Plan: | Kapelle Wemeldinge |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0678.Wemeldinge-VAST |
Onderzoek
Beschermde natuurwaarden
In het kader van de planwijziging dienen de ontwikkelingen getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortbescherming).
Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998
De Natura-2000 gebied Oosterschelde ligt nabij het plangebied. De huidige situatie vormt geen aantasting van de beschermde natuurwaarden. Negatieve effecten als gevolg van het continueren van de huidige situatie zijn dan ook niet te verwachten.
Beoordeling effecten nieuwe ontwikkelingen op beschermde soorten
Bij de beoordeling van de effecten van nieuwe ontwikkelingen op natuurwaarden wordt de volgende indeling gehanteerd.
Voor deze ontwikkelingen is in het kader van de planvorming van het bestemmingsplan een beoordeling in het licht van de Flora- en faunawet noodzakelijk en mogelijk dient er een ontheffing ingevolge deze wet te worden aangevraagd. In het plangebied wordt een rechtstreekse functiewijziging mogelijk gemaakt. Een toetsing is derhalve aan de orde.
Huidige ecologische waarden soortbescherming
Het gebied bestaat uit een boomgaard en enige andere beplanting. Er zijn mogelijk kleine zoogdieren aanwezig. Het betreft hier dan algemene soorten muizen, egel en mol. De aanwezige beplanting is geschikt als nestplaats voor broedvogels. Het betreft nog jonge beplanting die niet geschikt is voor vogels met een vaste nestplaats. Het plangebied heeft geen verblijfsfunctie voor vleermuizen (wel een beperkte foerageerfunctie). De beplanting is geschikt als landbiotoop voor amfibieën, zoals kleine watersalamander en gewone pad.
Huidige waarden Gebiedsbescherming
De locatie vormt geen onderdeel van een beschermd natuurgebied, zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Ook ontbreken provinciale ecologische verbindingszones en andere onderdelen van de provinciale ecologische hoofdstructuur in nabijheid van de locatie. Gebiedsbescherming is derhalve niet aan de orde.
Toetsing aan Flora- en faunawet
De voorgenomen grondwerkzaamheden, rooien van beplanting en de bouw van de woningen leiden mogelijk tot verstoring en / of aantasting van beschermde soorten zoals de kleine zoogdieren, amfibieën en broedvogels.
De zoogdieren en amfibieën die in het plangebied voorkomen zijn algemene soorten, die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een vrijstelling.
Broedvogels mogen niet worden verstoord. Dit kan door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is van 15 maart t / m 15 juli) op te starten of door minimaal 20 meter rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren.
Zorgvuldig handelen
In de Flora- en faunawet staat ook het principe van "zorgvuldig handelen" beschreven. Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook al geldt voor deze soorten een vrijstelling). Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het wenselijk om ruim voorafgaande aan de feitelijke ingreep de grasvegetatie, waar ingrepen zullen plaatsvinden, (frequent) kort te maaien en het maaisel af te voeren. Ook bomen en struweel dient ruim van te voren gerooid te worden. Hierdoor wordt het gebied minder geschikt als leefgebied voor kleine zoogdieren en amfibieën. Deze zullen wegtrekken of zich niet vestigen. De kans op het onbewust doden van deze toch (algemene) dieren is daardoor duidelijk geringer en hiermee kan worden voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het zorgvuldig handelen, zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor de beoogde planontwikkeling geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet vereist is. Wat de gebieds- en soortbescherming betreft mag worden geconcludeerd dat zowel de Natuurbeschermingswet 1998 als de Flora- en faunawet geen beletsel vormen voor de beoogde ontwikkeling.
Voor deze gebieden kan een beoordeling in het licht van de flora en fauna wet in een later stadium worden uitgevoerd. Wel wordt beoordeeld of de huidige situatie een mogelijke belemmering vormt. Bij de toepassing van de betreffende wijzigingsbevoegdheid dient deze beoordeling beschikbaar te zijn. Mogelijk moet op termijn een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet worden aangevraagd.
Het betreft de volgende gebieden:
Voor de gebieden waar geen planologische wijzigingen aan de orde zijn, is een beoordeling van de mogelijke ontwikkeling in het licht van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk. Afhankelijk van de activiteit (renovatie, vervangende nieuwbouw, sloop- of kapvergunning) moet een beoordeling plaats vinden en is mogelijk een ontheffing noodzakelijk.
De gebieden waar op termijn een functiewijziging kan plaatsvinden, hebben op grond van een globale veldverkenning op 29 januari 2009, geen bijzondere natuurwaarden. De gebieden liggen in de bebouwde kom of sluiten daarop aan. Het grondgebruik is tuin, braakliggend of agrarisch. Het is niet te verwachten dat beschermde soorten aanwezig zijn die de beoogde ontwikkeling op voorhand, vanuit het oogpunt van de Flora- en faunawet, onmogelijk maken.
Conclusies
Bij de toepassing van de betreffende wijzigingsbevoegdheid of het uitwerken van specifieke bestemmingen moet een nadere beoordeling beschikbaar zijn. Mogelijk dient op termijn een ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.