direct naar inhoud van 4.4 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Buitengebied Giessenlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP8001-vast

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

4.4.1 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Onderdeel van het gemeentelijk beleid voor het buitengebied is het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en ensembles. Het betreft zowel monumenten als beeldbepalende en karakteristieke ('grote boerderijvolumes') panden.

Om het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te stimuleren, worden in het bestemmingsplan afwijkingsmogelijkheden opgenomen die het mogelijk maken om:

  • de maximale inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen in cultuurhistorisch waardevolle of beeldbepalende of karakteristieke panden te vergroten indien en voor zover de woning/wooneenheden deel uitmaken van een cultuurhistorisch waardevol of beeldbepalende pand, voor zover de bestaande afmetingen van dat gebouw niet worden uitgebreid en het karakter van het gebouw in stand blijft;
  • één of meerdere wooneenheden in cultuurhistorisch waardevolle, beeldbepalende of karakteristieke panden mogelijk te maken.

Verder is het verboden cultuurhistorisch waardevolle bebouwing zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) geheel of gedeeltelijk te slopen.

Woningsplitsing grote panden

Bij de vaststelling van de lokale structuurvisie Giessenlanden is een amendement van 18 december 2008 over de mogelijkheid van woningsplitsing aangenomen.

De gemeente wil bereiken dat bestaande grote panden voor extra woongelegenheid kunnen worden gebruikt, zodat er meer kostendragers zijn om het pand in stand in te houden. In die gevallen kan dat zonder dat sprake is van extra bebouwing of verstening (op wat bijgebouwen na). Omdat het vaak gaat om grote boerderijvolumes, draagt de regeling bij aan behoud van de karakteristieken van de linten. Op deze manier wordt ook leegstand en verpaupering van (grote) panden voorkomen.

'1.000 m³'-regeling

De '1.000 m³'-regeling geeft veel discussie over de gewenste afperking ten opzichte van andere situaties, wat bij de exacte bestemmingsplanomschrijvingen een rol speelt. De '1.000 m³'-regeling is een verbreding van de splitsingsregeling naar andere grote panden, waarbij het achterhuis nuttig voor bewoning kan worden gebruikt. Om het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te stimuleren, kent de gemeente nu een splitsingsregeling bij rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Door de status van monument zijn deze beide tegen sloop beschermd. Daarnaast kan op grond van de Erfgoedverordening een lijst van karakteristieke panden opgesteld worden. Ook deze panden zouden gesplitst kunnen worden. De vierde categorie is het splitsen van grote panden (>1.000 m³). Deze panden hebben geen beschermde status.

Bij het uitwerken van deze splitsingsregeling (>1.000 m³) is in eerste instantie gekeken naar de algehele werking van de op te stellen beleidslijn waarbij beeldkwaliteit en cultuurhistorie van belang zijn, de handhaafbaarheid van gemeentelijk beleid, de rol en functie van bestemmingsplannen, de consequenties van andere wet- en regelgeving voor de op te stellen splitsingsregeling. Een beleidslijn voor een splitsingsregeling moet op dezelfde wijze voor alle burgers van de gemeente Giessenlanden toepasbaar zijn. Het handhaven van gemeentelijk beleid ten aanzien van het in stand houden van cultuurhistorische dorpskernen en de werking van vastgestelde bestemmingsplannen zijn gebaat bij strakke algemene beleidslijnen. Burgemeester en wethouders kunnen in individuele gevallen altijd gemotiveerd van de algemene regels afwijken.

Ruimtelijke kwaliteit

Doordat de splitsingsregeling is verbreed naar onbeschermde panden, is de discussie verschoven naar de vraag of splitsing alleen betrekking heeft op bestaande panden of dat dergelijke panden dan ook nieuw mogen worden gebouwd.

Bij het mogelijk maken van ontwikkelingen, is de ruimtelijke kwaliteitswinst in zowel cultuurhistorische dorpskernen als het buitengebied van belang. Bij ruimtelijke kwaliteit spelen onder andere beeldkwaliteit en cultuurhistorie een belangrijke rol. In Giessenlanden worden deze met name bepaald door het landelijk gebied, de Giessen en de historische bebouwing in zowel de dorpskernen als de linten. In de toekomst dient ruimtelijke kwaliteit zoveel mogelijk te worden behouden en versterkt. Voor de linten (in zowel dorpskernen als buitengebied) houdt dit in dat een netto toename van bebouwing niet wenselijk is. De transparantie van het lint door de doorzichten naar het open landschap dient zoveel mogelijk te worden behouden. Indien realisatie van een nieuwe wooneenheid in het pand vanwege bouwtechnische redenen of de slechte staat van het pand onmogelijk is en het pand moet worden gesloopt, dan dient het nieuwe pand de uiterlijke verschijningsvorm van het originele pand te krijgen. Terugbouw van twee losse woningen is te allen tijden niet toegestaan. De splitsing wordt als afwijkingsregeling in de bestemmingsplannen opgenomen.

Voorstel voor de toepassing

Wanneer dit wordt toegepast op de verschillende bestemmingen komen we bij splitsing van panden tot het volgende voorstel, waarbij we uitgaan van:

  • panden van 1.000 m³;
  • te splitsen in maximaal 2 woningen.

Ingeval van een agrarische bestemming:

  • inwonen is mogelijk; splitsing tijdens de agrarische bestemming is niet wenselijk omdat:
    • 1. enerzijds een 2e agrarische bedrijfswoning zonder noodzaak niet is toegestaan;
    • 2. anderzijds de extra woning (als burgerwoning) de agrarische bedrijfsvoering niet mag schaden;
  • bij bedrijfsbeëindiging kan het pand wel gesplitst worden via een wijzigingsbevoegdheid naar wonen.

Ingeval van een bedrijfsbestemming:

Ook hier moet een woonbestemming ten gevolge van splitsing de bedrijfsvoering niet schaden. Splitsing is daarom alleen bij bedrijfsbeëindiging mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid.

Ingeval van een woonbestemming:

  • bij een bestaand pand is een afwijking mogelijk naar twee woningen;

Bij het splitsen van burgerwoningen > 1.000 m³ gaat het om alle woningen. Er wordt geen onderscheid gemaakt worden tussen wonen en wonen in 'streekeigen' woningen of in villa's.

Voorwaarden voor het inpandig, grondgebonden splitsen van het oorspronkelijke hoofdgebouw in meerdere woningen zijn (globaal):

  • het betrokken hoofdgebouw heeft een inhoud van minimaal 1.000 m³;
  • één van de woningen heeft na splitsing een inhoud van minimaal 400 m³;
  • het aantal woningen na splitsing bedraagt niet meer dan twee;
  • de uiterlijke verschijningsvorm van het hoofdgebouw wordt niet wezenlijk aangetast en de schil van de bestaande bebouwing blijft intact, zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting;
  • de totale inhoud van het hoofdgebouw wordt niet vergroot;
  • de netto bebouwing niet toeneemt;
  • de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en bijgebouwen is maximaal 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m² per woning;
  • er geen benadeling ontstaat van (agrarische) bedrijfsvoering.

Beschermd dorpsgezicht

Een deel van de kern Noordeloos ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied en is aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Beschermd dorpsgezicht is een kwalificatie van een gebouw of een groep gebouwen die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang. In het beschermde dorpsgezicht van Noordeloos staan enkele historische boerderijen uit de 17e en 18e eeuw. Wanneer deze gebouwen aangemerkt zijn als 'beschermd dorpsgezicht' mogen deze niet worden afgebroken of worden gewijzigd zonder een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders. Ook gebouwen die niet worden aangemerkt als monument, kunnen hieronder vallen. Vaak bepalen een aantal gebouwen samen, of de ruimtelijke structuur en de onderlinge samenhang van de gebouwen, het historisch karakter van een dorp. Beschermde dorpsgezichten zijn als zodanig aangewezen ingevolge de toepassing van artikel 35 van de Monumentenwet 1988, en daarmee een rijksmonument.

4.4.2 Archeologie

In opdracht van acht gemeenten in de regio Alblasserwaard Vijfheerenlanden heeft BAAC bv voor het gehele grondgebied van deze gemeenten een archeologische inventarisatie uitgevoerd en vervolgens een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgesteld. De gemeenteraad van Giessenlanden heeft op 24 maart 2011 het archeologiebeleid afgestemd op dit onderzoek vastgesteld. Op de kaart is te zien dat in het buitengebied van Giessenlanden redelijk veel archeologische sporen te verwachten zijn. Een groot deel van het plangebied heeft een middelmatige tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Het overige gebied heeft een lage archeologische verwachtingswaarde.

Het vastgestelde gemeentelijk archeologisch beleid wijkt op een aantal punten af van het provinciaal en rijksbeleid inzake archeologie. Oorzaak hiervan is dat het onderzoek in de regio Alblasserwaard Vijfheerenlanden secuurder en op een groter detailniveau is uitgevoerd dan het hoger overheidsbeleid. Nieuwe bouwplannen dienen getoetst te worden aan het gemeentelijk archeologisch beleid zoals vastgelegd op de archeologische verwachtings- en beleidskaart Giessenlanden.

In het plangebied gelden verschillende archeologische verwachtingswaarden, variërend van een lage tot zeer hoge kans op het aantreffen van archeologische sporen. Voor elke betreffende zone wordt in het bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming met bijbehorend vergunningenstelsel opgenomen.

Ingeval van bouwactiviteiten dient met het archeologische belang rekening te worden gehouden. Om deze belangenafweging te kunnen afdwingen, wordt in het bestemmingsplan bepaald dat op gronden voorzien van de dubbelbestemming uitsluitend mag worden gebouwd, indien:

  • de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

In de dubbelbestemmingen wordt tevens bepaald dat voor ingrepen (werken of werkzaamheden) die een bedreiging voor (eventueel) aanwezig archeologisch erfgoed kunnen vormen, een omgevingsvergunning is vereist.