Plan: | Kapelle Wemeldinge |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0678.Wemeldinge-VAST |
Algemeen beleid
Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).
Bij nieuwe ontwikkelingen moet vooraf inzicht zijn verkregen in de bodemhygiëne.
Bodembeheersplan en bodemkwaliteitskaart
Bij grondverzet komt regelmatig grond vrij die op een andere plaats weer wordt toegepast. Volgens het Bouwstoffenbesluit dient op deze partijen grond vóór toepassing een partijkeuring conform AP04 plaats te vinden. Sinds 1 juli 1999 is de "Vrijstellingsregeling grondverzet" van kracht. Deze vrijstellingsregeling is een ministeriele vrijstellingsregeling bij het Bodemkwaliteit die het onder voorwaarden mogelijk maakt om licht verontreinigde grond buiten "werken" als bodem te hergebruiken. Eén van deze voorwaarden is dat men beschikt over een door het bevoegde gezag vastgestelde bodemkwaliteitskaart.
Daarnaast moet in een op de bodemkwaliteitskaart gebaseerde bodembeheersplan zijn vastgelegd op welke wijze met grondstromen wordt omgegaan. Op basis van de bodemkwaliteitskaart behoeft in veel gevallen geen partijkeuring meer plaats te vinden.
In een gezamenlijk project van de Dienst Landelijk gebied Zeeland, het Waterschap Zeeuwse Eilanden, de provincie Zeeland en de betrokken gemeenten, is in de periode november 2002 - december 2004 een gezamenlijke bodemkwaliteitskaart opgesteld voor de gemeenten Goes, Kapelle, Reimerswaal en Noord-Beveland. Voor Wemeldinge zijn onder andere de zones "bebouwing kernen Kapelle voor 1936", "bebouwing 1960-1980" en "kanaaldemping Wemeldinge" opgenomen in de bodemkwaliteitskaart. Op basis van historische informatie en reeds uitgevoerde bodemonderzoeken wordt in de genoemde zones de bodemkwaliteit verwacht, zoals is weergegeven in tabel 5.3.
Tabel 5.3. Bodemkwaliteit per zone
zone | vermoedelijke bodemkwaliteit | onderzoeksverplichting |
bebouwing kernen Kapelle voor 1936 | diffuus verontreinigd, mogelijk tot boven de interventiewaarde | minimaal een verkennend bodemonderzoek NEN-5740 |
bebouwing 1940-1960 | geen analyseresultaten | verkennend bodemonderzoek NEN-5740 |
bebouwing 1960-1980 | licht verontreinigd met PAK, geen verontreinigingen overige parameters | alleen onderzoeken indien bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden |
kanaaldemping Wemeldinge |
licht verontreinigd met PAK, geen verontreinigingen overige parameters | alleen onderzoeken indien bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden |
Ontwikkelingen
Voor ontwikkelingen waar sprake is van functiewijzigingen dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Dit onderzoek moet zijn uitgevoerd voor de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan, aangezien de uitkomsten van het onderzoek mogelijk gevolgen hebben voor de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
Locatie Bonzijweg-Chezeeweg
Voor de locatie Bonzeeweg is door bureau De Klerk Milieuadvies een verkennend bodemonderzoek verricht op de locatie Bonzijweg-Chezeeweg in verband met de beoogde woningbouw en het park. In het rapport wordt gesproken over deellocatie A, het park en deel locatie B, de beoogde locatie voor woningbouw.
Deellocatie A, het park
Uit de resultaten van het bodemonderzoek blijkt dat in de bovengrond op de onderzoekslocatie sprake is van een lichte verontreiniging met enkele zware metalen en bestrijdingsmiddelen. In het bodemmateriaal is lichte verontreiniging aangetoond, maar zijn zintuiglijk geen waarnemingen gedaan die duiden op een mogelijke verontreiniging. Er is geen directe verklaring voor de aangetoonde lichte verontreiniging met zware metalen. De verontreiniging met bestrijdingsmiddelen is vermoedelijk veroorzaakt door het voormalig gebruik van de locatie als boomgaard.
De ondergrond is licht verontreinigd met lood. Aan het bodemmateriaal van de ondergrond is geen bijmenging met bodemvreemd materiaal waargenomen. Er kan geen directe verklaring voor de lichte verontreiniging wordt gegeven. De aangetoonde verontreinigingen zijn dermate gering dat naar verwachting geen risico's zijn voor de mens, het milieu en de verspreiding van de verontreiniging. Vervolgonderzoek naar de geconstateerde verontreiniging is niet noodzakelijk.
Deellocatie B, beoogde locatie voor woningbouw
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat in de bovengrond op de onderzoekslocatie sprake is van een sterke verontreiniging met de bestrijdingsmiddelen DDT, DDE en drins. Daarnaast is sprake van een lichte verontreiniging met enkele zware metalen, heptachlooprepoxide en chloordaan. Aan het bodemmateriaal van de boringen zijn zintuiglijk geen afwijkingen waargenomen. De ondergrond is niet verontreinigd met de geanalyseerde stoffen. Aan het bodemmateriaal van de ondergrond is geen bijmenging met bodemvreemd materiaal waargenomen.
Op grond van de aangetoonde verontreiniging met bestrijdingsmiddelen moet een nader onderzoek naar de aard en omvang van de verontreiniging worden uitgevoerd. Op basis van de resultaten van een nader bodemonderzoek kan een uitspraak worden gedaan over de ernst van de verontreiniging en daarmee de saneringsnoodzaak van de verontreiniging.
Geadviseerd wordt om in overleg met de provincie Zeeland afspraken te maken over de mogelijkheden om de risico's van de geconstateerde verontreiniging op een verantwoorde manier uit te sluiten.
Bij afvoer van de grond moet rekening worden gehouden met het feit dat de grond niet geheel schoon is en dat voor het beoordelen van de hergebruiksmogelijkheden van de grond andere beoordelingscriteria gelden (Besluit Bodemkwaliteit).