direct naar inhoud van 5.6 Agrarische bedrijven
Plan: Kapelle Wemeldinge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0678.Wemeldinge-VAST

5.6 Agrarische bedrijven

Normstelling en beleid

Afhankelijk van de bedrijfssituatie vallen agrarische bedrijven onder het "Besluit landbouw" of onder de werking van de Wet geurhinder en Veehouderij. Om zowel de milieuhygiënische situatie als de belangen van deze bedrijven te waarborgen, dient, afhankelijk van de aard en omvang van het bedrijf en de hindergevoeligheid van de omgeving, tussen bedrijven en gevoelige bestemmingen, waaronder woonbebouwing, een bepaalde afstand te worden aangehouden. In de AMvB en de wet worden afstanden genoemd tussen de bedrijven en woningen van derden. De agrarische bedrijven liggen op korte afstand van woonbebouwing en zijn hier van oudsher gevestigd. Deze situatie wordt acceptabel geacht.

Om milieuhinder als gevolg van agrarische bedrijven voorkomen moet in het ruimtelijk beleid voldoende afstand tussen agrarische bedrijven en gevoelige functies (onder andere wonen en verblijfsrecreatie) gewaarborgd te worden. Op kleine veehouderijen en agrarische bedrijven is sinds 2006 het Besluit landbouw van toepassing. Voor de ruimtelijke ordeningspraktijk zijn met name de minimale afstanden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten uit dit besluit van belang. Het gaat om de afstanden in tabel 5.1.

Tabel 5.1. Geldende afstanden op grond van het Besluit landbouw

  inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden   inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden  
min. afstand tot objecten cat. I en II1)   100 m   50 m  
min. afstand tot objecten cat. III, IV en V2)   50 m   25 m  

1) Tot deze objecten behoren onder andere: de bebouwde kom, aaneengesloten woonbebouwing en recreatievoorzieningen.

2) Tot deze objecten behoren: verspreid liggende bebouwing en woningen behorend tot een agrarisch bedrijf.

De afstanden uit tabel 5.1 worden gemeten vanaf het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf. Voor inrichtingen waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden, worden de in de tabel genoemde afstanden gemeten vanaf het onderdeel van het bedrijf dat het dichtst bij het gevoelige object is gelegen.

Op basis van jurisprudentie wordt een afstand van 50 meter aangehouden tussen fruitteeltbedrijven en woningen. Deze afstand kan worden verkleind op grond van milieuhygiënisch onderzoek.

Intensieve veehouderijbedrijven

Voor veehouderijen die op basis van de Wet milieubeheer (Wm) vergunningplichtig zijn, is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) het beoordelingskader voor het aspect geurhinder. Het beoordelingskader is als volgt opgebouwd:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv)) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten;
  • daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom.

Tabel 5.2. Geldende waarden / afstanden intensieve veehouderij

    concentratiegebied   niet-concentratie-gebied   afstand buitenzijde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object  
binnen bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 3 ouE / m³
 
max. 2 ouE / m³   min. 50 m  
  andere diercategorieën   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object    
buiten bebouwde kom   diercategorieën Rgv   max. 14 ouE / m³   max. 8 ouE / m³   min. 25 m  
  andere diercategorieën   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object   min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object    

Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij (zoals bijvoorbeeld een bedrijfswoning of nevenactiviteit) gelden niet de in de tabel 5 genoemde maximale geurbelastingen maar de minimale afstanden van 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.

De gemeenteraad kan, gelet op lokale omstandigheden, een afwijkende waarde of afstand vaststellen: dit moet gebeuren in een gemeentelijke verordening. De motivering moet te herleiden zijn tot de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied of een afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder. Bij gemeentelijke verordening kan tevens worden bepaald hoe wordt omgegaan met geurgevoelige objecten die onderdeel hebben uitgemaakt van een veehouderij (zoals voormalige agrarische bedrijfswoningen, die nu als burgerwoning worden gebruikt).

Verzuring

De Wet ammoniak en veehouderij (Wav) is in mei 2002 in werking getreden. Middels deze wet worden natuurgebieden die gevoelig zijn voor verzuring (de zogenoemde kwetsbare gebieden) beschermd tegen de uitstoot van ammoniak door veehouderijen. De wet is er in hoofdzaak op gericht om oprichting / uitbreiding / wijziging van veehouderijen tegen te gaan, indien de stallen van het bedrijf geheel of gedeeltelijk zijn gelegen in een kwetsbaar gebied, dan wel in een zone van 250 m rondom het kwetsbare gebied. Artikel 7 van de Wet ammoniak en veehouderij geeft overigens aan dat uitbreiding / wijziging van een veehouderij binnen de zone van 250 m is toegestaan, mits de vergunde ammoniakemissie niet wordt overschreden.

Nieuwe bedrijven

Nieuwe bedrijven zijn niet toegestaan in het plangebied. Ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan is geen sprake van procedures ten behoeve van de vestiging van nieuwe bedrijven in of in de nabijheid van het plangebied.

Milieusituatie

De agrarische bedrijven aan de Hoogeweg, de Kerkweg en de Bonzijweg beschikken over een milieuvergunning. Vanwege mogelijke hinder moet tussen de bedrijven en woningen van derden in nieuwe situaties minimaal 100 meter worden aangehouden. In de omgeving van het bedrijf zijn binnen de planperiode van dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen voorzien.