direct naar inhoud van 2.6 Cultuurhistorische waarden en archeologie
Plan: Buitengebied West Maas en Waal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1

2.6 Cultuurhistorische waarden en archeologie

Inleiding

Deze paragraaf biedt een overzicht van de cultuurhistorische waarden van het buitengebied die, mede middels dit bestemmingsplan, dienen te worden beschermd. Onder het begrip cultuurhistorische waarden worden volgens de 'Handreiking erfgoed en ruimte' van de Rijksdienst voor cultureel erfgoed de volgende waarden verstaan.

  • 1. Cultuurlandschap/historische geografie. Dit zijn alle landschappelijke elementen die het gevolg zijn van menselijk handelen in het verleden, bijvoorbeeld verkavelingspatronen of ontginningsassen.
  • 2. Historische (steden)bouwkunde/ bovengrondse monumentenzorg. Hieronder worden de cultuurhistorische waarden van de gebouwde omgeving verstaan, bijvoorbeeld kastelen, kerken, oude boerderijen of landhuizen, maar ook beschermde stads- of dorpsgezichten.
  • 3. Archeologie. Dat zijn de sporen en vondsten die door mensen(werk) in het verleden in de grond zijn achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven en resten van voedselbereiding, maar ook verkleuringen in de grond die duiden op oude bewoning of infrastructuur. Een verzamelterm hiervoor is 'archeologische waarden'. Alle archeologische waarden bij elkaar zijn het 'bodemarchief'.

De opbouw van deze paragraaf volgt de bovenstaande indeling.

Cultuurlandschap/historische geografie

In de paragrafen 2.2 (Ontstaan landschap) en 2.4 (Landschappelijke waarden) is de geschiedenis van het landschap en het ontstaan van de huidige landschapsstructuur beschreven. Daaruit blijkt dat de grootste ruimtelijke veranderingen zich in het komgebied hebben voorgedaan in de wederopbouwperiode, toen dit gebied intensief 'op de schop' is genomen om de agrarische productiviteit ervan te vergroten. Tot dan toe gold West Maas en Waal als één van de armste agrarische gebieden van het land.

West Maas en Waal is één van de 'wederopbouwgebieden' waarvan het in die periode ontstane cultuurlandschap volgens het cultuurhistorische beleid van de Rijksoverheid herkenbaar dient te blijven. Dat cultuurhistorische beleid is neergelegd in de Rijksnota 'Kiezen voor karakter, visie erfgoed en ruimte' (zie paragraaf 3.2). De cultuurhistorische kernkwaliteiten van het ontginningslandschap van West Maas en Waal kunnen volgens die visie als volgt worden samengevat:

  • 1. sterk gewijzigd, zeer open, grootschalig weide- en akkergebied;
  • 2. ingepaste eendenkooien, verspreide bosaanleg;
  • 3. quasi organische structuur van (nieuwe) ontsluitingswegen, afwateringssloten en weteringen en boerderijlinten.

Er zijn in het plangebied natuurlijk ook historisch geografische landschapswaarden aanwezig uit andere perioden van de geschiedenis van het gebied. De waarden waarmee rekening moet worden gehouden in het kader van de toekomstige ontwikkeling, inrichting en beheer van het plangebied worden hier per deelgebied beschreven (Bron: LOP).

Uiterwaarden

  • Het landschap herbergt geen opvallende gebiedsdekkende cultuurhistorische waarden. Wel ligt er een aantal wielen in de uiterwaarden die als zodanig herkenbaar moeten blijven omdat ze getuigen van historische dijkdoorbraken. Verder is het behoud van de bakenbomen op de kribben van de Maas van cultuurhistorisch belang omdat deze bomen geplant zijn in het kader van de, ruimtelijk zeer ingrijpende, normalisatie en kanalisatie van deze rivier in de jaren twintig en dertig van de 20ste eeuw (Zie 2.4).

Oeverwallen

  • Het behoud van de bestaande kleinschaligheid van het landschap in contrast met de grootschaligheid en de openheid van het kommenlandschap is cultuurhistorisch van belang. Dat betekent onder andere zorg voor het behoud van voldoende hagen en ander opgaand groen in het gebied.
  • Waar mogelijk behoud van de langgerekte verkavelingsrichting dwars op de richting van de dijken.
  • Behoud van de restanten van de Tempeliersroute bij Boven-Leeuwen.
  • Hoogstamboomgaarden maken deel uit van de identiteit van het Rivierengebied en zijn zeer kenmerkend voor het agrarische gebruik van de oeverwal.
  • Ook in dit deelgebied aan de binnenzijde van de dijken liggen wielen waarvan het behoud vanuit cultuurhistorisch oogpunt gewenst is.
  • Het behoud van alle historische, in noord-zuidrichting gelegen, 'zijwinden'. Dat zijn dijken die in het verleden, dwars op de richting van de rivierdijken, zijn aangelegd om de afzonderlijke kommen te kunnen beschermen bij dijkdoorbraken.

Komgronden

  • Behoud blokvormige verkavelingspatroon dat ontstaan is in het kader van de ruilverkaveling in de periode 1949-1962.
  • Behoud van het het patroon van wegen en waterlopen dat ontworpen en aangelegd is op basis van dit ruilverkavelingsplan. Dit patroon is rationeel maar volgt in grote lijnen wel het reeds bestaande patroon van wegen en waterlopen. Hierdoor zijn veel vloeiende lijnen en weinig haakse hoeken ontstaan. De meest opvallende grootschalige nieuwe ruimtelijke ingrepen in het bestaande patroon waren het graven van een grote centrale watergang, Grote en Rijkse Wetering, en parallel daaraan de nieuwe boerderijstraat ten behoeve van de uitgeplaatste agrarische bedrijven. Veranderingen in dat patroon zouden in geest van het oude plan dienen plaats te vinden.
  • Behoud van de bestaande wegbeplanting van populieren met hoge kronen waarmee de visuele openheid van het landschap wordt gegarandeerd. De onderstaande kaart brengt het oorspronkelijke landschapsplan uit de tijd van de ruilverkaveling in beeld. Daarop zijn de wegen aangegeven die in dat verband van nieuwe boombeplanting moest worden voorzien.
  • Behoud van een blokvormige erfbeplanting rondom de boerderijen langs de boerderijstraat. Een toekomstige ontwikkeling van die erfbeplanting dient te geschieden op een wijze die goed aansluit bij het oorspronkelijke patroon.
  • Behoud van de bestaande eendenkooien welke zijn overgebleven na de ruilverkaveling en die in het nieuwe landschap een plaats hebben gevonden. Hetzelfde geldt voor de verschillende bospercelen die in het kader van de ruilverkaveling zijn aangelegd of behouden zijn gebleven.
  • Behoud van de Woerd ten westen van Altforst als een duidelijk herkenbaar gebied met een relatief grote landschappelijke beslotenheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0019.png"

Het oorspronkelijke landschapsplan van de ruilverkaveling, nieuwe wegbeplanting in groene kleur

Historische (steden)bouwkunde /bovengrondse monumentenzorg

Vooral op de oeverwallen en in mindere mate in de komgronden ligt bebouwing die behoudenswaard is omdat deze getuigt van de occupatiegeschiedenis van het plangebied. Een lijst met de bebouwing die een monumentale status heeft als Rijksmonument of gemeentelijk monument is opgenomen in de bijlagen van het bestemmingsplan. Hier volgt per deelgebied een algemene opsomming van groepen van bebouwing, gebouwen en bouwwerken die cultuurhistorisch waardevol zijn.

Uiterwaarden

  • Oude voormalige veerstoep van Wamel.

Oeverwallen

  • Oude T-boerderijen en nog resterende dijkwoningen die in het talud van een voormalig dijklichaam of op de aanberming van een dijk zijn gebouwd.
  • Korenmolen 'Tot Voordeel en Genoegen' in Alphen.
  • Dijkmagazijnen en andere bebouwing die samenhangt met de waterstaatsgeschiedenis, waaronder het voormalige stoomgemaal ´De Tuut´ in Appeltern.
  • Huis te Leeuwen ten oosten van Boven-Leeuwen en de Heerlijkheid Appeltern aan de oostrand van Appeltern. Van Het Huis te Leeuwen is alleen nog een poortgebouw aanwezig en en deel van het voormalige koetshuis op het voorterrein. Van het oorspronkelijke kasteel is alleen nog een restant aanwezig. Van de voormalige tuinaanleg zijn summiere resten buiten de omgrachting herkenbaar.

Komgronden

  • De boerderijen uit de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw langs de Papesteeg, de Liesbroekstraat en de Hoogbroekstraat die in het kader van de ruilverkaveling zijn gebouwd (de 'boerderijstraat'). Deze lange boerderijstraat met de typerende boerderijen uit de wederopbouwperiode is nog vrij gaaf. Hetzelfde geldt voor de bijbehorende erven.

Archeologische waarden

Zoals uit paragraaf 2.2 (Ontstaan landschap) is duidelijk geworden vond de vroegere bewoning van het gebied vooral plaats op de hogere gronden aan weerszijden van de verschillende rivierlopen die in het verre verleden door het gebied liepen. Deze oude stroomruggen zijn de gronden met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde. Gronden die in het verre en het meer recente verleden grotendeels onbewoond waren hebben een lage archeologische verwachtingswaarde. De kans op eventuele archeologische vondsten in die gebieden is het kleinst. Het onderstaande kaartje uit de Structuurvisie Gelderland 2005 brengt het langgerekte en slingerende patroon van gebieden met een middelhoge (oranje kleur) en hoge archeologische verwachtingswaarde (rood) in beeld. Dit kaartje is in uitvergrote vorm tevens als aparte bijlage 'Archeologische verwachtingswaarden' aan de plantoelichting toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0020.png"

Kaart van de 'archeologische verwachtingswaarde' uit de provinciale structuurvisie