direct naar inhoud van 4.2 Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief
Plan: Kapelle Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.buitengebied-OW01

4.2 Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief

Naar een bredere functionaliteit

De oriëntatie op beleidskader (hoofdstuk 2) en de analyse van functies / ontwikkelingen (hoofdstuk 3) geven aan dat de functie en positie van het landelijk gebied (sterk) wijzigen en zich ook midden in dat veranderingsproces bevindt. De betekenis van de gangbare landbouw als de sociaal-economische drager en functiebepalende factor voor het buitengebied neemt af. Een bredere functionaliteit van het landelijk gebied ontstaat en is ook nodig om het landelijk gebied een blijvende plaats in de samenleving te geven.
De economische toekomst van het landelijk gebied hangt niet meer alleen af van ontwikkelingen in de landbouw maar ook van de mogelijkheden / ontwikkelingen van het landelijk gebied voor vormen van gebruik als wonen, toerisme en recreatie en niet-agrarische bedrijvigheid / werkgelegenheid. Daarnaast moet rekening worden gehouden met een toenemende waardering / beleving van het landelijk gebied als omgevingsfactor (natuur, landschap, rust, ruimte) en eventueel met nieuwe ruimtelijke claims ten behoeven van waterbeheer.
Kortom de betekenis van de (grondgebonden) landbouw als belangrijkste sociaal-economische drager van het platteland en verschaffer van werkgelegenheid wordt minder, maar de betekenis van het landelijk gebied voor de samenleving neemt eerder toe dan af.

De verschuiving / verandering van positie en functie van het landelijk gebied is ook aan de orde in Kapelle. De gangbare landbouw bevindt zich in een overgangsfase: van subsidies naar markt, van bulk naar diversiteit en kwaliteit en van milieubelastend naar milieuvriendelijk. Sleutelwoorden bij het zoeken naar perspectieven en oplossingen voor de landbouw zijn duurzaamheid en diversiteit, waarbij verwacht moet worden dat er uiteindelijk voor een deel van de bestaande bedrijven geen perspectief zal zijn (wat zal leiden tot een afname van het aantal agrarische bedrijven). Deze ontwikkelingen laten overigens onverlet dat wat betreft ruimtegebruik de grondgebonden landbouw ook in de toekomst in ruimtelijk en landschappelijk opzicht de drager zal blijven van het buitengebied van Kapelle, als belangrijkste ruimtegebruiker en beheerder van het gebied.
De bredere functionaliteit van het landelijk gebied in Kapelle komt met name tot uitdrukking in de aanwezigheid / vestiging van agrarisch verwante bedrijven en niet-agrarische bedrijven.

Uit de inventarisatie en analyse van het plangebied komt ook naar voren dat het landelijk gebied van Kapelle beschikt over sterke omgevingskwaliteiten, tot uitdrukking komend in waardevol natuurgebied (Kapelse Moer), een herkenbaar landschap (dijken, polders) en ruimte en openheid. Deze omgevingskwaliteiten zijn van grote betekenis voor de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van het plangebied.

Hoofddoelstelling

Het ruimtelijk beleid voor het buitengebied zal moeten inspelen op deze verandering van positie en functie van het landelijk gebied. Dit noodzaakt tot een andere benadering van de ruimtelijke ordening en de sturing van het grondgebruik in het buitengebied: minder verdelen en toedelen van ruimte als sturend kader maar veel meer toetsen van activiteiten aan hun economische en ruimtelijk-kwalitatieve bijdrage aan het landelijk gebied. Het ruimtelijk beleid zal daarbij gericht moeten worden op die grotere integrale en multifunctionele betekenis en toekomst van het landelijk gebied en op de specifieke kansen en ontwikkelingsrichtingen die daarbij voor Kapelle aan de orde zijn en op behoud en verdere ontwikkeling van die sterke omgevingskwaliteiten. De regeling Nieuwe economische dragers uit het IOP sluit aan op deze andere benadering: bepalen van de planologische ruimte voor niet-agrarische activiteiten in het landelijke gebied in combinatie met bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit.
Gelet op het vorenstaande wordt voor het bestemmingsplan Buitengebied van Kapelle de volgende hoofddoelstelling geformuleerd:

Behoud en ontwikkeling van de economische vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied.

Het gaat daarbij nadrukkelijk om de combinatie en de onderlinge versterking van economische vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit: zoeken naar een breder sociaal-economisch draagvlak dat tevens bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied.

Economische vitaliteit

Versterking van economische vitaliteit richt zich op het waarborgen van een sociaal-economisch goed functionerend platteland. Ondanks de vermelde ontwikkelingen en trends met betrekking tot de landbouw blijft de (grondgebonden) landbouw ook in de toekomst een belangrijke rol spelen als ruimtegebruiker en beheerder van het landelijk gebied van Kapelle.
Het versterken van de economische vitaliteit zal zich dan ook in eerste instantie moeten richten op het creëren van de ruimtelijke mogelijkheden voor een ontwikkeling naar verbrede, duurzame en multifunctionele landbouw.
In de situatie van Kapelle zal die economische vitaliteit via de volgende twee sporen ingevuld moeten worden: het spoor van duurzame en zo flexibel mogelijke agrarische ontwikkeling en het spoor van verbrede plattelandsontwikkeling.

Het spoor van de duurzame, flexibele en concurrerende agrarische ontwikkeling richt zich op het in het ruimtelijk beleid ruimte geven aan de landbouw om te kunnen inspelen op de noodzakelijke aanpassingen en veranderingen en perspectieven binnen deze sector (verbreden en vernieuwen van de landbouw). Dit betekent een ruimtelijk beleid dat de grondgebonden bedrijfsvormen ruimte en flexibiliteit biedt ten aanzien van uitbreiding, ontwikkeling van neventakken, omschakeling en verandering in grondgebruik. Daarbij gelden uiteraard wel als randvoorwaarden de in het IOP vastgelegde regels en normen ten aanzien van onder meer bebouwing, ontwikkeling en neventakken, in acht te nemen zones tot woon- en verblijfsrecreatiegebieden (agrarische bufferzones) en waar sprake is van bestaande natuurgebieden van afstemming van agrarische gebruiksmogelijkheden op de natuurfunctie.
Binnen dit beleidsspoor past / hoort ook uitdrukkelijk het inspelen op omschakeling naar biologische landbouw.

Het spoor van de verbrede plattelandsontwikkeling richt zich op het benoemen en in het ruimtelijk beleid mogelijk maken van nieuwe economische dragers. De planologische ruimte voor nieuwe economische dragers is vastgelegd in het IOP. Dit biedt voor het plangebied mogelijkheden voor activiteiten als landbouwverwante functies, opslag, ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, overige ambachtelijke bedrijven, aan-huis-gebonden-beroepen, medisch(verwante) dienstverlening, overige dienstverlening en dagrecreatieve voorzieningen. Hieruit blijkt een accent voor bedrijvigheid, dienstverlening en dagrecreatie.

Ruimtelijke kwaliteit

Naast economische versterking is behoud van de ruimtelijke verscheidenheid en identiteit van belang voor de toekomst van het landelijk gebied. De (culturele) identiteit en landschappelijke en ecologische kwaliteit van het landelijk gebied vormen mede voorwaarden voor economische en sociale ontwikkeling. Het is van belang om die identiteit en kwaliteit voor het landelijk gebied Kapelle te benoemen. Concreet gaat het daarbij om het te behouden karakteristieke landschapspatroon en de veilig te stellen ecologische hoofdstructuur.

In essentie gaat het bij het karakteristieke landschapspatroon van Kapelle om de volgende elementen:

  • de grote deltawateren van Oosterschelde en Westerschelde;
  • het landschappelijk zeer waardevolle graslandgebied van de Kapelse Moer (reservaats- en beheersgebied);
  • de nog bestaande oorspronkelijke binnendijken; deze vormen de dragers van het zeekleilandschap;
  • het open vrijwel onbebouwde karakter van delen van het landelijk gebied (rond Kapelse Moer, tussen Pietersweg en Noordhoekswegeling): ruimte en openheid vormen aspecten voor woon- en werkomgeving en landschappelijke beleving die steeds hoger gewaardeerd zullen worden.

Bij de ecologische kwaliteit gaat het met name om de bestaande natuurgebieden / natuurelementen en de potenties voor de ontwikkeling van een natte ecologische hoofdstructuur:

  • het ecosysteem van de deltawateren met de bijzondere milieutypen van schorren, slikken en platen, geulen en de betekenis daarvan voor vogels en vegetatie;
  • het vegetatiekundig en vogelkundig zeer waardevolle graslandgebied van de Kapelse Moer (reservaats- en beheersgebied);
  • de kleinere natuurgebieden (met name binnenwateren) bestaande uit kreekrestanten, inlagen, karrevelden, welen en graslandpercelen.

Bij de aangegeven invulling van de economische vitaliteit zullen het landschapspatroon en de ecologische structuur met hun mogelijkheden en beperkingen als uitgangspunt moeten fungeren.