Plan: | Kom Vrouwenpolder |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0717.0031BPVrpAp-VG01 |
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van het aspect externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven.
Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle bedrijven
Voor risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) inclusief de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna Revi) het toetsingskader. Het besluit geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Voor kwetsbare objecten dient de contour van het PR met kans 10-6 per jaar als grenswaarde te worden aangehouden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de contour van het PR met kans 10-5 per jaar als grenswaarde. De contour van het PR met kans 10-6 jaar is voor kwetsbare objecten een richtwaarde waar, mits dat goed wordt onderbouwd, van kan worden afgeweken.
Daarnaast geeft het Bevi definities van kwetsbaar en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn onder andere bedrijfsgebouwen en verblijfsterreinen waar op enig moment grotere groepen mensen kunnen verblijven. Onder grotere groepen mensen worden volgens de toelichting op het Bevi groepen van 50 personen of meer verstaan2. Andere bedrijfsgebouwen, zoals opslagloodsen en kleine werkplaatsen, zijn ingevolge het Bevi aan te merken als beperkt kwetsbare objecten.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR. Wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Voor het GR geldt:
De verantwoordingsplicht geldt zowel voor bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS)
Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS) uit 1996. De uitgangspunten van de NRVGS zullen op hoofdlijnen worden overgenomen in een tweetal Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op grond van de Wet milieubeheer (Wm). Het gaat om het Besluit transportroutes externe veiligheid transportroutes (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Als voorbode van deze AMvBs is op 4 augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRVGS) in de Staatscourant gepubliceerd. Het Bevb is op 1 januari 2011 gedeeltelijk in werking getreden (zie hierna). De inwerkingtreding van het Btev wordt pas in 2012 verwacht.
Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Op dit moment wordt het Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen ontwikkeld. Voor de basisnetten Water, Weg en Spoor wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Dit gebeurt door alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen in te delen in categorieën. Deze categorieën verschillen in de mate waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkelingen. Beperkingen voor het vervoer worden vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn voorlopige indelingen gemaakt. Hier kunnen nog geen rechten aan ontleend worden.
Het streven is het basisnet voor de modaliteiten spoor, weg en water tegelijk vast te stellen. In december 2009 is, vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev, een wijziging gepubliceerd van de CRVGS3. Deze wijziging houdt in dat ten aanzien van de risico's die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water reeds moet worden aangesloten bij de benadering van het Basisnet Weg respectievelijk het Basisnet Water.
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg en het water
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water houdt dit in dat voor de maatgevende contour voor het PR (10-6) ervan moet worden uitgegaan dat deze is gelegen op de oever van in de bijlage bij het CRVGS aangegeven weg- en vaarroutes. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is een bijlage aan het CRVGS toegevoegd waarin de maatgevende contour voor het PR (10-6) per wegvak is aangegeven.
Voorts dient in de ruimtelijke ordening zowel bij vaarroutes als bij de in de CRVGS aangegeven wegvakken rekening te worden gehouden met een aandachtsgebied voor het meest voorkomende ongevalscenario (een plasbrand). Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) bedraagt 30 meter vanaf de weg aan weerszijden van de aangegeven wegvakken en 40 meter aan weerszijden vanaf de oever van een vaarroute. In beginsel is het oprichten van nieuwe bebouwing binnen een PAG niet toegestaan.
Voor het GR geldt voor zowel het vervoer over het water als over de weg een verantwoordingsplicht voor ruimtelijke plannen indien daardoor het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied wordt vergroot. Als invloedsgebied geldt de grootste afstand gemeten aan de hand van 1%-letaliteitsgrens.
Onderzoek
Plangebied
In het plangebied vinden geen relevante risicovolle bedrijfsactiviteiten plaats (bron: www.risicokaart.nl). Nieuwe risicovolle inrichtingen worden niet toegelaten.
In de kern vindt geen verkoop van vuurwerk plaats. Nieuwe vuurwerkbedrijven (waar opslag en/of verkoop van consumentenvuurwerk plaatsvindt) zijn in het plangebied op grond van het huidige bestemmingsplan Paraplu-regeling verblijfsrecreatie boven horeca en detailhandel van de gemeente niet gewenst. Er bestaat geen aanleiding om dit beleid in dit bestemmingsplan te wijzigen.
Buiten het plangebied
Voor de kerncentrale Borssele is een afstand van 5.000 meter van toepassing waarbinnen de bevolking moet worden geëvacueerd. Een evacuatie dient om te voorkomen dat mensen aan gevaar worden blootgesteld. Mensen in de evacuatiezone moeten dit gebied verlaten bij een incident bij de kerncentrale. Vrouwenpolder ligt echter buiten de evacuatiezone.
Daarnaast ligt Vrouwenpolder langs de Rijksweg N57. Deze weg is een aangewezen verkeersroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Plaatsgebonden risico
Uit het Basisnet Weg en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) blijkt dat voor de rijksweg N57 (wegvak Ze48) geen sprake is van een plasbrandaandachtsgebied. Uit de CRVGS blijkt daarnaast dat dit wegvak geen maatgevende contour heeft voor het PR (contour met kans 10-6 ligt op de weg, niet erbuiten).
Groepsrisico
Uit het Basisnet Weg (bijlage 7) blijkt dat voor het betreffende wegvak in de huidige situatie sprake is van een zeer laag GR (kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde).
Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet direct in een uitbreiding van het aantal personen. De gemeente acht het (zeer lage) GR aanvaardbaar. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor voorliggend bestemmingsplan.