Plan: | Buitengebied Giessenlanden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0689.BP8001-vast |
Met behulp van een indeling in categorieën conform de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt aangegeven of de milieubelasting van een niet-agrarisch bedrijf of bedrijfsactiviteit toelaatbaar kan worden geacht, gegeven de aard van de omgeving/het gebied waarin het bedrijf gelegen is. Voor een toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar Bijlage 3. Gelet op de aard van het plangebied (een landelijk gebied met een grote menging van functies waaronder wonen en recreatie) is het niet wenselijk om bedrijven uit hogere categorieën dan 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten toe te laten. Dit zijn bedrijven die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. Een uitzondering wordt gemaakt voor agrarisch verwante bedrijven, zoals hoveniersbedrijven. Deze zijn ook in categorie 3 toelaatbaar.
Op vergelijkbare wijze wordt een Staat van Horeca-activiteiten gehanteerd, zodat horecabedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking of anderszins hinder kunnen veroorzaken, kunnen worden geweerd. In het plangebied worden horecabedrijven in de categorie 1a en b toelaatbaar geacht. In Bijlage 4 is een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten opgenomen.
Bestaande niet-agrarische bedrijven en horecabedrijven die in vigerende bestemmingsplannen reeds positief zijn bestemd en bedrijven die al gedurende langere tijd in het plangebied legaal zijn gevestigd (veelal op voormalige agrarische bedrijfscomplexen), worden in principe positief bestemd. Uitgangspunt daarbij is dat het om ruimtelijk-planologische motieven niet noodzakelijk is en om financieel-economische motieven niet haalbaar is om deze bedrijven te verplaatsen naar een bedrijventerrein.
In algemene zin worden alleen bedrijven die gerekend worden tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of horecabedrijven uit categorie 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten in het plangebied toelaatbaar geacht. Voor horecabedrijven is de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan ook niet van toepassing. Alle legale niet-agrarische bedrijven of horecabedrijven, zijn positief bestemd door middel van een op de betreffende activiteiten toegesneden aanduiding. Indien een dergelijk bedrijf vertrekt, kan zich ter plaatse uitsluitend eenzelfde soort bedrijf vestigen dan wel een bedrijf dat als vervolgfunctie bij agrarische bedrijven toelaatbaar is.
Bij een positieve bestemming van bedrijfsactiviteiten geldt voor de uitbreiding van de bebouwing het volgende. Op basis van jurisprudentie kan niet zonder meer worden volstaan met het vastleggen van de bestaande bebouwing. Met het oog op het toekomstperspectief dient te worden getoetst in hoeverre uitbreidingsmogelijkheden kunnen worden geboden. Daarbij wordt uitgegaan van een uitbreiding van 10% van het oppervlak van bestaande bedrijfsgebouwen. De 10% uitbreidingsruimte heeft uitsluitend betrekking op het bebouwingsoppervlak en niet op het bouwvlak en kan rechtstreeks worden toegekend. Aan bedrijven die gevestigd zijn op voormalige agrarische bedrijfscomplexen en die gebruikmaken van de reeds aanwezige bedrijfsgebouwen worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. Deze bedrijven zijn voorzien van de specifieke aanduiding (vab).
Het toekennen van een nieuw bouwvlak ten behoeve van vestiging van nieuwe niet-agrarische bedrijven of horecabedrijven in het buitengebied is niet gewenst en ook niet mogelijk. Van betekenis hierbij is het restrictieve beleid van het Rijk en de provincie dat erop gericht is de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te beschermen en functies uit het buitengebied te weren die niet aan het buitengebied gebonden zijn. De gemeente onderschrijft dit beleid en het bestemmingsplan biedt hiervoor dan ook geen mogelijkheden.
Het bestemmingsplan biedt wel de mogelijkheid dat, na sanering en na planwijziging, niet-agrarische bedrijven en kleinschalige horecabedrijven zich vestigen op vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen (zie paragraaf 4.2.7). In de voormalige agrarische bedrijven zijn uitsluitend werkunits toegestaan. De units worden onder voorwaarden mogelijk gemaakt. In de eerste plaats zijn de groeimogelijkheden beperkt en mag er geen extra bebouwing worden toegevoegd om de kleinschaligheid van de bedrijven te waarborgen. Het gaat om lichte bedrijvigheid met weinig tot geen verkeersaantrekkende werking, zodat de activiteiten geen belemmering voor de omgeving vormen. Het parkeren moet goed geregeld worden en met voorkeur op het eigen terrein.