direct naar inhoud van 4.3 Natuur en landschap
Plan: Buitengebied Zwijndrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002

4.3 Natuur en landschap

4.3.1 Bestaande natuurgebieden

Het uitgangspunt is handhaving en versterking van de natuurwaarden. De aanwezige natuurgebieden worden daartoe als zodanig bestemd en zullen nader worden beschermd door een omgevingsvergunning voor werken (zie paragraaf 4.2.5). Regulier onderhoud, waaronder in ieder geval het onderhoud op basis van een goedgekeurd natuurontwikkelingsplan valt, wordt vrijgesteld van een omgevingsvergunning voor werken.

4.3.2 Nieuwe natuur

Ecologische verbindingszones en nieuwe natuur

Om de realisering van nieuwe natuur (Ecologische Hoofdstructuur, ecologische verbindingszones en particulier natuurbeheer) mogelijk te maken, is in het bestemmingplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Aan de wijzigingsbevoegdheid kan toepassing worden gegeven, indien de betreffende gronden (op vrijwillige basis) zijn verworven, dan wel natuur via particulier natuurbeheer wordt gerealiseerd.

Nieuwe landschapselementen

In het hele plangebied kunnen, onder voorwaarden, kleinschalige gebiedskenmerkende landschapselementen worden aangelegd (houtwallen en -singels en dergelijke). Dit ten behoeve van biotoopverbetering en ontwikkeling of verbetering van de ecologische en landschappelijke structuur. Wat passend is, is afhankelijk van de aard van de zone A en AW-NL.

Agrarisch natuurbeheer

Naast realisering van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur kan door agrariërs op vrijwillige basis natuur- en landschapsbeheer plaatsvinden. Voor zover dit beheer op agrarische gronden plaatsvindt, blijft de agrarische gebiedsbestemming (bijvoorbeeld AW-L) behouden.

Flora- en faunawet

Het bestemmingsplan is deels consoliderend van aard en maakt gebruikelijke agrarische activiteiten mogelijk. Er wordt bijvoorbeeld geen ruimte geboden voor grootschalige nieuwbouw of ingrijpende wijzigingen in het agrarische grondgebruik die ten koste gaan van de instandhouding van soorten. Formeel dient voor alle werkzaamheden (bijvoorbeeld slootdemping en nieuwe agrarische bebouwing) door de initiatiefnemer te worden bezien of vrijstelling moet worden aangevraagd op grond van de Flora- en faunawet. Op welke soorten deze aanvraag betrekking heeft, hangt af van de situatie ter plaatse en dient direct voorafgaand aan de ingreep te worden vastgesteld.

4.3.3 Landschap

Een belangrijk uitgangspunt voor de nieuwe bestemmingsplannen is het behoud en verdere versterking van de kwaliteiten van de in de Ontwikkelingstrategie Buitengebied Zwijndrecht aangegeven deelgebieden. Het gaat hierbij om een optimale afstemming tussen bestaande en nieuwe functies enerzijds en het behoud en de ontwikkeling van de groene ruimte anderzijds.

In dit gehele hoofdstuk speelt kwaliteit een belangrijke rol, omdat hier ingegaan wordt op de ontwikkelingsmogelijkheden van de verschillende functies. Ontwikkelingsmogelijkheden kunnen rechtstreeks toegelaten worden of na een nadere afweging. Bij een nadere afweging kunnen voorwaarden worden gehanteerd met betrekking tot kwaliteit. Dit kan op verschillende manieren plaatsvinden:

  • in de vorm van één van de te toetsen belangen; als landschapswaarden te veel worden geschaad, valt de afweging negatief uit;
  • in de vorm van compensatie, als een belang door de betreffende ontwikkeling aan ruimtelijke kwaliteit inboet;
  • in de vorm van het toevoegen van nieuwe kwaliteiten.

Met de landschapswaarden worden de beschrijving, ambities en planthema's van de betreffende deelgebieden in de Ontwikkelingstrategie bedoeld. Deze worden bepaald door de landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten van het gebied.

Het compenseren van verlies aan ruimtelijke kwaliteit of het toevoegen ervan vindt plaats in de vorm van landschappelijke inpassing (bij kleinschalige ingrepen) of door het opstellen en uitvoeren van een inrichtingsplan. Landschappelijke inpassing zal over het algemeen in de vorm van erfbeplanting plaatsvinden. Een inrichtingsplan wordt vereist, als het om grotere ingrepen gaat, waarbij aanpassingen aan de omliggende gronden en het erf aan de orde zijn. Niet alleen erfbeplanting speelt daarbij een rol, maar ook de positionering van bebouwing en inrichting van het gehele erf in relatie tot de omgeving.

Bij de afweging speelt de Ontwikkelingstrategie Buitengebied Zwijndrecht een belangrijke rol. Hierin zijn de gebiedskenmerken en ambities van de verschillende deelgebieden benoemd.

Bij ontwikkelingen en de toetsing ervan zullen deze kenmerken op zijn minst gelijk moeten blijven of verbeteren. Bij de beschrijving van de diverse ontwikkelingen die dit bestemmingsplan na een nadere afweging toelaat, zal de wijze waarop het kwaliteitstreven wordt ingevuld, worden beschreven. Het stelsel van omgevingsvergunningen voor werken is hierbij een belangrijk sturingsinstrument (zie ook paragraaf 4.2.5).

Naast het stellen van voorwaarden aan nader af te wegen ontwikkelingen, kan tevens gebruik worden gemaakt van overeenkomsten, om afspraken vast te leggen, die niet via het ruimtelijk spoor kunnen worden afgedwongen.