Plan: | Buitengebied Terneuzen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0715.BPBG01-VG98 |
Momenteel is de landbouw volop in beweging. Enerzijds is er de verwachting dat de komende jaren veel agrarische bedrijven zullen stoppen danwel dat er gezocht wordt naar verbreding van (landbouwgerelateerde) activiteiten. Anderzijds is een trend waar te nemen van schaalvergroting, dus minder maar wel grotere bedrijven, met een meer intensieve, bedrijfsmatige werkwijze. Hierop zal het bestemmingsplan zo goed mogelijk moeten inspelen. Uitgangspunt van het bestemmingsplan is het bieden van ontwikkelingsruimte aan de grondgebonden land- en tuinbouw.
Voor de hierna volgende onderwerpen is sprake van een verfijning van de beleidskeuze.
Aan bestaande agrarische bedrijven, wordt een bouwvlak toegekend. Voor de vraag of er daadwerkelijk nog sprake is van een agrarisch bedrijf, geldt dat het bedrijf een minimaal omvang heeft van 20 Nge (Nederlandse Grootte Eenheden). In geval van twijfel omtrent de status van een agrarisch bedrijf, zijn de gegevens van de gecombineerde opgave (landbouwtellingen) opgevraagd dan wel is de Agrarische Adviescommisie Zeeland (AAZ) advies gevraagd.
Op grond van het Omgevingsplan is de gemeente zelf bevoegd om de maximale omvang van agrarische bouwvlakken te bepalen. Op basis van een afweging tussen enerzijds voldoende mogelijkheden voor agrarische bedrijven en anderzijds voldoende respect voor het landschap wordt in principe aan alle agrarische bedrijven een bouwvlak toegekend van 1 ha zonder bebouwingspercentage. Dat biedt agrarische ondernemers over het algemeen voldoende mogelijkheden voor hun ontwikkelingen.
Er wordt geen onderscheid meer gemaakt in bouwmogelijkheden tussen het kleilandschap en het dekzandgebied. Alle agrarische ondernemers binnen de gemeentegrenzen worden dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden gegeven. Ook de aanpalende gemeenten die met dezelfde grondstructuur zitten, hebben hierin geen onderscheid meer gemaakt in hun recente bestemmingsplannen Buitengebied.
Aan groeiende agrarische bedrijven wordt in eerste instantie via een wijziging de mogelijkheid geboden om het agrarisch bouwvlak te verruimen naar een omvang van 1,5 ha zonder bebouwingspercentage. Indien noodzakelijk kan een omvang van 2 ha met een maximaal bebouwingspercentage van 75% worden toegekend.
Reden om de verruiming van het bouwvlak via een wijziging te doen, is omdat het van belang is dat getoetst wordt of de uitbreiding noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf - de gemeente heeft een convenant gesloten om dit door de onafhankelijke Agrarische Adviescommisie Zeeland, te laten toetsen - , maar ook omdat er voorwaarden gesteld kunnen worden. Het betreft onder meer voorwaarden betreffende een goede landschappelijke inbedding en het realiseren van voldoende waterbergingscapaciteit.
Bebouwing dient uit oogpunt van concentratie in principe binnen het agrarisch bouwvlak plaats te vinden. Geldende uitzonderingen daarop zijn kleinschalige bouwwerken, zoals schuilhutten. Deze zijn buiten het bouwvlak toegestaan tot een omvang van 50 m². Sleufsilo's en kuilplaten mogen vanwege de beperkte impact op de bebouwing ook buiten het bouwvlak, maar wel direct aansluitend aan het bouwvlak worden gerealiseerd. De maximum hoogte wordt daarbij gesteld op 2 meter.
Het tot nu toe geldende bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen/Sas van Gent kent een vrijstellingsregeling waarbij ten behoeve van gebouwen en bouwwerken de bouwvlakgrens mag worden overschreden. Daarbij mag ten hoogste 15% van het bouwvlak worden overschreden met niet meer dan 15 meter. Vrijstelling (tegenwoordig afwijking) kan worden verleend als dit doelmatig is voor de bedrijfsvoering danwel noodzakelijk is vanwege milieuvoorschriften of andere wettelijke bepalingen. Uiteraard moet daarbij getoetst worden aan archeologische en natuurwaarden en mag geen onevenredige aantasting van mogelijkheden van naburige percelen plaatsvinden. Deze regeling is praktisch goed uitvoerbaar en wordt regelmatig gebruikt. Gelet op het feit dat in het geldende bestemmingsplan dit als een vrijstellingsregeling (tegenwoordig afwijking) is opgenomen ligt het in de rede om de afwijkingsbevoegdheid ook in het nieuwe bestemmingsplan op te nemen.
Samengevat
In de huidige bestemmingsplannen is nog steeds de mogelijkheid opgenomen voor het realiseren van nieuwe agrarische bouwvlakken. In het Omgevingsplan wordt slechts in uitzonderingssituaties ruimte geboden voor het realiseren van nieuwe bouwvlakken, te weten als er sprake is van een knelpunt in verband met ruimtegebruik en/of milieuhinder. Het gaat in casu altijd om zeer specifieke gevallen waarbij maatwerk noodzakelijk is. Dit is dan ook de reden dat geen mogelijkheden voor nieuwe bouwvlakken in het bestemmingsplan worden opgenomen. Indien er in de toekomst behoefte mocht zijn kan hiervoor een aparte planologische procedure worden gestart.
Samengevat
Via het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied worden geen nieuwe agrarische bouwvlakken mogelijk gemaakt.
Tweede agrarische dienstwoningen
In de voorschriften van de tot nu toe geldende bestemmingsplannen is nog de mogelijkheid opgenomen, om via een wijzigingsprocedure, een 2e dienstwoning toe te staan. In de praktijk blijkt dat, onder andere door nieuwe technieken en voldoende woonaanbod op redelijke afstand van het bedrijf, hiervoor eigenlijk nooit een goede ruimtelijke onderbouwing kan worden geleverd. Tevens levert een 2e dienstwoning vaak problemen op wanneer één van de woningen wordt doorverkocht aan een particulier.
De mogelijkheid om een 2e dienstwoning toe te staan wordt niet in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen. Mocht er desondanks in een zeer specifiek geval wel behoefte aan zijn, dient dit via een aparte planologische procedure te worden geregeld.
Inhoud agrarische dienstwoningen
In de tot nu toe geldende bestemmingsplannen is voor een agrarische bedrijfswoning een inhoudsmaat opgenomen van 750 m³ (aangevuld met een oppervlakte van 200 m² in het bestemmingsplan Buitengebied Axel).
In het Omgevingsplan is geen maximale inhoudsmaat voor een agrarische bedrijfswoning gegeven. Het is aan de gemeente deze inhoudsmaat te bepalen. De inhoudsmaat voor agrarische bedrijfswoningen wordt verruimd naar 1.500 m³.
Vaak leeft bij agrarische ondernemers de wens om ten behoeve van hun bedrijf dan wel ten behoeve van eventuele nevenfuncties een kantoorruimte aan huis te hebben. Omdat de woningen zijn gelegen binnen het agrarische bouwvlak, hebben ze ruimtelijk gezien, een mindere impact op de omgeving dan bijvoorbeeld burgerwoningen. De kwaliteit van het landschap wordt door de verruiming van de inhoudsmaat dan ook niet aangetast.
Door nu een wat ruimere inhoudsmaat voor de agrarische bedrijfswoning op te nemen, kan zonder planologische procedure aan de verzoeken mee worden gewerkt.
Samengevat
Hoofdtak intensieve veehouderij
Er worden in het bestemmingsplan, overeenkomstig het provinciaal beleid, geen nieuwe bedrijven met een hoofdtak intensieve veehouderij toegestaan. Voor de bestaande bedrijven met een hoofdtak intensieve veehouderij geldt dat het Omgevingsplan de mogelijkheid biedt om deze te laten uitbreiden tot een maximum van 5.000 m². De provincie heeft hiermee beoogd dat er meer ruimte komt voor de duurzame ontwikkeling van deze bedrijven, want uitbreiding is slechts mogelijk onder de nadrukkelijke voorwaarde dat sprake is van een aanzienlijke bijdrage aan de verduurzaming van het bedrijf. Bij uitbreiding dient aandacht te zijn voor het dierenwelzijn, milieuwinst (waaronder ook het terugdringen van geuroverlast), het versterken van omgevingskwaliteit en een goede landschappelijke inpassing.
In het bestemmingsplan zal aan bestaande intensieve veehouderijbedrijven de mogelijkheid geboden worden om uit te breiden onder de voorwaarden zoals die gesteld zijn in het Omgevingsplan.
Neventak intensieve veehouderij
In de momenteel geldende bestemmingsplannen Buitengebied Terneuzen/Sas van Gent en Buitengebied Axel zijn neventakken intensieve veehouderij tot 500 m² rechtstreeks toelaatbaar. In het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen is bepaald dat neventakken niet toegestaan zijn binnen de randzone rondom kernen en natuurgebieden en in de ontwikkelingszones voor landgoederen en natuur.
In het bestemmingsplan Buitengebied Axel is via vrijstelling een uitbreiding tot 1.600 m² mogelijk (maximaal 20 % in het dekzandgebied).
Het Omgevingsplan 2006-2012 bood mogelijkheden om neventakken intensieve veehouderij te starten en uit te breiden tot 1.600 m2; deze bedrijfsvloeroppervlakte is in de partiële herziening Omgevingsplan 2006-2012 verruimd naar 2.100 m². In het Omgevingsplan 2012-2018 zijn nieuwe neventakken intensieve veehouderij volledig uitgesloten.
Het rechtstreeks toestaan van een bedrijfsvloeroppervlakte van 500 m² ten behoeve van een neventak intensieve veehouderij heeft uit bedrijfsmatig oogpunt geen enkele meerwaarde. De investeringen die gedaan moeten worden, zijn te hoog in relatie tot deze oppervlakte.
Overeenkomstig het provinciale beleid worden neventakken intensieve veehouderij niet meer rechtstreeks toestaan. Bestaande neventakken wordt de mogelijkheid geboden, via een afwijkingsmogelijkheid, uit te breiden tot 2.100 m², mits andere functies in het gebied zich er niet tegen verzetten en de afweging met de omgevingskwaliteiten positief uitvalt. In het bestemmingsplan worden geen mogelijkheden opgenomen om nieuwe neventakken intensieve veehouderij te starten.
Grondgebonden neventakken
Bij de vaststelling van het Omgevingsplan 2012-2018 is een amendement aangenomen waarin expliciet is verwoord dat grondgebonden neventakken zijn toegestaan. Daarmee worden neventakken veehouderij bedoeld waarbij het bedrijf beschikt over voldoende eigen gronden voor de voervoorziening van het te houden vee en voor de mestafzet. De gemeente onderschrijft het uitgangspunt dat grondgebonden neventakken zijn toegestaan maar wil tevens met een juridisch sluitende regeling voorkomen dat op deze wijze alsnog neventakken intensieve veehouderij worden gestart. Er is derhalve alleen sprake van grondgebonden neventakken veehouderij indien voldoende gronden beschikbaar zijn voor voervoorziening én de dieren buiten lopen (weidegang (melkkoeien); zie ook 4.3.5).
Samengevat
In het huidige bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen/Sas van Gent is - in het kader van een juridisch sluitende regeling - aangegeven dat bij grondgebonden (melk)veehouderijbedrijven weidegang een essentieel onderdeel is van de bedrijfsvoering. Van weidegang kan onder voorwaarden ontheffing worden verleend als er door bedrijven voldoende ruwvoer wordt geteeld in relatie tot de veestapel. Van deze regeling is in de praktijk nog nauwelijks gebruik gemaakt. Nu het provinciale omgevingsbeleid de intensieve veehouderij nog verder aan banden legt en de noodzaak van een juridisch sluitende planologische regeling toeneemt, is het wel opportuun om de regeling op te nemen.
Samengevat
Zowel in beide bestemmingsplannen als ook in de Ruimtelijke Verordening Provincie Zeeland is opgenomen dat bij grondgebonden agrarische bedrijven, een neventak glastuinbouw tot maximaal 2.000 m² is toegestaan. In het nieuwe bestemmingsplan wordt dit overeenkomstig opgenomen. Wel wordt daarbij de kanttekening geplaatst dat de omgevingskwaliteiten zich hiertegen niet mogen verzetten. Om die reden wordt deze neventak uitgesloten in de randzone rond kernen en natuurgebieden en de ontwikkelingszone landgoederen. Door de ontwikkeling van een neventak glastuinbouw te koppelen aan een afwijkingsbevoegdheid kunnen de voorwaarden hierin worden opgenomen.
In het plangebied zijn twee bedrijven gelegen met een hoofdtak glastuinbouw. Op grond van het huidige bestemmingsplan Buitengebied Axel mogen deze bedrijven met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid worden uitgebreid tot 4 ha, mis voldaan wordt aan de voorwaarden. Deze mogelijkheid wordt in het nieuwe bestemmingsplan gehandhaafd.
Samengevat
Afdekmaterialen en tunnels
In de akker- en tuinbouw sector wordt steeds meer gebruik gemaakt van teeltondersteunende voorzieningen, zoals afdekmaterialen en tunnels. In het algemeen geldt dat het niet nodig is om voor tijdelijke afdekmaterialen, tijdelijke voorzieningen en minder in het oogspringende grofmazige netten, hier beperkingen voor op te nemen. Deze zijn dan ook rechtstreeks toelaatbaar.
Anders is dit voor ingrijpendere voorzieningen, zoals boogkassen, regenkappen- en fijnmazige hagelnetten, stellingen en grofmazige netten op palen, die een permanenter karakter kennen.
Boogkassen, regenkappen en fijnmazige hagelnetten, stellingen
Deze teeltondersteunende voorzieningen hebben een aanzienlijke uitstraling op het landelijke gebied. Om die reden is het noodzakelijk om voor deze voorzieningen een specifieke regeling te hanteren. De regeling zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Terneuzen-Sas van Gent is daarvoor ook nu nog zeer goed toepasbaar. Deze regeling vormt de basis voor het nieuwe bestemmingsplan. Kortweg komt het er op neer dat via een afwijkingsbevoegdheid aan teeltondersteunende voorzieningen kan worden meegewerkt, mits:
Aan de afwijkingsbevoegdheid wordt de voorwaarde verbonden dat slechts wordt meegewerkt, indien er sprake is van een reëel/volwaardig agrarisch bedrijf, het noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Schokgolfgenerator
Hagel- en onweersbuien kunnen grote schade toebrengen aan met name fruitteeltgewassen. Een schokgolfgenerator kan dan een oplossing bieden voor dit probleem. Een schokgolfgenerator verbrijzelt namelijk de hagelstenen in de lucht, zodat deze verder als 'zachte' neerslag op de gewassen neerkomen en geen schade aan het gewas meer toebrengen. Wel brengt een schokgolfgenerator de nodige geluidsoverlast met zich mee, waardoor het noodzakelijk is om hieraan de volgende voorwaarden te verbinden.
In principe wordt uitsluitend medewerking verleend aan het plaatsen van een schokgolfgenerator in het agrarische gebied zonder specifieke landschaps- of natuurwaarden, uitsluitend op fruitteeltbedrijven en (eventueel) bedrijven met bijzondere teelten die kwetsbaar zijn voor hagelschade. Er wordt geen medewerking verleend aan het realiseren van deze generatoren bij akkerbouwbedrijven.
Verder mogen schokgolfgeneratoren niet geplaatst worden binnen een afstand van 1.000 meter van natuurgebieden, dient de afstand tot een woonkern minimaal 700 meter te bedragen, de afstand tot een enkele woning in het buitengebied minimaal 350 meter te zijn en dient, om cumulatie van geluid te voorkomen, een afstand tussen schokgolfgeneratoren van minimaal 3.600 meter te worden aangehouden.
Tevens dient de schokgolfgenerator goed landschappelijk te worden ingepast.
Samengevat
In de huidige bestemmingsplannen is voor mestopslag op het agrarisch bouwvlak maximaal 2.500 m³ toegestaan. In het bestemmingsplan van Axel is een maximale bouwhoogte van 5 meter opgenomen, in het bestemmingsplan Terneuzen-Sas van Gent 6 meter.
De omvang van 2.500 m³ is voor de opvang van mest gedurende een kortere periode ten behoeve van het eigen bedrijf, in de meeste gevallen toereikend. Een gierkelder die behoort tot de eigen veestal wordt hierin niet meegerekend.
Door een aanscherping van de uitrijperioden voor vloeibare mest in 2012 waarin is bepaald dat er een uitrijdverbod is voor vloeibare mest vanaf 1 september (voor grasland en bouwland met groenbemester) tot en met 1 februari (bouwland) of 15 februari (grasland), is de uitrijd-tijd in praktijk korter geworden en is in enkele gevallen aangegeven dat de inhoud van 2.500 m³ niet toereikend is. Voor deze uitzonderingsgevallen wordt een afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen om de mestopslag te verruimen naar 5.000m³.
Overigens geldt voor de opslag dat:
Overigens is de opslag van mest ten behoeve van handelsdoeleinden niet op een agrarisch bouwvlak toegestaan. Hiervoor worden enkele (bestaande) bedrijven positief bestemd.
In het verleden is op enkele locaties de opslag van mest (mestzak) buiten het bouwvlak positief bestemd. Deze uitzonderlijke gevallen zullen ook in het nieuwe bestemmingsplan positief bestemd worden.
Samengevat
De laatste jaren is er een groeiende belangstelling voor het opwekken van duurzame energie bij of in de nabijheid van het agrarische bedrijf (mest- en/of co-vergisting). Bedrijven met co-vergisting kunnen zowel op het agrarisch bedrijf als ook op een bedrijventerrein (vanaf milieucategorie 3) worden gevestigd. Het vestigen op een bedrijventerrein heeft ruimtelijk gezien de voorkeur.
Gelet op de kosten voor co-producten worden op dit moment echter nauwelijks initiatieven ontplooid om een bedrijf op dit gebied te starten. Er wordt steeds meer ingezet op het realiseren van monovergisters (uitsluitend mest). Dit is met name interessant voor melkveebedrijven die meer dan 100 koeien hebben.
Voor het oprichten van installaties ten behoeve van de (co-)vergisting van mest op het agrarisch bedrijf, geldt het volgende. Indien in hoofdzaak mest van het bedrijf bij het vergistingsproces wordt betrokken of indien bedrijven in hoofdzaak (> 50%) het digestaat op de eigen grond verwerken, is er sprake van een agrarische activiteit en is dit rechtstreeks toelaatbaar. Overigens geldt dat het digestaat een meststof dient te zijn zoals omschreven in de handreiking (co)vergisting van het ministerie van LNV. Deze handreiking wordt door de gemeente onderschreven en is/wordt gebruikt bij het beoordelen van verzoeken.
De activiteiten dienen plaats te vinden op het agrarisch bouwvlak. De activiteiten dienen qua aard, schaal en omvang te passen bij de omvang en de aard van het agrarische bedrijf. Co-vergisting blijkt uit economisch oogpunt (bijna) nooit rendabel als voldaan moet worden aan deze voorwaarde. Voorkomen moet worden dat (grootschalige) vergistingsinstallaties het karakter van het omliggende agrarische landschap aantasten. De grotere bedrijfsmatige vergistingsinstallaties worden geconcentreerd op de bedrijfsterreinen en in de combinatie met de glastuinbouw. Ook de Provincie heeft dit in haar beleid opgenomen. Indien er zich toch een initiatief voordoet dat qua aard en schaal passend is op de betreffende locatie, dan kan via maatwerk alsnog medewerking worden verleend.
Bij monovergisters gaat het uitsluitend om het vergisten van mest. Gelet op de (beperkte) maximale opslagcapaciteit van mest zijn deze monovergister in de regel altijd ten behoeve van het eigen bedrijf. De bouwwerken die daarmee gemoeid zijn kunnen veelal vergunningsvrij binnen het bouwvlak worden opgericht.
Wanneer niet aan de voorwaarden wordt voldaan om op het eigen agrarisch bedrijf vergisting toe te passen, dient doorverwezen te worden naar de bedrijventerreinen, die voor grootschalige (bedrijfsmatige) vergistingsinstallaties meer geëigend zijn.
Samengevat
Door de gemeente Terneuzen is het convenant Aquacultuur (VZG) ondertekend. In dit convenant zijn een aantal zoekgebieden opgenomen. Voor Terneuzen betreft het zoekgebieden aan weerszijden van het kanaal Gent-Terneuzen (omgeving glastuinbouwgebied Kanaalzone en de omgeving Sluiskil-Oost). Deze locaties vallen buiten het bereik van het bestemmingsplan Buitengebied.
Aangezien aquacultuur - voor zover deze plaatsvindt in gebouwen - als een vorm van (niet-grondgebonden) agrarische bedrijvigheid kan worden aangemerkt is een regeling, vergelijkbaar met de regeling voor andere niet-grondgebonden agrarische neventakken, opgenomen. Binnen gebouwen mag ten hoogste 2.000 m² worden benut voor aquacultuur.
Verder kan in de gebieden, zoals opgenomen op de gebiedsvisiekaart en waarbij, gezien de ligging, sprake is van een relatie met het zoute water, aquacultuur in een zogeheten vijverlandschap (bassins of 'waterbedden') via een wijzigingsprocedure tot een maximum van 3 ha (buiten het bouwvlak) worden gerealiseerd.
Samengevat
In de gemeente komen er zowel hobbymatige (tot maximaal 4 paarden) als bedrijfsmatige paardenhouderijen voor. Om tot een goede planologische regeling te komen, is het volgende onderscheid van belang.
Agrarische paardenhouderij (productiegericht)
Het bedrijfsmatig fokken, opfokken inclusief het africhten/trainen (inclusief handel) zoals bij een bedrijf aan de Oostzeedijk en het melken van paarden zijn vormen van paardenhouderij die worden aangemerkt als agrarische activiteit en kunnen uitsluitend op een agrarisch bouwvlak worden uitgeoefend.
Binnen het bouwvlak zijn paardenbakken en stapmolens rechtstreeks toelaatbaar. Eventueel kan via een afwijkingsregeling meegewerkt worden om direct aangrenzend aan het bouwvlak een paardenbak/stapmolen toe te staan. Deze dient dan wel goed landschappelijk te worden ingepast.
Maneges (recreatieve/gebruiksgerichte paardenhouderij)
Bij maneges worden paarden met name gehouden voor het recreatieve aspect. De ruiter staat centraal. Bestaande maneges (Magrette, Westdorpe, Spui) krijgen een recreatieve bestemming, met de aanduiding 'manege'. Aan de manege aan de Zaamslagseweg die naast de agrarische tak is opgericht, wordt een specifieke aanduiding gegeven.
Aan het oprichten van nieuwe maneges worden conform het provinciaal beleid voorwaarden gesteld.
Een manege is toelaatbaar als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of als vervolgfunctie op een voormalig agrarisch bedrijf. Om te voorkomen dat voorzieningen teveel in omvang groeien en overlast ontstaat (denk aan teveel verkeersaantrekkende werking) wordt hiervoor wel een maximale oppervlakte aan bebouwing toegestaan van 1.500 m². Tevens geldt dat nieuwe maneges uitsluitend via een wijziging zullen worden toegestaan. In de maneges mag een kantine (ondergeschikte horeca) worden gerealiseerd met een maximum oppervlakte van 200 m². De totale oppervlakte van maneges inclusief kantine mag echter nooit meer dan 1.500 m² bedragen.
Ook bij deze categorie geldt voor paardenbakken en stapmolens dat deze binnen het bouwvlak gevestigd moeten worden of via een afwijkingsregeling direct aansluitend aan het bouwvlak kunnen worden toegestaan.
Paardenstallingen en/of pensions bij woningen in het buitengebied
Bouw
Paardenstallingen moeten worden gerealiseerd binnen de algemene bouwregels die gelden voor bijgebouwen (oppervlakte aan bijgebouwen is afhankelijk van de grootte van het perceel; zie 4.4.7).
Vaak betreft het voormalige agrarische bebouwing en is er voldoende ruimte om binnen de bestaande bebouwing paardenstalling en/of pension te realiseren.
Functie
Voor het 'gebruik' als stalling en/of pension voor derden of de eventuele verhuur van paarden (bedrijfsmatig houden van paarden) is de Nieuw Economische Drager-procedure van toepassing. Er mag slechts één bestaand gebouw voor deze functie worden ingezet, de omvang van dit gebouw is maatgevend voor de omvang van de activiteit.
Overigens geldt bij deze stallingen en/of pensions dat er geen (groeps)lessen, kantine (ondergeschikte horeca) enzovoorts zijn toegestaan.
Ook bij deze categorie geldt voor paardenbakken en stapmolens dat deze binnen het bouwvlak gevestigd moeten worden of via een afwijkingsregeling direct aansluitend aan het bouwvlak kunnen worden toegestaan.
Samengevat
De afgelopen jaren zijn veel agrarische bedrijven gestopt, danwel zodanig afgeslankt dat er slechts sprake meer is van hobbymatige activiteiten. De agrariër blijft in veel gevallen de bedrijfswoning gebruiken als burgerwoning. In sommige gevallen worden boerderijen te koop aangeboden. Het gebruik van de agrarische bedrijfswoning als burgerwoning, al dan niet gecombineerd met hobbymatige agrarische activiteiten, is in strijd met de agrarische bestemming. Omzetting van de agrarische bestemming naar 'Wonen' ligt dan in de rede. De geldende bestemmingsplannen kennen een wijzigingsbevoegdheid. Deze wordt regelmatig toegepast. Het gaat dan met name om gevallen waar ook bouwactiviteiten gepland zijn. Zonder woonbestemming kan geen vergunning verleend worden voor het verbouwen van een voormalige bedrijfswoning. Zolang er geen omgevingsvergunning nodig is, wordt in de meeste gevallen niet verzocht om een bestemmingswijziging.
Om de agrarische bestemming te kunnen behouden is een minimale omvang van de agrarische activiteiten van circa 20 NGE (volgens de landbouwtellingen) nodig, danwel dient de eigenaar op andere wijze aan te tonen dat er nog sprake is van agrarische bedrijfsvoering met enige omvang. Indien niet langer sprake is van een agrarisch bedrijf wordt in principe het bestaande agrarisch bouwvlak omgezet naar Wonen. Daarbij wordt wel gekeken naar een logische nieuwe begrenzing in verband met perceelseigendommen. Een nieuwe woonbestemming kan nooit meer dan 1 ha groot zijn.
Bij het beëindigen van een agrarisch bedrijf worden de gebouwen regelmatig afzonderlijk van elkaar verkocht. Dit betekent dat hierdoor conflicterende situaties kunnen ontstaan als het gaat om het gebruik als burgerwoning en het nog bedrijfsmatig exploiteren van de schuren. Uit milieu oogpunt kan er dan een onaanvaardbare situatie (saneringssituatie) ontstaan. Op 1 januari 2013 is nieuwe wetgeving in werking getreden die in de situaties waarin nog sprake is van een bedrijfsmatige agrarische exploitatie en de voormalige bedrijfswoning door derden wordt bewoond, uitkomst kan bieden. Door deze voormalige bedrijfswoningen aan te merken als 'plattelandswoning' is het mogelijk bij milieuvergunningverlening uit te gaan van een minder kwetsbaar gebruik (bedrijfswoning in plaats van burgerwoning) en kunnen er ook omgevingsvergunningen voor bouwen worden verleend indien een verbouwing van de voormalige bedrijfswoning wenselijk is. Bij volledige bedrijfsbeëindiging is het gewenst om het bouwvlak in zijn geheel (maximaal 1 ha of zoveel kleiner als bestaand) om te zetten naar de bestemming ' Wonen'.
Samengevat