direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid
Plan: Buitengebied Giessenlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP8001-vast

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Agenda landbouw

De agenda biedt een visie van de provincie op de ontwikkeling van een duurzame, economisch rendabele landbouw. Daarnaast bevat de agenda een strategie om tot een dergelijke landbouw te komen en een uitwerking per regio. Om een heldere aanpak en uitwerking te geven aan de gebieden ligt er een accent op People, Planet of Profit.

  • 1. De agrarische topgebieden waar de landbouw een blijvend perspectief heeft voor productie op de wereldmarkt. In termen van 'de drie P's' staat in het perspectief voor deze gebieden Profit centraal.
  • 2. De agrarische gebieden met een opgave waar de huidige of toekomstige omstandigheden zullen leiden tot lagere productiviteit en rendabiliteit. Voor deze gebieden ligt er een transformatieopgave. Deze transformatie kan een andere vorm van landbouw inhouden (meer rendement), maar ook een overgang naar andere functies. In het perspectief voor deze gebieden staat Planet centraal.
  • 3. De agrarische gebieden onder invloed van de stad met de hoge potentie om de regionale markt te gebruiken voor de afzet van (specialistische) producten en diensten. Voor deze gebieden is People het kernbegrip.

Het grootste deel van het buitengebied van Giessenlanden is aangeduid als Agrarisch Topgebied, slechts een klein deel ten noorden van Giessenburg is aangewezen als Agrarisch gebied met een opgave.

Agrarisch Topgebied

De inzet van de provincie in de Agrarisch Topgebieden is gericht op het in stand houden en verbeteren van de toegankelijkheid tot het distributienetwerk (van leverancier tot afnemer) en het verbeteren van de landbouwstructuur (verkaveling, huiskavels, schaalvergroting, etc.). Productiebeperkende randvoorwaarden, zoals het verbod op het dempen van dwarssloten, worden zoveel mogelijk weggenomen. Dit met inachtneming van het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit in die gebieden en verduurzaming op het vlak van watermanagement en biodiversiteit. Specifiek voor de veenweiden blijft, op Europese schaal gezien, een productienadeel bestaan vanwege de grondslag en beperkte drooglegging.

Voor de landbouw in de topgebieden zal de provincie een bescheiden rol spelen. Het is vooral belangrijk dat bestaande provinciale kaders voldoende ruimte bieden voor de gewenste ontwikkeling van de sector. Deze ruimtelijke regie richt zich op handhaving van de agrarische functie, het tegengaan van verrommeling en het bieden van ruimte voor schaalvergroting.

Agrarisch gebied met een opgave

De gebieden met een opgave zijn gebieden waar de huidige of toekomstige omstandigheden zullen leiden tot lagere productiviteit en rendabiliteit. In de veenweidegebieden komt dit door het voortdurend blijven dalen van de bodem. De gevolgen hiervan zijn duidelijk zichtbaar in het landschap. Door de daling van de bodem is er geen sprake van een duurzaam water- en bodemsysteem. Ook zorgt deze daling voor toenemende beheerkosten voor water, infrastructuur en extra CO2-uitstoot.

Om de melkveehouderij te behouden is een transitieproces voor de periode tot 2025 nodig. De bedrijven verbeteren de rendabiliteit, bijvoorbeeld door schaalvergroting in combinatie met extensivering op de nattere delen. Peilverhoging om daarmee de bodemdaling te verminderen, wordt gecombineerd met aangepaste landbouwmethoden.

De provincie prioriteert agrarisch natuurbeheer als onderdeel van deze aangepaste bedrijfsvoering en stimuleert onderzoek naar innovaties als onderwaterdrainage.

De inzet van de provincie is hier gericht op het in stand houden van de landbouw als drager van het landschap met kwaliteiten als openheid, agrarische identiteit, cultuurhistorie en duurzaam bodem- en waterbeheer.

In de Alblasserwaard is nog een redelijk sterke agrarische structuur aanwezig, waardoor overgang naar beheerlandbouw nog niet nodig is. Het effect van bodemdalingremmende innovaties (zoals onderwaterdrainage) zal hier het grootst zijn. Om de bodemdaling te remmen, komt er wel een verbod op maïs-/ruwvoederteelt.

Acties en maatregelen

Voor zowel de Agrarisch Topgebieden als de Agrarische gebieden met een opgave worden de volgende acties en maatregelen genoemd, die voor het bestemmingsplan relevant zijn:

  • 4. Ruimte bieden voor bouwpercelen (bouwsteden) van maximaal twee hectare.
  • 5. Dempen van dwarssloten vergunningvrij maken voor aspect landschap.
  • 6. Beperking van maïs-/ruwvoederteelt.

De provincie regelt verder:

  • a. Voor de kwetsbare veenweidegebieden zoals opgenomen op de maïs-/ruwvoederkaart Provinciale Structuurvisie dat 0% maïs/ruwvoeder is toegestaan, teneinde de bodemdaling tegen te gaan.
  • b. Voor de overige (minder kwetsbare) veengebieden zoals aangeduid op de kwaliteitskaart mag op maximaal 20% van de bedrijfsoppervlakte ruwvoerteelt plaatsvinden. Dit percentage wordt gesteld om landschappelijke redenen, natuurwaarden (weidevogels) en een (beperkt) positief effect op nog aanwezige bodemoxidatie.

Gemeenten kunnen een uitzondering maken voor ondernemers in kwetsbare gebieden die aan kunnen tonen dat de teelt plaats heeft op zodanige wijze dat die geen invloed heeft op de bodemdaling, tot een maximum van 20% maïs/ruwvoeder van de totale bedrijfsoppervlakte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0689.BP8001-vast_0002.png"

2.3.2 Structuurvisie Zuid-Holland (vastgesteld 2 juli 2010) en 1e herziening (februari 2011)

In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. In de grote landschappelijke eenheden zet Zuid-Holland zich in voor behoud van leefbaarheid en economische vitaliteit van het landelijk gebied en realisering van een robuust natuur- en watersysteem. De provincie wil het landschap in Zuid-Holland met alle kernkwaliteiten gebiedsgericht versterken. De kernkwaliteiten in algemene zin zijn diversiteit, openheid, rust en stilte.

De provincie benoemt de volgende provinciale belangen om een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap te realiseren:

  • Ontwikkelen en behouden van vitale en waardevolle landschappen.
  • Cultuurhistorische Hoofdstructuur behouden.
  • Verbetering belevingswaarde en vermindering verrommeling van het landschap.
  • Realiseren van een complete Ecologische Hoofdstructuur.

Specifiek voor de Alblasserwaard/Vijfheerenlanden benoemt de provincie de volgende gebiedsopgaven:

  • Een perspectief bieden voor de landbouw als drager van het veenweidekarakter, perspectief bieden voor de fruitteeltconcentraties als kenmerk van de overgang naar het rivierenlandschap, bodemdaling afremmen, een robuust watersysteem realiseren en de Groene Ruggengraat aanleggen.
  • In de Merwedezone, gelegen op de grens van het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad, de Betuweroute en de A15, vindt de komende jaren herstructurering en transformatie plaats. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen de gemeenten en de provincie, die zijn vastgelegd in de Transformatievisie Merwedezone. De provincie wil in dit gebied stedelijke ontwikkelingen begeleiden en daarbij een goede overgang tussen stad en land realiseren. Het gezamenlijke toekomstbeeld voor de Merwedezone omvat een waterrijk groengebied ten noorden van de Betuweroute (op kaart aangegeven als zoeklocatie regiopark), herstructureren van bedrijventerreinen en intensiveren van bebouwing bij de bestaande en nieuwe haltes van de Merwede-Lingelijn. Er zijn ook gebieden (het Oog en Papland) benoemd waar mogelijk na 2015 verstedelijking kan plaatsvinden, als daar tegen die tijd behoefte aan is en er geen ruimte meer is binnen de kernen. Deze zijn als transformatiegebieden op de kaart aangegeven. Dit vergt wel nadere onderbouwing en afstemming op regionaal niveau.
  • Verder is afgesproken dat er in het gebied 40 MW duurzame energie wordt opgewekt, te realiseren in de vorm van windenergie of andere vormen van duurzame energie en passend binnen de plaatsingsvisie windenergie.

Kwaliteitskaart

De kwaliteitskaart bevat de aanduidingen voor de bestaande en gewenste ruimtelijke kwaliteiten voor het stedelijk en landelijk gebied tot 2020, voor zover van provinciaal belang. De aanduidingen hebben een globaal karakter. De kwaliteitskaart geeft richting en stelt randvoorwaarden aan de ordening en ontwikkeling van de mogelijke en gewenste functies. Daarmee zijn de functiekaart en de kwaliteitskaart evenwaardig en complementair.

Op de kwaliteitskaart is een verzameling van kenmerkende landschapselementen aangegeven die in veel van de landschappen het beeld mede bepalen. De provincie Zuid-Holland wil dat de afwisseling in landschappen en de kenmerkende waardevolle landschappen behouden blijven. Op grond van de verschillen in bodem, ontstaansgeschiedenis, het huidige gebruik en de verschijningsvorm is een onderscheid gemaakt. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijvoorbeeld de identiteit van gebieden versterken door oude verkavelingspatronen zichtbaar te maken.

Voor het plangebied betreft het de volgende landschappen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0689.BP8001-vast_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0689.BP8001-vast_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0689.BP8001-vast_0005.png"

Veenweide-krekenlandschap

Het veenweide-krekenlandschap bestaat uit veenontginningen met herkenbare kreekruggen en kreekrestanten. Het is een agrarisch cultuurlandschap met diverse verkavelingspatronen en een hooggelegen boezemsysteem. Openheid is een leidende kwaliteit. Het microreliëf maakt het landschap en zijn ontstaansgeschiedenis leesbaar.

Rivierenlandschap

Het rivierenlandschap omvat binnendijks en buitendijks rivierengebied. Het binnendijks gebied bestaat uit oeverwallen, kommen, grienden en bossen. Kleinschalige ruimten op de oeverwallen en grootschalige ruimten en grondgebruik in de kommen. Buitendijks liggen de rivieren zelf, gekenmerkt door langgerekt en stromend open water, omzoomd met rietgorzen. Hoge dijken en dijkbebouwing begrenzen de rivieren.

Cultureel erfgoed topgebied

Cultuurhistorie is een van de dragers van ruimtelijke kwaliteit. De opgave voor het ruimtelijk beleid is om vanuit een integraal perspectief:

  • te bevorderen dat cultuurhistorisch waardevolle structuren, complexen, ensembles en elementen behouden blijven;
  • te bevorderen dat de cultuurhistorie kan worden beleefd en bijdraagt aan de recreatief toeristische kwaliteit van het landelijk gebied.

Binnen de provincie ligt hierbij het accent op die gebieden en structuren waar cultuurhistorische waarden in hoge mate voorkomen. Dit betreft de zogeheten topgebieden en kroonjuwelen cultureel erfgoed.

Het buitengebied van Giessenlanden is op de kwaliteitskaart aangegeven als Cultureel erfgoed topgebied. Dit zijn gebieden waar cultuurhistorische en landschappelijke waarden in bijzondere mate en in onderlinge samenhang voorkomen. Het cultureel erfgoed is hier nog in grote mate bepalend voor het karakter en de ruimtelijke kwaliteit.

Voor het Cultureel erfgoed topgebied geldt de richtlijn continuïteit van karakter.

De richtlijn continuïteit van karakter betekent voor dit gebied het:

  • behouden en versterken van de samenhang tussen alle onderdelen binnen deze ruimtelijke eenheid: waterlopen, donken, kavelsloten, landscheidingen, kavelstructuur en monumentale boerderijlinten, knotbomen, eendenkooien, hovelingen en huftbosjes;
  • zichtbaar houden van de driedeling in ruimtelijke structuur: het regelmatig verkavelde middengebied, de iets minder regelmatige omgeving van het veenriviertje de Giessen in het zuiden en het gebied dat bepaald wordt door donken en kronkelige bovenlopen van de Giessen in het oosten;
  • herkenbaar houden van het bestaande verkavelingspatroon van middeleeuwse (cope)ontginningen;
  • bij nieuwe ontwikkelingen de bestaande ruimtelijke eenheden – die samenhangen met de middeleeuwse polderontginningen – als leidraad nemen.

Functiekaart

De functiekaart bevat in verschillende kleuren de aanduidingen voor de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies voor het stedelijk en landelijk gebied in de provincie tot 2020. De functies waarvan de locatie en begrenzing vastliggen, zijn in kleur en vlakdekkend aangegeven. Veelal is sprake van één hoofdfunctie, in sommige gevallen is sprake van een combinatie van functies in hetzelfde gebied.

Op de functiekaart van de structuurvisie is het plangebied als volgt aangewezen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0689.BP8001-vast_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0689.BP8001-vast_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0689.BP8001-vast_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0689.BP8001-vast_0009.png"

De uiteenlopende randvoorwaarden per gebied op grond van klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en economie zijn vertaald in vier verschillende categorieën. Die geven aan wat als belangrijke ontwikkelingen wordt gezien in het betreffende gebied. Voor wat betreft het buitengebied van Giessenlanden zijn de aanduidingen 'Agrarisch landschap - inspelen op bodemdaling' en '(Overig) agrarisch landschap' van toepassing.

Agrarisch landschap - inspelen op bodemdaling

Om bodemdaling af te remmen geldt als vertrekpunt: 'Substantieel afremmen van de bodemdaling binnen een robuust en klimaatbestendig watersysteem, zodanig dat het op lange termijn goed betaalbaar en beheersbaar is en dat rekening wordt gehouden met behoud en ontwikkeling van de landschappelijke kernkwaliteiten'. Door vernatting, mogelijk in combinatie met innovaties als onderwaterdrainage kan gewerkt worden aan het verminderen van bodemdaling.

Van belang blijft het behouden van het unieke Hollandse landschap van openheid, slagenverkaveling met lange kavels en vele sloten. Beheerdiensten, gericht op weidevogels, botanisch interessante slootkanten en waterberging leveren opbrengsten op. Verbreding van de bedrijfsvoering door (verblijfs)recreatie, streekeigen producten, educatie en zorg kan daar ook aan bijdragen. In de landbouwgebieden met veengronden die kwetsbaar zijn voor oxidatie bij bodembewerking, is de mogelijkheid van ruwvoerteelten (bijvoorbeeld maïsteelt) beperkt.

(Overig) agrarisch landschap

Verbreding ligt in deze gebieden niet voor de hand. Bijdragen aan een duurzame voedselproductie wel. Innovatie, schaalvergroting en structuurversterking blijven belangrijk om internationaal te kunnen concurreren. Akkerbouw en melkveehouderij zorgen ook in deze gebieden dat openheid kenmerkend blijft.

Weidevogelgebieden en overige natuurwaarden

Ook buiten de bovengenoemde natuur(gebieden) zijn er veel natuurwaarden in het landelijk gebied. Vaak zijn die kleinschaliger of hangen ze samen met een andere functie in het gebied, zoals weidevogels in het weidelandschap. De grondgebonden veehouderij speelt hierbij een belangrijke rol. Ook deze waarden zijn belangrijk en moeten door gemeenten beschermd worden.

2.3.3 Verordening Ruimte (vastgesteld 2 juli 2010) en 1e herziening (februari 2011)

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende bepalingen zijn relevant voor het bestemmingsplan.

Regels voor het gebied buiten bebouwingscontouren

Bebouwing ten behoeve van stedelijke functies buiten bebouwingscontouren is niet toegestaan, uitzonderingen hierop zijn onder andere:

  • ruimte-voor-ruimte;
  • nieuwe landgoederen;
  • niet-agrarische functies in vrijkomende agrarische bebouwing;
  • woningen in bebouwingslinten na sloop bestaande bebouwing;
  • uitbreiding bestaande niet-agrarische functies.

Nieuwe bebouwing ten behoeve van recreatieve functies buiten bebouwingscontouren is toegestaan voor:

  • kleinschalige bebouwing, uitgezonderd recreatiewoningen en bedrijfswoningen, passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van een gebied;
  • recreatiewoningen binnen gebieden voor verblijfsrecreatie.

Agrarische bedrijven

In de verordening zijn specifieke regels opgenomen waarmee in bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden:

  • agrarische bebouwing wordt geconcentreerd binnen het bouwperceel dat een maximale omvang heeft van 2 ha;
  • nieuwe bebouwing is alleen mogelijk als deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijfsvoering;
  • voor een volwaardig agrarisch bedrijf is maximaal een bedrijfswoning toegestaan of het aantal dat reeds is vergund;
  • nieuwe intensieve veehouderijen zijn uitgesloten;
  • nieuwvestiging van glastuinbouwbedrijven is buiten de concentratiegebieden niet toegestaan;
  • bij bestaande volwaardige glastuinbouwbedrijven is een oppervlak van 2 ha aan kassen toegestaan;
  • nieuwvestiging van boom- en sierteeltbedrijven is buiten de concentratiegebieden niet toegestaan;
  • bij bestaande volwaardige boom- en sierteeltbedrijven is een oppervlak van 300 m² aan kassen toegestaan;
  • nevenfuncties zoals zorg, minicampings en overige agro-gerelateerde voorzieningen zijn onder voorwaarden bij agrarische bedrijven toegestaan.

Ecologische Hoofdstructuur

  • bestemmingsplannen dienen de bestaande natuurgebieden te beschermen tegen significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden;
  • bestemmingsplannen voor de gronden die zijn aangewezen als zoekgebied wijzen geen bestemmingen aan die de instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant beperken.

Molenbiotoop

  • bestemmingsplannen voor gronden binnen de molenbiotoop van traditionele windmolens moeten de vrije windvang en het zicht op de molen voldoende garanderen;
  • oprichten van nieuwe bebouwing binnen een molenbiotoop is mogelijk indien de vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt is of zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.