direct naar inhoud van 2.3 Bodem en water
Plan: Buitengebied West Maas en Waal
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1

2.3 Bodem en water

Bodemstructuur/gebruik

In het rivierengebied zijn de hoogteverschillen gering. De hoogst gelegen gronden zijn de huidige oeverwallen langs de Maas en de Waal met daarop de dijken. Het centrale komgebied ligt het laagst. Het hoogteverschil tussen beide gebieden bedraagt maar een paar meter. Wel is dit verschil gedurende de laatste decennia wat groter geworden doordat de klei in het komgebied door de verbeterde afwatering is ingeklonken.

De oeverwallen langs de Waal en de Maas bestaan uit lichte klei of zavel. De komgronden bestaan hoofdzakelijk uit zware klei. De bodem in de uiterwaarden bestaat uit klei op grof zand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0008.png"

De oeverwallen zijn zeer geschikt voor akker- en tuinbouw. Vroeger vond op de oeverwal veel verbouw plaats van aardappelen, gerst (Appeltern), haver (Dreumel) en tabak (Wamel). Sinds de 19de eeuw kwam het telen van fruit in opkomst. De fruitteelt bepaalt nu in belangrijke mate het ruimtelijke beeld van het gebied.

De komgronden, daarentegen, konden in het verleden vanwege het natte karakter, voornamelijk gebruikt worden als grasland. Daarnaast leverden de grienden riet op en de populierenbossen hout. Verder lagen in het gebied veel eendenkooien waarin eenden gevangen werden voor consumptiedoeleinden.

Momenteel overheerst het gebruik van het gebied als grasland. Door de verdere ontwatering van de kom is het gebruik van de grond voor laagstamboomgaarden en boomkwekerijen nu ook mogelijk. Er ligt ook een aantal populierenbossen die nog een functie hebben voor de houtteelt. De eendenkooien hebben hun oorspronkelijke economische functie verloren en hebben nu alleen een zekere cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarde.

De uiterwaarden hebben altijd in de eerste plaats een waterbergende functie gehad. Daarnaast werden en worden deze gebieden nog steeds benut als grasland en voor de winning van zand en klei ten behoeve van de baksteenindustrie en andere doeleinden. In het verleden werden die functies met weinig oog voor landschappelijke kwaliteit gecombineerd. Tegenwoordig worden maatregelen ter vergroting van de waterbergende functie van de rivieren, de kleiwinning, het agrarische gebruik van de grond en het behoud en de ontwikkeling van de natuurwaarden zo op elkaar afgestemd dat de landschappelijke waarde van de rivieren in combinatie met de uiterwaarden en de dijken niet verloren gaat en er nieuwe waarden ontstaan.

Waterstructuur

Het grond- en oppervlaktewater binnen de gemeente stroomt met de rivieren mee in westelijke richting. Regelmatig is het watersysteem in het gebied heringericht, zijn nieuwe weteringen gegraven, sluizen en gemalen gebouwd die vervolgens hun functie weer verloren, zijn kaden verhoogd en later weer vergraven om het overtollige water vanuit het oosten te kunnen reguleren.

In 1846 is in Dreumel het eerste stoomgemaal in Nederland in gebruik genomen. Het stoomgemaal 'De Tuut' in Appeltern dat gebouwd is in 1918 vormt de laatste in een reeks van stoomgemalen.

In de periode van 1932-1936 zijn de Maaskanalisatiewerkzaamheden uitgevoerd. Er zijn in het kader van dat project een groot aantal rivierbochten van de Maas afgesneden waardoor deze rivier zijn karakteristieke meanderende verloop deels is kwijtgeraakt (zie de historische kaart in paragraaf 2.2 uit 1843). Sindsdien wordt het afvoerregime van de Maas gereguleerd door een aantal stuwen. Eén van die stuwen ligt bij Lith.

Pas na de Maaskanalisatie, de aanleg van het Kanaal Sint Andries en de demping van het gat bij Heerewaarden in de 19e eeuw, kon de waterbeheersing in het binnendijkse gebied sterk worden verbeterd.

Het gehele binnendijkse gebied watert af op de Maas. Deze afwatering vindt plaats via weteringen waarvan de belangrijkste, te weten de Rijkse Wetering en de Grote Wetering, in oost/westrichting centraal door het komgebied lopen. De Grote Wetering komt in het westen van het plangebied uit op de Maas. Daar staat het gemaal Quarles van Uffort dat bij hoge waterstanden in de rivier het water uit deze wetering naar de rivier pompt. Bij lage waterstanden in de Maas kan water via de uitwateringsluis bij Alphen onder vrij verval wegstromen de Maas in.

Het plangebied maakt deel uit van één afwateringsgebied dat is onderverdeeld in meerdere peilgebieden. Het patroon van sloten en greppels staat haaks op de oost-west richting van de centrale watergang, de Grote en Rijkse Wetering, en geeft het komgebied een karakteristieke strookachtige verkaveling. Het onderstaande kaartje illustreert dit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BUIWestMenW-BOH1_0009.png"

Beeld oppervlaktewatersysteem (bron: Waterbeheerplan Waterschap Rivierenland)