direct naar inhoud van 4.12 Archeologie
Plan: Starterswoningen Wijngaarden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0693.BPDorpsstr17WGD-VG01

4.12 Archeologie

Regelgeving en beleid

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reƫle verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Beleidsnota Archeologie

De acht gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hebben een regionaal archeologiebeleid geformuleerd. Deze beleidsnota is onderdeel van een drieluik, dat verder bestaat uit een archeologische verwachtings-, een beleidsadvieskaart en een beleidsadvies, opgesteld door het adviesbureau BAAC.

In de nota worden de uitgangspunten en principes van het Verdrag van Malta onderschreven. Behoud van het cultureel erfgoed in situ (op locatie en veiliggesteld in de bodem) en het beginsel 'de verstoorder betaalt' zijn de belangrijkste uitgangspunten van het regionaal en gemeentelijk archeologiebeleid. Dat beleid krijgt vooral gestalte door de bescherming van archeologische waarden en verwachtingen via de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan vormt hierin het centrale instrument.

Als het voornemen bestaat om een bodemverstorende activiteit uit te voeren op een plaats waar archeologische waarden aanwezig zijn of verwacht worden, zal door de gemeente worden getoetst of aan die activiteit specifieke voorwaarden verbonden moeten worden. Dit geschiedt aan de hand van de zogenaamde Archeologische Monumentenzorgcyclus. Dit is een onderzoekscyclus die er op is gericht om kennis te verzamelen om vervolgens een afgewogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet of onder voorwaarden toestaan van die bodemverstorende activiteit. Bij de verlening van omgevingsvergunningen kunnen dan voorwaarden worden opgenomen over (bijvoorbeeld) aanpassingen van het bouwplan, archeologievriendelijk heien of het beperken van bodemingrepen.

Onderzoek

De geschiedenis van Wijngaarden en Ruijbroek gaat ver terug. In het jaar 1283 verklaart Graaf Floris V in een open brief dat Wijngaarden en Ruijbroek een oude en vrije heerlijkheid is en moest blijven (bron: Historische Vereniging Binnenwaard). De gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (figuur 4.1) laat zien dat er in het plangebied sprake is van een middelmatige tot hoge archeologische verwachtingswaarde. De oude dorpskern heeft een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0693.BPDorpsstr17WGD-VG01_0007.png"

Figuur 4.1 Archeologische (verwachtings)waarden Wijngaarden

Ter plaatse van het plangebied is archeologisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van het archeologisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Uit dit bureauonderzoek is gebleken dat Wijngaarden gelegen is op een ontgonnen veenvlakte. Het dorp stamt waarschijnlijk uit de 13e eeuw. Het plangebied ligt net ten zuiden van de kerk, waarvan bij eerder archeologisch onderzoek is vastgesteld dat de oudste resten minimaal uit de 14e eeuw stammen. Archiefonderzoek heeft aangetoond dat de kerk sindsdien meerdere malen is hersteld en herbouwd, onder andere ten gevolge van oorlogshandelingen in de 15e en/of 16e eeuw en overstromingen. In de loop van de tijd zijn rondom de kerk een schoolhuis en armenwoningen gebouwd. Het schoolhuis stond in ieder geval in het begin van de 19e eeuw in het plangebied. De huidige bebouwing, van oorsprong ook een schoolhuis, stamt uit 1856.

Tijdens het veldonderzoek door middel van boringen is gebleken dat de bodemopbouw van het plangebied bestaat uit veen. In het veen zijn kleiige afzettingen aanwezig als gevolg van regelmatige overstromingen in het verleden. De top van het veen bevindt zich op ongeveer 1,5 m onder het maaiveld en hierin zijn sporen baksteen en muurpleister aangetroffen die waarschijnlijk toebehoren aan oude bebouwingsresten. Op het veen bevinden zich meerdere zandige ophogingslagen die zijn aangebracht ten behoeve van latere bebouwing.

Conclusie

Op basis van de onderzoeken kan worden geconcludeerd dat in het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen vanaf de 13e eeuw. Deze resten zullen bestaan uit resten van bebouwing en bewoning zoals muurresten, vloeren, water- en beerputten, bewoningsafval en dergelijke. De oudste archeologische resten komen voor in de top van het veen, op een diepte van ongeveer 1,5 m onder het maaiveld, en kunnen mogelijk nog relatief in tact zijn onder latere ophogingslagen.

Op basis van de resultaten zal in het plangebied vervolgonderzoek worden uitgevoerd. Gezien de ligging van het plangebied op een venige ondergrond tussen de bebouwing en de kleine oppervlakte van het plangebied zal het vervolgonderzoek bestaan uit een archeologische begeleiding van de sloop van de huidige bebouwing en de aanleg van de bouwput van de toekomstige bebouwing.

Ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden is in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-1' opgenomen. Hierdoor staat het aspect archeologie de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.