direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied Giessenlanden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0689.BP8001-vast

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Intergemeentelijk Landschapskader 'Giessen, Linge, Zouwe'

De gemeenteraad heeft op 24 maart 2011 het Intergemeentelijk Landschapskader 'Giessen, Linge, Zouwe' vastgesteld, een gezamenlijk landschapsplan van de gemeenten Giessenlanden, Leerdam en Zederik. In het landschapsplan wil de gemeente bereiken dat (meer) rekening wordt gehouden met de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van het gebied, zodat deze niet sluipenderwijs verloren gaan. Gebiedseigen beplanting, een goede situering van gebouwen op het erf, het situeren en inpassen van paardenbakken, het voorkomen van verrommeling etc kan een positieve impuls aan de omgeving geven. Dit maakt het gebied aantrekkelijker om in te wonen en te recreëren.

Gezien de huidige kwaliteiten van het landschap en de problematiek en opgaven is gekozen voor de volgende doelstellingen voor het buitengebied voor de komende 10 jaar tot 2020:

  • Behouden en versterken van de verschillen tussen de landschapstypen van de uiterwaarden en stroomruggen van Lek en Linge en van de polders van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden.
  • Het behouden van de agrarische identiteit (open veenweidelandschap en fruitteelt); bieden van toekomstmogelijkheden en alternatieven aan de agrarische sector.
  • Behouden en versterken van archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten.
  • Optimaliseren van het beheer en de verbindingen tussen de natuurgebieden.
  • Het behouden van de ruimtelijke kwaliteit van de bebouwingslinten, randvoorwaarden stellen aan ontwikkelingen.
  • Streven naar kwalitatieve overgangen tussen de kernen en het buitengebied, knelpunten verbeteren.
  • Het versterken van de recreatieve gebruiksmogelijkheden en de samenhang van het recreatieve netwerk.

Als gevolg van de crisis en de daaruit volgende politieke en economische ontwikkelingen zijn tijdens het planproces bepaalde ambities ingehaald, zoals van de EHS. De gemeenten stellen zich volgend op ten opzichte van het veranderende beleid van het rijk en de provincie.

Specifiek voor de Alblasserwaard worden de volgende beleidsuitgangspunten genoemd:

  • Behouden en versterken van het open waterrijke veenweidelandschap met de middeleeuwse regelmatige copeontginning, slagenverkaveling en slotenpatronen.
  • Behouden van de kronkelende veenrivier de Giessen en de onderliggende stroomrug bij Broek als structurerende ontginningslijnen.
  • Behouden van de verhoogde ligging op donken van Hoogblokland, Hoornaar en Noordeloos.
  • Behouden en aanvullen van kenmerkende beplantingen op bestaande patronen, zoals erfbeplantingen, knotbomen langs kavelgrenzen, elzen langs achterkades of wegen, hovelingen, huftbosjes en eendenkooien. Project 'Groene linten'.
  • Behouden van open ruimtes tussen en in de linten. Behouden van het verschil tussen het noordelijk deel, waar weinig bebouwing aanwezig is en het zuidelijke deel waar meer lintbebouwingen zijn.
  • Behouden openbare oevers langs de Giessen.
  • Behouden onbebouwde en natuurlijke oevers langs de Giessen.
  • Gebiedseigen beplantingspatronen in de omgeving van de A27 en Betuwelijn versterken met behoud van grote open ruimten.
  • De Groene Ruggengraat nader ontwerpen met behoud van kavelpatronen en gebruikmakend van kenmerkende beplantingstypen.
  • Uitbreiden recreatieve voorzieningen. Goed inpassen recreatieve voorzieningen, zoals campings met witte stacaravans in de winter. Ook inpassen van parkeerplaatsen bij onder ander maneges is gewenst.

In het buitengebied speelt een groot aantal ontwikkelingen. Deze zijn gebonden aan de functies die het buitengebied vervult. Langzaamaan zien we naast de agrarische functie ook behoefte aan andere functies in het buitengebied, zoals bijvoorbeeld landelijk wonen, recreatie, natuur, bedrijvigheid en infrastructuur.

Deze thema's worden in het landschapsplan nader uitgewerkt en wordt aangegeven waar en op welke wijze deze ontwikkelingen gewenst of ongewenst zijn.

2.4.2 Structuurvisie Giessenlanden 'Buitengewoon' (18 december 2008)

Op basis van een gebiedsanalyse, input van de raad, de klankbordgroep en burgemeester en wethouders heeft de ontwikkelingsvisie voor Giessenlanden vorm gekregen. Per thema heeft het college diverse beslissingen genomen. Deze thema's komen in de visie terug. Onderstaande tekst geeft de voor het bestemmingsplan buitengebied van belang zijnde thema's en bijbehorende visies weer.

Ruimtelijke kwaliteit

  • De beeldkwaliteit in de historische kernen en linten wordt versterkt. Voornamelijk langs de Giessen en in Hoornaar, Noordeloos en Giessen-Oudekerk dient de beeldkwaliteit voor de toekomst gewaarborgd en versterkt te worden. Aandacht voor cultuurhistorie is vanzelfsprekend.
  • Het is van groot belang dat de karakteristieke doorzichten vanuit het bebouwingslint naar het open achterland en de Giessen behouden blijven.
  • Giessenlanden blijft een Groene Hart gemeente. Giessenlanden vormt de rand van het Groene Hart aan de zuidzijde. Het karakter van het Groene Hart domineert in het Giessenlandse landschap. Daarentegen vormt de oprukkende bebouwing van de Merwedezone aan de zuidzijde van de gemeente een andere eigenschap van het gebied.
  • Om te voorkomen dat de verstedelijking nog verder noordwaarts het gebied intrekt, wordt een agrarische bufferzone gecreëerd. Het buffergebied voorziet tevens in de situering van de oost-westlopende provinciale ecologische verbindingszone.
  • De zone tussen het agrarisch buffergebied en Giessenburg en Arkel kan worden gezien als overgangszone van het open landschap naar het stedelijk gebied. Hier kan vorm aan gegeven worden door in kleine hoeveelheden, in lage dichtheden, dorps en in het groen te bouwen.
  • Met betrekking tot natuurontwikkeling in het landelijk gebied vindt een tracéstudie plaats naar de Groene Ruggengraat (voorheen Natte As), zoals aangegeven in de Nota Ruimte en het Uitvoeringsprogramma 2007-2013 Groene Hart. De Groene Ruggengraat is een nationale robuuste ecologische verbindingszone die kansen biedt voor recreatie- en natuurontwikkeling ter plaatse.
  • Onderzocht wordt of er meer gebruik kan worden gemaakt van het Cultuurfonds voor Monumenten Zuid-Holland voor restauratiewerkzaamheden van monumenten en beeldbepalende panden in beschermd dorpsgezicht.
  • Eigenaren van lokale monumenten worden jaarlijks geïnformeerd over de mogelijkheden van financiële ondersteuning.
  • De term 'beeldbepalend' wordt alleen van toepassing verklaard op als zodanig aan te wijzen panden binnen door het Rijk aangewezen dorpsgezichten en panden binnen de gemeente aan te wijzen beschermde dorpsgebieden.
  • Karakteristieke panden, welke als voormalige woning met bedrijf bestemd geweest zijn met een minimale inhoud van 1.000 m³ kunnen in aanmerking komen voor een tweede woning. Het splitsen van karakteristieke (voormalige) boerderijen gaat verstening tegen, draagt bij aan behoud van het pand en kan bijdragen aan enige groei.
  • Voldoen aan de landelijke normen voor waterbeheer, zodat inwoners voldoende garantie hebben voor het hebben van droge voeten.
  • Voldoende water en groen in de kernen realiseren zodat ook vanuit de kernen een link met het omliggende landelijke gebied wordt gemaakt en het landschap als het ware in de dorpen wordt voortgezet en zichtbaar blijft.

Brede plattelandsontwikkeling

  • Het open slagenlandschap is kenmerkend voor de gemeente. Om de openheid te behouden wordt gestreefd naar clustering van bebouwing.
  • Verbreding in de landbouw is wenselijk om de grondgebonden veehouderij zoveel mogelijk in het gebied te behouden. Nevenactiviteiten kunnen een dusdanige economische impuls geven dat kleinschalige agrarische bedrijven kunnen blijven bestaan. Verder worden mogelijkheden geboden aan voormalige agrarische complexen.
  • Ruimtelijk gezien heeft erfbeplanting rond agrarische bebouwing grote invloed op de beeldkwaliteit van het platteland. Gestreefd wordt naar behoud van gebiedseigen erfbeplanting. Bij nieuwe locaties is het wenselijk erfbeplanting die van oorsprong voorkomen binnen het gebied nieuw aan te planten.
  • De Ruimte-voor-Ruimteregeling wordt alleen onder stringente randvoorwaarden toegepast met oog voor de omgeving.
  • De gehele Giessen is aangewezen als ecologische verbindingszone. Dit betekent dat de waterkwaliteit omhoog moet en zoveel mogelijk natuurlijke oevers moeten worden gecreëerd.

De recreant in beeld

  • De ontwikkelingsvisie is gericht op uitbreiding van aan het landelijk gebied gerelateerde extensieve recreatie.
  • Een recreatieve zonering op de structuurvisiekaart geeft aan waar extensieve vormen (kleinschalig, niet gemotoriseerd, routegebonden) en minder extensieve vormen (grootschalig, gemotoriseerd, locatiegebonden) van recreatie gewenst zijn: de Giessen, ten westen van de N216, wordt bestemd voor de minder extensieve recreatie zoals kampeerterreinen en recreatie ligplaatsen voor pleziervaartuigen. De Giessen ten oosten van de N216 is bestemd voor extensieve recreatie zoals kamperen bij de boer en kanovaren.
  • Bij elke kern wordt een 'ommetje' gecreëerd ten behoeve van bewoners. Zo mogelijk worden deze ommetjes aan elkaar geknoopt.
  • Stimuleren van de aanleg van wandelpaden en boerenlandpaden (op basis van vrijwillige medewerking).
  • De recreatieve potenties van het gebied De Donk nabij Hoornaar en de visput nabij Hoogblokland worden benut.

Buitengewoon duurzaam

  • Meer samenwerking wordt gezocht met milieu- en natuurorganisaties en de agrarische sector.
  • Er wordt een milieubeleid ontwikkeld onder het motto 'een beter milieu begint bij jezelf'.
  • Het streven is dat elke nieuwe ontwikkeling zelf voor voldoende waterberging c.q. watercompensatie zorgt.
  • Wensbeeld om langs de A15 in de gemeente Giessenlanden drie windturbines te plaatsen.
  • In de agrarische bufferzone wordt een onderzoek gestart naar mogelijkheden voor het realiseren van een kleinschalige biomassa-installatie op terreinen zelf.

2.4.3 Beleidslijn woningsplitsing

Bij de vaststelling van de structuurvisie Giessenlanden is een amendement over de mogelijkheid van woningsplitsing aangenomen. De gemeente wil bereiken dat bestaande grote panden voor extra woongelegenheid kunnen worden gebruikt, zodat er meer kostendragers zijn om het pand in stand te houden. In die gevallen kan dat zonder dat sprake is van extra bebouwing of verstening (op enkele bijgebouwen na). Omdat het vaak gaat om grote boerderijvolumes, draagt de regeling bij aan behoud van de karakteristieken van de linten. Op deze manier wordt leegstand en verpaupering van (grote) panden voorkomen. Voorwaarden voor inpandig, grondgebonden splitsen van het oorspronkelijke hoofdgebouw in meerdere woningen zijn (globaal):

  • het betrokken hoofdgebouw heeft een inhoud van minimaal 1.000 m³;
  • één der woningen heeft na splitsing een inhoud van minimaal 400 m³;
  • het aantal woningen na splitsing bedraagt niet meer dan twee;
  • de uiterlijke verschijningsvorm van het hoofdgebouw wordt niet wezenlijk aangetast en de schil van de bestaande bebouwing blijft intact, zoals dit bepaald is door hoofdafmetingen, onderlinge maatverhoudingen, dakvorm en nokrichting;
  • de totale inhoud van het hoofdgebouw wordt niet vergroot;
  • de nette bebouwing mag niet toenemen;
  • de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en bijgebouwen is maximaal 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m² per woning;
  • er mag geen benadeling ontstaan van (agrarische) bedrijfsvoeringen.
2.4.4 Gebiedsvisie geur extensieve veehouderijen

Binnen de gemeente Giessenlanden is de extensieve veehouderij sterk vertegenwoordigd, waarbij het veelal gaat om melkveehouderijen. Een groot aantal van deze bedrijven is gevestigd binnen cultuurhistorische linten, waarbij op korte afstand van de veehouderijen woningen zijn gelegen. Hierdoor worden de veehouderijen in veel gevallen belemmerd in hun bedrijfsontwikkeling. Deze situatie is verder versterkt door het in werking treden van het Besluit landbouw milieubeheer (ter vervanging van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer en een aantal andere besluiten), waardoor de minimaal vereiste afstand tot woningen van derden in lintbebouwingen en in de bebouwde kom is vergroot van 50 naar 100 m. Veel bedrijven die onder het Besluit melkrundveehouderijen wel voldeden aan de minimaal vereiste afstand, voldoen sinds de inwerkingtreding van het Besluit landbouw niet meer aan de nieuwe minimaal vereiste afstand en worden daardoor in hun bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden beperkt. Feitelijk is er echter niets veranderd aan het hinderniveau ter plaatse van de omliggende gevoelige functies. Indien een veehouderij niet onder het Besluit valt, is de vergunningplicht van toepassing. Met de inwerkingtreding van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) hebben gemeenten de mogelijkheid gekregen om een kleinere minimumafstand tussen een extensieve veehouderij en een geurgevoelig object te accepteren, door middel van een gemeentelijke geurverordening. Op die manier gaan deze veehouderijen niet 'op slot' en worden bestaande en/of toekomstige knelpunten zo veel mogelijk voorkomen. Daarnaast worden ook ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van de veehouderijen, zoals de realisatie van woningen in de cultuurhistorische linten en neven- en vervolgfuncties niet onnodig belemmerd.

Bij de gemeentelijke verordening is een 'Gebiedsvisie geur' opgesteld, waarin wordt onderbouwd waarom wordt afgeweken van de wettelijk vereiste minimale afstanden. De onderhavige gebiedsvisie geur beperkt zich tot de extensieve veehouderijen, voormalige agrarische bedrijfswoningen (bij zowel extensieve als intensieve veehouderijen) en de neven- en vervolgfuncties. De minimaal vereiste afstanden zijn vastgelegd in een gemeentelijke geurverordening, welke op 28 mei 2009 is vastgesteld. Deze verordening vormt de wettelijke basis voor het toetsen van vergunningaanvragen.