direct naar inhoud van Bijlage 2 Archeologie
Plan: De Tienden II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0717.0006BPTien2ZldUp-VG01

Bijlage 2 Archeologie

2.1 Conclusie

Het aspect vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

2.2 Algemeen

De provincie Zeeland en gemeente Veere streven naar een versterking van de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening. In de geest van het Verdrag van Malta en vooruitlopend op de wijziging van de monumentenwet 1988 hebben de Walcherse gemeenten een eigen archeologiebeleid geformuleerd en vastgesteld in de Nota Archeologische monumentenzorg Walcheren 2006. Deze nota schrijft nu het vigerende archeologiebeleid binnen de gemeente Veere voor, waardoor het provinciale archeologiebeleid op de tweede plaats komt. Om ervoor te zorgen dat het Nederlandse archeologisch erfgoed wordt beschermd en er bij ruimtelijke afwegingen rekening wordt gehouden met archeologische waarden, is vanuit het Rijk een Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS) opgemaakt, waarin alle bekende archeologische waarden zijn opgenomen. Terreinen van archeologisch belang of waarde zijn vastgelegd op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Om een indicatie te krijgen voor een archeologische verwachting is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld in de vorm van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Beide kaarten, naast enkele historische kaarten, liggen aan de basis van de Walcherse archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. De vrijstellingsregeling behorende bij het Walchers archeologiebeleid gaat uit van deze laatste kaart.

2.3 Archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek)

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling zijn in maart 2006 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door ArcheoMedia. In deze paragraaf wordt hier op in gegaan.

Het bureauonderzoek en het veldonderzoek is in eerste instantie alleen uitgevoerd voor een gedeelte van het plangebied (kadastraal nummer: 1781).

Op basis van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat de ondergrond op de onderzoekslocatie voornamelijk uit een kreekrug en gemoerneerde poelgrond bestaat. De archeologische vondsten op kreekruggen in de omgeving gaan terug tot in de volle Middeleeuwen. De oudste historische bronnen waarin de dorpen Zoutelande en Werendijke genoemd worden stammen uit de 13 eeuw. Op kaarten vanaf 1650 staat op de onderzoekslocatie geen bebouwing aangegeven.

De verwachting voor archeologische sporen op aanwezige kreekrug is hoog en de verwachting voor de gemoerneerde poelgronden is laag. Op naastgelegen percelen is bij eerdere onderzoeken tijdens oppervlakte kartering een concentratie aardewerk aangetroffen (vindplaats A).

Op basis van het inventariserend veldonderzoek wordt geconcludeerd dat de bodem aan de noordoost- en zuidwestzijde van de onderzoekslocatie uit zandige kreekruggrond en oeverafzettingen, alsmede uit vergraven poelgrond bestaat. Langs een deel van de noordwestzijde is intacte poelgrond aanwezig. In de noordoosthoek van de onderzoekslocatie, op de overgang van kreekrug naar poelgrond, bevindt zich een vindplaats die gedateerd wordt in de periode 10e-15e eeuw.

Het is duidelijk dat er ter plaatse van vindplaats A, archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. Aanwijzingen hiervoor zijn het aardewerk, het fosfaat en de hoge ligging van het zand. Deze vindplaats strekt zich ten oosten van de onderzoekslocatie verder uit op het kadastrale perceel 1782. De ligging van de vindplaats, die begrensd is op basis van de bodemopbouw, is vrij goed vastgesteld. In de boringen zelf zaten amper indicatoren, de vindplaats is gedefinieerd aan de hand van oppervlakte vondsten. Het is na het booronderzoek niet duidelijk geworden of de vindplaats behoudenswaardig is.

2.4 Archeologisch Inventariserend onderzoek door middel van proefsleuven

In vervolg op het archeologisch en inventariserend veldonderzoek is door de Walcherse Archeologische Dienst in september 2009 een aanvullend archeologisch inventariserend onderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd. Er bestond namelijk een mogelijkheid dat er eventuele archeologische en cultuurhistorische waarden door de inrichtings- en bouwwerkzaamheden aangetast zouden kunnen worden. Aan de hand van de verkennende booronderzoeken in 2005 en 2006 zijn twee mogelijke vindplaatsen afgebakend. Aan de hand van een proefsleuvenonderzoek zijn de locatie nader onderzocht. De locaties van de proefsleuven zijn weergeven in figuur B2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0717.0006BPTien2ZldUp-VG01_0015.png"

Figuur B2.1. Locatie van de proefsleuven

Het proefsleuvenonderzoek heeft aangetoond dat het verwachtingsmodel, opgesteld tijdens het vooronderzoek, niet aan de archeologische realiteit beantwoordt.

Conclusies en aanbevelingen

Het hele gebied blijkt in de late Middeleeuwen/ Nieuwe Tijd grootschalig afgegraven te zijn ten behoeve van zoutwinning. Eventuele vindplaatsen uit IJzertijd of Romeinse Tijd zijn hierdoor met zekerheid vernietigd. De vindplaatsen (A en B, zie figuur B2.1) verondersteld uit het archeologisch onderzoek van ArcheoMedia (d.d. 31 mei 2006) werden niet bevestigd door het proefsleuvenonderzoek. Op de kreekruggen zijn geen aanwijzingen gevonden voor Middeleeuwse of Nieuwe Tijd bewoning.

De Walcherse Archeologische Dienst beveelt daarom op basis van de onderzoeksresultaten aan om geen verder vervolg onderzoek uit te voeren op het plangebied de Tienden II.

2.5 Archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek

Voor de gronden ten oosten van de oostelijke groen-blauwe as (perceel E1762 en gedeelten van de percelen 1913 en 1784) is door Walcherse Archeologische Dienst (WAD) een bureauonderzoek en verkennend veldonderzoek met controleboringen uitgevoerd. Tijdens het bureauonderzoek is op basis van de projectie van de huidige topografie op oude kaarten worden vastgesteld dat er zich in het plangebied geen archeologisch interessante resten bevinden vanaf het midden van de 16e eeuw.

Tijdens het veldonderzoek met controleboringen zijn eveneens geen archeologische waarden aangetroffen.

Uit het archeologisch onderzoek kan gesteld worden dat er zich binnen het plangebied geen behoudenswaardige archeologische resten bevinden. De WAD beveelt daarom dan ook geen vervolgonderzoek aan op de locatie.

2.6 Conclusie archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek

Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.