direct naar inhoud van 4.5 Overige en nevenfuncties
Plan: Buitengebied Terneuzen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0715.BPBG01-VG98

4.5 Overige en nevenfuncties

4.5.1 Nieuwe Economische Dragers

Bij nieuwe economische dragers (NED) wordt de mogelijkheid geboden om invulling te geven aan kleinschalige economische activiteiten, die qua aard, schaal en gevolgen voor de omgeving, passend zijn bij het karakter van het landelijk gebied.

Door de provincie is in de partiële herziening van het Omgevingsplan 2006-2012 een versoepeling van de regeling doorgevoerd en ook in het Omgevingsplan 2012-2018 is deze versoepeling aangehouden Aanvankelijk werd door de provincie sterk gestuurd. In een (indicatieve) lijst werd aangegeven welke functies zij toelaatbaar achtten en in welke omvang.

Inmiddels is de indicatieve lijst vervangen door een voorbeeldlijst. Gemeenten kunnen deze lijst gebruiken als basis voor het formuleren van gemeentelijk beleid. Het staat gemeenten nu dus vrij om zelf een lijst op te stellen met functies die zij qua aard, schaal en gevolgen voor de omgeving passend achten bij de functie van het landelijk gebied.

Wel geldt nog steeds dat aan de realisatie van een NED, voorwaarden zijn verbonden, te weten:

  • er dient te worden geïnvesteerd in het versterken van de Omgevingskwaliteit (het vereveningsprincipe is van toepassing);
  • het realiseren van een NED dient in principe plaats te vinden in de bestaande omvang van de bebouwing; het Omgevingsplan 2012-2018 biedt de mogelijkheid om de bestaande bebouwing beperkt uit te breiden; beperkt wil zeggen tot maximaal 20% van de bestaande bebouwing en met een maximum van 250 m²;
  • er moet worden voldaan aan de normen die de Wet milieubeheer stelt en de eisen die de waterbeheerder stelt aan de afvalwaterlozing;
  • het initiatief mag niet leiden tot onevenredige gevolgen voor natuur en landschap en/of een onevenredige toename van de automobiliteit; voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  • het initiatief mag niet leiden tot belemmeringen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven;
  • de mogelijkheid tot het realiseren van een NED is voorbehouden aan bebouwing op agrarische bouwvlakken en bij bestaande woonfuncties in het landelijk gebied.

De versoepeling biedt de gemeente dus mogelijkheden, maar ook verantwoordelijkheden. Er dient een goede afweging te komen, waar welke functie toelaatbaar wordt geacht. Tevens dient daarbij goed overwogen te worden of de functie nog acceptabel is in het landelijk gebied, dan wel dat bijvoorbeeld vestiging op één van de bedrijventerreinen een betere optie is.

Op basis van bovenstaande en gebaseerd op de huidige lijsten die in Terneuzense bestemmingsplannen zijn opgenomen dan wel verzoeken die de afgelopen jaren zijn ontvangen, is een gemeentelijke indicatieve lijst opgesteld. Deze lijst is opgenomen in bijlage 6.

Wanneer er in de toekomst een functie wordt aangevraagd die naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbaar zijn met de in de lijst genoemde functies, kan hier eveneens aan worden meegewerkt. In principe zijn als vervolgactiviteiten (dus bij woningen) uitsluitend categorie 1 en 2-bedrijven mogelijk. Indien een categorie 3-bedrijf vanwege de specifieke uitvoering gelijkgesteld kan worden met een categorie 2 dan kan deze ook worden gerealiseerd. Bij het bestemmingsplan zal een Staat van Bedrijfsactiviteiten worden gevoegd op basis waarvan de categorie bepaald kan worden.

Tevens wordt voorgesteld om uitsluitend bij nevenfuncties - dus gelieerd aan een agrarisch bedrijf - beperkte nieuwbouw (maximaal 20% bovenop de bestaande bebouwing en met een maximum van 250 m²) toe te staan.

Functies met een grote verkeersaantrekkende werking zijn in de lijst van toelaatbare NED-functies uitgesloten bij 'Wonen'. Ook in het Omgevingsplan 2012-2018 is opgenomen dat de capaciteit van het bestaande wegennet bepalend is voor het toestaan van een NED.

Procedure NED

Tot op heden was het zo dat voor een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf een gemakkelijkere procedure (binnenplanse vrijstelling) kon worden toegepast dan wanneer er sprake is van een vervolgactiviteit.

Voorgesteld wordt om dit verschil in het nieuwe bestemmingsplan op te heffen. Voor beiden kan dan via de binnenplanse afwijkingsregels worden meegewerkt.

Aan de afwijkingsregels worden voorwaarden verbonden, zoals die ook zijn opgenomen in het provinciale beleid. Dus onder meer geen milieu-beperking voor de omliggende percelen/bedrijven, geen onevenredige toename van de automobiliteit etc.

Tevens geldt, net zoals nu, dat met betrokkenen een overeenkomst zal worden gesloten, waarin de investering in de omgevingskwaliteit en de landschappelijke inpassing zal worden vastgelegd.

Samengevat

  • de gemeente stelt zelf een lijst op van functies welke zij als Nieuwe Economische Dragers qua aard, schaal en gevolgen passend achten in het landelijk gebied (zie bijlage 6);
  • bij de bestemming 'Wonen' zijn vervolgactiviteiten tot maximaal milieu-categorie 2 toelaatbaar;
  • bij nevenfuncties bestaat de mogelijkheid om - via afwijking - beperkte nieuwbouw ten behoeve van een NED toe te staan; beperkt is maximaal 20% bovenop de bestaande bebouwing met een maximum van 250 m².

4.5.2 Seizoensarbeid

In de tot nu toe geldende bestemmingsplannen zijn geen regels opgenomen ten behoeve van het huisvesten van seizoensarbeiders. Via de regeling Nieuwe Economische Dragers wordt de mogelijkheid geboden om bij agrarische (fruitteelt)bedrijven een groepsaccommodatie te realiseren in bestaande bebouwing. Deze regeling kan uitkomst bieden voor de huisvesting van seizoensarbeiders voor het eigen bedrijf. Aanvullend daarop kunnen voor de piekperiode tijdelijk kampeermiddelen worden toegestaan. Hiervoor geldt de regeling zoals omschreven bij minicampings

Samengevat

  • huisvesting van seizoensarbeiders mogelijk maken via regeling Nieuwe Economische Dragers;
  • aanvullend daarop de regeling voor minicampings (zie 4.5.4) van toepassing verklaren.

4.5.3 Mantelzorg

De 'Beleidsregels planologische kruimelgevallen' kent een regeling voor mantelzorg. Deze houdt in dat mantelzorg in principe binnen de woning is toegestaan en in overeenstemming is met de bestemming. Het gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg is niet zonder meer toegestaan. Per perceel is maximaal 1 (vrijstaand) bijgebouw als mantelzorgwoning onder voorwaarden mogelijk. In geval van losse woonunits dient een goed woon- en leefklimaat aangetoond te worden en een zorgindicatie of doktersverklaring te worden overgelegd. Als de mantelzorgbehoefte is geëindigd dan dient de bebouwing conform de geldende bestemming te worden gebruikt danwel dient de unit binnen 6 maanden van het perceel te zijn verwijderd. In geval de oppervlakte van het bijgebouw ontoereikend is mag de oppervlakte bijgebouwen met maximaal 30 m² wordt verruimd tot maximaal 90 m². Gelet op hetgeen vermeld in 4.4.7 kan hiervan alleen sprake zijn bij percelen kleiner dan 500 m2. Dit beleid is recentelijk (2011) vastgesteld. Voorgesteld wordt om dit beleid te bestendigen en hiervoor in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid op te nemen. Rechtstreeks toelaatbaar stellen is vanwege de voorwaarden niet mogelijk.

Samengevat

  • het bestaande beleid bestendigen en in het bestemmingsplan een afwijkingsbevoegdheid opnemen voor mantelzorg in bijgebouwen.

4.5.4 Minicampings

In de tot nu toe geldende bestemmingsplannen zijn onder van elkaar verschillende voorwaarden op agrarische bouwvlakken mogelijkheden voor minicampings tot 15 kampeermiddelen. In het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen-Sas van Gent mogen ook op voormalig agrarische bedrijven minicampings worden gerealiseerd.

Ten behoeve van bebouwing voor sanitaire voorzieningen was in het bestemmingsplan Buitengebied Axel geen specifieke regeling opgenomen, anders dan de bouwmogelijkheden van het agrarische bouwvlak. In Buitengebied Terneuzen-Sas van Gent was bebouwing buiten het bouwvlak mogelijk tot 50 m² of met vrijstelling tot 150 m².

Het nieuwe provinciaal beleid maakt 25 eenheden mogelijk waarvan maximaal 20 procent van de standplaatsen, als permanente eenheid mag worden gebruikt. Dit betekent dat er maximaal 5 permanente standplaatsen gerealiseerd kunnen worden.

In het nieuwe bestemmingsplan kunnen 25 kampeereenheden met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt. Deze mogen gerealiseerd worden binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak. Bij een minicamping is een sanitaire voorziening noodzakelijk en soms ook een recreatieruimte gewenst. Uitgangspunt is dat deze functies in bestaande bebouwing dienen plaats te vinden. Indien hiertoe niet de mogelijkheid bestaat dan kan gekozen worden om nieuw te bouwen voor deze nevenfunctie. Vanwege clustering van vaste bebouwing is het wel gewenst om sanitaire voorzieningen danwel recreatieruimten binnen het bouwvlak te realiseren. Voorgesteld wordt een maximale oppervlakte van 250 m² aan nieuwbouw voor deze voorzieningen op te nemen. Hierbij wordt aangesloten bij het nieuwe beleid zoals dat ook voor NED's in het Omgevingsplan 2012-2018 is opgenomen.

Bij burgerwoningen worden minicampings niet toelaatbaar geacht. Een uitzondering wordt gemaakt voor die locaties waar de minicamping is gestart als neventak bij een agrarisch bedrijf. De minicamping kan in dergelijke gevallen worden voortgezet zonder koppeling met een agrarisch bedrijf. Uitbreiding van deze minicampings bij burgerwoningen wordt niet mogelijk gemaakt.

Bij het realiseren danwel het uitbreiden van een minicamping geldt als voorwaarde dat deze steeds goed landschappelijk ingepast moet worden.

Samengevat

  • minicampings met afwijkingsprocedure toelaatbaar op of direct aansluitend aan agrarische bouwvlakken tot 25 eenheden; hiervan mag maximaal 20% als permanente standplaats worden ingericht;
  • sanitaire voorzieningen en recreatieruimten in principe in bestaande bebouwing; indien nieuwbouw noodzakelijk is dan kan via afwijking worden meegewerkt, mits binnen het agrarisch bouwvlak en tot maximaal 250 m²;
  • minicampings zijn niet mogelijk bij burgerwoningen tenzij gestart als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf; uitbreiding van het aantal kampeereenheden is bij burgerwoningen niet mogelijk;
  • bij nieuwe danwel uitbreiden van een minicamping geldt als voorwaarde dat deze goed landschappelijk ingepast moet worden.

4.5.5 Landschapscampings

Binnen de gemeente is één bestaande landschapscamping aanwezig aan de Koning Willem-III-weg. Er zijn de laatste jaren geen nieuwe verzoeken ontvangen. Reden hiervoor was dat aan het realiseren van een landschapscamping veel voorwaarden verbonden waren. Landschapscampings zijn eveneens niet meer opgenomen in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018. Er worden geen nieuwe landschapscamping meer mogelijk gemaakt.

Samengevat

  • de bestaande landschapscamping wordt positief bestemd;
  • er wordt geen regeling voor nieuwe landschapscampings in het bestemmingsplan opgenomen.

4.5.6 Windturbines

De windmolens in de Koegorspolder zijn gerealiseerd op basis van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening. In deze planherziening worden de bestaande grootschalige windmolens in het als zodanig aangemerkte concentratiegebied positief bestemd. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen-Sas van Gent zijn enkele bestaande solitaire windturbines positief bestemd. Nieuwe solitaire windturbines of kleinschalige windturbineparken zijn daarin expliciet niet mogelijk gemaakt als gevolg van het ontbreken van voldoende maatschappelijk draagvlak.

Wel is in 2005 door de gemeenteraad ingestemd met de beleidsnotitie 'Kleine windturbines' zoals die Zeelandbreed is opgesteld. In het landelijk gebied zijn wiekturbines en overige turbines in specifieke situaties toelaatbaar. De Provinciale Ruimtelijke Verordening stond windturbines tot een tiphoogte van 15 meter toe. In de nieuwe verordening (VRPZ) is de tiphoogte verruimd naar 20 meter. Dienovereenkomstig worden in het nieuwe bestemmingsplan kleine windturbines met een maximale tiphoogte van 20 meter, rechtstreeks mogelijk gemaakt binnen het agrarisch bouwvlak en bij niet-agrarische bedrijfspercelen. Het maximaal aantal dat bij agrarische bedrijven rechtstreeks toelaatbaar wordt geacht, is 3.

Bij Wonen en andere niet-agrarische percelen wordt uitsluitend via afwijking medewerking verleend aan maximaal 1 kleine windturbine per bouwperceel.

De gemeente Terneuzen is gelegen in het radarverstoringsgebied van vliegveld Woensdrecht hetgeen betekent dat de tiphoogte van windturbines niet hoger mag zijn dan 113 meter ten opzichte van NAP (Rarro). Nieuwe windturbines met een dergelijke hoogte worden in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Samengevat

  • bestaande windmolens in de Koegorspolder worden als zodanig bestemd;
  • bestaande positief bestemde solitaire windmolens als zodanig bestemmen;
  • kleine windturbines (< 20 meter) worden op agrarische bouwvlakken rechtstreeks toegestaan, met een maximum van 3 turbines per bouwperceel of bouwvlak;
  • kleine windturbines (< 20 meter) worden bij woningen en niet-agrarische bedrijfspercelen via een afwijkingsregeling toegestaan;
  • het radarverstoringsgebied van vliegveld Woensdrecht heeft geen directe gevolgen voor het bestemmingsplan.