direct naar inhoud van Artikel 14 Recreatie
Plan: Buitengebied Veere
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0717.0016BPBgbAp-VG01

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie': dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': uitsluitend een bedrijfswoning ten dienste van een elders gelegen verblijfsrecreatief bedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij': een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccomodatie': verblijfsrecreatie in een groepsaccommodatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - imkerij': een imkerij;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven': een jachthaven met additionele voorzieningen zoals een zeilschool, jachtwerf, botenbergingen, watersportkampeerterrein, clubgebouw en café-restaurant, waarbij het maximaal aantal ligplaatsen niet meer dan 520 mag bedragen en het aantal standplaatsen ten behoeve van het kampeerterrein niet meer dan 30;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': verblijfsrecreatie in de vorm van kamperen waarbij het aantal standplaatsen niet meer dan 42 mag bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - midgetgolfbaan': een midgetgolfbaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - scouting': scouting en additionele voorzieningen zoals een kampeerterrein waarbij het aantal standplaatsen niet meer dan 2 mag bedragen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening': speelvoorzieningen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershut': verblijfsrecreatie in trekkershutten;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin': volkstuinen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping': een landschapscamping, waarbij het aantal standplaatsen binnen de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping' minimaal 10 en maximaal 60 bedraagt, en waarbij de standplaatsen uitsluitend van 1 maart tot 15 november mogen worden gebruikt;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatiewoningen;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden': het behoud en versterken van de natuurwaarden;
  • p. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losruimte, parkeervoorzieningen,
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'sport': sportvoorzieningen;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld': een sportveld;
  • s. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van maatschappelijk - Nieuwe Economische Drager': een Nieuwe Economische Drager;
  • t. ontsluitingswegen, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, erven, tuinen en nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

14.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. ter plaatse van de aanduiding, 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', 'jachthaven', 'sport', 'sportveld', 'specifieke vorm van recreatie - scouting', 'specifieke vorm van recreatie - trekkershut' en 'volkstuin': niet voor bewoning bestemde gebouwen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': uitsluitend gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', 'paardenhouderij', 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' , 'specifieke vorm van recreatie - imkerij' en 'specifieke vorm van recreatie - midgetgolfbaan': niet voor bewoning bestemde gebouwen, alsmede per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
14.2.2 Gebouwen
  • a. gebouwen worden gebouwd in het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen ten hoogste 6 meter respectievelijk 10 meter;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'paardenhouderij', mag niet meer bedragen dan de oppervlakte genoemd in Bijlage 6;
  • e. in aanvulling op het bepaalde onder c mogen ter plaatse van gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning', voor zover niet aanwezig dan wel te realiseren binnen het bestaande bouwvolume, bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 60 m2 per bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwde oppervlakte van het bij de woning aansluitende bouwperceel ten hoogste 40% mag bedragen;
    • 2. bij uitbreiding van een bestaand bijgebouw de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan die van het bestaande bijgebouw;
    • 3. in het geval dat een geheel nieuw bijgebouw wordt gebouwd de goothoogte ten hoogste 3 meter mag bedragen;
    • 4. bijgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd:
      • minimaal 3 meter achter de voorgevellijn;
      • binnen een afstand van 25 meter van de woning, gemeten vanaf de dichtstbijzijnde gevel van de woning;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning met een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter ten behoeve van een verblijfsrecreatief terrein toegestaan;
  • g. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'dagrecreatie' en 'kampeerterrein' zijn uitsluitend sanitaire voorzieningen toegestaan met een maximale goothoogte van 3 meter en een oppervlak van 15 m2 respectievelijk 50 m2;
  • h. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijf toegestaan;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op de gronden met de aanduiding 'jachthaven' mogen niet zodanig worden opgericht dat hierdoor het maximaal toelaatbare aantal ligplaatsen wordt overschreden;
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevellijn en de openbare weg bedraagt ten hoogste 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 12 meter;
  • d. de bouwhoogte van antennes bedraagt ten hoogste 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'manege' mag de bouwhoogte van een stapmolen niet meer bedragen dan 4 meter;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld' mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedragen dan 15 meter;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' mag de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van 1 meter.
14.3 Nadere eisen
14.3.1 Eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen stellen omtrent de plaatsing van bouwwerken ten opzichte van de grenzen van de bouwvlakken of perceelsgrenzen en ten opzichte van elkaar.

14.3.2 Voorwaarden

De nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen, dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken onevenredig worden aangetast of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan, waaronder mede worden verstaan het behoud van de aanwezige waarden.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Algemeen:

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.3:

  • a. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
  • b. tot een hoogte van maximaal 6 meter op gronden waar geen gebouwen zijn toegestaan;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b tot een hoogte van maximaal 15 meter, indien het bouwwerk, geen gebouw zijnde, een zend- of ontvangstmast is.
14.4.2 Gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van 14.2.2 onder d voor vergroting van de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen zoals genoemd in Bijlage 6 met maximaal 20%, met dien verstande dat:

  • a. door de vergroting geen extra lichthinder mag ontstaan;
  • b. de vergroting gepaard dient te gaan met ruimtelijke kwaliteitswinst, bestaande uit een goede landschappelijke inpassing van en/of landschapsontwikkeling in de nabijheid van het bouwvlak, waarbij een inrichtings- en beplantingsplan ter beoordeling aan een landschapsdeskundige wordt ingediend (verwezen wordt naar de toe te passen streekeigen beplanting, zoals opgenomen in Bijlage 11 en Bijlage 12).
14.5 Specifieke gebruiksregels
14.5.1 Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf

Het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor recreatief nachtverblijf is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de aan- of uitbouw of het bijgebouw bedraagt ten minste 22 m² en ten hoogste 60 m²;
  • b. op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • c. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor recreatief nachtverblijf toegestaan;
  • d. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in artikel 14.2.2 is bepaald;
  • e. op eigen terrein dient te worden voorzien in parkeerruimte voor minimaal één auto;
  • f. verblijfsrecreatie wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
14.5.2 Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is uitsluitend toegestaan in een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ten hoogste 60 m² mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
  • b. het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;
  • c. het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;
  • d. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;
  • e. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • f. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;
  • g. reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;
  • h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1 en medewerking verlenen voor het gebruik van een aan- of uitbouw of een bijgebouw voor mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de aan- of uitbouw of het bijgebouw bedraagt ten hoogste 60 m²;
  • b. op het bouwperceel dient een woning aanwezig te zijn, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • c. per bouwperceel is ten hoogste één aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg toegestaan;
  • d. de oppervlakte- en hoogtematen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedragen ten hoogste de maten zoals in 14.2.2 is bepaald;
  • e. mantelzorg wordt slechts toegestaan bij woningen die permanent worden bewoond;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • g. afwijken is alleen toegestaan wanneer een doktersverklaring (CIZ-verklaring) is afgegeven
  • h. er wordt een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente afgesloten waarin is vastgelegd dat na afloop van de zorgperiode de mantelzorg wordt beëindigd.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
14.7.1 Wijzigingsbevoegdheid bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de vorm van een bouwvlak te wijzigen en/of een bouwvlak te vergroten, met dien verstande dat:

  • a. in geval van vergroting, de oppervlakte van het bedrijfsperceel genoemd in Bijlage 6 met maximaal 20% wordt uitgebreid;
  • b. de vergroting gepaard gaat met ruimtelijke kwaliteitswinst, bestaande uit een goede landschappelijke inpassing van en/of landschapsontwikkeling in de nabijheid van het bouwvlak, waarbij een inrichtings- en beplantingsplan ter beoordeling aan een landschapsdeskundige wordt ingediend (verwezen wordt naar de toe te passen streekeigen beplanting, zoals opgenomen in Bijlage 11 en Bijlage 12).
14.7.2 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming 'Recreatie' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. planwijziging uitsluitend is toegestaan na beëindiging van het bedrijf;
  • b. het aantal woningen niet mag worden vergroot.