Plan: | Krabbendijke |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0703.02KrBPKom-va02 |
Deze waterparagraaf is overeenkomstig het Besluit op de ruimtelijke Ordening (Bro) opgesteld. Deze vormt de schriftelijke weerslag van de vereiste watertoets en geeft inzicht in de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze waterparagraaf is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro aan het waterschap voorgelegd met het verzoek om het wateradvies (zie bijlage 4) uit te brengen.
Dit bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. In het plangebied zijn geen grote en ingrijpende wijzigingen in de bebouwing en infrastructuur voorzien.
De bestaande situatie is opgenomen in paragraaf 3.6.
Veiligheid
Het Waterschap Scheldestromen heeft ingevolge de Waterschapswet de bevoegdheid om regels te stellen om zijn taak te kunnen uitoefenen. Een van de taken is de waterkeringszorg. De Keur waterschap gaat zoveel mogelijk uit van één reglementeringsysteem voor alle waterkeringen. Tot de waterkering worden dan alle werken in of aan de waterkering die (mede) een waterkerende functie hebben, gerekend.
Rondom de kern liggen enkele waterkeringen. De waterkering langs de Meiboom ligt in het plangebied.
Figuur 5.1. Ligging keurzones waterkering Meiboom
Bij ontwikkelingen nabij waterkeringen dient rekening te worden gehouden met de geldende keurzonering van het Waterschap. De keur verbiedt het zonder vergunning gebruik te maken van een waterkering door in strijd met zijn functie diverse handelingen te verrichten in de diverse zones van de waterkering. De aanduiding in kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone, zoals deze tot en met 2009 gold, is in de Waterwet losgelaten en vervangen door waterstaatswerk en beschermingszone. Het begrip buitenbeschermingszone wordt niet meer gebruikt, maar is opgenomen in het begrip beschermingszone. In dat deel is echter wel een minder streng beleid mogelijk. In de keur is daarom voor een deel van de beschermingszone bepaald dat een aantal verboden in dat deel niet van toepassing zijn.
Wateroverlast
In nieuw te ontwikkelen stedelijk gebied hanteert het Waterschap de norm dat per m² verhard oppervlak 75 mm dient te worden geborgen. Deze norm is gebaseerd op een bui die eens per 100 jaar in een korte periode (10 dagen) valt. Het waterpeil mag ten hoogste stijgen tot het niveau van het laagste maaiveld.
Wanneer de eigenschappen van de bodem infiltratie toelaat (bijvoorbeeld op de hogere delen) kan volstaan worden met een kleinere bergingscapaciteit in oppervlaktewater. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of bij een uitbreiding van de hoeveelheid verharding dient een toetsende berekening te worden gemaakt om te controleren of het watersysteem ter plaatse voldoet. Daarbij wordt rekening gehouden met de maximaal toegestane peilstijging.
In geval van demping van oppervlaktewater moet volledige compensatie plaatsvinden van de bergingscapaciteit.
Waterkwaliteit
Het beleid van het waterschap is er, overeenkomstig het Rijks- en provinciale beleid, op gericht dat in 2050 ten minste vijftig procent van het bestaand verhard oppervlak is afgekoppeld. Daarbij is van belang dat het in de meeste nieuwbouwprojecten reeds mogelijk is om 90% tot 100% van het verhard oppervlak niet aan te sluiten op de rioolwaterzuivering, maar af te voeren naar bodem of oppervlaktewater.
Alle dakoppervlaktes kunnen rechtstreeks worden afgekoppeld op het oppervlaktewater. Voor parkeerplaatsen geldt dat een lozingsvergunning verplicht is en dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Wanneer afkoppeling naar bodem of open water niet mogelijk is, dient wel een apart hemelwaterafvoerstelsel te worden aangelegd, welke vooralsnog (met toestemming van het Waterschap) op het gemengde riool afvoert. Te zijner tijd kan dan relatief eenvoudig worden aangesloten op een volledig gescheiden rioolstelsel. Bij alle nieuwbouw is het belangrijk dat duurzame (niet-uitloogbare) bouwmaterialen worden toegepast om diffuse verontreinigingen te voorkomen.
De netto toename aan af te koppelen verharding dient gecompenseerd te worden door extra waterberging. Waterberging kan worden gerealiseerd door het graven van extra water, door verlaagde oevers aan te leggen die kunnen meebergen of door de aanleg van een doorlatende verharding zoals bijvoorbeeld aquaflow.
De kwaliteit van het grondwater wordt daarbij gemonitoord in het kader van het Waterbeheerplan van het waterschap.
Riolering
Bij vervanging van de riolering zal beoordeeld worden of de aanleg van een gescheiden stelsel mogelijk is uit het oogpunt van waterkwaliteit en -kwantiteit. Indien zich nieuwe ontwikkelingen in het plangebied voordoen, wordt een gescheiden stelsel aangelegd. Gestreefd wordt naar volledige afkoppeling van het hemelwater.
Watervoorziening
Aanvulling van het grondwater met zoet water door middel van infiltratie in de bodem is gezien de bodemsamenstelling niet mogelijk.
Volksgezondheid
De wijze waarop nu met afval- en hemelwater wordt omgegaan levert enkel risico op voor de volksgezondheid bij riooloverstorten. De hiervoor nodige maatregelen worden uitgevoerd in het kader van het rioleringsplan.
In de kern zijn een aantal overstorten aanwezig. Hoewel riooloverstorten vanuit waterkwaliteitsbeheer ongewenst zijn, leveren deze riooloverstorten in de praktijk geen concrete problemen op.
Het afvoeren van hemelwater naar bodem of oppervlaktewater is niet zonder risico's, zoals de kans op foutieve aansluitingen en verontreiniging door onder andere uitlogende zware metalen. Gezien de risico's en de daaruit volgende aandachtspunten onderstreept het waterschap het belang dat aan- en afkoppelen van verhard oppervlak op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze gebeurt.
Bodemdaling
Het gebied bestaat uit een sterk zettingsgevoelige ondergrond. Risico's ten aanzien van bodemdaling zullen daarom bij ontwikkelingen telkens beoordeeld moeten worden.
Grondwateroverlast
Op grond van de Verordening waterhuishouding Zeeland bedraagt de gewenste ontwatering 70 cm onder maaiveld voor met name woningen. De gemeente is verantwoordelijk voor een goede ontwatering in de kern.
Oppervlaktewater
In het gebied is nauwelijks oppervlaktewater aanwezig. Om op de steeds intensievere buien voorbereid te zijn, dient nieuw verhard oppervlak daarom te worden gecompenseerd, door meer oppervlakte water of waterberging.
Grondwaterkwaliteit
De grondwaterkwaliteit levert op dit moment geen problemen op.
Verdroging
Toevoeging van hemelwater aan de bodem zal (wanneer dit voorkomt) de verdroging verminderen.
Natte natuur
Het gebied is niet verbonden met een gebied met de functie natte natuur.
Conclusie
Uit de beschrijving van de waterhuishouding in paragraaf 3.6., 4.5. en 5.12. en de toetsing aan de richtlijnen en criteria komen behoudens voor de waterkeringen geen directe consequenties naar voren voor de bestemmingsregeling van voorliggend plangebied. Voor wat betreft de eventuele mogelijke noodzaak aan extra ruimte voor water wordt opgemerkt dat binnen alle bestemmingen voorzieningen voor waterberging mogelijk zijn.