwaliteit van de verblijfsrecreatieve sector in samenhang met de omliggende natuur- en landschapswaarden. Doel is de Zeeuwse Kwaliteitskust te beschermen, versterken en waar nodig herstellen. Meer concreet; de provincie wenst Zeeland nog sterker dan tot op heden, als een unieke bestemming te positioneren. Samenwerking met verschillende sectoren en partners is daarbij essentieel.

De kaart met daarop aangegeven de vrijetijdseconomie vormt de onderlegger voor het gebiedsgerichte beleid. De gemeente Vlissingen ligt binnen de kustzone en is aangeduid als badplaats.

Met de uitgangspunten van de Zeeuwse Kustvisie wordt de Zeeuwse Kwaliteitskust beschermd, versterkt en waar nodig hersteld. Er wordt ingezet op kwaliteit en niet op kwantiteit. Hierbij horen de volgende samenhangende uitgangspunten die ook gelden voor overig Zeeland:

  • symbiose: met de omgeving, de accommodaties en de onderliggende organisatie;
  • Zeeuwse identiteit: ontwikkel en versterk het regionale DNA en het overkoepelende Land in Zee;
  • herstel van kwaliteit: verblijfsrecreatieve ontwikkelingen combineren met nieuwe landschappelijke kwaliteiten; verbinding met de samenleving en andere sectoren
  • differentiatie en toekomstwaarde: benutten van de bestaande kwaliteiten; inzetten op unieke productontwikkeling.

Om de beoogde Zeeuwse Kwaliteitskust dichterbij te brengen wordt ingezet op een tweezijdige ontwikkelingsstrategie:

  • beschermen, versterken en beleven van bestaande kwaliteiten (natuur en landschap, (verblijfs)recreatie, water/strand en infrastructuur);
  • gebiedsgericht ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten.

De Zeeuwse Kustvisie is ruimtelijk beleid gekoppeld aan ontwikkelstrategieën. De ontwikkelstrategieën beschermen, versterken en beleven van bestaande kwaliteiten en het ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten zijn gekoppeld aan diverse gebieden.

Zeeuwse badplaatsen

De Zeeuwse badplaatsen zijn dé locaties waar het toerisme in Zeeland zich concentreert. De Zeeuwse badplaatsen zijn divers en hebben elk hun eigen kwaliteit en geschiedenis. Dit komt mede tot uitdrukking in het lokale DNA dat voor elke Zeeuwse badplaats is opgesteld. Voor verblijfsrecreatieve ontwikkelingen binnen de grenzen van de badplaatsen wordt ingezet op herstructurering en kwaliteitsverbetering van het bestaande product. Binnen de benoemde grenzen zijn nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In alle gevallen wordt aansluiting gezocht bij het lokale DNA en de bijbehorende kwaliteiten. Belangrijke uitgangspunten voor de badplaatsen zijn ruimtelijke kwaliteit en het aspect leefbaarheid. Het is van belang dat het verblijfsrecreatieve aanbod zich in gelijke mate ontwikkelt met de behoefte daaraan, wat niet uitsluitend geldt voor de badplaatsen. Om dit te borgen wordt verkend op welke manier de balans tussen vraag en aanbod in evenwicht kan worden gebracht. Hierbij is oog voor de dynamiek in de recreatiesector, de veranderende wens van de gast en de steeds verdere vervaging van de scheiding tussen de woon- en recreatiefunctie in de badplaatsen. In stedelijke en toeristische gebieden wordt voorts de mogelijkheid tot de realisatie van nieuwe hotels in het luxere (3-, 4-, en 5 sterren) segment geboden, daar dit goed aansluit bij de toeristische en zakelijke marktvraag. Bovendien voorkomt dit ontwikkelingen in het landelijk gebied.

Uitbreiding in eenheden en/of oppervlakte van de bestaande verblijfrecreatiebedrijven binnen en buiten het bestaand stedelijk gebied is mogelijk indien deze voldoet aan de hoofdlijnen van het 'ontwikkelkader' van de kustvisie. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • Nieuwvestiging, kwaliteitsverbetering en herstructurering zijn mogelijk binnen de begrenzing bestaand bebouwd gebied;
  • De aspecten ruimtelijke kwaliteit, waterveiligheid en leefbaarheid worden geborgd;
  • Ontwikkelingen vinden plaats op basis van een businessplan en voorzien in een centrale bedrijfsmatige exploitatie.
  • Ontwikkelingen zetten qua verschijningsvorm en type accommodatie in op een innovatief en hoogwaardig concept. Hierdoor wordt bijgedragen aan een gedifferentieerd product in de Zeeuwse kust. Het lokale DNA en het principe van LAND IN ZEE! staan hier centraal. Met oog op de dynamiek en verdere vernieuwing in de sector, wordt ingezet op circulair bouwen.
  • Ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de werkgelegenheid, behoud van voorzieningen en zijn een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving.

Vlissingen heeft verder twee unique selling points waarmee de stad zich onderscheidt van andere badplaatsen in de regio:

  • 1. Vlissingen is de enige stedelijke badplaats in Zeeland en biedt hoogwaardige verblijfsaccommodaties aan of nabij zee.
  • 2. Vlissingen heeft de enige zuidelijk gelegen boulevard van Nederland die strand en stad met elkaar verbindt. Door deze schakel verder te verbeteren kan Vlissingen zijn karakter verder versterken.

Het recreatiebeleid in de provincie biedt voldoende aanknopingspunten en beleidsruimte voor de ontwikkeling van recreatieappartementen in de Zeelandtoren. Door het onderscheidende concept (recreatieappartementen in de stad, van hoge kwaliteit) komt de Zeelandtoren tegemoet aan het provinciale beleid.

Verblijfsrecreatie in de kustzone

Binnen bestaand bebouwd gebied heeft de gemeente grote vrijheid bij de regie van ruimtelijke ontwikkelingen. In dit geval, waarin sprake is van herontwikkeling naar een attractief

(hoog-)stedelijk milieu in bestaand stedelijk gebied van de badplaats Vlissingen, wordt het algemene provinciale belang van duurzame verstedelijking niet geraakt.

Specifieke provinciale belangen die binnen het stedelijk gebied van toepassing zijn, zijn opgenomen in de Omgevingsverordening Zeeland.

De provinciale belangen voor verblijfsrecreatie wordt voor onderhavige ontwikkeling bepaald in de artikelen:

  • 2.10, verblijfsrecreatie in de kustzone, en;
  • 2.13 Centraal bedrijfsmatige exploitatie en verbod permanent wonen.

Aan de realisatie van nieuwe recreatieappartementen met een verblijfsrecreatieve bestemming zijn op grond van de Verordening (artikel 2.10 en 2.13) specifieke voorwaarden gekoppeld, waaronder een centrale exploitatie voor bedrijfsmatige verhuur en beheer, die bestemmingsplanmatig en contractueel dient te worden vastgelegd. De financiële haalbaarheid van bouw, beheer en verhuurexploitatie moet worden aangetoond. Verder is het provinciale beleid gericht op het voorkomen van permanente bewoning van tot verblijfsrecreatie bestemde complexen.

Doelstelling van deze verplichting is dergelijke complexen te behouden voor de verblijfsrecreatieve markt en te bevorderen dat deze complexen ook daadwerkelijk voor de recreatieve verhuur worden aangeboden en wordt voorkomen dat er langs oneigenlijke weg extra reguliere woningen aan het woningaanbod worden toegevoegd. In de praktijk blijkt, dat er ook behoefte is aan verblijfsrecreatieve complexen die niet verplicht worden verhuurd in de vorm van een centrale bedrijfsmatige exploitatie, het zogenaamde deeltijd wonen.

Om in deeltijd wonen te kunnen voorzien kan worden afgeweken van bovengenoemde hoofdregel. Hiervan is sprake wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, zoals opgenomen in Bijlage E van de Verordening:

  • 1. De ontwikkeling wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied van de badplaatsen waaronder begrepen Vlissingen;
  • 2. De ontwikkeling maakt deel uit van een bredere visie op de betreffende badplaats en in het verlengde daarvan een bijdrage levert aan het versterken van de leefbaarheid, de ruimtelijke kwaliteit en de herstructurering/transformatie van het bestaand stedelijk gebied ter plaatse;
  • 3. Aan de ontwikkeling ligt een actuele prognose ten grondslag op basis waarvan de specifieke behoefte aan deeltijd wonen wordt onderbouwd;
  • 4. De desbetreffende gemeente hanteert een door gedeputeerde staten geaccordeerde programmering, waarmee ze in de aangetoonde behoefte kan voorzien.

Toetsing

Verblijfsrecreatie

In paragraaf 4.1 is aangegeven, dat de voorgenomen ontwikkeling en realisatie van de toren in de badplaats met een gevarieerd (verblijfs-)recreatief aanbod een vernieuwend marktproduct is, dat uitdrukkelijk aansluit op het groeiende verwachtingspatroon van de hedendaagse verblijfsrecreatieve bezoekers in Zeeland. Het hotel maakt bovendien integraal onderdeel uit van het totaalproject. Dit sluit goed aan bij het beleid ten aanzien van hotels. Tevens voorziet het plangebied in de behoefte aan overnachtingsplaatsen voor werknemers en expats die in het gebied (gaan) werken. Deze zakelijke bezoeken wensen en dienen in de directe nabijheid van deze voorzieningen te overnachten. De ontwikkeling is daarmee kansrijk in de markt en sluit tevens goed aan bij het beleid ten aanzien van verblijfsrecreatie.

Ten aanzien van de centrale bedrijfsmatige verhuur van hotelappartementen en van de recreatieappartementen en het voorkomen van permanente bewoning daarvan, wordt opgemerkt, dat een centrale bedrijfsmatige verhuur nadrukkelijk onderdeel uitmaakt van het concept. Permanente bewoning van de recreatieappartementen wordt vanuit het recreatieve concept ook door initiatiefnemer niet wenselijk geacht. Om dit juridisch-planologisch extra te borgen, wordt dit naast de overeenkomsten tevens als voorwaarde in de omgevingsvergunning opgenomen.

Voor een beperkt aantal recreatieappartementen; concreet 25, wordt voorts de mogelijkheid geboden, dat deze gebruikt kunnen worden als tweede woning (niet permanent) en ook recreatief verhuurd mogen worden, zonder dat er een verplichting geldt. Aan de voorwaarden hiervoor, zoals gesteld in Bijlage E van de Verordening, wordt voldaan:

  • 1. Het plangebied ligt volledig binnen het bestaand stedelijk gebied van Vlissingen;
  • 2. Er ligt een brede visie (Ontwikkelingsvisie) op de badplaats die uitgaat van het versterken van de leefbaarheid, de ruimtelijke kwaliteit en de herstructurering/transformatie van bestaand vastgoed in het algemeen en het Scheldekwartier in het bijzonder. De herontwikkeling past daar naadloos in;
  • 3. Er is een actuele door de provincie en gemeente Vlissingen opgestelde prognose voor de behoefte aan deeltijd wonen opgesteld;
  • 4. De gemeente Vlissingen heeft een programmering, waarin deze ontwikkeling zal worden opgenomen.

In par.4.1 is het borgen van de behoefte en programmering van deze categorie in onderhavig bestemmingsplan met instemming van de provincie verantwoord.

De ontwikkeling heeft ook een economische meerwaarde voor het gebied vanwege de werkgelegenheid die wordt gecreëerd met de bouw en exploitatie van het project. De ontwikkeling zorgt bovendien voor een ruimtelijke kwaliteitsverbetering en een verdere stap in de uitwerking van het totale Scheldekwartier.

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd, dat de beoogde ontwikkeling een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving en de (beleving van) het Scheldekwartier met zich meebrengt; niet alleen het Scheldekwartier, maar het imago van heel de stad Vlissingen alsmede de regio krijgt een impuls waar ook andere toekomstige ontwikkelingen van kunnen profiteren. Gelet hierop is onderhavig gebied een zeer geschikte locatie voor het toestaan van verblijfsrecreatie met bijbehorende voorzieningen.

Aan de voorwaarden vanuit de Omgevingsverordening wordt derhalve voldaan.

Conclusie

Op basis van het voorgaand beschreven provinciale beleid valt de concluderen, dat de ontwikkeling goed binnen de actuele beleidskaders past.

4.3 Gemeentelijk beleid

De onderstaande, vastgestelde, beleidsnota's betreffen relevante beleidsterreinen, die de ontwikkeling van het plangebied raken.

Structuurvisie 'Vlissingen stad aan zee - een zee aan ruimte'

De gemeentelijke structuurvisie 'Vlissingen een stad aan zee – een zee aan ruimte' is door de gemeenteraad van Vlissingen in haar vergadering van 17 december 2009 vastgesteld. Op 30 mei 2013 heeft de raad een actualisatie van deze visie vastgesteld. In de structuurvisie wordt het ruimtelijke beleid op hoofdlijnen geschetst. Als toekomstperspectief wordt ingezet op 'Anticiperen en Transformeren'. Dit perspectief vertaalt zich voor het Scheldekwartier in het toevoegen van een divers woon-, werken voorzieningenprogramma, waardoor zij weer onderdeel van de stad wordt. Voor woningbouw wordt in Vlissingen prioriteit gegeven aan herstructurering van de bestaande voorraad en aan de ontwikkeling van het Scheldekwartier. Voor werken en voorzieningen wordt ingezet op een verbetering van de vestigingscondities, zoals de ruimtelijke kwaliteit, routing en concentratie van detailhandel in de binnenstad, maar ook op de verbetering van de stadsentree. Voorts geeft de visie aan, dat Vlissingen zich inzet op het versterken van de diversiteit en kwaliteit van het toeristisch aanbod in combinatie met het verbeteren van de ruimtelijke beleving, ruimtelijke kwaliteit en attractiviteit van de stad. Zo voegt de transformatie van het gebied 'Stadshavens' een nieuwe dimensie toe aan het maritieme karakter van de stad en vergroot tegelijkertijd het toeristisch aanbod (uitbreiding jachthavenareaal, levendig waterfront, vermaak, detailhandel, cultuurhistorie, uitbreiding van toeristische routes etc). Dit als aanvulling op de bestaande kwaliteiten, zoals de aanwezigheid van water, duinen, jachthaven, jachtenbouw en de sluizen.

Woonvisie 'Vlissingen stad aan zee - een zee aan woonkwaliteit'

Het doel van de woonvisie, eveneens vastgesteld op 17 december 2009 en geactualiseerd op 30 mei 2013, is het formuleren van het beleidskader voor de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van wonen. De visie is het toetsingskader voor initiatieven van derden en leidraad voor het handelen van de Gemeente Vlissingen. In de woonvisie is een aantal doelstellingen geformuleerd:

  • kwaliteit boven kwantiteit: herstructurering met verdunning en vergroening; nieuwbouw inzetten voor vergroten van de kwalitatieve differentiatie in de woningvoorraad en van de woonmilieus;
  • integrale wijkaanpak: samen met maatschappelijke organisaties en burgers vanuit een fysiek en sociaal perspectief werken aan de leefbaarheid in buurten;
  • doelgroepen aanbod: beschikbaar hebben van voldoende kwalitatief goede huisvesting voor alle doelgroepen (wonen-welzijn-zorg, starters, gezinnen, deeltijd wonen, studenten, CPO/PO/Kluswoningen, arbeidsmigranten);
  • woningvoorraad van morgen: samenstelling van de woningvoorraad en woonmilieus zo goed mogelijk aansluiten op de huidige en veranderende woonbehoeften van de bevolking;
  • wonen boven winkels stimuleren;
  • complementariteit en samenwerking: actief inzetten voor samenwerking in de regio.

De focus van de woonvisie ligt op de bestaande voorraad, hierin is een aanzienlijke kwaliteitsslag te behalen. Tot 2020 heeft de gemeente zich een herstructureringsopgave gesteld van 1.450 woningen. Om ook kwaliteitsverbetering in de woonomgeving te bereiken gaat dit gepaard met een verdunningsopgave van 320 woningen. Speerpunt van het nieuwbouwbeleid is het Scheldekwartier, dat kansen biedt voor meer diversiteit aan woningtypen en woonvormen, waardoor tevens aanvullende woonmilieus ontstaan. Specifiek wordt het Scheldekwartier ook ingezet voor deeltijd wonen.

Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2012-2020 (GVVP)

Op 19 april 2012 heeft de gemeenteraad het GVVP vastgesteld. Het doel van dit plan is het vastleggen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de gemeente Vlissingen voor de periode tot 2020 met inachtneming van de ruimtelijke, demografische en verkeerskundige ontwikkelingen alsmede met het rijks-, provinciale- en regionale beleid. Uitgangspunt van het GVVP vormt een goede bereikbaarheid van de binnenstad zonder de leefbaarheid in de binnenstad aan te tasten. Aan de rand van de binnenstad zijn parkeervoorzieningen gerealiseerd van waaruit de binnenstad en boulevards lopend te bereiken zijn. De uitwisseling tussen de binnenstad en boulevards wordt (en is inmiddels) geoptimaliseerd door de aanleg van De Willem Ruysstraat, die de verbinding naar het centrum en de ontsluiting voor het Scheldekwartier vormt. Met deze verbinding is de bereikbaarheid van de binnenstad voor zowel het gemotoriseerd verkeer, het langzaam verkeer als het openbaar vervoer sterk verbeterd. De aanleg had ook tot doel de overlast van het vrachtverkeer in de binnenstad te verminderen, de Scheldestraat en Paul Krugerstraat te ontlasten en de verkeersdruk in de Gravestraat en omgeving, als gevolg van doorgaand verkeer, te verminderen. De ontsluiting draagt ook bij aan de veiligheid in de binnenstad om deze bij calamiteiten sneller te kunnen verlaten. In 2005 is over de Dokhaven via een brug een tweede ontsluiting van de binnenstad gerealiseerd. Deze zal in 2020 verlegd worden in westelijke richting.

Oplegnotitie Actualisatie Structuurvisie & Woonvisie 2013

In 2013 heeft een actualisatie van de Structuurvisie plaatsgevonden met de vaststelling van de oplegnotitie “Actualisatie structuur- en woonvisie 2013”. In deze notitie worden vooral woonprogramma's in het stedelijk gebied onderzocht. Verder wordt op het gebied van recreatie, toerisme en cultuur aangegeven, dat een toenemende behoefte ontstaat aan een luxer en gevarieerder aanbod. Met name de markt voor ondernemende energieke senioren die kiezen voor gemak en luxe is toegenomen. Daarnaast is er ook meer vraag naar zeer specifieke en bijzondere vormen van recreatieve en toeristische voorzieningen en worden meer eisen gesteld aan de digitale toegankelijkheid

Beleidsnota toerisme 2011-2015

In de nota Toerisme heeft de Gemeente Vlissingen haar doelstelling voor de toeristische ontwikkeling van de stad vastgelegd. De gemeente beoogt haar stad aantrekkelijker te maken voor bezoekers en inwoners, met als doel een langere verblijfsduur en herhaalbezoek. Aandacht voor de belevingswaarde van de gemeente voor bezoekers is daarbij nodig. Ook de opkomst van het “thema-toerisme” is een ontwikkeling die bijdraagt aan de versterking van de aantrekkelijkheid van de gemeente. Maritiem, kleurrijk en ongepolijst zijn voor Vlissingen de thema's. Om haar toeristisch-recreatieve aantrekkelijkheid te vergroten heeft de Gemeente voor de komende beleidsperiode onderstaande hoofddoelen.

  • Het ontwikkelen van een hoogwaardig en concurrerend toeristisch aanbod in gemeente Vlissingen;
  • Het stimuleren van initiatieven voor verblijfs- en dagtoerisme in gemeente Vlissingen;
  • Het stimuleren van een verlenging van het toeristisch seizoen;
  • Het stimuleren van initiatieven voor watersport, dagvaarten en (rivier-) cruises in gemeente Vlissingen.

De Gemeente streeft naar een versterking van het toeristisch en recreatief aanbod. Hierbij wordt gestreefd naar kwaliteitsverbetering van het huidige aanbod en het uitbreiden van het aantal overnachtingsplaatsen. Een uitbreiding van het aantal overnachtingsplaatsen kan bijdragen aan de activiteiten en levendigheid in de stad in de avonduren. Uitbreiding kan in de vorm van hotelkamers, bungalows, ligplaatsen, campings/ camperplaatsen of liberalisering van deeltijd wonen.

Een nieuwe nota is in voorbereiding en wordt naar verwachting in 2020 opgesteld.

Sociale Veiligheid

Eind 2015 heeft de raad de nota 'Integraal Veiligheidsbeleid 2015-2018' vastgesteld. Deze nota bevat beleid met betrekking tot de integrale sociale veiligheid voor Vlissingen voor de periode 2015-2018. Bij de inrichting van het terrein van de Ketelmakerij wordt rekening gehouden met dit beleid. Om de sociale veiligheid te borgen wordt bij de inrichting van het terrein en het aangrenzende openbaar gebied rekening gehouden met zichtbaarheid, aantrekkelijkheid en criminaliteitspreventie. Het gaat om 'zien' en 'gezien worden'. Mensen willen zien en weten wat er in hun omgeving gebeurt. Zichtbaarheid wordt voor een groot deel bepaald door overzichtelijkheid, zichtlijnen en verlichting. De inrichting van het gebied zal moeten voldoen aan de algemeen gestelde eisen en normen in de beleidsnota. Mocht de praktijk uitwijzen of gebruikers in het plangebied menen, dat verbeteringen, maatregelen of aanvullende voorzieningen gewenst zijn, dan zal dat nader bezien worden. Daarnaast is het plangebied goed bereikbaar voor nood- en hulpdiensten. De noodzakelijke voorzieningen (bijv. bluswatervoorzieningen) zijn aanwezig.

Ontwikkelingsvisie Scheldekwartier Vlissingen 

Het gebied maakt onderdeel uit van de in ontwikkeling zijnde nieuwe wijk 'Scheldekwartier', het voormalige terrein van de Scheldewerf dat wordt ontwikkeld tot een levendige, duurzame en maritieme woonwijk, waar de rijke industriële geschiedenis voelbaar en beleefbaar is.

Op 22 december 2016 zijn de 'Ontwikkelingsvisie Scheldekwartier Vlissingen' en het 'Beeldkwaliteitsplan Scheldekwartier Vlissingen' door de gemeenteraad vastgesteld. Deze documenten vervangen de eerdere voor het transformatiegebied Scheldekwartier vastgestelde beleidsvisies en vormen de basis voor verdere uitwerkingen van de diverse deelgebieden, waarvan het plangebied van het Timmerplein er één is.

De Ontwikkelingsvisie heeft als ambitie om de drie pijlers van de Vlissingse identiteit te tonen: de maritieme stad, de stad van welzijn en de creatieve stad. Hierbij wordt uitgegaan van een differentiatie in woonmilieus, waarbij drie deelgebieden worden onderscheiden die elk een eigen karakter hebben, gebaseerd op het aanwezige erfgoed, de ligging ten opzichte van de bestaande stad en de hoofdstructuur. Dit komt tot uitdrukking in een eigen stedenbouwkundige typologie, karakter en dichtheid. Het plangebied is gesitueerd in het deelgebied Scheldewerf; het gebied ten noorden van het Dok en ten zuiden van De Willem Ruysstraat. Naast de Scheldewerf krijgen ook het gebied aan de zuidkant van het Dok (Scheldestad) en het gebied ten noorden van de Willem Ruysstraat (Scheldewijk) een eigen ruimtelijke identiteit.

Voor het deelgebied Scheldewerf heeft de visie als uitgangspunt dat de identiteit van dit deelgebied is gebaseerd op de gebiedskenmerken van de voormalige scheepswerf en de stille getuigen uit deze periode. De werf wordt gekenmerkt door de schaal en maat van de grote, vaak tijdelijke, functionele bouwvolumes op een 'open' terrein dat werd doorgesneden door functionele infrastructuur. Voor de sloop van het grootste deel van de werfbebouwing toonde dit gebied zich als een lappendeken van verhardingen waarop op autonome en functionele wijze gebouwen waren gesitueerd.

Zowel de grote 'korrel' van bebouwing als de ruime maat van het water eromheen, vormen de aanleiding voor een gemengd (hoog-)stedelijk woonmilieu met daarin enkele hoogteaccenten. Diverse autonome volumes naast elkaar, historisch naast nieuw, wisselen elkaar af. Ieder bouwblok heeft zijn eigen karakter, met een krachtige gebouwcontour en een maritieme uitstraling. De architectonische eenheden sluiten aan op de korrelgrootte van de voormalige werfbebouwing. Samenhang ontstaat door eenheid in verscheidenheid. Het industrieel erfgoed krijgt een prominente positie en rondom deze monumentale panden ontstaan karaktervolle plekken.

Het openbaar gebied vormt als doorlopende kade (van Dok tot de Willem Ruysstraat) een sterke ruimtelijke eenheid. Hiermee worden autonome en soms contrasterende architectonische eenheden bij elkaar gebracht. De doorlopende kade-vloer is primair op voetgangers en fietsers afgestemd. De auto is te gast en parkeren gebeurt uit het zicht binnen of onder de bouwblokken (of in de Machinefabriek). Het stoere maritieme karakter wordt letterlijk ondersteund door de industriële elementen in de openbare ruimte (kraan, spoorlijnen, stelconplaten). De industriële kade biedt een ultieme beleving van het water en de maritieme sfeer en sluit aan op de straten van de binnenstad en het winkelgebied en biedt naast flaneren, ruimte aan terrassen, evenementen en festivals.

De regionale waterkering vormt onderdeel van het raamwerk van openbare ruimte zoals in de visie omschreven. De regionale waterkering zal na kadeherstel, naast de waterkeringsfunctie, tevens onderdeel zijn van de langzaamverkeersroute binnen het Scheldekwartier en tevens de toegang vormen tot o.a. de ligplaatsen in Het Dok.

Het project Timmerplein past binnen de Ontwikkelingsvisie Scheldekwartier Vlissingen 2016. Verder worden in de visie de stappen in het ontwikkelproces beschreven.

Beeldkwaliteitsplan Scheldekwartier Vlissingen

Waar de Ontwikkelingsvisie met betrekking tot de ruimtelijke aspecten de hoofdstructuren, de belangrijkste ruimtelijke karakteristieken en de onderscheidende woonmilieus vastlegt, evenals de programmatische invulling op hoofdlijnen, biedt het bijbehorende beeldkwaliteitsplan handvatten om te sturen op het nieuwe stadsbeeld en de samenhang binnen het Scheldekwartier.

In woord en beeld legt het beeldkwaliteitsplan de ambities vast met betrekking tot de gewenste beeldkwaliteit voor zowel de bebouwing als de openbare ruimte. Het beschrijft de gewenste relatie tussen gebouwen en hun omgeving, de korrelgrootte, de bouwhoogte, de architectonische uitstraling, de schaal en maat en kleur- en materiaalkeuze.

Besloten is het beeldkwaliteitsplan deel uit te laten maken van de welstandsnota.

Binnen de drie deelgebieden zijn locaties benoemd waar sterker wordt gestuurd op beeldkwaliteit. Dit zijn locaties die zich aan de hoofdstructuur presenteren, zoals de omgeving van het Dok, langs De Willem Ruysstraat, rondom het industrieel erfgoed en rondom het Vesting Park. Ook het plangebied behoort hiertoe. Dit betekent dat in het Beeldkwaliteitsplan in overzichtelijke tabellen (zowel in woord als beeld) de beeldkwaliteitseisen vorm worden gegeven, zoals in de keuze van kleuren en materialen.

Hoofdstuk 5 Milieuhygiënische en planologische aspecten

5.1 Inleiding

Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij dient te worden onderzocht welke milieuhygiënische aspecten daarbij een rol spelen. In dit hoofdstuk worden de verschillende voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten behandeld.

5.2 Milieueffectrapport

Voor de ontwikkeling van het Scheldekwartier en Edisongebied – waar het projectgebied Timmerplein deel van uitmaakt – is, op basis van de op 21 december 2006 door de gemeenteraad vastgestelde richtlijnen, een 'projectmer' opgesteld, die tevens als 'planmer' vigeert. In zijn vergadering van 24 april 2008 heeft de gemeenteraad deze aanvaard. Op 3 juli 2008 heeft de Commissie voor de mer het toetsingsadvies uitgebracht. In bijlagen 3 en 4 zijn het MER en het toetsingsadvies opgenomen.

In de rapportage zijn de milieueffecten onderzocht van de ontwikkeling van beide projectgebieden t.w. bodem en water, natuur, verkeer en leefbaarheid. Het thema leefbaarheid is uitgesplitst in de onderwerpen geluidhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook aan de thema's en aspecten grondbalans, bouwhinder, cultuurhistorie, groen, landschap en energie is nadrukkelijk aandacht besteed in de beschrijving van de voorgenomen activiteiten.

 

De beoordeling heeft plaatsgevonden door per thema en per criterium in eerste instantie de effecten in kwantitatieve zin te bepalen. Deze effecten zijn vergeleken met de situatie, die zou zijn ontstaan zonder realisatie van de plannen, de zgn. autonome ontwikkeling. De tweede stap in de beoordeling betreft de waardering: de effecten worden vertaald in plussen en minnen. De uitkomsten van dit rapport moeten worden meegenomen in de planologische besluitvorming.

In principe geldt de MER voor de planperiode van 10 jaar. Het gegeven dat er tussen het opstellen van het besluit- MER en het vaststellen van het m.e.r.-plichtige besluit een periode van ongeveer 10 jaar is gelegen is volgens de ABRvS geen reden dat het MER niet meer gebruikt mag worden. Wel zal moeten worden bezien of het MER nog voldoende actueel is en zo nee, of de oorzaak daarvan is gelegen in een (aanmerkelijke) wijziging van de omstandigheden. Daarbij is nog van belang, dat als die situatie zich voordoet de Afdeling heeft geoordeeld dat die actualisatie vormvrij kan, ofwel deze hoeft niet tot stand te komen via de in de hoofdstuk 7 Wet milieubeheer verankerde besluit m.e.r.-procedure (geen toetsing commissie m.e.r., geen inspraakmogelijkheden). Verder heeft de AbRvS overwogen, dat een MER inzicht geeft in de gevolgen voor het milieu maar dat deze gevolgen voor het milieu niet veranderen vanwege gewijzigde wet- en regelgeving.

Voor onderhavig plan wordt geconcludeerd, dat de planwijzigingen en wijzigingen in wet- en regelgeving niet hebben geleid tot een andere en/of significantere gevolgen voor het milieu. Voor het overige wijzigen de destijds onderzochte activiteiten/varianten niet. Hiermee houden de bevindingen uit de bestaande MER gestand.

5.3 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder moeten bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan, waarbinnen nieuwbouw van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen worden toegelaten, de van belang zijnde akoestische aspecten worden onderzocht. Dit betreft geluid vanwege wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.

Wegverkeerslawaai

In het kader van het MER is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor zowel het gehele gebied Scheldekwartier als het aangrenzende Edisongebied, waarin alle ontwikkelingen tot 2020 zijn opgenomen. Voor onderhavig bestemmingsplan is een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd door Goudappel Coffeng. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport 'Timmerplein Vlissingen, Akoestisch onderzoek' van 11 juni 2020 met projectnummer 003451.20190220.R1.03, dat als Bijlage 5 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

De nieuwe woningen worden gerealiseerd binnen de geluidszone van De Willem Ruysstraat. Deze weg kent een maximumsnelheid van 50 km/h. De zonebreedte bedraagt 200 meter. Er geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wanneer de geluidsbelasting op de nieuwe woningen hoger is, dient de toepassing van geluidsreducerende maatregelen te worden beschouwd. Wanneer geen maatregelen kunnen worden toegepast, of deze onvoldoende effect sorteren, is ontheffing voor een hogere waarde mogelijk. De maximale ontheffingswaarde bedraagt in dit geval 63 dB.

Het plangebied ligt tevens binnen het invloedsgebied van de Dokwerker. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 30 km/h. Deze weg is daarmee niet gezoneerd en behoeft geen formele toetsing aan de normen uit de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidssituatie ten gevolge van het verkeer op de Dokwerker wel beschouwd. De normen uit de Wet geluidhinder zijn hierbij als richtwaarde gehanteerd.

Voor de berekeningen is een geluidsmodel opgesteld in het softwarepakket Geomilieu, versie 5.21. Dit model rekent volgens standaard rekenmethode 2 uit het Reken- en

Meetvoorschrift Geluid (RMG 2012). De in het rapport vermelde geluidsbelastingen zijn inclusief de correctie van -5 dB zoals is bepaald in artikel 110 Wet geluidhinder en welke correctie mag worden toegepast voor het in de toekomst stiller worden van het wagenpark.

Onderzoeksresultaten

Uit het onderzoek is gebleken, dat ten gevolge van het verkeer op De Willem Ruysstraat sprake is van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 61 dB. Deze waarde is berekend op de gevels aan de noordzijde, direct langs De Willem Ruysstraat. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt in geen geval overschreden. Geluidsreducerende maatregelen zijn niet eenvoudig inpasbaar en ontmoeten bezwaren van technische, stedenbouwkundige en verkeerskundige aard. Dit daar een geluidsreducerend wegdek, de geluidsbelasting met circa 2 dB kan worden teruggebracht ten opzichte van de huidige asfaltverharding van het type SMA-NL8. Deze maatregel sorteert dus onvoldoende effect om de geluidsbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Wel zorgt de maatregel voor een betere geluidssituatie. Ter hoogte van het plangebied is geluidsreducerend asfalt ook niet goed inpasbaar vanwege het kruispuntvlak De Willem Ruysstraat-Koningsweg. Door wringingskrachten van optrekkend en afremmend verkeer worden geluidsreducerende wegdekken doorgaans snel kapotgereden omdat dergelijke wegdekken een beperkere slijtvastheid kennen. Daarnaast zijn overdrachtsmaatregelen, in de vorm van geluidswallen of geluidsschermen, in voorliggende situatie niet goed inpasbaar. Dergelijke elementen vormen doorgaans bezwaren vanuit stedenbouwkundige aard voor situaties binnen de bebouwde kom. Ter hoogte van kruispunten is het tot slot vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid niet wenselijk om afschermende constructies te realiseren. Bovendien sorteert een afscherming beperkt effect voor hoger gelegen bouwlagen. Ontheffing voor een hogere waarde is derhalve benodigd. Hierbij gelden eisen ten aanzien van de maximale binnenwaarde uit het Bouwbesluit. In de praktijk wordt vaak de gecumuleerde geluidsbelasting hiervoor gehanteerd. De hoogst berekende gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt 66 dB. Deze geluidsbelastingen zijn berekend op de meest noordelijke gevels in het plangebied, direct langs De Willem Ruysstraat. Om te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33dB, dient het geluidsreducerend vermogen van de gevels ten minste 33 dB te zijn. Bij de realisatie van de woningen dient rekening gehouden te worden met deze eis.

Ook voor het verkeer op De Dokwerker is sprake van overschrijdingen van de richtwaarde van 48 dB. De hoogst berekende geluidsbelasting bedraagt 55 dB. Hiermee wordt de in gezoneerde situaties geldende maximale ontheffingswaarde van 63 dB niet overschreden. Tevens zijn voor deze situatie geluidsreducerende maatregelen niet eenvoudig inpasbaar. Voor 30 km/h-wegen sorteert een geluidsreducerend wegdek weinig effect. Bij lage rijsnelheden is het motorgeluid overheersend ten opzichte van het bandengeluid. Zoals hiervoor beschreven worden overdrachtsmaatregelen als niet reëel inpasbaar beschouwd vanwege bezwaren vanuit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt. Het verlenen van ontheffing van hogere waarden is niet van toepassing voor situaties langs 30 km/h-wegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan worden overwogen om ook hier de binnenwaarde uit het Bouwbesluit te beschouwen.

Conclusie

Voor diverse gebouwen moet een hogere waarde vastgesteld worden. De gebouwen en waarden zijn in de aangehechte rapportage aangegeven. Het ontwerpbesluit hogere waarden, welk besluit op de rapportage is gebaseerd is als Bijlage 6 aan de toelichting gehecht. Verder wordt geadviseerd om voor de benodigde gevelisolatie uit te gaan van de gecumuleerde geluidsbelasting van alle beschouwde wegen samen, zonder correctie conform artikel 110 Wgh. De hoogst berekende gecumuleerde geluidsbelasting bedraagt 66 dB, zodat het geluidsisolerend vermogen van de betreffende gevel 33 dB dient te bedragen om te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB.

Naast de nabijheid van wegen, worden de woningen in de directe nabijheid van diverse andere geluidbronnen geprojecteerd. Deze geluidbronnen betreffen industrie, scheepvaart, bedrijvigheid en afgemeerde riviercruiseschepen. Door Rho adviseurs is in dat kader akoestisch onderzoek uitgevoerd en is de geluidsbelasting op de gevels berekend. Deze rapportage d.d. 17-12-2020 is als Bijlage 7 aan de toelichting gehecht. In de bij het akoestisch onderzoek gevoegde tabel zijn de resultaten van de berekeningen weergegeven.

Industrielawaai

De transformatie van dit industrieterrein tot stedelijk gebied heeft het noodzakelijk gemaakt de geluidzonering van het industrieterrein 'de Schelde/Buitenhaven' te herzien. De uit 1990 daterende geluidzone was voor een belangrijk deel gebaseerd op de industriële activiteiten, die plaatsvonden op het terrein van de Koninklijke Schelde Groep.

Op 19 november 2009 is het bestemmingsplan 'Parapluherziening geluidzone de Schelde/Buitenhaven' in werking getreden. In dit bestemmingsplan is de geluidzone vanwege het industrielawaai van het industrieterrein 'de Schelde/Buitenhaven' verankerd.

Een klein deel van het plangebied ligt binnen de vastgestelde geluidzone van het industrieterrein 'de Schelde/Buitenhaven'

Uit het onderzoek zoals uitgevoerd door Rho adviseurs blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op diverse plaatsen wordt overschreden. De maximale waarde van 55 dB(A) wordt echter niet overschreden, rekening houdend met de redelijke sommatie. De redelijke sommatie is van toepassing vanwege het niet altijd gelijktijdig in werking zijn van de bedrijven binnen het gezoneerde gebied. Voor onderhavige ontwikkeling bedraagt de geluidbelasting op de hoger gelegen zuidelijke en oostelijke gevels van de Zeelandtoren ten gevolge van industrieterrein Schelde Buitenhaven maximaal 53 dB(A) etmaalwaarde, na aftrek van 2 dB(A) vanwege redelijke sommatie. Op de noordgevels en westgevels wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Bij de blokken C en D wordt ook niet bij alle gevels voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en bedraagt de hoogste geluidbelasting 51 dB(A). Industrielawaai vormt dan ook geen belemmering voor de realisering van dit plan. De hogere waarden worden 2 dB(A) hoger vastgesteld dan is berekend. Deze waarden voldoen nog steeds aan de maximale ontheffingswaarde. Wettelijk is dit toegestaan. De ruimere waarden zorgen ervoor dat de bedrijven zeker weten dat de ontwikkeling niet betekent dat zij in hun bedrijfsvoering worden belemmerd. Bij een hogere waarde van 55 dB(A) zijn ook geen extra maatregelen aan de gevel nodig om aan de maximale binnenwaarde van 35 dB(A) uit het Bouwbesluit te voldoen.

Overigens dient vanwege de (vast te stellen) hogere waarde onderzoek te worden uitgevoerd naar de benodigde geluidwerende voorzieningen aan de gevels van de nieuwe bebouwing. Een dergelijk onderzoek maakt geen onderdeel uit van de ruimtelijke procedure, maar komt aan de orde bij omgevingsvergunningprocedure onderdeel bouwen.

Conclusie

Voor diverse gebouwen moet een hogere waarde vastgesteld worden. De gebouwen en waarden zijn in de aangehechte rapportage aangegeven.

Bedrijvigheid

Naast het beoordelen van de omgevingskwaliteit, dient ook te worden beoordeeld of de aanwezige bedrijven, zowel binnen als buiten het plangebied, door de komst van nieuwe woningen, niet in de bedrijfsvoering worden belemmerd. Dit betekent dat de bedrijven bij de nieuwe woningen nog steeds aan de geldende grenswaarden van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) moeten kunnen voldoen.

Binnen het plangebied bevindt zich de Timmerfabriek, welke zal worden aangewend voor hotel met bijbehorende horecavoorzieningen. De richtafstand voor een hotel of een café bedraagt 10 meter voor woningen in een rustige woonwijk. Voor woningen in gemengd gebied hoeft, volgens de systematiek, geen afstand te worden aangehouden. De minimale afstand tussen de Timmerfabriek en de te ontwikkelen woningen bedraagt circa 18 meter. Aan de richtafstanden wordt ruim voldaan. Ook zal de inrichting op deze afstand kunnen voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit. Aanvullend akoestisch onderzoek is niet nodig.

Verder is in de directe nabijheid de Machinefabriek gelegen. In de Machinefabriek zal een parkeergarage worden gerealiseerd. De richtafstand voor een parkeergarage bedraagt 30 meter tot woningen in een rustige woonwijk en 10 meter voor woningen in gemengd gebied. De minimale afstand tussen de te ontwikkelen woningen en de Machinefabriek bedraagt meer dan 100 meter. De inrichting zal, gezien deze afstand, ook kunnen voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit. Aanvullend akoestisch onderzoek is niet nodig.

Ten oosten van het plangebied aan de andere zijde van het Kanaal is de Lasloods gelegen. De Lasloods wordt gebruikt voor evenementen, waaronder feesten met versterkte livemuziek. De richtafstanden lijst van de VNG biedt geen passende activiteit om de juiste richtafstand te bepalen. In het kader van de oprichting van de evenementenlocatie is eerder akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt, dat de Lasloods in de representatieve bedrijfssituatie bij de woningen aan het Timmerplein voldoet aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat geen nader akoestisch onderzoek nodig is voor de geluidbelasting van deze inrichting. Het is mogelijk dat in de Lasloods incidenteel een evenement wordt gehouden waarbij meer geluid wordt geproduceerd, bijvoorbeeld voor een groot dancefeest met hoge geluidniveaus. De gemeente Vlissingen dient hiervoor dan een ontheffing te verlenen.

Scheepvaartlawaai

Voor deze geluidbron geldt geen wettelijk toetsingskader. De dosis-effectrelatie van scheepvaartlawaai lijkt op die van spoorweglawaai. Dit betekent dat een bepaalde geluidbelasting van scheepvaartverkeer ongeveer even hinderlijk is als dezelfde geluidbelasting afkomstig van een spoorweg. Om deze reden wordt in dit rapport aangesloten bij de grenswaarden uit de Wet geluidhinder voor spoorweglawaai, namelijk een richtwaarde van 55 dB en een maximale aanvaardbare waarde van 68 dB.

De geluidbelasting van scheepvaartverkeer bedraagt bij de geprojecteerde woongebouwen maximaal 41 dB Lden. Dit is ruim lager dan de richtwaarde van 55 dB. Hieruit blijkt dat scheepvaartlawaai geen relevant aspect is voor dit plan.

Afgemeerde riviercruiseschepen

In onderhavige ontwikkeling wordt een deel van het bestemmingsplan Stadshaven Scheldekwartier opgenomen. In dit bestemmingsplan is onder andere geregeld dat (rivier)cruiseschepen mogen afmeren. Hiervoor is bepaald dat voor de energievoorziening van (rivier)cruiseschepen uitsluitend het gebruik van walaansluiting voor stroomgebruik (walstroom) is toegestaan en niet het gebruik van generatoren of aggregaten. Deze maatregel zorgt ervoor dat de geluiduitstraling van de schepen wordt gereduceerd. Het is echter niet uitgesloten dat andere geluidbronnen dan aggregaten of generatoren relevante geluidemissie veroorzaken. De ligplaatsen zijn daarom betrokken bij het onderzoek zoals uitgevoerd door Rho adviseurs De ligplaatsen zijn geen inrichting in de zin van de Wet milieubeheer en er bestaat geen toetsingskader voor het beoordelen van de geluidbelasting. In dit rapport wordt aangesloten bij de richtwaarden die in de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering voor de beoordeling van geluid van bedrijven zijn aanbevolen voor woningen in een gemengd gebied, namelijk 50/45/40 dB(A) in respectievelijk de dag-/avond-/nachtperiode.

Aangezien de berekeningen zijn uitgevoerd met een relatief luidruchtig schip als uitgangspunt, zullen de luidruchtige riviercruiseschepen kunnen afmeren op de meest noordelijk gelegen ligplaats, zonder de richtwaarden te overschrijden. Schepen met een emissierelevant bronvermogen dat 7 dB(A) of meer lager is dan het beoordeelde schip, zullen ook op de ligplaatsen 1 of 2 kunnen afmeren. Teneinde een goed woon- en leefklimaat voor de direct aangrenzende woningen te kunnen garanderen, wordt dit in de planregels geborgd.

Vanwege het onregelmatige karakter van de aanwezigheid van cruiseschepen, is het geluid van cruiseschepen niet meegerekend bij de gecumuleerde geluidbelasting.

Spoorweglawaai

Het plangebied ligt buiten de wettelijk van toepassing zijnde invloedssfeer van de spoorlijn Vlissingen-Roosendaal. Om die reden kan onderzoek naar het spoorweglawaai achterwege blijven en vormt dit aspect geen belemmering voor de realisering van dit project.

Cumulatie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn niet alleen de geluidbronnen meegerekend die vallen onder de werkingssfeer van de Wgh, maar ook de overige bronnen. Geconcludeerd wordt dat geen sprake is van relevante samenloop van geluidbelastingen, omdat de westzijde van het plangebied voornamelijk wordt belast door wegverkeerslawaai en het industrielawaai voornamelijk uit oostelijke en zuidoostelijke richting afkomstig is.

5.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

De 'Wet luchtkwaliteit' van 15 november 2007, opgenomen in hoofdstuk 5, onder titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) gaat in op luchtkwaliteitseisen. In Bijlage 2 van de Wm zijn wettelijke grenswaarden vastgelegd van onder andere de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en koolmonoxide (CO).

 

Voor PM10 geldt voor het jaargemiddelde een grenswaarde van 40 µg/m3. Het 24uursgemiddelde van 50 µg/m3 mag maximaal 35 dagen per kalenderjaar worden overschreden. Voor NO2 geldt voor het jaargemiddelde een grenswaarde van 40 µg/m3. Het 24-uursgemiddelde van 200 µg/m3 mag maximaal 18 dagen per kalenderjaar worden overschreden.

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

Kort samengevat dienen projecten te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor vergunningverlening als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden.

In artikel 2 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is opgenomen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de zogenaamde '3% grens' niet wordt overschreden. Na vaststelling van het NSL op 1 augustus 2009 is deze grens gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.

 

In artikel 4 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. De wettelijke ondergrens voor onderzoek bedraagt:

  • 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;
  • 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

De plannen voor de woningbouwlocatie Timmerplein zijn niet als project opgenomen in het NSL. Onderzocht is of wordt voldaan aan de vigerende normen uit de Wet milieubeheer.

Onderzoeksresultaten

Het aspect luchtkwaliteit kan uitsluitend in samenhang met het programma van de andere voorziene ontwikkelingen van het grotere projectgebied Scheldekwartier worden bezien.

 

In het MER is naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek geconcludeerd, dat de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit nergens worden overschreden. De Commissie voor de mer heeft echter geadviseerd het onderzoek naar de luchtkwaliteit ten behoeve van de besluitvorming over uitwerkingsplannen te actualiseren, waarbij rekening moet worden gehouden met de emissies van de scheepvaart en de dan geldende wetgeving.

Naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de mer is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de emissies van de scheepvaart op het Kanaal door Walcheren. Dit onderzoek is uitgevoerd door TNO (rapportnr. TNO-034-UT-2009-01232_RPT-ML, juni 2009). Uit het onderzoek blijkt, dat de bijdrage van de scheepvaart aan de lokale concentraties NO2 en PM10 (fijn stof) zeer laag is en zeker niet tot een overschrijding van de normen zal leiden. Tevens is aanvullend onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit binnen het projectgebied als gevolg van het verkeer. De gegevens uit de onderzoeken ten behoeve van het MER zijn daarbij geactualiseerd. Uit het onderzoek (rapport gemeente Vlissingen, 4 mei 2010) blijkt, dat er weliswaar een kleine toename van de concentraties NO2 en PM10 voor 2020 plaatsvindt, maar dat er geen overschrijdingen van de normen plaatsvinden.

 

In de ontwikkelingsvisie is uitgegaan van de realisatie van circa 1.400 tot 1.800 woningen in het Scheldekwartier. Voor de overige beoogde functies in het Scheldekwartier, zoals zorg, recreatie, detailhandel, (watersportgerelateerde) bedrijvigheid, horeca en maatschappelijke functies, zijn geen exacte gegevens bekend, en is daarom een inschatting gemaakt van het aantal personen dat zich in het Scheldekwartier gaat bevinden. In de ontwikkelingsvisie zijn, ten opzichte van het Masterplan Dokkershaven, enkele functies, waarin zich een groot aantal personen zou kunnen bevinden, komen te vervallen. Het gaat hierbij om functies als grootschalige detailhandel en een casino. Dit betekent ook minder vervoersbewegingen en daardoor minder emissies NO2 en PM10. De onderzoeken t.b.v. het MER worden daarmee nog adequaat geacht en geven eerder een over- dan een onderschatting.

 

Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd, dat er vanuit luchtkwaliteit geen belemmeringen bestaan voor de ontwikkeling van dit project in het gebied Scheldekwartier. Om toch zekerheid te hebben over het woon- en leefklimaat ten aanzien van de nieuw te bouwen woningen is door Goudappel Coffeng een locatie specifiek onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport 'Timmerplein, Onderzoek luchtkwaliteit' van 22 maart 2019, dat als Bijlage 8 bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

Het onderzoek luchtkwaliteit is uitgevoerd met de NSL-rekentool, versie Monitoring NSL 2018. Deze rekent volgens standaard rekenmethode I en standaard rekenmethode II uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit (Rbl 2007). De berekeningen zijn uitgevoerd met achtergrondconcentraties en emissiefactoren voor de jaren 2017, 2020 en 2030 en de verkeerscijfers voor het jaar 2030. Voor de zichtjaren 2017 en 2020 is hiermee een worst-case scenario beschouwd.

In alle jaren wordt ruim aan de normen voldaan. Kort samengevat wordt het navolgende geconcludeerd:

  • De hoogst berekende jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide bedraagt 22,4 ìg/m3. Hiermee wordt ruim aan de norm van 40 ìg/m3 voldaan. Deze concentratie is berekend langs De Willem Ruysstraat (wegvak 3). De hoogst berekende concentratie fijn stof PM10 bedraagt 17,4 ìg/m3, eveneens langs De Willem Ruysstraat. Ook voor fijn stof wordt ruim aan de normen voldaan;
  • Ook in 2020 is geen sprake van normoverschrijdingen. De jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide ligt iets lager dan in 2017. Dit komt met name door lagere achtergrondconcentraties naar de toekomst. De concentraties fijn stof liggen in 2020 iets hoger dan in 2017. Echter wordt in alle gevallen ruim aan de normen voldaan;
  • Tot slot liggen de concentraties in 2030 lager dan in 2020. Dit komt door een verbetering van de luchtkwaliteit naar de toekomst toe.

Conclusie

Uit het onderzoek is gebleken dat in alle beschouwde situaties en langs alle beschouwde wegen ruim wordt voldaan aan de normen uit de Wet milieubeheer. Hiermee vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor de uitvoering van de plannen. In navolging van artikel 5.16, lid 1 onder a van de Wet milieubeheer, waarin is bepaald dat een ruimtelijke ontwikkeling doorgang kan vinden indien geen sprake is van normoverschrijdingen, vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Binnen het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

5.5 Externe veiligheid

In juni 2007 heeft TNO Bouw en Ondergrond rapport uitgebracht over het onderzoek naar externe veiligheid voor het gehele projectgebied Scheldekwartier. Dit rapport is genaamd “TNOrapport Onderzoek externe veiligheid Dokkershaven en Edisongebied te Vlissingen” (hierna TNO rapport) en is opgesteld ten behoeve van het MER. Uit het rapport is gebleken, dat de ontwikkeling van het projectgebied Scheldekwartier tot gevolg heeft dat er een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico vereist is.

 

Door het project Scheldekwartier in fasen op te delen is per fase wellicht geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico vereist. Echter, omdat deze planontwikkeling onlosmakelijk deel uitmaakt van de ontwikkeling van het totale plangebied Scheldekwartier, is hiervoor ook een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. De verantwoording van het groepsrisico vindt zijn grondslag in het TNO-rapport, met dien verstande dat ten behoeve van de herijkte plannen voor het Scheldekwartier opnieuw onderzoek in 2011 en 2013 is uitgevoerd door Det Norske Veritas (DNV) naar de gevolgen voor het groepsrisico. Eind 2020 is door DNV een kwalitatieve analyse uitgevoerd van de impact op de uitgevoerde groepsrisicoberekeningen in 2013 voor de Westerschelde studie n.a.v. de recente ontwikkelingen in het Scheldekwartier. De impact van de ontwikkelingen op het berekende groepsrisico zoals bepaald in 2013 is kwalitatief opnieuw beoordeeld. Zowel het onderzoek uit 2013 als de actualisatie in de vorm van een notitie zijn als Bijlage 9 aan deze toelichting gehecht.

Wettelijk kader

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn o.a. standaardafstanden opgenomen waarbij wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico (PR). Het Bevi is van toepassing op vergunningplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. In artikel 1 van het Bevi wordt toegelicht wat wordt verstaan onder (beperkt) kwetsbare objecten. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie.

Normstelling

Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen:

  • het plaatsgebonden risico (PR), en;
  • het groepsrisico (GR).

 

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is omschreven als de kans dat een persoon, die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, ten gevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. De PR-contour met kans 10-6 geldt als grenswaarde voor kwetsbare objecten. Dat wil zeggen dat in het gebied binnen deze contour geen kwetsbare objecten voor mogen komen. Kwetsbare objecten zijn gebouwen waar personen zich gedurende een dag langere tijd bevinden (zoals woningen) of gebouwen, waarin grote groepen van kwetsbare personen verblijven (zoals verpleeghuizen). De contour met kans 10-6 geldt als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten, waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour met kans 10-5 als grenswaarde. Beperkt kwetsbare objecten zijn gebouwen, die niet als kwetsbaar object worden aangemerkt (zoals bedrijfsgebouwen). Ook objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefooncentrale voor hulpdiensten, worden als beperkt kwetsbaar beschouwd.

 

Groepsrisico (GR)

Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt enkel de oriënterende waarde als richtlijn. Het invloedsgebied is het gebied, waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Dit gebied wordt vaak bepaald door de berekening van het grootste mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1%-letaliteitsgrens). Bij een overschrijding van de oriënterende waarde en/of toename van het groepsrisico is een verantwoording van het groepsrisico verplicht. In de Beleidsvisie externe veiligheid is aangegeven, dat bij een toename van het groepsrisico van meer dan 10% van de oriënterende waarde, een uitgebreide verantwoording noodzakelijk is, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

 

Inventarisatie risicobronnen

Ten tijde van de oplevering van het TNO-rapport waren er voor de ontwikkeling van het totale projectgebied Scheldekwartier twee risicobronnen relevant, te weten:

  • de bovengrondse propaantank met inhoud van 18 m3 van de Koninklijke Schelde Groep B.V.;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde.

 

Propaantank

Eind 2009 is de bovengrondse propaantank van 18 m3 vervangen door een kleinere propaantank van 9,1 m3. Doordat de inhoud van de huidige propaantank kleiner is dan 13 m3, is de propaantank niet langer Bevi-plichtig. Op de huidige propaantank is het Activiteitenbesluit wet milieubeheer van toepassing. Op grond van het Activiteitenbesluit geldt een veiligheidsafstand van 25 meter vanuit het vulpunt en de opslagtank. Het project is op meer dan 25 meter vanaf het vulpunt en de opslagtank gelegen. De propaantank is dan ook niet langer een relevante risicobron voor de ontwikkeling van dit plan in het Scheldekwartier.

 

Vervoer gevaarlijke stoffen over de Westerschelde

Ten aanzien van de nieuw te bouwen woningen is de enige relevante risicobron het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. Het gehele Scheldekwartier is gelegen in het

invloedsgebied hiervan. Uit het onderzoek van DNV blijkt, dat de 10-6 contour niet op het land komt. Dit geeft dus geen beperking voor de bouw van de woningen. Uit het onderzoek van DNV van december 2013 blijkt, dat het GR wel toeneemt, maar de oriënterende waarde niet wordt overschreden. Op basis van de kwalitatieve analyse uit 2020 blijkt, dat de uitgangspunten uit 2013, met uitzondering voor de Timmerfabriek, voor het merendeel conservatief zijn. Echter, deze toename is gelet op de omvang daarvan (80 personen) zeer beperkt van aard en leidt daarmee niet tot significante wijzigingen op het groepsrisico. Zoals in het gemeentelijk Externe veiligheidsbeleid en de toelichting daarop is vastgelegd, is in dit geval een uitgebreide verantwoording noodzakelijk. In het TNO-rapport wordt aangegeven in welke gevallen (scenario's) de effecten kunnen reiken.

Toename groepsrisico

DNV heeft berekend wat de gevolgen voor het groepsrisico zijn ten gevolge van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde, waarbij rekening is gehouden met de geplande ontwikkeling van het Scheldekwartier. Voor een gedetailleerde beschrijving wordt verwezen naar het als Bijlage 9 toegevoegde onderzoeksrapport en notitie van DNV uit 2013 en 2020. DNV concludeert dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden en op basis van de meest actuele populatiegegevens aannemelijk lager zal liggen dan oorspronkelijk berekend. De resultaten, welke conservatief van aard zijn, geven wel aan, dat de ontwikkeling van het Scheldekwartier leidt tot een toename van het groepsrisico ten opzichte van de huidige situatie. Om die reden is een verantwoording van de toename van het groepsrisico vereist.

Verantwoording groepsrisico (GR)

In maart 2006 is door de gemeente de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeente Vlissingen vastgesteld. Een toelichting daarop is door de Gemeente Vlissingen op 28 september 2010 vastgesteld. Vervolgens heeft de provincie op 10 april 2012 de Beleidsvisie Externe Veiligheid “Verantwoorde Risico's” vastgesteld. Deze beleidsvisies vormen een uitwerking van het rijksbeleid met betrekking tot externe veiligheid. Hierin is bepaald op welke wijze de provincie Zeeland en de gemeente Vlissingen invulling geven aan het aspect externe veiligheid. In de gemeentelijke beleidsvisie is aangegeven, dat de gemeente risicosituaties beoordeelt aan de hand van de volgende veiligheidscriteria: plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect.

 

In beide beleidsvisies wordt gesteld, dat de motivatieplicht ten aanzien van het groepsrisico zich beperkt tot relevante gevallen. Dit betreft gevallen waarin het GR de oriënterende waarde (bijna) overschrijdt of wanneer sprake is van een aanzienlijke toename (>10%) van het aantal slachtoffers. Voor die gevallen vereist de gemeente een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect. Motieven voor de acceptatie van (een verslechtering van) een risicosituatie kunnen zijn:

  • a. Het opvullen van kleine open gaten of vervangende nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied;
  • b. Een voor de specifieke locatie belangrijke ontwikkeling;
  • c. Een situatie waarbij anders de externe veiligheidsproblematiek (elders) zou toenemen.

 

Ten aanzien van het Scheldekwartier is, evenals voor het plangebied, punt b, en in mindere mate punt a van toepassing. Ten aanzien van voorliggende deelontwikkeling zijn zowel punt a als punt b van toepassing. Het plan voorziet in het opvullen van een open gat in bestaand stedelijk gebied. Het Scheldekwartier, en dit daarvan deel uitmakende deelproject, zijn van zeer groot belang voor de ontwikkeling van de stad, vanuit zowel economisch, maatschappelijk, ruimtelijk als sociaal perspectief.

 

Uit het DNV-rapport volgt, dat het groepsrisico met betrekking tot het vervoer op de Westerschelde iets toeneemt. In beide gevallen blijft het groepsrisico zowel in de situatie met de ontwikkeling van het Scheldekwartier als in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde (OW), maar ligt wel boven de lijn 0,1 x OW. Dit geldt ook ten aanzien van de prognoses 2015-2030 voor risico's transport gevaarlijke stoffen Westerschelde.

 

Op grond van de gemeentelijke en provinciale beleidsvisie 'Externe Veiligheid' betekent dit, dat er een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico vereist is. Ook voor dit plan dient derhalve een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico gegeven te worden.

 

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid van personen bij rampen en zware ongevallen heeft betrekking op de mogelijkheid van personen zichzelf en anderen in veiligheid te brengen. De mate van zelfredzaamheid van een persoon hangt af van zijn eigen fysieke en psychische mogelijkheden en daarnaast van de omgeving. Een goede ontsluiting, beperking van hoogbouw, de ligging van kwetsbare objecten ten opzichte van de bron en aanvullende maatregelen aan gebouwen kan eraan bijdragen dat de effecten van de ramp beperkt blijven. In het TNO-rapport is een beschrijving gegeven van het gehele plan Scheldekwartier. Daarin is aangegeven dat het plan als geheel tot een verbetering leidt van de bereikbaarheid van de binnenstad. Het te realiseren plan voorziet niet specifiek in de huisvesting van verminderd zelfredzame personen, hoewel van de aanwezigheid hiervan wel sprake kan zijn.

 

Vanuit de mogelijke ongeval scenario's met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde, zijn de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en ook de vereisten die hieraan zouden kunnen worden gekoppeld zeer beperkt. De grootste bedreiging wordt gevormd door een grote ontsnapping van brandbaar gas, gevolgd door een wolkbrand of een gaswolkexplosie. In beide gevallen zal het ongeval binnen 5 tot 10 minuten na het initiële ongeval tot schadelijke effecten in het Scheldekwartier kunnen leiden. Deze tijd is onvoldoende voor een snelle alarmering en duidelijke instructies voor de bevolking. De aanwezigen in het plangebied kunnen dan ook tijdig worden gewaarschuwd bij een ongeval. Extra investeringen in vluchtwegen leveren geen bijdrage voor de beperking van het aantal slachtoffers ten gevolge van de eerste “klap”. Wel zal het daarna ook nog noodzakelijk zijn om het gebied te ontruimen, gewonden op te vangen en secundaire branden te blussen.

 

Naast ongevallen met brandbare gassen zijn ook ongevallen met ammoniak relevant voor het gebied. Afhankelijk van de weersomstandigheden (en de grootte van de ontsnapping) kunnen de gevolgen ook tot in (en voorbij) het Scheldekwartier reiken. Bij een dergelijk scenario zal er over het algemeen voor worden gekozen om de bevolking te alarmeren en instructies te geven naar binnen te gaan en ramen en deuren en ventilatieopeningen te sluiten. Dit is een aandachtspunt in de bouwplannen. Voor de publieke gebouwen in het Scheldekwartier is het van belang, dat de beheerder en het personeel weet hoe te handelen bij een dergelijke calamiteit. Dit geldt overigens ook voor de rest van Vlissingen.

 

Voor de ontwikkeling van het Scheldekwartier is voorzien in een goede verkeersontsluiting. Hulpverleningsdiensten kunnen snel ter plaatse zijn om het potentiële schadegebied snel te ontruimen. Verder zijn er voldoende vluchtmogelijkheden om het gebied te verlaten. Door de gerealiseerde oostelijke ontsluiting van de binnenstad en de aanleg van De Willem Ruysstraat, is de bereikbaarheid, maar ook de vluchtroute van de binnenstad sterk verbeterd.

 

In 2012 is het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan en het Verkeerscirculatieplan voor de binnenstad vastgesteld. Hulpdiensten (ambulancedienst, politie, brandweer) zijn betrokken geweest bij de totstandkoming hiervan. In dit kader hebben zij aangegeven tevreden te zijn met de destijds beoogde - en inmiddels gerealiseerde - verbetering van de bereikbaarheid van de binnenstad en het Scheldekwartier.

 

Gezien het bovenstaande is de bereikbaarheid van de binnenstad als gevolg van de ontwikkeling van het Scheldekwartier verbeterd. Met de genoemde maatregelen is de bereikbaarheid en ontsluiting van de binnenstad verder geoptimaliseerd. Dit komt de zelfredzaamheid en beheersbaarheid bij een calamiteit ten goede.

 

In het plangebied is hoogbouw voorzien. De realisatie van deze hoogbouw appartementen vormt een specifiek aandachtspunt in die zin dat bij de inrichting van de openbare ruimte niet alleen rekening dient te worden gehouden met opstelpunten voor blusvoertuigen, maar tevens voor redvoertuigen. Het bouwplan wordt dan ook ter beoordeling aan de Veiligheidsregio voor gelegd.

Daarnaast wordt in zijn algemeenheid informatie verstrekt aan Vlissingse bewoners over op welke wijze te handelen in risicosituaties bij calamiteiten. Dit kan ertoe bijdragen dat ze beter in staat zijn om te gaan met informatie die ze tijdens een calamiteit van de hulpdiensten krijgen.

 

In het plangebied worden geen specifieke functies/voorzieningen mogelijk gemaakt voor verminderd zelfredzame personen. Er kan dan ook geconcludeerd worden, dat zich geen knelpunten voordoen ten aanzien van de aspecten 'ontvluchting' en 'bereikbaarheid'.

Beheersbaarheid en resteffect

Ongevallen met ammoniak en brandbare stoffen kunnen tot grote slachtofferaantallen leiden. De mogelijkheden van de hulpverleningsdiensten om deze ongevallen te bestrijden zijn beperkt. Bij ongevallen met toxische stoffen is het van belang, dat de alarmering snel verloopt en dat er snel voor wordt gekozen om de bevolking te waarschuwen met het advies: ramen en deuren en ventilatieopeningen sluiten. Daarbij is het tevens van belang dat de brandweer snel ter plaatse van het ongeval is om een inschatting te maken van de situatie.

 

Het vrijkomen van een brandbaar gas dat vertraagd ontstoken wordt, heeft warmtestraling en eventueel drukeffecten tot gevolg. Door de vertraagde ontsteking kan de wolk zich verspreiden wat indien de wolk zich richting Vlissingen verspreidt, kan leiden tot een grote toename van het aantal slachtoffers. De mogelijkheden voor de hulpverleningsdiensten zijn beperkt. Detectie en alarmering heeft hierbij minder effect dan bij ammoniak aangezien het advies dat gegeven moet worden niet op voorhand duidelijk is, omdat het (vrijwel) niet te voorspellen is of een wolkbrand of wolkexplosie op zal treden. Personen die zich binnenshuis bevinden worden in grote mate beschermd tegen warmtestraling. Bij het optreden van drukeffecten kan het verblijf binnenshuis echter ook tot extra gewonden of zelfs doden leiden (als gebouwen instorten, of door brokstukken, gesprongen ramen). Met de huidige middelen is het voor de hulpverleningsdiensten niet mogelijk om de effecten van een wolkbrand of wolkexplosie te voorkomen.

 

Bij de concrete invulling van de openbare ruimte zal aansluiting worden gezocht bij de handleiding 'Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid' van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR.) Deze invulling wordt in overleg met de gemeentelijke brandweer/Veiligheidsregio Zeeland bepaald.

 

Conclusie

De mogelijkheden van de hulpverlening om de gevolgen te beperken die worden veroorzaakt door een ongeval op de Westerschelde zijn zeer beperkt. Met name bij de ongevallen met brandbare gassen kunnen honderden slachtoffers vallen. De ontwikkelingstijd hiervan is zo snel dat er onvoldoende tijd is om met repressief optreden de gevolgen te beperken.

 

Tevens zijn ongevallen met ammoniak van belang. Afhankelijk van de weersomstandigheden kan het noodzakelijk zijn om grote delen van Vlissingen (ook het Scheldekwartier) te alarmeren en te instrueren om ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. Dit vereist een zeer snel handelen van de hulpverleningsdiensten. Voorwaarde daarbij is uiteraard dat de hulpverleningsdiensten zelf ook snel gealarmeerd zijn.

 

De hulpdiensten zijn in Zeeland op het overgrote deel van de rampen voorbereid. Echter bij een bepaald aantal rampen zal de hulpverleningscapaciteit niet toereikend zijn. Het schadebeeld dat bij deze rampen op kan treden vergt meer van de hulpverleningsdiensten dan waar zij toe uitgerust zijn. De realisatie van het Scheldekwartier en dit plan kan bij een calamiteit zorgen voor een toename van het aantal gewonden. De hulpverleningsdiensten zijn bij een worst-case-scenario onvoldoende in staat te voldoen aan de hulpvraag.

 

Afweging

Het Scheldekwartier, en dit daarvan deel uitmakende plan, is van zeer groot belang voor de ontwikkeling van de stad, vanuit zowel economisch, maatschappelijk, ruimtelijk als sociaal perspectief. Het is een stadsdeel, dat gezien moet worden als uitbreiding van de binnenstad. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid en intensief ruimtegebruik, worden bestaande terreinen en bestaande gebouwen getransformeerd tot nieuwe bestemmingen en daarmee nieuw gebruik.

 

Dit belang moet afgewogen worden tegen de toename van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde. Indien zich een calamiteit voordoet, waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, kunnen de gevolgen groot zijn. Echter door het treffen van maatregelen in het kader van zelfredzaamheid en beheersbaarheid (zoals hiervoor beschreven), in combinatie met de zeer kleine kans op een calamiteit, wordt dit niet als een belemmering voor de realisering van dit project gezien.

5.6 Bodem en niet gesprongen conventionele explosieven

Wettelijk kader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan, onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de beoogde nieuwe functie.

 

Per 1 januari 2008 is het Besluit Bodemkwaliteit in werking getreden. Op grond van dit besluit wordt de verplichting gesteld om een bodemfunctieklassenkaart op te stellen. Op 26 juni 2013 is de Nota bodembeheer, inclusief herziene bodemfunctieklassenkaart, voor het grondgebied van de gemeente Vlissingen vastgesteld door de gemeenteraad. Op deze kaart heeft het plangebied de functie 'wonen'. Bij het uitvoeren van een bodemsanering dient teruggesaneerd te worden tot de bodemkwaliteit 'wonen'. Wanneer grond toegepast wordt binnen het gebied zal deze de kwaliteit 'wonen' of schoner moeten hebben.

Onderzoeksresultaten

(Woning-)bouwprogramma

De geplande ontwikkeling valt binnen de grenzen van het 'Saneringsplan plangebied Scheldekwartier (KSG-werf) te Vlissingen' (MWH, september 2008). In dit saneringsplan wordt de aanpak van de al bekende verontreinigingen beschreven. Het saneringsplan is ter beschikking voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van Zeeland. Gedeputeerde Staten heeft bij besluit van 11 november 2008 ingestemd met het saneringsplan. Op basis van het saneringsplan moet, vooraf aan de geplande ontwikkeling, een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd worden. De resultaten van dit bodemonderzoek en de bouwplannen vormen de basis voor het op te stellen uitvoeringsplan. Voordat gestart kan worden met de werkzaamheden moet het uitvoeringsplan ter beoordeling en goedkeuring aan Gedeputeerde Staten worden voorgelegd. Het saneringsplan en het instemmingsbesluit zijn als Bijlagen 10 en 11 bij dit plan gevoegd.

Maritiem programma

Voor de waterbodem in het Kanaal door Walcheren heeft te gelden, dat deze sterk verontreinigd is met zware metalen. Wanneer werkzaamheden in de waterbodem plaats moeten vinden, zal vooraf aan het verplaatsen van de sliblaag overleg moeten plaatsvinden met het bevoegd gezag over de uit te voeren werkwijze. Voor het vernieuwen van de kade heeft overleg als hiervoor bedoeld plaatsgevonden. Omdat slechts vervuild slib wordt afgevoerd, is het treffen van maatregelen niet nodig

Niet-gesprongen conventionele explosieven

Normstelling

Op 3 oktober 2013 heeft de gemeenteraad het beleid met betrekking tot niet gesprongen conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog (CE), inclusief beleidskaart vastgesteld. In dit beleid en op de bijbehorende kaart is vastgelegd in welke deelgebieden wel of geen nader onderzoek naar CE uitgevoerd moet worden voorafgaand aan grondroerende werkzaamheden.

Op de CE-beleidskaart wordt het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, aangeduid als verdacht gebied voor de aanwezigheid van CE. Bij alle grondroerende werkzaamheden dieper dan 0,4 m –mv, dient daarom onderzoek naar CE uitgevoerd te worden.

Onderzoeksresultaten

In 2017 is in opdracht van de gemeente Vlissingen een risicoanalyse uitgevoerd naar CE binnen het plangebied Scheldekwartier (Expload, 17/04/2017). De burgemeester van de gemeente Vlissingen is akkoord gegaan met de conclusies uit dit rapport, dat als Bijlage 12 is bijgevoegd. Uit deze risicoanalyse blijkt, dat de te ontwikkelen locatie niet meer verdacht is op de aanwezigheid van CE. Er hoeft daarom geen aanvullend detectieonderzoek uitgevoerd te worden.

 

De uitkomsten vormen geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

5.7 Water

Wettelijk kader

Door de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is het instrument van de watertoets geïntroduceerd. De watertoets is inmiddels verankerd op alle ruimtelijke planniveaus, die Nederland kent. De watertoets is een beoordeling van de invloed, die ontwikkelingen of beheer van een projectgebied hebben op het watersysteem in dat gebied. Het is noodzakelijk de gevolgen van de beoogde ontwikkelingen voor de waterhuishoudkunde en het watersysteem na te gaan.

 

De provincie Zeeland heeft het beleid voor de bescherming van het grond- en oppervlaktewater opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en zijn daarover regels opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening In de Waterverordening Zeeland zijn regels opgenomen ter bescherming van kwetsbare (natuur)gebieden, die gevoelig zijn voor verdroging.

 

In het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2017 (GRP) heeft de gemeente Vlissingen de verbrede zorgplicht uit de Waterwet vastgelegd. Dit plan geeft aan hoe de gemeente invulling geeft aan de zorgplicht voor de door haar te behartigen aspecten: afvalwater, hemelwater en grondwater.

 

Voor het Scheldekwartier is in het MER aandacht besteed aan de waterhuishouding, de riolering en de waterkwaliteit in het plangebied. Geconcludeerd is, dat de waterhuishoudkundige maatregelen, die zijn voorzien, voldoen aan de normen, die worden gesteld door de provincie en het waterschap.

 

Voor het Scheldekwartier is op 27 juli 2017 het 'Herziene rioleringsplan Scheldekwartier' vastgesteld, dat als Bijlage 13 is bijgesloten. Dit plan is afgestemd op het grondstromenplan, dat is ontwikkeld. Het rioleringsplan geeft weer op welke wijze met de (afval)waterstromen binnen het Scheldekwartier wordt omgegaan, waarbij aandacht is besteed aan de hoogteligging, de waterscheiding en waterkering en de afwatering vuilwaterriool en regenwater. Ook is er aandacht besteed aan de afvoercapaciteit in het kader van de klimaatbestendigheid en de fasering van de aanleg van de riolering.

Waterkering

Alle kaden binnen het Scheldekwartier doen dienst als regionale waterkering. Gedeputeerde Staten hebben een normhoogte vastgesteld, waaraan deze moet voldoen. Deze normhoogte wordt het grenspeil genoemd. Voor Vlissingen is dit grenspeil vastgesteld op NAP +3.40 meter, verhoogd met 0,50 meter voor Noordzee en Westerschelde, waarmee de dijkkruinhoogte in het Scheldekwartier moet voldoen aan een hoogte van NAP +3.90 meter.

 

Bij de provincie is een nieuwe normering in voorbereiding voor de regionale waterkeringen. Vooruitlopend op deze nieuwe normering is gesteld, dat de nieuwe normhoogte voor het Scheldekwartier op NAP +3.10 meter vastgesteld zal worden en dat de hoogwaterveiligheid met deze hoogte niet in het geding is. Voor locaties, waarvan de hoogte momenteel NAP +3.90 meter bedraagt, geldt consolidatie. Dit is bevestigd bij brief van het Waterschap Scheldestromen d.d. 15 september 2014. Tevens is bij besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap d.d. 27 augustus 2014 besloten om door middel van een bebouwingscontour in de beschermingszone A, die op de kaden langs het Dok is gelegen, bebouwing toe te laten, mits het waterkerend vermogen en de stabiliteit van de waterkering niet worden aangetast.

 

Door kadeherstel zal de ligging van de regionale waterkering wijzigen. De waterkering komt verder het Dok in te liggen. De wijziging van de ligging van de regionale waterkering behoeft aanpassing van het tracé in zowel de Waterverordening als de Legger.

 

Watertoets

Met het Waterschap Scheldestromen wordt overleg gevoerd over de wateraspecten in bestaande wijken. In bestaande wijken zal, indien herinrichting aan de orde is, aandacht besteed worden aan de mogelijkheden ter verbetering van de wateraspecten. Bij nieuwe ontwikkelingen zal vanaf het begin van de inrichting van de te ontwikkelen locatie, het waterschap betrokken worden om een waterhuishoudkundig aanvaarbare situatie te creëren. Voor de watertoets is gebruik gemaakt van de door het waterschap aanbevolen tabel.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
Het plangebied ligt binnen het waterstaatswerk en beschermingszones A en B van de waterkering.  
Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
Het bebouwd oppervlak ten opzichte van de situatie waarin het terrein als bedrijfsterrein in gebruik en geheel verhard was neemt af, zodat watercompensatie niet aan de orde is.

Dit aspect is in het kader van gehele herontwikkeling van het Scheldekwartier met het Waterschap kortgesloten en goedgekeurd.  
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Het hemelwaterafvoer en vuilwaterafvoeren worden gescheiden aangelegd.

Het hemelwater wordt afgekoppeld, zodat kan worden afgevoerd naar omliggende oppervlaktewateren. Voor de pleziervaartuigen geldt voorts een lozingsverbod voor toiletwater.  
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast
en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen
van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en -mogelijkheden.  
Er wordt geen grondwater onttrokken. Regenwater wordt -ook voor de drijvende voorzieningen- afgekoppeld en kan worden afgevoerd naar omliggende oppervlaktewateren De beoogde ontwikkeling is niet nadelig voor de watervoorziening. De ontwikkeling heeft derhalve geen negatieve gevolgen voor de waterkwantiteit.
De beoogde woningbouw leidt niet tot het onttrekken van grondwater of het infiltreren van grondwater met als doel het later weer op te pompen. Verdroging is dan ook niet aan de orde.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
Er wordt niet gebouwd in of nabij een natuur- of infiltratiegebied of een gebied voor drinkwatervoorziening. Door het gebruik van duurzame niet uitlogende bouwmaterialen heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Het plan veroorzaakt geen nadelige gevolgen voor of door het oppervlaktewatersysteem of grondwaterbeschermingsgebieden in de omgeving.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
Er wordt niet gebouwd in een infiltratiegebied of natuurgebied. De beoogde ontwikkeling heeft derhalve geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit. Door het gebruik van duurzame niet uitlogende bouwmaterialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt. Ingrepen voortkomend uit dit plan tasten geen bodemlagen aan als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert.  
Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
In het plangebied wordt geen nieuw oppervlaktewater gerealiseerd. Er zijn dus ook geen overstorten die uitkomen op het oppervlaktewater. Er is mogelijk een beperkt risico ten aanzien van verdrinking. Voor bewoners/toeristen wijzigt dit niet ten opzichte van de bestaande situatie, omdat de steigers niet openbaar toegankelijk zijn. Gebruikers van de haven worden geacht de risico's te kennen en passende maatregelen te treffen. Er worden derhalve geen water gerelateerde consequenties voor de volksgezondheid verwacht  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Het peilregiem van het plangebied is afgestemd op bebouwd gebied. Er is geen sprake van een peilverlaging en/of bodemdaling. Derhalve is deze problematiek niet aan de orde. Bodemdaling wordt dan ook niet verwacht.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Een deel van het plangebied betreft open water en grenst direct buiten het sluizencomplex aan natte natuur. Het treffen van maatregelen is echter, gelet op de uitgevoerde onderzoeken, niet nodig.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Onderhoud kan overeenkomstig de bestaande situatie worden uitgevoerd.  

Andere belangen waterbeheer  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
De ontwikkeling werkt niet belemmerend.  
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing)
* in de bouwfase:
Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen?

*na realisatie: verkeersaantrekkende werking
Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer?










na realisatie: bereikbaarheid
Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken.




Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd?


Na realisatie: parkeren
Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd?





Na realisatie: (ver)bouwen
Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd).  



Nee



Ja, door het realiseren van onderhavige ontwikkeling met bijbehorende voorzieningen zal het aantal verkeersbewegingen toenemen. Hierbij overwegen wij, dat het plangebied in twee richtingen direct op de bestaande infrastructuur kan worden ontsloten. De toename van het verkeer zal derhalve voor de nabije omgeving snel in de bestaande verkeersstromen worden opgenomen en niet tot onevenredige overlast leiden.

Het plangebied zal voor alle bezoekers, bewoners en werknemers via de nieuw te leggen hoofdinfrastructuur (Dokbrugroute) bereikbaar zijn. Hiertoe zal binnen de grenzen van het plangebied een nieuwe doorgaande weg worden gerealiseerd.

Grotendeels; parkeren vindt plaats in de aan te leggen ondergrondse parkeervoorzieningen, alsmede in de directe omgeving van de locatie.
In dat kader zal in de Machinefabriek een parkeervoorziening voor met name bezoekers worden gerealiseerd. Deze ligt binnen een redelijke en acceptabele loopafstand van het plangebied.


Ja, het plangebied sluit aan op vaarwegen of wegen in eigendom van het waterschap, Rijkswaterstaat of de provincie, te weten de Keersluisbrug en het omliggende water van het Kanaal door Walcheren. Dit zijn bestaande elementen waarvoor geen wijzigingen worden voorzien. De voorgenomen ontwikkeling werkt niet belemmerend voor de waterschapswegen en functies daarvan. De beperkte toename van het aantal vaarbewegingen zorgt niet voor wijzigingen in bereikbaarheid of onderhoudsmogelijkheden.  

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van water. Het aspect water staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg. De vaststelling van het bestemmingsplan heeft nauwelijks tot geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem in het plangebied.

5.8 Natuurwaarden

Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden, waarin de bescherming van de natuur, ten opzichte van de voorheen geldende wetgeving, gemoderniseerd en vereenvoudigd is. Op provinciaal niveau is het Natuurnetwerk Zeeland (voorheen EHS), als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland, vastgelegd in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018.

 

Hierbij is een onderverdeling gemaakt in soortenbescherming en gebiedsbescherming. Bij de wetgeving ten aanzien van de soortenbescherming gaat het erom, dat het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt, terwijl de gebiedsbescherming gericht is op het veiligstellen van grotere gebieden om bijzondere ecosystemen of leefgebieden (habitats) te kunnen beschermen en behouden.

Door Econsultancy is een quickscan en een natuurtoets voor zowel het (woning-)bouw als het maritieme programma uitgevoerd. De conclusies en aanbevelingen zijn neergelegd in de 'Rapportage quickscan flora en fauna Maritieme gebied te Vlissingen' van 6 juli 2018 en de rapportage Natuurtoets Timmerplein van 25 juni 2019 (Bijlagen 14 en 15). De onderzoeksresultaten luiden als volgt:

Onderzoeksresultaten

Soortenbescherming

Op basis van de quickscan en de natuurtoets is aanvullend veldonderzoek naar de aanwezigheid van verschillende soortgroepen niet noodzakelijk. Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht. Er is geen ontheffingsaanvraag nodig. Er vindt geen overtreding plaats van verbodsbepalingen in de Wet natuurbescherming ten aanzien van het verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen.

Gebiedsbescherming

(Woning-)bouwprogramma

De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Wel is het in de directe nabijheid van een Natura 2000-gebied gelegen. Het dichtstbijzijnde onderdeel van de Natura 2000 is het Vogelrichtlijngebied (VRG) alsook het Habitatricht-lijngebied (HRG) de “Westerschelde & Saeftinghe” en ligt op circa 500 meter afstand ten zuiden van de onderzoekslocatie. Verder zijn verschillende Natura 2000-gebieden op grotere afstand gelegen. Dit betreft de “Vlakte van de Raan” (HRG) op circa 13 kilometer ten westen van de onderzoekslocatie, “Manteling van Walcheren” (HRG) op circa 14 kilometer ten noorden van de onderzoekslocatie en het “Groote Gat” (HRG) op circa 14 kilometer ten zuiden van de onderzoekslocatie. Vanwege de grote afstand tot de onderzoekslocatie is het redelijkerwijs uit te sluiten dat habitattypes en/of habitatrichtlijnsoorten verstoord zullen worden door de voorgenomen ingreep. Derhalve zullen deze verder gelegen gebieden niet meegenomen worden in de analyse.

De onderzoekslocatie ligt binnen de invloedssfeer van het Natura-2000 gebied Westerschelde & Saeftinghe. Op basis van de oriënterende fase van de toetsing aan de Wet natuurbescherming (de zogenaamde “voortoets”) kan worden geconcludeerd, dat er op basis van de voorgenomen plannen, welke zijn getoetst aan de mogelijke verstoringsfactoren, geen sprake zal zijn van negatieve gevolgen op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe. Dit mede doordat de voorgenomen realisatie van het programma met bijbehorende ontsluitingsstructuur op afdoende afstand van het habitattype van het Natura 2000-gebied ligt. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat er op basis van de voorgenomen plannen geen sprake zal zijn van negatieve gevolgen ten aanzien van habitatrichtlijnsoorten en/of vogelrichtlijnsoorten. De voorgenomen woningbouw is op basis hiervan niet vergunningsplichtig op grond van de Wet Natuurbescherming. Er is geen aanleiding om vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van een verstorings- of verslechteringstoets. Verstoring is door de afstand tot het plangebied en het feit dat dit hiervan gescheiden is, uitgesloten. Verder is beoordeeld of de stikstofdepositie als gevolg van het plan mogelijk effect heeft. Met behulp van het daartoe ontwikkelde rekenprogramma Aerius Calculator is de stikstofdepositie voor dit project berekend. De berekening heeft uitgewezen dat het projecteffect kleiner is dan of gelijk is aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijke projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten worden uitgesloten. Op basis van het onderzoek blijkt dat er geen vergunning benodigd is voor het aspect stikstof. De rapportage en berekening is als Bijlage 16 aan de toelichting gehecht.

Maritiem programma

Binnen het plangebied bevinden zich 12 ligplaatsen en aanlegplaats voor riviercruiseschepenDeze zijn reeds binnen het bestemmingsplan Stadshaven Scheldekwartier aan de Wet natuurbescherming getoetst.

Voor het maritieme deel is in het kader van dat bestemmingsplan 'Stadshaven Scheldekwartoer' Arcadis gevraagd de toetsing zoals uitgevoerd in 2013 te actualiseren. Deze actualisatie is opgenomen in het rapport 'Stadshaven Scheldekwartier Vlissingen, Natuurtoets Wet natuurbescherming – onderdeel Gebiedenbescherming' van 3 oktober 2018 met kenmerk 079999054 A (Bijlage 17). In deze actualisatie is het navolgende beoordeeld:

  • het actualiseren van de toetsing voor de Wet natuurbescherming;
  • een actualisatie van de instandhoudingsdoelen van de relevante Natura 2000-gebieden;
  • een actualisatie van informatie rond recreatievaart op de Westerschelde;
  • een actualisatie van de effectbeschrijving;
  • het uitvoeren van een stikstofdepositieberekening met Aerius Calculator.

Kort samengevat wordt overwogen, dat de beperkte toename van het aantal vaartuigen op de Hooge Platen (en Hooge en Lage Springer en Middelplaten) niet tot gevolg heeft, dat de instandhoudingsdoelstellingen van gewone en grijze zeehond of bergeend in gevaar komen. Het 'nieuwe' toegangsbeperkingsbesluit (mitigerende maatregel), verantwoordelijk voor een betere zonering, zorgt ervoor dat verstoring van zeehonden en ruiende bergeenden kleiner wordt dan voor de inwerkingtreding hiervan. De toegang tot bepaalde delen van het Hooge Platen gebied is verboden of slechts onder voorwaarden of ten behoeve van specifieke handelingen toegestaan. Er zal daarmee geen extra toenemende recreatieve druk op ligplaatsen van zeehonden en ruigebied van bergeenden optreden. Significante negatieve effecten op gewone en grijze zeehond of bergeend kunnen daarmee worden uitgesloten.

Uit de depositieberekeningen met AERIUS komt naar voren, dat er geen significante negatieve effecten op de meest nabijgelegen stikstofgevoelige habitattypen in Westerschelde & Saeftinghe optreden.

Conclusie

Op grond van het vorenstaande wordt geconcludeerd, dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor de realisatie van dit project. Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door rekening te houden met het broedseizoen of voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelinspectie uit te voeren. Daarnaast dient bij werkzaamheden te allen tijde de zorgplicht in acht te worden genomen ten aanzien van onder andere algemene zoogdieren en amfibieën.

5.9 Windhinder

Wettelijk kader

In Nederland geldt geen wetgeving ter voorkoming van windhinder of windgevaar. Het beoordelen van het aspect windhinder is noodzakelijk in het belang van een goede ruimtelijke ordening (art. 3.1 Wet ruimtelijke ordening).

 

De, inmiddels algemeen en ook in de jurisprudentie, aanvaarde norm NEN 8100 geeft normen voor het beoordelen en onderzoeken van windhinder en windgevaar in de bebouwde omgeving. In deze norm is een beslismodel weergegeven, wanneer windhinderonderzoek nodig is:

  • gebouwen, hoger dan 30 meter: windonderzoek;
  • beschut gelegen gebouwen, hoogte 15-30 meter: een deskundige beoordeelt of windonderzoek nodig is;
  • onbeschut gelegen gebouwen, hoogte tot 30 meter: een deskundige beoordeelt of windonderzoek nodig is.

Onderzoeksresultaten

Binnen het plangebied zijn gebouwen in bovengenoemde categorieën aanwezig, Derhalve is onderzoek uitgevoerd naar het windklimaat in het plangebied. Het eerste deel van het onderzoek heeft plaats gevonden in 2016 en is in 2018 geactualiseerd. Voor een overzichtelijk beeld van de te verwachten windsituatie is een selectie van de resultaten van beide onderzoeksperioden weergegeven. Naast de situatie met de Zeelandtoren zijn ter referentiesituaties ook de huidige onbebouwde situatie en de geplande situatie zonder de aanwezigheid van de toren onderzocht In Bijlage 18 zijn de resultaten van het uitgevoerde windhinderonderzoek zoals verwerkt in de rapportage 2018 opgenomen.

Het windtunnelonderzoek is uitgevoerd aan de hand van een schaalmodel van het stedenbouwkundig plan Scheldekwartier en omgeving te Vlissingen. De geplande bebouwing omvat onder meer een appartemententoren van circa 100 meter hoogte (t.o.v. maaiveld). Doel van het onderzoek was het vaststellen en beoordelen van het te verwachten windklimaat rondom de Zeelandtoren en in de verdere omgeving. In dat kader zijn 6 scenario's onderzocht.

Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

  • In de huidige onbebouwde situatie is er overwegend sprake van een matig tot slecht windklimaat, met op de Koningsweg lokaal een beperkt risico op windgevaar;
  • Gezien de aanzienlijke bouwhoogte en de ligging aan het water en nabij zee, is zonder additionele windafschermende maatregelen een zeer ongunstige windklimaatsituatie rondom de toren te verwachten. In een vroeg stadium van de stedenbouwkundige ontwikkeling (2016) is vastgesteld, dat een aanzienlijke verbetering van het windklimaat te verkrijgen is met een relatief grote luifel rondom de toren. Deze maatregel is in het ontwerp doorgevoerd hetgeen een positief effect op het windklimaat met zich meebrengt;
  • Wegens stedenbouwkundige redenen zijn de positie en oriëntatie van de Zeelandtorenrecent gewijzigd. Aan de hand van een actualisatie van het windklimaatonderzoek is vastgesteld dat het windklimaat in de nieuwe situatie op hoofdlijnen overeenkomt met de situatie van 2016. Het gebied met een slecht windklimaat bevindt zich wel op een andere positie en kan zich, mede afhankelijk van de configuratie van de toekomstige omgevingsbebouwing, enigszins uitbreiden. Vastgesteld is dat met name de hoogte en vormgeving van het bouwdeel ten zuidwesten van de toren bepalend is voor de mate dat de optredende valwind van de toren onder de luifel slaat;
  • Aanvullend is het windklimaat op stedenbouwkundig niveau in de windtunnel geoptimaliseerd door middel van een rotatie van de toren. De toren is (inclusief luifel) 19° om z'n as gedraaid, waarmee de as van de luifel is uitgelijnd met de noordelijk gesitueerde bebouwing. Ten gevolge van deze aanpassing stroomt de wind op een andere manier om de toren en slaat deze minder onder de luifel. Het windklimaat onder de luifel komt hiermee op een beoordeling matig tot goed met het criterium voor doorlopen. Voor windgevoelige functies blijven aanvullend plaatselijke windafschermende voorzieningen nodig. Bij het gebouwontwerp en de terreininrichting kan hiermee rekening gehouden worden. De aanpassing van de oriëntatie van de Zeelandtoren (conform scenario 5) wordt overgenomen in het stedenbouwkundig plan;
  • Op enkele plaatsen in de omgeving blijft sprake van een ongunstig windklimaat. Uitgaande van scenario 5 is zeer plaatselijk sprake van een beoordeling slecht in enkele doorgangen tussen de bouwdelen aan de Jan Weugkade. Op het eigen terrein tussen 2 van de bouwdelen gaat dit samen met een beperkt risico op windgevaar. Op de aansluiting van de Jan Weugkade en de Koningsweg is eveneens een slecht windklimaat vastgesteld met een beperkt risico op windgevaar. Het windklimaat krijgt hier ook in de bestaande onbebouwde situatie een beoordeling slecht. Het beperkt risico op windgevaar is een lichte overschrijding welke in de uitwerking verder geoptimaliseerd kan worden, bijvoorbeeld door het gebouw ten zuidwesten van de toren getrapt opgebouwd vorm te geven.

Vervolgens is de stedenbouwkundige invulling van het plangebied nader uitgewerkt en zijn een vijftal wijzigingen doorgevoerd die opnieuw aan Peutz ter beoordeling zijn voorgelegd. Deze wijzigingen betreffen:

  • Blok A: de oppervlakte en hoogte zijn toegenomen;
  • Blok B; de oppervlakte is iets vergroot;
  • Blok C: de oppervlakte is verkleind en de hoogte is toegenomen;
  • Blok E: is iets in hoogte toegenomen;
  • Toren D: de oriëntatie is aangepast in lijn met scenario 5.

Ten aanzien van deze wijzigingen wordt het navolgende geconcludeerd.

De gewijzigde oriëntering van de Zeelandtoren is conform het advies in de rapportage uit 2018, en heeft derhalve een positief effect op het windklimaat. De wijzigingen van de 2 ten noorden van de toren gesitueerde bouwblokken hebben geen noemenswaardig effect op het windklimaat. Een toename van het bouwdeel ten zuidwesten van de toren heeft zowel beperkte positieve als beperkte negatieve effecten tot gevolg. De ophoging van de bebouwing ten noordoosten van de toren sorteert naar verwachting een beperkt negatief effect, er blijft een matig windklimaat te verwachten.

Conclusie

Er is gekozen om planregels op te nemen die erin voorzien dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan bouwplannen met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van bouwwerken ter voorkoming of beperking van windhinder in relatie tot stedenbouwkundig plan waar het onderzoek op is gebaseerd. Hiermee wordt geborgd, dat bij de aanvraag omgevingsvergunning windhinder een aandachtspunt is dat nadrukkelijk wordt betrokken. De in de rapportage voorgestelde maatregelen worden planologisch mogelijk gemaakt. Binnen de bestemming 'Gemengd-2' vallen de maatregelen onder de bij deze bestemming opgenomen bouwregels. De maatregelen krijgen verder vorm in het uiteindelijke bouwplan voor de nieuwbouw. Voor zover nodig, wordt op deze wijze tevens voorzien in de juridische middelen om eventuele noodzakelijke maatregelen af te dwingen.

5.10 Schaduwwerking

Door architecten WTS is een bezonningsstudie uitgevoerd om de toekomstige schaduwval van de nieuw te bouwen Zeelandtoren in het plangebied op de nabije omgeving inzichtelijk te maken. Deze bezonningsstudie is als Bijlage 19 aan deze toelichting gehecht. Met betrekking tot bezonning, of een afname hiervan door in de nabijheid gesitueerde bouwplannen, gelden geen wettelijke normen. Het staat het bevoegd gezag vrij om hieraan eisen te stellen. De gemeente Vlissingen heeft dergelijke eisen niet. Aangesloten is bij de zogenaamde 'lichte norm' van TNO. Hieraan wordt voldaan als gedurende minimaal twee uren per dag bezonning mogelijk is in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober. Deze bezonning behoeft niet aansluitend plaats te vinden.

Voor onderhavig plangebied zijn de gevolgen door het bureau voor de bezonning van de nieuw te realiseren toren voor de directe omgeving over diverse deelgebieden verdeeld. In dit kader wordt aangegeven dat in werkelijkheid de woningen per deelgebied meer zonuren zullen hebben. Voor de overige bebouwing is geen bezonningsonderzoek uitgevoerd, omdat deze bebouwing geen effecten heeft op de bestaande omliggende bebouwing.

Onderzoeksresultaten

Hoewel de duur van de bezonning per deelgebied verschilt, is de verwachte bezonningssituatie zo dat voor alle deelgebieden wordt voldaan aan de grenswaarde van 2 zonuren per dag, zoals gesteld in de lichte TNO-norm.

Conclusie

Op grond van het vorenstaande wordt geconcludeerd, dat het aspect schaduwwerking geen belemmering vormt voor de realisatie van dit project.

5.11 Archeologische en cultuurhistorische waarden

Archeologie

Wettelijk kader

In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

De zorgplicht voor het archeologisch erfgoed was tot voor kort vastgelegd in de Monumentenwet uit 1988, met een nadere uitwerking in de Wet op de Archeologische MonumentenZorg (Wamz) uit 2007. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden waarmee de Monumentenwet 1988 is vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. Het betreft:

  • vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten;
  • verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie;
  • bescherming van stads- en dorpsgezichten.

Belangrijke uitgangspunten uit de Monumentenwet 1988, zoals de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem en het inpassen van archeologisch erfgoed in de ruimtelijke ordening en de financiering van onderzoek ('de verstoorder betaalt'), blijven dus onverminderd van kracht. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden moet dan ook rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten. Daarom is het voor het opstellen van een bestemmingsplan noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre in betreffende gronden archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Gebieden waar resten aanwezig zijn, kunnen middels een dubbelbestemming voor archeologie door het bestemmingsplan worden beschermd. Voorafgaand aan werkzaamheden waarbij bodemingrepen plaatsvinden, dient dan in bepaalde gevallen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Op 23 februari 2006 heeft de gemeenteraad de 'Nota Archeologische Monumentenzorg Walcheren 2006' vastgesteld. De provincie Zeeland heeft met de inhoud van deze nota ingestemd. De Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2006 is in 2008 geëvalueerd. De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 24 april 2008 de nieuwe 'Nota archeologische monumentenzorg Walcheren evaluatie 2008' vastgesteld. Op 28 januari 2016 heeft de gemeenteraad een actualisatie van deze nota vastgesteld in de 'Nota archeologische monumentenzorg Walcheren 2016-2022'. Onderdeel van de nota vormt een vrijstellingsregeling, waarbij is bepaald, dat in gebieden met een middelhoge en hoge verwachtingswaarde grondwerkzaamheden zonder archeologisch onderzoek mogen plaatsvinden tot een diepte van 0,40 m en een oppervlakte van 500 m2. Voor gebieden ter hoogte van (AMK)terreinen met een vastgestelde archeologische waarde en voor gebieden ter hoogte van een zogenaamde verwachtingszone op basis van historische kaarten en voor gebieden binnen een straal van 50 meter rondom een vindplaats geldt, dat uitsluitend bodemingrepen, die niet dieper gaan dan 0,40 meter onder huidig maaiveld en geen grotere oppervlakte hebben dan 30 m2, vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek.

 

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. In het op basis van deze wet uitgevaardigde Besluit omgevingsrecht (Bor) is bepaald, dat voor vergunningsvrije bouwwerken tot 50 m2 geen beperkingen ten aanzien archeologie gelden. Dat betekent, dat de vrijstellingsregeling tot 30 m2 geen betekenis meer heeft. Afstemming van deze wetgeving op de regels van het bestemmingsplan verdient aanbeveling. De vrijstellingsregeling van 30 m2 is om die reden opgetrokken tot 50 m2.

De archeologische waarden- en verwachtingskaart Walcheren en de archeologische beleidsadvieskaart Walcheren maken onderdeel uit van dit beleid. De verwachtingskaart is een nadere detaillering van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) die tot stand is gekomen door nader bureauonderzoek. De kaart is op maat gesneden op de Walcherse schaal en geeft de verwachting weer ten aanzien van archeologische vondsten. Op de beleidsadvieskaart is de vrijstellingsregeling gekoppeld aan de archeologisch waardevolle gebieden en verwachtingszones. Dit resulteert in een overzicht van de beleidsadviezen per gebied. In bovenstaande figuur zijn de gebieden weergegeven.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01_0007.jpg"

Figuur 6 Het rode figuur geeft de indicatieve ligging van het plangebied weer.

Het meest zuidelijke deel van het projectgebied ligt binnen een gebied van archeologische waarde.

Onderzoeksresultaten

Door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. is een bureauonderzoek uitgevoerd voor het gehele gebied van het project Scheldekwartier, dus inclusief het projectgebied 'Timmerplein', om te beoordelen of realisatie van het plan zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. In februari 2006 is de rapportage van het archeologische vooronderzoek – een bureauonderzoek – uitgebracht. Deze rapportage is als Bijlage 20 aan deze toelichting gehecht.

Uit dit onderzoek kwam onder meer naar voren dat het gebied rond de Dokhaven een archeologisch waardevol gebied is. Als gevolg hiervan is, in het kader van de eerstgeplande ontwikkelingen aldaar, een grootschalige opgraving uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten aan de zuidzijde van de Dokhaven. Hier is in de toekomst geen verder archeologisch onderzoek noodzakelijk. Alle archeologische resten zijn hier opgegraven, gedocumenteerd en vervolgens verwijderd.

 

Uit hetzelfde onderzoek kwam naar voren dat het plangebied 'Timmerplein' in de noordoosthoek van de Dokhaven ter hoogte van voormalige scheepswerfterreinen van archeologische waarde is. Om deze reden is toen geadviseerd, dit gebied verder archeologisch te onderzoeken. De Walcherse Archeologische Dienst (WAD) en de gemeente Vlissingen hebben besloten dit advies slechts ten dele te volgen. Het noordelijke deel van het Timmerplein beslaat het gebied met resten van de voormalige vestingwerken bestaande uit momenteel geëgaliseerde aardenwallen en gedempte grachten. Bij archeologisch onderzoek wordt hier geringe kenniswinst verwacht. In de zuidelijke strook langs de Jan Weugkade kunnen nog archeologische waarden aangetroffen worden in de vorm van resten van bewoning die teruggaan tot begin 1600. Onderzoek van deze resten zullen wel kenniswinst opleveren.”

Archeologische voorwaarden

Het is het gevolg van het gevoerde selectiebeleid ten behoeve van de ontwikkeling van het Scheldekwartier, dat gedeeltelijk in lijn met het advies op basis van het bureauonderzoek, in het projectgebied 'Timmerplein' graafwerkzaamheden, alwaar nog archeologische waarden kunnen worden aangetroffen, plaats moeten vinden onder archeologische begeleiding. De archeologische begeleiding moet uitgevoerd worden door een onderzoeksbureau/instantie met certificaat. Voor de begeleiding moet een programma van eisen opgesteld worden dat is goedgekeurd door de WAD als archeologisch adviseur van de gemeente. Afhankelijk van de diepte van de graafwerkzaamheden wijst de WAD delen van het plangebied aan waar de graafwerkzaamheden onder archeologische begeleiding plaats moeten vinden. Voor deze gronden is een dubbelbestemming opgenomen, teneinde te borgen dat de archeologische verwachting voldoende wordt beschermd.

Voor het maritieme deel heeft te gelden dat niet of nauwelijks schade aan eventueel aanwezige archeologische waarden zal worden toegebracht. Het is bovendien ondoenlijk om dit door middel van een onderzoek afdoende te monitoren. Het advies van de Walcherse Archeologische Dienst is daarom om in het bestemmingsplan voor de tot water bestemde gronden geen dubbelbestemming archeologie op te nemen. De geplande werkzaamheden, namelijk het uitvoeren van het onderzoek naar niet-gesprongen explosieven, het plaatsen van damwanden en palen voor steigers en vlonders, en mogelijk in de toekomst het baggeren van slib uit de haven, zijn daarmee vrijgesteld van archeologisch onderzoek.

Bovenstaande voorwaarden vormen het geformuleerde selectiebesluit, zoals dat is opgesteld door de WAD. De WAD is bij de gemeente Vlissingen gemandateerd voor de uitvoering van de Erfgoedwet op het gebied van de archeologie. Door de vaststelling van dit bestemmingsplan bekrachtigen het college van B&W en de gemeenteraad dit selectiebesluit.

Cultuurhistorie

Wettelijk kader 

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo is de Bro per 1 januari 2012 (artikel 3.6.1, lid 2) gewijzigd. Wat eerst alleen voor archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed: in de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Het is daarmee dus verplicht om de facetten historische (stede)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Het beleid van de provincie Zeeland sluit aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01_0008.jpg"

Figuur 7 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart

Onderzoeksresultaten

Er bevindt zich één Rijksmonument binnen het plangebied. Ook staan rondom het plangebied industriële gebouwen. Verder wordt de westelijke kanaaldijk van de binnenhaven die in 1873 is aangelegd als verbindingskanaal naar het Marine Dok als waterkerende dijk gemarkeerd. Deze dijk vormde de verbinding met de omkade Dokhaven.

Timmerfabriek

Binnen het plangebied is een cultuurhistorisch waardevol gebouw gelegen. Het betreft de Timmerfabriek wat als Rijksmonument is aangewezen.

Door de voorgenomen ontwikkeling is echter geen sprake van negatieve effecten op dit gebouw, anders dan dat het kansen biedt om deze nadrukkelijker bij de stad te betrekken. Het gebouw zal het in ere herstellen van het Rijksgebouw en planologisch verankeren van de reeds toegestane en vergunde activiteiten omvatten.

Waterkerende dijk

Door kadeherstel zal de waterkerende dijk en daarmee de ligging van de regionale waterkering wijzigen. De waterkering komt verder het Dok in te liggen. De wijziging van de ligging van de regionale waterkering behoeft aanpassing van het tracé in zowel de Waterverordening als de Legger. Dit aspect is verder toegelicht in par. 5.7.

Overige cultuurhistorische aspecten

Door Lantschap is in januari 2005 een cultuurhistorische verkenning uitgebracht voor het projectgebied van het project Scheldekwartier. In die verkenning is, voor wat dit projectgebied betreft, het werfterrein in relatie tot de stad relevant: de stedelijke structuur van de oude binnenstad, de maatvoering van de gebouwen, de bouwstijl en de scherpe grens tussen stad en Scheldeterrein.

 

Gezien vanuit de huidige oude binnenstad zijn de bouwblokken in het Scheldekwartier gebaseerd en geïnspireerd op de oude en oorspronkelijke situatie. Door een bij de bestaande binnenstad passende stedenbouwkundige herontwikkeling worden oude straten en routes weer hersteld. De straten beschikken weer over een begin en eindpunt en over sterk aanpalende functies. Tevens wordt het Dok weer verbonden met de historische binnenstad van Vlissingen. Het gebied wat tot de Koninklijke Schelde Groep behoorde, krijgt zijn aansluiting weer bij de binnenstad en gaat als één gebied functioneren.

Oranjemolen

Van de 23 stadsmolens in Nederland is de Oranjemolen als enige overgebleven en deze is onder meer om die reden als rijksmonument aangewezen. Overeenkomstig het bepaalde in de provinciale ruimtelijke verordening is rondom de molen een vrijwaringszone opgenomen. Deze zogenaamde molenbiotoop reikt niet tot het plangebied, zodat deze niet van invloed is op de gewenste bouwhoogte.

5.12 Bedrijven en milieuzonering

Kader

Voor het behoud van de kwaliteit van de woonomgeving is afstemming tussen de verschillende in de omgeving voorkomende functies en de functie wonen noodzakelijk. Om dit aspect inzichtelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG; versie 2009). Deze zonering gaat uit van richtafstanden tussen potentieel hinderlijke functies per milieuaspect (gevaar, geluid, geur en stof) en gevoelige functies (wonen) in relatie tot het heersende omgevingstype (rustige woonwijk of gemengd gebied).

Richtafstanden per milieucategorie Richtafstand tot rustige woonwijk Richtafstand tot gemengd gebied. Het gebied en de omgeving kan dan ook aangemerkt worden als een gebied met veel functiemenging. Binnen een gemengd gebied mogen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd (bijvoorbeeld van 50 naar 30 meter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0718.BPSN10-VG01_0009.jpg"

De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of plaatsvinden, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de werkelijk te verwachten milieubelasting in plaats van de veronderstelde milieubelasting bij de richtafstanden.

 

Onderzoeksresultaten

Het plangebied Scheldekwartier betreft, op grond van de in de VNG-brochure omschreven typering, een gemengd gebied. Dit betekent, dat in beginsel de richtafstanden uit kolom 3 van de relevant zijn. Onderstaande bedrijven zijn relevant voor het Scheldekwartier.

Adres en bedrijfsnaam   SBI-code/bedrijfsactiviteit   Grootste in acht te nemen afstand   Milieu-categorie  
       
1. Amels Holland, Koningsweg 2   301, 3315 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven; metalen schepen >= 25 meter   Geluid; 300 meter   5.1  
2. Parkeergarage Scheldeplein   5221 Autoparkeerterreinen, parkeergarages   Geluid; 10 meter   2  
3. Prins Glas, Paul Krugerstraat 288   231 Glasbewerkingsbedrijven   Geluid; 30 meter   3.1  
4. Winkels/supermarkt/ lichte horeca Walstraat, Aagje Dekenstraat en Scheldestraat e.o.   471, 4722, 4723, 561 Detailhandel, supermarkten, di-verse vormen (lichte) horeca   Geluid; 0 meter   1  
5. Gasreduceerstation Delta   35 - D3 Gasreduceerstation   Geluid en gevaar; 0 meter   1  
6. KSG; hoofdkantoor Glacisstraat 165   941, 942 Bedrijfsorganisaties (kantoren)   Geluid; 0 meter   1  
7. Machinefabriek   5221 Autoparkeerterreinen, parkeergarages   Geluid 10 meter   2  
8. Timmerfabriek   55.10.1, 56.10.1, Hotel-restaurants   Geluid 10 meter   2  
9. Stadshaven (ligplaatsen en riviercruiseschepen)   926 Jachthavens met diverse voorzieningen   30 meter   3.1  

Geluid betreft - zoals uit bovenstaande tabel blijkt - het maatgevende aspect. Geconcludeerd kan worden, dat -met uitzondering van Amels Holland en de stadshaven - aan de richtafstanden wordt voldaan en nader akoestisch onderzoek achterwege kan blijven. Dit heeft niet voor Amels Holland en de stadshaven te gelden. Daarom is aanvullend akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting op de omgeving. In dit onderzoek is rekening gehouden met alle verschillende geluidbronnen die in de directe nabijheid van de woningen en andere gevoelige objecten aanwezig zijn. In het rapport is het geluid afkomstig van industrie, scheepvaart, bedrijvigheid en afgemeerde riviercruiseschepen beoordeeld. Voor een nadere onderbouwing en beoordeling wordt verwezen naar par. 5.3, waaronder het aspect geluid al deze bronnen zijn beschouwd.

Conclusie

Met inachtneming van de conclusies vormen geluidbelasting van de nieuwe activiteiten geen belemmering voor de uitvoering van het project.

5.13 Luchtvaartverkeer

Op het terrein van KSG/Amels nabij de Koningsweg bevindt zich een landplaats voor helikopters. Deze helihaven heeft een luchtvaartverkeerzone, waarbinnen bouwbeperkingen van kracht zijn.

 

Dit betekent dat in de in- en uitvliegsectoren geen obstakels door een denkbeeldig vlak mogen steken. Op basis daarvan zijn de in- en uitvliegsectoren berekend. Het plangebied valt hierbuiten en dit aspect vormt dus geen belemmering voor de realisatie van het beoogde programma.

5.14 Kabels en leidingen

In en rondom het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig of in voorbereiding. Wel ligt in de toekomst de reguliere ondergrondse infrastructuur direct rondom het plangebied. Rondom het projectgebied is hoofdinfrastructuur voor elektra en gas aanwezig en zijn voor de overige nutsvoorzieningen gebouwaansluitingen aanwezig. Het kabel- en leidingenprofiel zal worden ingepast in de profielen van de openbare ruimte.

5.15 Duurzaamheid

De gemeente Vlissingen heeft uitgesproken, dat haar duurzaamheidsambities verder reiken dan waartoe de wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. De gemeente heeft echter geen juridische mogelijkheden om initiatiefnemers te verplichten meer energiebesparende maatregelen te treffen dan wettelijk is voorgeschreven. De gemeente kan initiatiefnemers wel stimuleren om zo duurzaam mogelijke woningen te bouwen. Vanzelfsprekend wordt voldaan aan de EPC-norm zoals opgenomen in het bouwbesluit, maar de ambitie is om meer te doen. De initiatiefnemer onderzoekt op welke wijze zij het plan duurzamer kunnen maken in relatie tot de bouwkosten. Dit aspect wordt nader onderzocht en uitgewerkt.

Hoofdstuk 6 Toelichting op bestemmingsplanregeling

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de juridisch-planologische regeling beschreven voor dit bestemmingsplan.

 

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorend Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van gemeenten, provincies en het rijk. In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (hierna Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, welke tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan dient tevens digitaal vervaardigd te zijn en zal derhalve ook digitaal raadpleegbaar zijn op het internet.

 

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De algemene gebruiksbepaling is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening en behoeft derhalve niet meer in het bestemmingsplan opgenomen te worden. Ook de strafbepaling, die gekoppeld is aan de gebruiksbepaling behoeft niet meer in het bestemmingsplan opgenomen te worden. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

6.2 Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen respectievelijk een aantal specifieke bouwvoorschriften en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. Tenslotte kunnen er figuren en verklaringen op de verbeelding staan. Deze hebben geen juridische betekenis, maar zijn uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid, bijv. de topografische gegevens.

6.3 Regels

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Hieronder worden de hoofdstukken en onderliggende artikelen nader toegelicht.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels  

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. Vrijwel alle definities worden, soms met een enkele nuance, algemeen in den lande gehanteerd. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze, waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Voor het Peil wordt NAP gehanteerd.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Gemengd-1

De bestemming 'Gemengd-1' is toegekend aan het Rijksmonument de Timmerfabriek. Binnen deze bestemming is een aantal functies toelaatbaar gesteld: cultuur en ontspanning, zakelijke en publieksgerichte dienstverlening, evenementen en tentoonstellingen en maatschappelijke instellingen met daarbij behorende en daaraan ondergeschikte detailhandel, kantoor en horeca. Technische installaties behoren tot de normale bedrijfsvoering en worden begrepen binnen de bestemming. Ook is horeca toegestaan, waaronder begrepen een restaurant en 58 hotelkamers met bijbehorende voorzieningen. Op de verdiepingen zijn ook zelfstandige kantoorvestigingen toegelaten. Voor het gebouw van De Timmerfabriek is de bouwhoogte, in overeenstemming met de bestaande hoogte en eerder verleende omgevingsvergunning voor de (her)bouw van het torentje. Deze staat aangegeven op de verbeelding.

Gemengd-2

De bestemming 'Gemengd-2' is toegekend aan de gronden waarop de beoogde Zeelandtoren is voorzien. De regels laten in de toren vanaf de vijfde bouwlaag woon-, horeca (logies/restaurant/bar) en verblijfsrecreatieve functies toe, waarbij is bepaald dat minimaal twee van deze hoofdfuncties moeten worden gerealiseerd, teneinde aan de eis van een gewenste mix aan functies te kunnen voldoen. Er zijn binnen het gehele plangebied maximaal 140 woningen mogelijk. De eerste vier bouwlagen inclusief de begane grond zijn bestemd voor een brede groep ondersteunende functies: kantoren, dienstverlening, detailhandel, zorg-, sport- en wellness voorzieningen. In de bouwregels is opgenomen, dat het gebouw uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd, met uitzondering van overkragende luifels en balkons. Op de verbeelding is de maximale bouwhoogte aangegeven. De bouwhoogte wordt berekend vanaf NAP. In Bijlage 21 is de kaart met de NAP-maten opgenomen

Verkeer-Verblijfsgebied

De kade en de nieuw te realiseren waterkering zijn bestemd tot Verkeer – Verblijf. De kade betreft in principe een verblijfsgebied is en heeft geen stroomfunctie. Ook aan de bestemming Verkeer verwante functies zijn binnen deze bestemming mogelijk.

Water

Het plangebied omvat het aanwezige water, grenzend aan de kade. Het plangebied is bestemd voor water met een binnenstedelijke, en in omvang beperkte, stadshaven en de daarbij behorende bouw- en gebruiksregels. Er is ruimte voor het afmeren van (rivier)cruiseschepen en voor ligplaatsen voor de Timmerfabriek. Voor de realisatie van de ligplaatsen is een functieaanduiding opgenomen, waarbij gebruiksregels onder meer het maximum aantal plaatsen bepalen. Een gebiedsaanduiding is opgenomen voor de geluidszone-industrie die gedeeltelijk over het water ligt als gevolg van de nabijheid van het industrieterrein De Schelde Buitenhaven.

Woongebied

Voor de nog te ontwikkelen woningbouwdelen is een eindbestemming opgenomen, waarbij flexibel met de woningaantallen kan worden omgegaan. De maximale bouwhoogte staat aangegeven op de verbeelding. Behalve woningbouw is een aantal aan het woongebied inherente functies toegestaan als kades, verkeer-en parkeervoorzieningen, water, groen, tuinen en erven en sport- en speelvoorzieningen. Daarnaast is bij één van de bouwblokken tevens een hotelfunctie toegestaan. Voor een van de bouwblokken is nog een specifieke aanduiding opgenomen voor zakelijke dienstverlening. De maximale omvang van deze zakelijke dienstverlening bedraagt ten hoogste 100 m² bvo.

Dubbelbestemming Waarde archeologie -1

De bestemming Waarde – Archeologie -1 regelt de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden binnen het plangebied. Binnen de bestemming is bouwen ten behoeve van andere bestemmingen dan wel het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, onder voorwaarden mogelijk. Binnen de bestemming is een sloopverbod opgenomen voor bouwwerken waar onder voorwaarden van afgeweken kan worden.

Dubbelbestemming Waterstaat

Het plangebied ligt gedeeltelijk in de secundaire waterkering die langs het Kanaal door Walcheren ligt. De zones die aangemerkt worden als Waterstaatwerk en Beschermingszone A zijn opgenomen binnen de (dubbel)bestemming Waterstaat.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Antidubbeltelregel:

Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene aanduidingsregels:

Ten behoeve van het industrielawaai is een gebiedsaanduiding opgenomen. Dit betekent dat geluidgevoelige objecten binnen de aangeduide zone in beginsel niet mogen worden gebouwd, tenzij akoestisch onderzoek aantoont, dat de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige bebouwing niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Algemene bouwregels

Deze bepaling bevat algemene regels over beperkte overschrijdingen. Verder wordt het maximaal aantal woningen dat in het plangebied mag worden gerealiseerd bepaald.

Algemene gebruiksregels

In dit verband is er in de algemene regels van dit bestemmingsplan een parkeerregeling opgenomen waardoor de gemeente de mogelijkheid heeft om met name bij gebruiksverandering, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het in dit plan opgenomen afwijkingen en wijzigingen te toetsen op parkeergelegenheid, zodat er geen problemen ontstaan in de openbare ruimte. Bij een dergelijke ontwikkeling zal de gemeente veelal de parkeernormen, die zijn opgenomen in de recentste CROW publicatie: Parkeercijfers - basis voor parkeernormeringen toepassen. In deze publicatie zijn richtlijnen aangegeven hoeveel parkeerplaatsen er moeten worden aangelegd op eigen terrein en hoeveel plaatsen er worden aangelegd in openbaar gebied.

Algemene afwijkingsregels

Op grond van deze bepaling kan in geringe mate worden afgeweken van de voorgeschreven maten en bouwgrenzen in het bestemmingsplan. Op grond van deze bepaling kan in geringe mate worden afgeweken van de voorgeschreven maten en bouwgrenzen in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. In aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden bij de individuele bestemmingen is een aantal 'Algemene gebruiksregels' opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts.

Algemene wijzigingsregels onbenutte bouwmogelijkheden

In de algemene regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het aantal wooneenheden -onder voorwaarden- te verminderen, onder andere indien binnen het plangebied binnen 3 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan geen of minder woonbebouwing is opgericht. Het al of niet schrappen van bouwtitels is een bevoegdheid voor het college en geen verplichting. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden kan altijd worden overwogen om bouwtitels niet of in een later stadium te schrappen met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid. Verder is de mogelijkheid opgenomen om-onder voorwaarden- aan de bestemming Woongebied de functie verblijfsrecreatie toe te voegen. Ook dit betreft een discretionaire bevoegdheid van het college.

Overige regels

De werking van de wettelijke regeling is opgenomen, omdat in een aantal gevallen in de regels van bestemmingsplannen verwezen wordt naar een (andere) wettelijke regeling (zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan) of wordt een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In de overgangsregel is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerkingtreden van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of het strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Overgangs- en slotregels 

Het overgangsrecht voor bouwen en gebruik is opgenomen overeenkomstig de tekst, zoals het Besluit ruimtelijke ordening voorschrijft. De slotregel geeft de naam van het plan aan.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

7.1 Financieel – economische uitvoerbaarheid

7.1.1 Kostenverhaal

In de Wet en het Besluit ruimtelijke ordening zijn bepalingen opgenomen, die gaan over verplicht kostenverhaal door de gemeente. In bepaalde gevallen kan dit uitmonden in een verplicht op te stellen grondexploitatieplan. Nu dit plan ziet op de ontwikkeling van bouwplannen als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening is verplicht kostenverhaal in beginsel aan de orde. Op grond van art. 6.12, lid 2, van de Wet ruimtelijke ordening kan worden afgezien van de vaststelling van een exploitatieplan, indien het verhaal van de kosten anderszins is verzekerd en het niet noodzakelijk is om een tijdvak of fasering te bepalen dan wel andere eisen te stellen aan de inrichting van het gebied. Deze bepaling brengt met zich mee, dat, indien alle gronden binnen een gebied, waarvoor een bestemmingsplan wordt vastgesteld en op basis waarvan bouwplannen mogelijk zijn, in eigendom zijn van de gemeente, er geen exploitatieplan nodig is. De gemeente regelt het kostenverhaal via de uitgifte van de bouwgrond. Ook de fasering en inrichting bepaalt de gemeente zelf.

 

Het vaststellen van een grondexploitatieplan is daarom niet vereist.

7.1.2 Financiële uitvoerbaarheid

Voor het projectgebied Scheldekwartier is een grondexploitatie vastgesteld. De uitvoering van dit plan past daarbinnen.

7.1.3 Conclusie

Op grond van het vorenstaande is de financieel-economische uitvoerbaarheid gewaarborgd.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1.1 Reacties uit Inspraak en Overleg instanties

Op basis van de inspraakverordening is het voorontwerpbestemmingsplan 6 weken ter visie gelegd. Daarnaast is op grond van artikel 3.1.1 van het Bro over het voorontwerpbestemmingsplan overleg gevoerd met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, die in het plan in het geding zijn. Op 27 mei 2020 is daartoe het voorontwerpbestemmingsplan en de daarbij behorende stukken toegezonden aan de onderstaande instanties.

  • 1. Provincie Zeeland, Postbus 165, 4330 AD Middelburg (provincie@zeeland.nl).
  • 2. Waterschap Scheldestromen, Postbus 1100, 4330 ZE Middelburg (info@scheldestromen.nl).
  • 3. DNWG Infra B.V., Postbus 399, 4460 AT, Goes (omgevingsmanagement@dnwg.nl).
  • 4. Veiligheidsregio Zeeland, Postbus 8016, 4330 EA Middelburg (info@vrzeeland.nl).

In de volgende paragraaf zijn de reacties vanuit deze instanties opgenomen. Daarnaast is een tweetal inspraakreacties ingediend welke zijn weergegeven in paragraaf 8.1.3

8.1.2 Overlegreacties

1 Provincie Zeeland

Per e-mailbericht van 17 juli 2020 heeft de provincie te kennen gegeven dat zij naar aanleiding van het bestemmingsplan geen opmerkingen hebben.

2 Waterschap Scheldestromen

Het waterschap heeft per e-mailbericht van 7 juli 2020 aangegeven de navolgende opmerkingen te hebben.

  • a. De bebouwing van de Zeelandtoren en Blok C vallen binnen de beschermingszone A van de Waterkering. Ter plaatse geldt een Nee, tenzij principe voor bebouwing. Met de brief met kenmerk 20180003111 is toegezegd dat de Waterkeringszone wordt aangepast en dat dit zorgt voor verruiming van de bebouwingscontour voor de Zeelandtoren en Blok C. Door gebrek aan tijd is dit nog niet uitgevoerd.
  • b. Met de ontwikkelaar van de Zeelandtoren is overleg gevoerd over de positionering van de Zeelandtoren en de parkeerkelder. Een klein deel van de kelder valt binnen de beschermingszone A. geadviseerd wordt om dit aan te passen zodat geen watervergunning hoeft te worden aangevraagd.
  • c. Blok C staat ongeveer 3 meter binnen de beschermingszone A. Tenzij het bouwblok 3 meter wordt verschoven uit de waterkeringszone zal een watervergunning moeten worden aangevraagd en zal deze gezien de gedane toezeggingen, als ja, mits worden behandeld. Als het gebouw wordt verschoven hoeven er geen leges te worden betaald.
  • d. Langs de Binnenhaven is een nieuwe damwand ±1,5m voor de bestaande damwand geplaatst (Zeewaarts). De keurzones moeten daar nog op aangepast worden. De zeewaartse grens van het Waterstaatswerk schuift mee (1,5m zeewaarts) met de nieuwe damwand. Uitgaande van de Begrenzingennota moet de verankering binnen het Waterstaatswerk vallen. Het Waterstaatswerk (nu 10m breed) wordt dan 18m breed. Beschermingszone A (10m) en B (40m) schuiven mee.

Gemeentelijke reactie

Deze reactie wordt ter kennisgeving aangenomen.

Met de ontwikkelaar van de parkeerkelder is overleg gevoerd. De kelder wordt zodanig gesitueerd dat deze buiten beschermingszone A ligt.

Stedenbouwkundig gezien is het ongewenst om het gebouw 3 meter op te schuiven. Er zal dan ook te zijner tijd een watervergunning worden aangevraagd.

De huidige beschermingszone is 10 meter. In de toekomst zal deze beschermingszone opnieuw worden beoordeeld. Dit kan ertoe leiden dat de beschermingszone wordt verbreed. Hierbij verzoeken wij u om met de gemeente en de andere belanghebbenden te zijner tijd in overleg te treden. Zodat de mogelijke consequenties die een dergelijke wijziging met zich meebrengt voor eenieder duidelijk zijn. Wij zullen dit melden aan de ontwikkelaars van de verschillende appartementengebouwen.

3 DNWG Infra B.V.

Per e-mailbericht van 28 mei 2020 heeft DNWG Infra B.V. te kennen gegeven dat over het plan voldoende overleg heeft plaatsgevonden. Er is geen aanleiding opmerkingen te maken.

4 Veiligheidsregio Zeeland

De veiligheidsregio heeft per e-mailbericht van 2 juli 2020 te kennen gegeven dat zij naar aanleiding van het bestemmingsplan geen opmerkingen hebben.

Overwegingen

De vooroverlegreacties zijn voor kennisgeving aangenomen en leiden niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.1.3 Inspraak

De navolgende inspraakreacties zijn tijdens de ter inzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan ingediend.

Inspreker 1

De inspreker geeft aan dat de naam Dokwerker geen recht doet aan de arbeiders en scheepsbouwers van de vm. Koninklijke De Schelde. Verzocht wordt om de straatnaam aan te passen.

Gemeentelijke reactie

De Straatnamencommissie van de gemeente Vlissingen heeft deze straatnaam geselecteerd. De opmerking zal door worden gegeven aan de straatnamencommissie. De opmerking leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Inspreker 2

  • 1. In het akoestisch onderzoek Industrielawaai zijn de berekeningsresultaten niet opgenomen. Controle van de berekeningen is dan ook niet mogelijk.
  • 2. Opgemerkt wordt dat de aanlegplaats voor cruiseschepen mogelijk ook akoestische gevolgen heeft op het plangebied.
  • 3. Ten aanzien van de groepsrisicoberekeningen worden de navolgende opmerkingen gemaakt:
  • a. Het rapport is uit 2013 en daarmee van voor het in werking treden van het Basisnet Water op 1 april 2015.
  • b. Het rapport vermeldt dat met PhastRisk 6.6 is gerekend (vergelijkbaar met SafetyNL). Voor het Basisnet moet gerekend worden met het wettelijk voorgeschreven pakket RBMII.
  • c. Het rapport is een update van eerdere versies uit 2003 en 2011 waarin alleen de populatie is herzien op basis van de beschikbare gegevens uit 2013. Deze zijn inmiddels achterhaald (zie ook punt 7).
  • d. Juist voor de Westerschelde is een gevalideerde rekenmethode van de realisatiecijfers vervoerde gevaarlijke stoffen beschikbaar (bron: https://www.infomil.nl/onderwerpen/veiligheid/basisnet-0/water/) en hieraan wordt in het geheel geen aandacht besteed.
  • e. Het Plaatsgebonden Risico (PR) is niet beschouwd, er is slechts naar het Groepsrisico (GR) gekeken.
  • f. Juist voor de Westerschelde is er geen vrijwaringszone (bron: Handreiking Bouwbeperkingen in en langs vaarwegen voortvloeiend uit het Basisnet Water van 4 maart 2015). Deze handreiking is van een latere datum dan de rapportage van DNV. Dit aspect behoeft specifieke aandacht.
  • g. Er wordt nog van uitgegaan dat de marinierskazerne naar Vlissingen komt. Hierover is recent een andere beslissing genomen door de regering;

4. De rapportage stikstofdepositie vermeldt dat op 500 meter een Nutura-2000 gebied ligt en concludeert dat de depositie < 0,00 mol/jr/ha is. Vanwege de omvang van de realisatiefase (meerdere grote bouwwerken alsmede een 100 meter hoge woontoren) ligt dit niet in de lijn der verwachting:

  • a. De inzeturen van materieel en vervoersbewegingen worden zonder enige toelichting en onderbouwing geponeerd, terwijl dit de primaire input is. Zo worden in 200 uur alle palen geheid te hebben voor alle gebouwen inclusief die toren van 100 meter.
  • b. Tabel 3.1 geeft aan dat materieel vanaf 2015 moet worden gebruikt. Dat impliceert dat Stage IV dieselmotoren moeten worden ingezet (bron: https://dieselnet.com/standards/eu/nonroad.php). Hierover maken wij 2 opmerkingen:
  • Veel bouwmaterieel voldoet hier niet aan, zeker heimachines is materieel met een zeer lange levensduur.
  • In de tabel wordt naast 0,4 g/kWh (= Stage IV) ook 0,3 g/kWh vermeld voor meerdere soorten materieel. Zelfs stage V (vanaf medio 2019) hanteert nog 0,4 g/kWh. De voorgestelde NOx-emissies zijn aldus niet juist.

5. In het windonderzoek dat is uitgevoerd door Peutz, zijn invloeden van de hoogbouw op de bedrijfsgebouwen van Damen niet meegenomen. Kan er uitgesloten worden dat er effecten optreden op de gebouwen van Damen?

Gemeentelijke reactie

  • 1. De rekenbladen zullen bij het ontwerpbestemmingsplan worden gevoegd.
  • 2. De effecten van cruiseschepen op de aangrenzende bebouwing is berekend en aan het akoestisch onderzoek toegevoegd.
  • 3. Ten aanzien van het aspect externe veiligheid worden de navolgende antwoorden gegeven:
  • a. Voor de Westerschelde is thans geen andere rekenmethode beschikbaar. Voor het overige wordt verwezen naar de beantwoording op vraag d.
  • b. Zie de beantwoording op vraag d.
  • c. Zie de beantwoording op vraag g.
  • d. Conform het 'Rapport toetsing realisatiecijfers vervoer gevaarlijke stoffen over het water aan de risicoplafonds Basisnet', d.d. 8 juni 2020, opgesteld door Rijkswaterstaat, geldt hiervoor het volgende: Behoudens voor de Westerschelde, is er voor de overige Basisnet-zeevaartroutes nog geen gevalideerde rekenmethodiek beschikbaar. Enkel voor de Westerschelde is de rekenmethodiek 'Protocol Zeevaart' al toepasbaar verklaard, echter deze is nog niet opgenomen in het HART en ook nog niet opgenomen in het voorgeschreven rekenprogramma RBMII. Het is daarom niet mogelijk om met het voorgeschreven rekenprogramma RBMII risicoberekeningen uit te voeren voor de Basisnet-zeevaartroutes en de uitkomsten te toetsen aan de risicoplafonds Basisnet. Daarom wordt in deze rapportage (hoofdstuk 2.3) een kwalitatieve beoordeling gegeven van de risico's op de zeevaartroutes in relatie tot de risicoplafonds.
  • e. In de groepsrisicoberekening die ten grondslag ligt aan de geüpdatete Groepsrisicoberekeningen Scheldekwartier uit 2013, te weten de 'Actualisatiestudie 2011 risico's transport gevaarlijke stoffen Westerschelde en prognoses 2015-2030' is het plaatsgebonden risico wel in beschouwing genomen. Uit de berekening blijkt dat het PR van de Westerschelde op geen enkele plaats tot de oever reikt.
  • f. De Westerschelde beschikt niet over een vrijwaringszone (conform het Barro, art. 2.1.1.), omdat het geen Rijksvaarweg betreft. Daarnaast beschikt de Westerschelde op basis van de Waterwet niet over een leggerplicht (zie blz. 39 van het Advieskader Omgevingsveiligheid, d.d. 16 april 2019, opgesteld door Veiligheidsregio Zeeland).
  • g. Bij de berekening van het groepsrisico dient er te worden uitgegaan van de populatie die overeenkomstig het betreffende ruimtelijk plan mogelijk is. Het bestemmingsplan voor de marinierskazerne is nog niet aangepast naar aanleiding van de recente beslissing. In de voorliggende groepsrisicoberekening is daarom uitgegaan van de juiste populatie. Naar aanleiding van de opmerkingen heeft DNV een oplegnotitie opgesteld (gedateerd 19 januari 2021) waarin een analyse is uitgevoerd van de eerder uitgevoerde groepsrisicoberekening. Deze notitie wordt opgenomen in Bijlage 9. Op basis van de analyse kan geconcludeerd worden dat de populatie uitgangspunten van de 2013 studie over het geheel conservatief zijn en daarmee de conclusies van het onderzoeksrapport uit 2013 nog geldig zijn. Er wordt niet verwacht dat het groepsrisico zal toenemen door de programmawijzigingen. Naar aanleiding van de rapportage stikstofdepositie zijn enkele opmerkingen gemaakt. Hierna volgen de reacties.
  • 4. Naar aanleiding van de update van Aerius en concrete gegevens van de toekomstige bouwbedrijven is de rapportage stikstofdepositie herijkt. Hierin is de gerapporteerde inzet van het materieel aannemelijk. Daarnaast zullen veel van de materialen niet op locatie vervaardigd worden en hoeft het op locatie alleen maar 'in elkaar gezet' te worden. Uit de reactie blijft onduidelijk waarom de inzet van materiaal te laag is ingeschat.
  • a. Naar aanleiding van de update van Aerius is de rapportage stikstofdepositie herijkt. In het nieuwe onderzoek worden niet langer emissiefactoren van 0,3 g/kWh genoemd.
  • b. De berekeningen inzake het bestemmingsplan zijn uitgevoerd om aan te tonen dat de gebruiksfase geen significant negatieve effecten op natura2000-gebieden oplevert. Voor de bouwfase is in overleg met de bouwers inzicht gekregen in de inzet van materieel.
  • 5. Op basis van de onderzoeksresultaten worden geen significante windhindereffecten verwacht bij de bedrijfsbebouwing van de inspreker. Hiertoe is eveneens een afzonderlijke notitie (d.d. 19 november 2020) opgesteld door Peutz op basis van de vraagstelling van de inspreker. In deze notitie zijn de bevindingen ten aanzien van het windhindereffecten zijn beschouwd. Deze notitie wordt opgenomen als Bijlage 18 bij de toelichting op het bestemmingsplan.
8.1.4 Zienswijzen

Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn er geen zienswijzen ontvangen. Wel heeft de provincie nog enkele punten aangereikt, welke vervolgens in de toelichting en regels zijn verwerkt. Deze leiden echter niet tot een inhoudelijke wijziging van het plan.