direct naar inhoud van 4.7 Recreatie
Plan: Buitengebied Giessenlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP8001-vast

4.7 Recreatie

In het bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt in verblijfsrecreatie en dagrecreatie. Verblijfsrecreatie zijn die vormen van recreatie waarbij minimaal één overnachting plaatsvindt. Onder dagrecreatie wordt zowel recreatief medegebruik, bijvoorbeeld wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën en natuurobservatie verstaan. Daarnaast worden onder dagrecreatie ook voorzieningen verstaan, waarbij geen sprake is van verblijf. Voorbeelden hiervan zijn maneges, paardrijactiviteiten, golf- en veldsport, uitspanningen en attracties, al of niet overdekt (bijvoorbeeld een natuurinformatiecentrum).

4.7.1 Verblijfsrecreatie

Algemeen

Onder verblijfsrecreatie worden de reguliere kampeer- en caravanterreinen, terreinen voor recreatiewoningen verstaan, maar ook enkele bijzondere vormen van verblijfsrecreatie, zoals kleinschalig kamperen, landschapskamperen en trekkershutten.

Terreinen voor recreatiewoningen

In het buitengebied liggen twee parken met recreatiewoningen. De bestaande terreinen voor recreatiewoningen worden als zodanig bestemd.

In de gemeente worden recreatiewoningen permanent bewoond, veelal onder het overgangsrecht. De gemeente wil dit gebruik verder terugdringen door het objectgebonden overgangsrecht om te zetten in persoonsgebonden overgangsrecht.

Kleinschalig kamperen

Het buitengebied biedt een beperkt aantal agrarische bedrijven en burgers de mogelijkheid tot kleinschalig kamperen (het kamperen bij de boer). Kleinschalig kamperen kan bijdragen aan extra inkomensvorming voor agrarische bedrijven en daarmee aan de instandhouding van het agrarische karakter van het landelijk gebied. Verder sluit het 'kamperen bij de boer' specifiek aan op het aan landelijk gebied gerelateerde recreatiebehoeften (rust, contact met het agrarische bedrijf en de natuur, soberheid).

Kleinschalig kamperen wordt alleen toegestaan in de bebouwingslinten als nevenfunctie bij agrarische bedrijven en bij burgerwoningen en dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn. Ook dient er rekening te worden gehouden met de omliggende, bestaande agrarische bedrijven (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden).

Voorwaarde voor het toestaan van kleinschalig kamperen is dat rond een complex randbeplanting wordt gerealiseerd met een breedte van 5 m bestaande uit streekeigen soorten, als visuele afscherming. Vanwege landschappelijke redenen is voorts het kleinschalig kamperen alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en is het plaatsen van permanente kampeermiddelen (onder andere stacaravans) uitgesloten. Campers zijn wel mogelijk. Gedurende de gehele periode worden maximaal 15 kampeermiddelen toelaatbaar geacht. Via afwijking kunnen agrarische bedrijven en burgerwoningen het aantal kampeermiddelen uitbreiden naar 25. Als voorwaarden wordt bij zowel agrarische bedrijven als burgerwoningen gesteld dat er minimaal 1 ha grond beschikbaar dient te zijn aansluitend aan het betreffende bouwvlak. Verder mag het kleinschalige kampeerterrein niet gelegen zijn aansluitend aan of behorend bij een kampeerterrein waarvoor een (omgevingsvergunning)vergunning, vrijstelling, of ontheffing voor is verleend; de onderlinge afstand tussen kampeerterreinen dient minimaal 500 m hemelsbreed te zijn.

4.7.2 Dagrecreatie

Vormen van dagrecreatie

In de inleiding van de paragraaf recreatie is al aangegeven welke vormen van dagrecreatie te onderscheiden zijn. In deze paragraaf maken wij een onderscheid in recreatief medegebruik, alle vormen van recreatie die met paarden te maken hebben en overige vormen van dagrecreatie.

In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat recreatieve ontwikkelingen de agrarische gebruikswaarde van het plangebied zo min mogelijk moet hinderen. Verder dienen recreatieve ontwikkelingen getoetst te worden aan de gevolgen voor natuur en landschap.

Recreatief medegebruik

Gezien de beperkte effecten van recreatief medegebruik van zowel het agrarische gebied als de natuurgebieden, is deze vorm van recreatie in het gehele plangebied rechtstreeks toelaatbaar. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de mate waarin eigenaren hun gronden open hebben gesteld voor publiek.

Het realiseren van kleinschalige recreatieve voorzieningen zoals informatie- en routeborden en een picknickbank wordt in het gehele plangebied rechtstreeks mogelijk gemaakt.

Voor de aanleg van verharde paden ten behoeve van het recreatief medegebruik is in natuurgebieden een omgevingsvergunning verplicht gesteld, zodat de draagkracht van de natuur kan worden afgewogen tegen de aanleg van dergelijke paden.

Voor de aanleg van steigers heeft het waterschap reeds beleid opgesteld, hiervoor kan een watervergunning nodig zijn.

Overige dagrecreatie

In het plangebied komt een aantal dagrecreatieve voorzieningen voor, waaronder het Natuurbad De Donk en het recreatiegebied Slingeland. Deze worden op basis van de huidige situatie bestemd en met een maatvoeringaanduiding wordt de huidige bebouwing aangegeven.

Nieuwe dagrecreatieve voorzieningen worden alleen toegelaten als nevenfunctie bij agrarische bedrijven of in vrijkomende agrarische bebouwing (zie de paragrafen 4.2.6 en 4.2.7).

Uitbreiding van de bestaande dagrecreatieve voorzieningen, wordt in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Indien uitbreiding gewenst of noodzakelijk is, zal hiervoor een afzonderlijke procedure voor moeten worden gevoerd (projectbesluit, dan wel partiële herziening van het bestemmingsplan). Op die wijze kunnen alle in het geding zijnde belangen goed worden afgewogen en maatwerk worden geleverd (bijvoorbeeld ten behoeve van compensatie).

In het plangebied is wel sprake van het creëren van de zogenaamde 'ommetjes'. Er moet een 'ommetje' van circa 2 km te maken zijn vanuit elke kern in Giessenlanden. De toegankelijkheid van het landelijk gebied moet hierdoor verbeterd te worden waardoor mensen sneller en gemakkelijker het landschap kunnen beleven.