direct naar inhoud van 2.2 Toetsing aan milieu- en omgevingsaspecten
Plan: Parkeergarage Pattistpark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPTMD05-VG99

2.2 Toetsing aan milieu- en omgevingsaspecten

2.2.1 Water

kader
 
beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Watertoets   Overleg voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen op basis van een waterparagraaf.
 
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de water(schaps)doelstellingen. Er zijn geen aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen nodig. De planontwikkeling waarborgt in voldoende mate de belangen van de waterkering en het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De waterhuishoudkundig relevante ontwikkelingen voldoen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.
(Zie bijlage 1 Waterparagraaf).  

2.2.2 Bodem

kader   beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Besluit Bodemkwaliteit

 
Bodemkwaliteit dient voldoende te zijn voor beoogde functie

Functie mag geen bedreiging vormen voor bodemkwaliteit  
In het kader van de in 2009 doorlopen vrijstellingsprocedure daarmee ook voor de vaststelling van het bestemmingsplan Terneuzen-Midden is aangetoond dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling (woontorens/woongebied) en er geen aanleiding is voor aanvullend onderzoek. Basis hiervoor vormde de resultaten van het in juni 2002 door SGS EcoCare BV uitgevoerde vooronderzoek (NVN 5725) en verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) op de tuin rond het oorspronkelijke verpleegtehuis Ter Schorre c.q. de voorliggende omgeving van het plangebied.
Een geactualiseerd/hernieuwd bodemonderzoek acht de gemeente niet noodzakelijk: sindsdien hebben zich immers geen wijzigingen voorgedaan die daartoe aanleiding geven.  

 

2.2.3 Archeologie en overige cultuurhistorie

kader   beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Rijk
Verdrag van Valetta

Modernisering Monumentenzorg (MoMo) verankerd in:
- Besluit ruimtelijke ordening;
- Besluit omgevingsrecht;
- Monumentenwet 1988


Gemeente
Erfgoedverordening Terneuzen

Beleidsnota "De onderste steen boven" (2011)  
Cultuurhistorisch karakter op gebiedsniveau behouden en versterken

Voldoen aan het voor de ontwikkeling geldende archeologie beleid

Voldoen aan de wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet 1988
 
Archeologie
In bijlage 2 is een rapportage van de uitgevoerde archeologische toets opgenomen. Voor uitgebreide informatie wordt daarnaar verwezen. Hier wordt volstaan met de volgende daarin opgenomen bevindingen en conclusie.

Volgens de archeologische toets uit het interim-beleid archeologie van de gemeente Terneuzen blijkt dat:
- er voor het gebied met kreekafzettingen van Duinkerke IIIb geen archeologische onderzoek uitgevoerd hoeft te worden;
- waar afzettingen van Duinkerke IIIb op oudere afzettingen van Duinkerke op Hollandveen op Pleistoceen van toepassing is (Fo.3b) geldt in principe een onderzoeksplicht indien verstoringen groter dan 500 m² plaatsvinden en dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld.

De parkeergarage wordt gerealiseerd in het talud van de Westerscheldeboulevard. De Westerscheldeboulevard maakt deel uit van de primaire waterkering rond de Wester- schelde. De boulevard is op Deltahoogte, zijnde 5 meter boven NAP, gebracht. De parkeergarage, bestaande uit één bouwlaag, wordt gerealiseerd in deze opgevoerde grond. De archeologisch relevante grondlagen Hollandveen en Pleistoceen worden door de realisering van de parkeergarage niet geroerd.

Conclusie
Archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

In aanvulling op de uitgevoerde toets is vanwege de wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet 1988 nog het volgende van belang.
De opdrachtgever verplicht de aannemers om attent te zijn op eventuele vondsten en/of sporen tijdens de werkzaamheden en verplicht hen archeologische vondsten onverwijld te melden bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland.

Overige cultuurhistorische waarden
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen monumenten en overige cultuurhistorische waarden aanwezig.  

2.2.4 Ecologie / natuur

kader   beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Gebiedsbescherming: 
Natuurbeschermingswet 1998

Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)






Soortbescherming:
Flora- en faunawet


 
Gebiedsbescherming: Onderzoeken of de ontwikkeling significant negatieve effecten kan hebben op beschermde gebieden (binnen en buiten plangebied).
Aantasting van de kwaliteiten van de PEHS is in principe niet toegestaan.


Soortbescherming: Voorkomen van aantasten, verontrusten en/of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen  
Dit aspect is in het kader van de reeds in 2009 gevoerde vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO door het Natuur Wetenschappelijk Centrum (NWC) reeds onderzocht en afgekaart. Gezien de aard van de aanpassing is actualisering en/of aanvulling van het toen uitgevoerde onderzoek niet nodig.
- Sindsdien hebben zich wat betreft wet- en regelgeving en de feitelijke flora en fauna situatie immers geen wezenlijke wijzigingen voorgedaan die aanleiding kunnen geven voor hernieuwd onderzoek.
- De planologische verschuiving vindt plaats binnen het gebied dat nu nog bebouwd is. - Er zijn geen zwaar beschermde natuurwaarden aanwezig.
- Ook kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat met  voorliggende beperkte planaanpassing nauwelijks of geen wezenlijke effecten te verwachten zijn.
- De conclusie en aanbevelingen uit het NWC-onderzoek worden opgevolgd.

Uit het NWC-onderzoek is gebleken dat de bestaande bebouwing niet in gebruik is als verblijfsplaats voor vleermuizen. Wel komen in de directe omgeving vleermuizen voor. Aanbevolen wordt om twee weken voor er gesloopt gaat worden te onderzoeken of er individuen in de betreffende gebouwen huizen. Is dit het geval, dan kunnen de werkzaamheden hierop aangepast worden (bijvoorbeeld 's nachts werken of de invliegopeningen na het uitvliegen 's avonds dichten) en zullen mogelijk voorzieningen bij de nieuwbouw moeten worden getroffen om de verblijfplaatsen die verloren zijn gegaan te compenseren.

Het NWC-onderzoek heeft voorts aangetoond dat er geen beschermde soorten in het gebied voorkomen, behoudens een viertal vaatplanten.
Drie hiervan (het Akkerklokje, de Grote kaardenbol en de Brede wespenorchis) vallen onder de bescherming van tabel 1 van de Flora- en faunawet, waarvoor in het geval van bestendig beheer en onderhoud of ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling verleend wordt voor artikel 8 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Hier gelden op basis van de Flora- en faunawet verder geen verplichtingen.
Voor de Bijenorchis (behoort tot tabel 2 van de Flora- en faunawet) is ontheffing nodig voor artikel 8. De ontheffingsaanvraag wordt momenteel voorbereid. Hiertoe zal een projectplan worden opgesteld door het NWC, dat als bijlage dient bij de ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en Faunawet. De daarin aan te dragen mitigerende maatregel (het verplaatsen van de planten) is voldoende om uit te gaan van verlening van ontheffing.

Als op bovengenoemde wijze rekening wordt gehouden met de aanwezige natuurwaarden kunnen problemen met betrekking tot de meeste soortgroepen bij (het starten van) de bouwwerkzaamheden worden voorkomen.

Daarnaast gelden de volgende aanbevelingen:
- er mogen geen werkzaamheden uitgevoerd worden in het broedseizoen (half maart – half juli), en
- er mag geen sloop plaatsvinden in de kraamkolonieperiode van vleermuizen (half mei tot en met eind juli), en
- er mag geen sloop plaatsvinden in de winterslaapperiode van de vleermuizen (november tot en met april), en
- de sloop dient uitgevoerd te worden in september – oktober.  

2.2.5 Parkeren

kader   beoordelingsaspect    
Jurisprudentie: goede ruimtelijke ordening   voldoen aan CROW-richtlijnen (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie')   In totaal worden 102 appartementen gerealiseerd. Volgens het CBS is het plangebied gelegen in een als 'weinig stedelijk' aan te merken gebiedstype. De woontorens liggen net buiten het centrumgebied van Terneuzen (schil centrum). Voor appartementen binnen dit gebiedstype geldt, op basis van de CROW kencijfers, een parkeernorm van 1,5 parkeerplaatsen per appartement. De norm van 0,3 parkeerplaatsen per appartement voor bezoekers is hierbij inbegrepen. Uitgaande van 102 appartementen dienen in totaal 153 parkeerplaatsen gerealiseerd worden, waarvan 123 parkeerplaatsen voor bewoners en 31 parkeerplaatsen voor bezoekers.

Voorliggende planontwikkeling is hiermee in overeenstemming. Voorzien wordt in een parkeerkelder/-garage met 123 parkeerplaatsen voor de bewoners en op de dijk worden 31 openbare parkeerplaatsen gerealiseerd.  

2.2.6 Geluidhinder

kader   beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Wet milieubeheer
Wet geluidhinder
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25)
Jurisprudentie: goede ruimtelijke ordening  
voldoen aan wettelijke geluidseisen (akoestisch onderzoek en geluidwerende maatregelen) indien er sprake is van een geluidproducerende en/of geluidgevoelige functie.   Het in 2009 (in het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO) uitgevoerde akoestisch onderzoek is voor zover relevant en noodzakelijk op onderdelen geactualiseerd (zie bijlage 5). Hieruit blijkt dat het aspect geluidhinder als gevolg van wegverkeer geen belemmering vormt voor de aangepaste ontwikkeling.

 

2.2.7 Windhinder

kader   beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Jurisprudentie: goede ruimtelijke ordening   voorkomen windgevaar   Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een theoretisch windhinderonderzoek uitgevoerd (de rapportage hiervan is opgenomen in bijlage 6).

Op basis van de inventarisatie van de windstroming rondom het plan is een inschatting gemaakt van mogelijke locatie waar windgevaar conform de NEN 8100 optreedt. Gevaarlijke situaties moeten te allen tijde voorkomen worden. Conclusie van het theoretisch windhinderonderzoek is dat op een aantal locaties in het plan speelt het windgevaar mogelijk een rol speelt:
- In de nabijheid van de gebouwhoeken van de woontorens;
- Het gebied tussen de woontorens.

Op beide locaties kan zowel de kwalificatie ‘beperkt risico’ als ‘gevaarlijk’ optreden. De locaties met windgevaar worden pas gevaarlijk als deze locaties ook daadwerkelijk bereikbaar zijn voor mensen. Geadviseerd wordt om deze locaties zoveel als mogelijk ontoegankelijk te maken. Gedacht kan worden aan het juist positioneren van de loop- en fietspaden en groenvoorzieningen.

Aanvullend wordt geadviseerd om deze indicaties ten aanzien van windgevaar te kwantificeren door middel van een windtunnel- of CFD-onderzoek.  

2.2.8 Relatie met omliggende bedrijvigheid / milieuhinder bedrijven

kader   beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Wet milieubeheer
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25)

Jurisprudentie: goede ruimtelijke ordening
 
voldoen aan wettelijke milieueisen (onderzoek en maatregelen) indien er sprake is van een milieuhinderlijk en/of milieugevoelige functie.   Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor de voorgenomen planaanpassing.
De afstand en milieusituatie tussen het plangebied en het gemaal Othene is en blijft ongewijzigd ten opzichte van het uitgevoerde onderzoek in het kader van de gevoerde vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO en bestemmingsplanprocedure in 2009. Ingevolge de Wet milieubeheer wordt de situatie met in werking zijnde pompen gezien als de representatieve geluidssituatie. Basis hiervoor vormt het op 13 oktober 2006 door Greten Raadgevende Ingenieurs verrichte onderzoek, waarin wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de gestelde normering voor de installatie ter plaatse van het nieuwbouwcomplex.
Maatregelen aan zowel de bron als in de overdrachtssfeer zijn niet noodzakelijk en worden niet wenselijk geacht.  

2.2.9 Externe veiligheid

kader   beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Besluit(en) externe veiligheid:
- inrichtingen
- buisleidingen
- transportroutes


 
Waarborgen veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
 
Voldoen aan veiligheidsnormen indien sprake van risicovolle functies/activiteiten:
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;

- bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben
voor de externe veiligheid (waaronder Bevi-inrichtingen)  
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde beperkte planaanpassing / ontwikkeling.
Het projectgebied ligt binnen het invloedsgebied van het bedrijf de Katoennatie Westerschelde Containerterminal (verder: Katoennatie). Dit bedrijf is gevestigd aan de Savoyaardsweg op het Logistiek Park Braakmanpolder.
Uit de professionele risicokaart blijkt dat het groepsrisico van de risicovolle inrichting Katoennatie in de huidige situatie ruim onder de oriëntatiewaarde ligt, en dit zal ook na de ontwikkeling nog het geval zijn. Het bedrijf levert dan ook geen belemmering op voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling. Wel is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Verantwoording groepsrisico
De 102 appartementen worden gerealiseerd in plaats van het verzorgingstehuis. Hierdoor zal de personendichtheid in het plangebied beperkt afnemen. Daarnaast hebben de aanwezige personen per saldo een grotere zelfredzaamheid dan de bewoners van het verzorgingstehuis. Door de grote afstand van het plangebied tot de risicovolle inrichting (6,5 km) zal het groepsrisico door de ontwikkeling niet toenemen, eerder afnemen. Ook na realisatie van het plan zal het groepsrisico dus ruim onder de oriëntatiewaarde liggen.

Daarnaast vinden er transporten van gevaarlijke stoffen plaats. Dit betreft scheepvaarttransporten over de Westerschelde. Reeds in het kader van de in 2009 gevoerde vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO is aangetoond dat het plangebied ver buiten de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar ligt. Ook is aangetoond dat een (uitgebreide) verantwoording van het groepsrisico achterwege kan blijven. Weliswaar benadert het plangebied de oriënterende waarde voor het groepsrisico zeer dicht, maar door de planontwikkeling daalt per saldo het aantal personen in het invloedsgebied met circa 100: -450 personen door het wegvallen van het complex Ter Schorre en +350 personen vanwege de nieuwbouw. Deze daling blijft met voorliggende planaanpassing gelijk aan die welke in 2009 is vastgelegd in het ter plaatse geldende bestemmingsplan Terneuzen-Midden.  

2.2.10 Luchtkwaliteit

kader   beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Wet ruimtelijke ordening: goede ruimtelijke ordening

Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen) ook bekend als:
Wet luchtkwaliteit (Wlk)

AmvB ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM)  
Voldoen aan de geldende grenswaarden / luchtkwaliteitseisen

In het Besluit NIBM)en de Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.  
Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de planontwikkeling. Voorliggende aanpassing van de planopzet ten opzichte van de ter plaatse geldende bestemmingsregeling heeft geen wezenlijke invloed op de luchtkwaliteit en behoeft daarmee niet meer te worden beoordeeld op luchtkwaliteit. Voldaan wordt dan aan de Wlk en de eisen van een goede ruimtelijke ordening.  

2.2.11 Leidingen en telecomverbindingen

kader   beoordelingsaspect   afweging en conclusie  
Belangen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen   Waarborgen van belangen van in en/of in de directe omgeving aanwezige planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen


 
Dit aspect levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen waarmee bij de planontwikkeling rekening moet worden gehouden.

 
Belangen van planologisch niet-relevante kabels en leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen)   Tenminste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden moet de uitvoerder contact opnemen met het KLIC, waarbij wordt gemeld waar en wanneer wordt gegraven.   Voorafgaand aan de graafwerkzaamheden wordt bij het KLIC gemeld waar en wanneer wordt gegraven.