Plan: | Buitengebied Giessenlanden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0689.BP8001-vast |
Behoud en bescherming van waardevolle ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten is een belangrijk beleidsuitgangspunt in het bestemmingsplan Buitengebied, waaraan op verschillende wijzen inhoud wordt gegeven:
Daarnaast worden landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden die samenvallen met gronden die agrarisch of anderszins in gebruik zijn, beschermd door het opnemen van een toepasselijk omgevingsvergunningenstelsel. Om te voorkomen dat de genoemde waarden worden aangetast door het uitvoeren van werken en werkzaamheden die samenhangen met het agrarische of andere gebruik, is per te beschermen gebied en/of landschapselement bepaald dat met name genoemde werken en werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd als hiervoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is verkregen.
Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de beoogde ingreep wordt bezien of de ingreep leidt tot onevenredige schade of dat door het stellen van nadere voorwaarden voorkomen kan worden dat schade wordt toegebracht.
Een omgevingsvergunning is niet noodzakelijk voor werken en werkzaamheden die betrekking hebben op normaal beheer en onderhoud overeenkomstig de toegekende bestemming.
Dit betekent dat werken en werkzaamheden die passen binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming Natuur en werken en werkzaamheden die worden genoemd in een beheerplan voor de betreffende natuurgebieden, niet vallen onder de werking van het omgevingsvergunningenstelsel.
Ook de reguliere agrarische bedrijfsvoering wordt niet belemmerd door het van toepassing zijnde omgevingsvergunningenstelsel.
Een omgevingsvergunningenplicht geldt niet voor activiteiten die plaatsvinden binnen bouwvlakken, met uitzondering van bouwvlakken gelegen binnen archeologisch waardevolle gebieden en de beschermingszone van leidingen.
Tabel 4.1 geeft een overzicht van het omgevingsvergunningenstelsel dat in het bestemmingsplan wordt opgenomen.
Tabel 4.1 Werken of werkzaamheden gekoppeld aan een omgevingsvergunning
werken | natuur | agrarisch gebied | bebouwings- linten |
egaliseren, ophogen, afgraven, grondwerkzaamheden (zoals diepploegen), ontginnen en aanleggen van drainage dieper dan 80 cm | O | O | O |
graven en dempen van sloten1), afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater | O | O | O |
omzetten van grasland naar bouwland (exclusief maïs/ruwvoeder) | O | O | O |
aanbrengen van opgaande beplanting2) | O | O | R |
verwijderen, vellen of rooien van houtopstanden | O | R | R |
aanleg van verhardingen (zoals verharde wandel- of fietspaden, niet zijnde kavelpaden) | O | O | O |
aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur | O | R | R |
1) Dit geldt niet voor sloten voor zover deze vanuit historisch en landschappelijk oogpunt niet behoren tot of een bijdrage leveren aan het karakteristieke slotenpatroon (slagenlandschap).
2) Met uitzondering van erfbeplanting.
O Omgevingsvergunning noodzakelijk.
R Rechtstreeks toelaatbaar, geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
Onderstaand wordt gemotiveerd waarom omgevingsvergunningen vereist zijn. De verschillende werken die mogelijk consequenties kunnen hebben voor de kwaliteiten van het buitengebied worden besproken. Voor natuurgebieden geldt dat in principe alle genoemde werkzaamheden schadelijk kunnen zijn voor de natuur. Om die reden worden voor alle genoemde werkzaamheden in natuurgebieden een omgevingsvergunning verplicht gesteld.