direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied Zwijndrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Zwijndrecht 2020: De ondernemende tuinstad

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Zwijndrecht 2020: De ondernemende tuinstad op 16 februari 2010 vastgesteld. In deze Structuurvisie geeft de gemeente haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Zwijndrecht in de komende 10 jaar als 'Ondernemende tuinstad'. De Structuurvisie richt zich op het realiseren van een kwaliteitssprong in plaats van het realiseren van een volgende groeispurt. Deze kwaliteitssprong heeft de gemeente ook voor ogen met het buitengebied. Het buitengebied is daarom gekarakteriseerd als het recreatief uitloopgebied van de inwoners van Zwijndrecht en Heerjansdam. Het feit dat te midden van het stedelijk gebied een groen en recreatief gebied aanwezig is draagt in hoge mate bij aan de woonkwaliteit in het omringende stedelijk gebied. De recreatieve mogelijkheden dienen hiervoor wel uitgebouwd te worden en de verrommeling en versnippering van het landschap aangepakt te worden. De structuurvisie beschouwt het buitengebied van Zwijndrecht als een stepping stone tussen omringende nationale landschappen. Het versterken van de landschappelijke en ecologische relaties met deze nationale landschappen biedt ook kansen voor het verbeteren van de toegankelijkheid en de bruikbaarheid van het buitengebied voor de inwoners van Zwijndrecht.

2.4.2 Ontwikkelingsstrategie Buitengebied

De gemeenteraad heeft de Ontwikkelstrategie Buitengebied in oktober 2011 vastgesteld. Deze strategie bestaat uit een visie en een uitvoeringsdeel en is een nadere uitwerking op de Structuurvisie Zwijndrecht 2020: De ondernemende tuinstad.

In hoofdstuk 3 wordt de strategie nader besproken.

2.4.3 Waterplan H tot Z (2003)

De Waterschappen in Zuid-Holland Zuid willen samen met de inliggende gemeenten stedelijke waterplannen ontwikkelen. Dit vloeit voort uit regeringsbeleid (Vierde Nota Waterhuishouding), waarin nadrukkelijk wordt gepleit voor vorming van een visie van de gemeente en waterschappen op het waterbeheer in zowel de bebouwde kom als in het buitengebied voor de betreffende gemeente.

Een stedelijk waterplan geeft invulling aan deze visie voor wat betreft het deel binnen de bebouwde kom. Voor de gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht is één gezamenlijk waterplan opgesteld. Ze kunnen niet los van elkaar worden gezien, omdat beide gemeenten water gebruiken uit de Waal.

2.4.4 Waterstructuurplan 2007

In het waterstructuurplan werken gemeente en waterschap samen om het stedelijke watersysteem op orde te krijgen. Het waterstructuurplan vult het Waterplan van H tot Z aan en actualiseert deze aan de normen van het beleidskader Waterbeheer 21e eeuw (WB21).

De toekomstige waterstructuur van Zwijndrecht en Heerjansdam is samenhangend en zorgt voor een goede ontwatering en afwatering van hemel- en kwelwater. Het systeem voldoet aan de normen uit het Nationaal Bestuursakkoord Water en is hiermee toegerust op de toegenomen hoeveelheid water door verstedelijking en klimaatsverandering.

Conform afspraken uit het Nationaal Bestuursakkoord Water is het watersysteem in 2015 op orde. Wel kan het zijn dat voor gebieden, waar geen ruimte voor wateropvang beschikbaar is, voorlopig wordt gekozen voor afvoer naar en berging in andere gebieden. In 2050 moet het watersysteem 'echt' op orde zijn.

Voor de lange termijn zijn drie hoofdoplossingsrichtingen geformuleerd:

  • Devel tot schoonwaterreservoir ontwikkelen;
  • het stedelijk waterafvoersysteem herinrichten;
  • extra ruimte voor waterberging realiseren.

Duidelijk zal zijn dat het zoeken naar extra ruimte voor waterberging de nodige consequenties kan hebben voor het buitengebied.

Visie voor watersysteem Heerjansdam

Voor zowel de kern van Heerjansdam als de Polder het Buitenland dient de hoeveelheid oppervlaktewaterberging te worden vergroot. Dit moet logischerwijs worden verbonden met de bestaande waterstructuur, om niet alleen de bergende werking te kunnen leveren, maar ook een goede waterkwaliteit (robuustheid watersysteem). Bij bouwen in de Polder het Buitenland zal het watersysteem een sturende factor zijn. Het versterken van de waterstructuur moet gecombineerd worden met natuur- en recreatieve functies. De volgende kansen worden gezien voor het watersysteem van Heerjansdam:

  • het versterken van de (visuele) relatie van Heerjansdam met de Waal en het benutten van de recreatiemogelijkheden van het water;
  • het vergroten van de schoonwatervoorraad van de voorboezem;
  • het realiseren van waterberging aan de noordoostzijde van de kern.

Maatregelen Uitvoeringsprogramma Waterstructuurplan

De 19 maatregelen van het Waterstructuurplan Zwijndrecht zijn:

  • onderzoek peilverhoging in combinatie met flexibel peilbeheer in de Devel;
  • onderzoek locatie water inlaat vanuit Oude Maas;
  • aanleg inlaat Oude Maas en verbinding naar Devel;
  • aanpassen duiker om noordtak en zuidtak te scheiden;
  • inlaat vanuit de Devel (stroomrichting omkeren);
  • realisatie van de verbinding tussen Centrum en Kort Ambacht;
  • verbinden van de waterpartij bij de begraafplaats met de zuidtak;
  • realisatie 2 ha water in spoorzone en verbinden met de zuidtak;
  • verbinding ter plaatse van de Lindtsebenedendijk;
  • verbinding ter plaatse van de Meerkoetstraat aan de zuidtak;
  • verbinding ter plaatse van de Develweg aan de zuidtak;
  • aanpassen gemaal voor afvoer naar landelijk gebied;
  • inlaat vanuit de Devel;
  • afvoerpunt naar Devel afsluiten;
  • verbinden met gemaal voor afvoer naar landelijk gebied;
  • verbinden geïsoleerd water met zuidtak;
  • realisatie 20% water in Polder het Buitenland;
  • waterberging Noord-Oost Heerjansdam;
  • vergroten voorboezem Gors.

2.4.5 Woonvisie Zwijndrecht 2015: Ruimte voor kwaliteit

Voor wat betreft wonen ligt er een specifieke opgave op het gebied van kwaliteit. In een tijdperk waar onderscheidend vermogen steeds belangrijker wordt, heeft Zwijndrecht als woongemeente onvoldoende een eigen gezicht. Nu nog is de prijs-kwaliteitverhouding van het woningaanbod binnen de gemeente een sterke troef. Voor een prijs die vergelijkbaar is met de regio Rotterdam, bieden Zwijndrecht en Heerjansdam een woonomgeving die aanzienlijk hoger wordt gewaardeerd. Het is echter geen vanzelfsprekendheid dat het zo blijft.

Een substantieel deel van de inspanningen van de gemeente is er daarom op gericht de inwoners ook in de toekomst 'waar voor hun geld' te blijven bieden. Dat wordt gedaan door te versterken wat er al is en toe te voegen wat nog wordt gemist. Kernbegrippen daarbij zijn: duurzaam, levensloopbestendig, zeggenschap, keuzevrijheid, identiteit en kwaliteit van samenleven.

Op het gebied van identiteit moet Zwijndrecht als woongemeente een duidelijker eigen gezicht krijgen. Instrumenten hiervoor zijn:

  • opstellen toekomstvisie;
  • versterken bestaande kwaliteiten (betaalbaar, rustig en groen woonmilieu voor 'gewone' mensen met vooral een lager tot middeninkomen);
  • toevoegen nieuwe woonmilieus aansluitend op wensen van hogere inkomensgroepen en mensen met een rode en blauwe leefstijl.

Trefwoorden zijn: maximale variatie aan woningtypen en gevelbeelden, onderscheidende architectuur, status en luxe. We doen dit met name door het ontwikkelen van strategische locaties als het Maasterras en (onder regionale regie) de Noordoevers. Daarnaast onderzoeken we of er behoefte is aan meer landelijke woonmilieus. Dit kan ertoe leiden dat bestaand beleid voor het buitengebied ter discussie wordt gesteld.

2.4.6 Milieu Uitvoeringplan

Afwegingen in de milieu-uitgangspunten van de gemeente worden gemaakt vanuit de integrale visie op Zwijndrecht: een aantrekkelijke gezonde, veilige en duurzame woonplaats. Dit vormt de onderlegger voor de keuze van de thema's en de bijbehorende doelstellingen.

  • Aantrekkelijk Zwijndrecht:
    Zwijndrecht moet uitgroeien tot een gemeente waar mensen prettig kunnen leven, wonen en werken. Aantrekkelijk voor iedereen: kinderen, volwassen en ouderen.
  • Gezond:
    Het leefklimaat is niet aantrekkelijk zonder een gezonde omgeving. Mensen in Zwijndrecht moeten gezond oud kunnen worden.
  • Veilig:
    Naast een gezonde leefomgeving wil de gemeente de bewoners ook een veilige woonomgeving bieden. De veiligheidsrisico's van de centrale ligging van de gemeente moet voor de inwoners zoveel mogelijk beperkt worden.
  • Duurzaam:
    Het milieu wordt gezien als 'motor van innovatie': de gemeente probeert continu duurzame antwoorden te vinden op vragen over wonen, werken en leven.

Integraliteit

Naast de inhoudelijke doelstellingen is de gemeente van mening dat de milieubijdrage beter geïntegreerd moet worden in processen en projecten. Door de milieucapaciteit vooraan in het proces de ruimte te geven voor een creatieve en innovatieve inbreng in beleid- en projectontwikkeling, wordt bijgedragen aan het duurzame karakter van deze ontwikkelingen. Zodra milieu al aan het begin van een proces kan sturen, is achteraf corrigeren niet meer nodig. Een actieve milieuparticipatie en een proactieve samenwerking zijn hierbij erg belangrijk. Bewustwording is één van de belangrijke speerpunten. Om deze reden kiest de gemeente met milieu de ontwikkelingsrichting: milieu is integraal onderdeel van de ontwikkeling van Zwijndrecht en participeert hierbij vanaf het begin van het proces.

Het zal duidelijk zijn, dat het bovenstaande geen concrete acties inhouden voor het Buitengebied. Toch zullen, alle concrete acties, plannen en ontwikkelingen in dit gebied hieraan moeten worden gerelateerd.

2.4.7 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP)

Hoofddoel van het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Zwijndrecht is een gemeentebreed evenwicht tussen bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid, zodat de ruimtelijk-economische dynamiek in het stadscentrum en op de werklocaties wordt bevorderd en de kwaliteit van de leefomgeving in de woonwijken wordt versterkt.

Dit hoofddoel is uitgewerkt in subdoelen voor bereikbaarheid, leefomgevingkwaliteit en verkeersveiligheid.

Uitgangspunten in beleid

  • Mobiliteit in de samenleving

Ontwikkeling mobiliteit in Zwijndrecht moet in verhouding staan met wensen van de samenleving ten aanzien van leefomgevingkwaliteit. Er zijn collectieve belangen, zoals het belang van een goede bereikbaarheid van bestaande en toekomstige woon- en werkgebieden. Goede infrastructuur is essentieel voor de bereikbaarheid van steden, economische kerngebieden, voorzieningen, recreatieterreinen en natuurgebieden.

  • Waterbus

De waterbus is een belangrijk onderdeel van het fietsnetwerk in de Drechtsteden. Zeker over grotere afstanden is de waterbus een goede aanvulling op het fietsnetwerk, vooral voor woon-werkverkeer. De gemeente streeft ernaar het vaargebied van de waterbus uit te breiden met een verbinding naar de Dordtse Kil en 's-Gravendeel, via de Groote Lindt. Het fietsnetwerk moet hierop aansluiten. Mogelijk wordt de verbinding in de toekomst over de Oude Maas doorgetrokken naar Rotterdam en komt ook een halte bij Heerjansdam in beeld. Ter plaatse van de Zwijndrechtse Noordoevers wordt in de toekomst mogelijk ook voorzien in een halte voor de waterbus.

  • Voetgangers

Het voetpadennetwerk uit het Voetgangersrouteplan van 1995 vormt de basis voor het toekomstige netwerk. De gemeente geeft prioriteit aan routes binnen het stadscentrum. Aandachtspunten zijn onder meer de oversteekbaarheid van de Ringdijk, de bereikbaarheid van Walburg, de oversteekbaarheid van de Koninginneweg, de route naar het LOC en de routes door het Maasterras van en naar het station. De HOV-D-haltes en het station worden opgenomen in het voetpadennetwerk. De routes zijn zo veel mogelijk direct, goed toegankelijk en veilig. De keuze voor de locaties van eventueel nieuw aan te leggen oversteekvoorzieningen wordt gemaakt bij de verdere uitwerking van het GVVP.

Er zijn klachten over de oversteekbaarheid van de Langeweg, met name het deel tussen de Bootjessteeg en de A16 (bij De Baak). De Langeweg maakt geen deel uit van de Stadsring. De maatregelen die worden voorgesteld in het GVVP leiden slechts tot een beperkte toename van de verkeersintensiteit in 2015 (met GVVP circa 17.000 mvt/etmaal in plaats van 16.000 zonder GVVP). Wel is er sprake van een toename ten opzichte van de huidige intensiteiten (circa 10.000 mvt/etmaal). Deze toename is vrijwel volledig autonoom van aard (zou zich sowieso voordoen) en is niet het gevolg van het GVVP. De toekomstige verkeersintensiteiten op de Langeweg geven op dit moment geen aanleiding tot het treffen van maatregelen. Er zijn reeds gedeeltelijk vrijliggende fietsvoorzieningen aanwezig langs de weg. Ter hoogte van De Baak maken fietsers gebruik van de parallelweg. Nader onderzoek zal nog plaatsvinden om te bepalen of het wenselijk is om oversteekvoorzieningen aan te leggen. In Heerjansdam verbetert de positie van voetgangers doordat het autoverkeer op een aantal verbindingen een minder prominente positie krijgt.

Verbetering van de infrastructuur leidt tot een betere bereikbaarheid. Hiermee worden meerdere doelen gediend. Vaak gaat het om verbetering van de economische concurrentiepositie (genoemd in het GVVP). In de ontwikkeling van het buitengebied moet echter eveneens goed worden nagedacht over de ontsluiting (lees bereikbaarheid), waarbij negatieve gevolgen van meer verkeer, zoals verkeersonveiligheid en milieubelasting, zoveel mogelijk worden beperkt.

Programma tot 2015

A. Gebiedsgerichte aanpak en

B. Beter benutten bestaande infrastructuur

  • Aansluiting HIA op A16 krijgt een prominentere rol.
  • Aansluiting Zwijndrecht functioneert primair als ontsluiting van het stadscentrum.
  • Gemeente vormt de huidige binnen- en buitenring om tot de Stadsring, waarop het verkeer vanuit de woonwijken naar het stadscentrum, de werkgebieden en de A16 wordt afgewikkeld.
  • Rondom het station realiseert de gemeente de Stationsring.
  • Koninginneweg wordt heringericht als aantrekkelijk verblijfsgebied, waar autoverkeer gast is.

C. Stimuleren openbaar vervoer en fiets en

D. Verknopen

  • Langs Stadsbrug, bij het station, langs de Koninginneweg, bij Walburg en in De Volgerlanden treft de gemeente voorzieningen voor de komst van het HOV-D.
  • Waterbussysteem wordt versterkt en krijgt nadrukkelijkere rol als verbinding over de rivieren naar de regiogemeenten.
  • Voor kwetsbare doelgroepen zoekt de gemeente naar passend vraagafhankelijk vervoer.
  • Tussen Zwijndrecht en Heerjansdam functioneert een passende openbaarvervoersverbinding.
  • De gemeente blijft werken aan verbetering van de OV-kwaliteit in de concessie Drechtsteden.
  • De bestaande fietsroutes en voetpaden tussen de woonwijken en de winkelcentra, de scholen, de sportaccommodaties en de werkgebieden en rondom het station worden verbeterd.
  • Er komt voldoende fietsparkeergelegenheid van goede kwaliteit bij de belangrijkste bestemmingen.
  • De verkeersveiligheid en de sociale veiligheid langs fiets- en voetpaden worden verbeterd, onder meer door bundeling en betere verlichting.
  • Tussen de netwerken van de auto, het openbaar vervoer en de fiets- en voetpaden komen comfortabele en veilige overstappunten.

E. Parkeren

  • De parkeerregulering in het stadscentrum wordt uitgebreid.
  • In de woonwijken wordt ruimte geboden voor extra parkeerplaatsen.
  • Parkeren op bedrijventerreinen wordt in samenwerking met het bedrijfsleven en belangenorganisaties zo georganiseerd, dat de overlast beperkt wordt en optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande voorzieningen.

F. Goederenvervoer

  • Goederenvervoer wordt afgewikkeld over een beperkt aantal hoofdroutes, die hiervoor geschikt worden gemaakt.
  • Samen met andere overheden zoekt de gemeente naar alternatieven voor het afwikkelden van het (inter)nationaal goederenvervoer over de A16 en het spoor door Zwijndrecht.
  • Er komt een onderzoek naar de mogelijkheden van een milieuzone.

G. Leefomgevingskwaliteit

  • De gemeente zorgt voor een betere verkeersdoorstroming op de hoofdroutes en minder verkeer in de verblijfsgebieden, waardoor de aantasting van het leefmilieu afneemt.
  • Waar nodig past de gemeente geluidsreducerende maatregelen toe.
  • De gemeente treft maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, ook al voldoet Zwijndrecht in 2015 aan de geldende normen.
  • De gemeente zoekt samen met andere overheden naar mogelijkheden om de overlast van de A16 en het spoor terug te dringen.
  • De gemeente stimuleert het gebruik van het openbaar vervoer, de fiets en de benenwagen.

H. Verkeersveiligheid

  • Bij aanpassingen van de weginrichting wordt maatwerk toegepast binnen de principes van Duurzaam Veilig.
  • De gemeente maakt werk van educatie, voorlichting en handhaving.
  • De ontwikkeling van de objectieve en subjectieve veiligheid wordt gemonitord.
  • Knelpunten worden aangepakt, waar mogelijk binnen het project Veilige Linten.

2.4.8 Handboek Duurzame Stedenbouw

Duurzame stedenbouw is erop gericht een juiste balans te vinden tussen de verbetering van het sociaaleconomisch functioneren in een gebied, de afname van milieubelasting en een goede, doelmatige ruimtelijke inrichting. Het handboek is een leidraad voor ieder ruimtelijk plan. Alle bij het ruimtelijke planproces betrokken partijen kunnen hun voordeel hiermee doen. Samenwerking is essentieel.

Zwijndrechtdoctrine

De Zwijndrechtdoctrine bepaalt dat bij alle ruimtelijke veranderingen en ingrepen per saldo een verlichting van de milieudruk moet worden nagestreefd. Deze doctrine wordt conform het milieubeleidsplan standaard in projecten gehanteerd. Hieronder staat de werkwijze toegelicht. De werkwijze loopt gelijk op met de milieu-inbreng in de projectfasen van het planproces en kent een aantal stappen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002_0002.png"

In deze werkwijze worden verschillende gebiedstypen met bijbehorende kenmerken gehanteerd, waarvan de volgende mede kunnen slaan op het Buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0642.bp15buitengebied-3002_0004.png"

2.4.9 Welstandsnota

Welstandsbeleid is erop gericht een bijdrage te leveren aan het tot stand komen en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden te benoemen en een rol te geven bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen, maar ook om gebieden aan te wijzen waar een bijzondere kwaliteit gewenst is. Met de gebiedsgerichte benadering wil de gemeente de waardevolle eigenschappen van bijvoorbeeld de kernen en ieder afzonderlijk gebied behouden.

Het beleid voor het buitengebied van Zwijndrecht is vastgelegd in de bestemmingsplannen Buitengebied van de voormalige gemeenten Zwijndrecht en Heerjansdam.

Dijklint Heerjansdam

Afwisselende en soms kleinschalige bebouwing schept samen met de ligging en de duidelijke oriëntatie op de ringdijk een samenhangend beeld. Het dijklint langs de ringdijk vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke structuur van het dorp Heerjansdam en het polderlandschap van de Zwijndrechtse Waard. Doordat de lintbebouwing langs de dijk de ontwikkeling van de regio weergeeft heeft het bijzondere cultuurhistorische waarde.

De dynamiek van de lintbebouwing is gemiddeld en bestaat vooral uit kleine wijzigingen. Grootschalige vernieuwing komt nauwelijks voor en veranderingen blijven meestal beperkt tot hooguit de vervanging van een enkel pand. De aanleg van de HSL zal het kleinschalige beeld van de lintbebouwing aantasten. Het beleid is vooral gericht op het inpassen van ontwikkelingen in de bestaande situatie.

Voor lintbebouwing langs de ringdijk geldt een bijzonder welstandsregime. Bij wijzigingen dient het kleinschalige karakter, het afwisselende beeld met doorzichten en de individualiteit van de bestaande bebouwing behouden te blijven.

Bij de welstandsbeoordeling van plannen in het bebouwingslint ringdijk Heerjansdam zal op de volgende aspecten worden getoetst:

1. Ligging:

  • hoofdbebouwing staat op de dijk;
  • gebouwen zijn met de voorgevel gericht op de ringdijk;
  • de voorgevelrooilijn ligt parallel aan de ringdijk;
  • rooilijnen verspringen enigszins ten opzichte van elkaar;
  • aan- en bijgebouwen liggen achter de hoofdmassa;
  • doorzichten op het achterterrein en het landschap dienen behouden te blijven.

2. Massa:

  • de gebouwen zijn individueel en afwisselend;
  • bebouwing voegt zich in maat en schaal naar omliggende bebouwing;
  • panden hebben een opbouw van één tot twee lagen en zijn voorzien van een zadeldak;
  • de noklijn staat dwars of loopt parallel aan de ringdijk;
  • op- en aanbouwen zijn beperkt in maat en ondergeschikt aan de hoofdmassa;
  • bij aanpassingen aan vrijstaande gebouwen moet de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar blijven.

3. Architectonische uitwerking:

  • de architectonische uitwerking is gevarieerd en zorgvuldig;
  • fijne detaillering wordt benadrukt in kleine elementen als gootklossen, belijning en siermetselwerk in het gevelvlak;
  • gevels zijn duidelijk geleed;
  • gevelopeningen zijn staand traditioneel;
  • Hollandse houten deuren en kozijnen en profilering vormen het uitgangspunt;
  • wijzigingen en toevoegingen zijn in stijl en afwerking afgestemd op het hoofdvolume.

4. Materiaal en kleurgebruik:

  • kleur- en materiaalgebruik zijn terughoudend en traditioneel;
  • gevels zijn overwegend uitgevoerd in rode of bruine bakstenen en een enkele keer in lichte tint;
  • gestucte daken zijn gedekt met rode of donkere keramische pannen.

Kijfhoek

De waarde van het gehucht Kijfhoek ligt in het schilderachtige beeld van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het open weidelandschap. De historie van het gehucht gaat terug tot de middeleeuwen en de omvang van de kern is nooit toegenomen. Grootschalige ontwikkelingen zijn in het gehucht niet te verwachten. Bouwaanvragen zullen zich in het algemeen beperken tot kleine wijzigingen aan of bij de bestaande bebouwing, die goed ingepast moeten worden in het waardevolle bestaande beeld. De aanleg van de HSL en de aanplant van bos ten noorden van het gehucht tasten de openheid van het landschap aan, waardoor de vrije ligging van Kijfhoek wordt beperkt. Het beleid is gericht op het inpassen van ontwikkelingen in de bestaande situatie.

Voor Kijfhoek geldt een bijzonder welstandsregime, dat is gericht op het behoud van de huidige cultuurhistorisch waardevolle bebouwingsstructuur. Bij wijzigingen zal er vooral worden beoordeeld op inpassing in het historische karakter en de individualiteit van de bebouwing.

Bij de welstandsbeoordeling van plannen in Kijfhoek zal op de volgende aspecten worden getoetst:

  • 1. Ligging:
  • de bebouwing staat vrij;
  • de hoofdbebouwing staat op de kop van de kavel;
  • per erf of kavel is er één hoofdmassa;
  • hoofdgebouwen zijn met de voorgevel georiënteerd op de weg;
  • openheid van en doorzichten op het landschap handhaven.

  • 2. Massa:
  • gebouwen zijn individueel en afwisselend;
  • bebouwing voegt zich in maat en schaal naar omliggende bebouwing;
  • gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm;
  • gebouwen bestaan uit een onderbouw van één laag met hellend dak;
  • op-, aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa;
  • bij aanpassingen aan vrijstaande gebouwen moet de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar blijven;
  • schaalvergroting door bijvoorbeeld samenvoeging of grote aanbouwen is ongewenst.

  • 3. Architectonische Uitwerking:
  • de architectonische uitwerking is zorgvuldig en gevarieerd;
  • gevelopeningen zijn staand;
  • traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen vormen het uitgangspunt;
  • wijzigingen en toevoegingen in maat, schaal en stijl zijn zorgvuldig afgestemd op het hoofdvolume.

  • 4. Materiaal en kleurgebruik:
  • het materiaal- en kleurgebruik is traditioneel;
  • de gevels van hoofd- en bijgebouwen zijn van rode of gele baksteen;
  • boven gevelopeningen bij voorkeur gemetselde lateien toepassen;
  • de daken van hoofd- en bijgebouwen zijn afgedekt met gegolfde, gebakken pannen of met een rieten dakbedekking;
  • houtwerk is geschilderd in traditionele kleuren als crèmewit of donkergroen.

Buitengebied

De waarde van het buitengebied ligt vooral in het landschap. De agrarische sector vervult een grote rol van betekenis als beheerder en instandhouder van dit waardevolle landschap. Oorspronkelijke structuurelementen zoals dijken, kades en watergangen zijn de waardevolle landschappelijke elementen die goed tot hun recht dienen te komen. Ook komen er in het gebied enkele cultuurhistorisch waardevolle gebouwen als boerderijen voor, die herinneren aan de agrarische oorsprong van IJsselmonde. Een deel hiervan is monument.

Het buitengebied van Zwijndrecht is de laatste jaren aan verandering onderhevig geweest door de bouw van kassencomplexen, woonwijken en recreatiegebieden. Ook de aanleg van nieuwe infrastructuur, zoals de Betuwelijn en de HSL, heeft veel ruimtelijke veranderingen met zich meegebracht. Doordat de resterende groene ruimte tussen de twee kernen planologisch beschermd is, blijft het huidige open gebied ook in de toekomst een belangrijke rol vervullen als groene ruimte voor de gemeente.

Behoud van de oorspronkelijke structuurelementen en cultuurhistorische bebouwing is beleidsinzet, evenals het behouden van het karakteristieke profiel van de lintwegen en het inperken van grote oppervlakken verharding ten behoeve van inritten en dergelijke grenzend aan ontsluitingswegen.

Voor het buitengebied geldt een bijzonder welstandsregime. De beoordeling van de woongebouwen is gericht op afwisseling en individualiteit, zorgvuldige detaillering en traditioneel materiaal- en kleurgebruik. De bedrijfsgebouwen dienen sober en zorgvuldig te zijn vormgegeven, met een terughoudend kleurgebruik in overeenstemming met de landschappelijke waarde van het gebied.

Bij de welstandsbeoordeling van plannen in het buitengebied zal op de volgende aspecten worden getoetst:

  • 1. Ligging:
  • hoofdbebouwing staat aan de straatzijde;
  • doorzichten zoveel mogelijk behouden;
  • de bebouwing is met de voorgevel gericht op de weg;
  • de rooilijnen van de hoofdmassa's verspringen ten opzichte van elkaar en volgen de weg;
  • bijgebouwen hebben een ondergeschikte positie en liggen ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn;
  • publieke of representatieve functies zijn gericht op de weg;
  • bedrijfsgebouwen liggen achter de hoofdmassa, opslag bij voorkeur uit het zicht houden;
  • grootschalige verharding van voorerven voor bijvoorbeeld inritten is in principe ongewenst;
  • kleine, utilitaire gebouwtjes in het veld hebben een alzijdige oriëntatie.

  • 2. Massa:
  • gebouwen zijn individueel en afwisselend;
  • woongebouwen bestaan uit een onderbouw van één tot twee lagen met een kap;
  • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa en hebben een eenvoudige vorm met een onderbouw van één laag en een zadeldak;
  • bedrijfsgebouwen bestaan uit een onderbouw van één laag met een flauw hellend zadeldak of plat dak;
  • de nokrichting is evenwijdig aan of haaks op de weg zijgevels van vrijstaande woningen hebben vensters;
  • op-, aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven als toegevoegd element of opgenomen in de hoofdmassa.

  • 3. Architectonische uitwerking:
  • de architectonische uitwerking is zorgvuldig en gevarieerd;
  • gebouwen zijn eenvoudig en zorgvuldig gedetailleerd;
  • zeer grote lengtes zijn door middel van geleding van de wand (in materiaal of vorm) doorbroken;
  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking zijn afgestemd op het hoofdvolume.

  • 4. Materiaal- en kleurgebruik:
  • de kleuren zijn traditioneel en terughoudend in overeenstemming met de landschappelijke kwaliteiten;
  • gevels van woongebouwen zijn van baksteen;
  • hellende daken van woningen zijn gedekt met pannen;
  • grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur;
  • kleuren contrasteren niet met de omliggende bebouwing;
  • houtwerk is geschilderd of gebeitst;
  • aanbouwen en bijgebouwen zijn in materiaal- en kleurgebruik afgestemd op de hoofdmassa.

Objectgerichte welstandscriteria

Boerderijen

De boerderijen met erfbeplanting en bijgebouwen, zijn kenmerkend voor het buitengebied. De boerderijen bepalen mede het cultuurhistorisch waardevolle beeld. Een aantal boerderijen verliest de agrarische functie en wordt aangepast op de woonfunctie. Hiermee kan het beeld ingrijpend veranderen. De hoofdopzet van het gebouw alsmede de erfinrichting zijn van belang.

Voor de boerderijen in Zwijndrecht geldt een bijzonder welstandsregime. Naast de ordening op het erf zal er onder meer worden beoordeeld op een zorgvuldige detaillering en een traditioneel kleur- en materiaalgebruik.

Bij de welstandsbeoordeling van plannen voor boerderijen zal op de volgende aspecten worden getoetst:

  • 1. Ligging:
  • er is één hoofdmassa en deze staat voor de bijgebouwen;
  • heldere ordening van verschillende gebouwen op het erf aanhouden;
  • rooilijnen zijn evenwijdig aan de weg of liggen parallel aan het verkavelingspatroon;
  • doorzichten behouden en waar mogelijk versterken;
  • het hoofdgebouw is met de voor- of representatieve gevel gericht naar de weg.

  • 2. Massa:
  • gebouwen zijn vrijstaand, individueel en afwisselend;
  • gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm;
  • gebouwen bestaan uit een onderbouw van één laag met in principe een zadeldak;
  • op-, aan- en uitbouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume;
  • zijgevels hebben vensters.

  • 3. Architectonische uitwerking:
  • de architectonische uitwerking is zorgvuldig en gevarieerd;
  • het verschil tussen voorhuis en achterhuis van het hoofdgebouw wordt benadrukt;
  • wijzigingen en toevoegingen zijn in stijl, maat en schaal zorgvuldig afgestemd op het hoofdvolume;
  • kozijnen, dakgoten, daklijsten, windveren en dergelijke zijn zorgvuldig gedetailleerd en voorzien van profileringen;
  • bijgebouwen als hallen en schuren zijn eenvoudiger maar net zo zorgvuldig gedetailleerd als de hoofdmassa;
  • vensters in het woongedeelte zijn staand;
  • vensters hebben een onderverdeling met bijvoorbeeld tussenkalven.

  • 4. Materiaal- en kleurgebruik:
  • gevels zijn in principe gemetseld in roodbruine baksteen en soms voorzien van stucaccenten;
  • hellende daken zijn gedekt met keramische pannen of natuurriet;
  • bijgebouwen zijn in materiaal- en kleurgebruik afgestemd op het hoofdgebouw;
  • het kleurgebruik is traditioneel en terughoudend.

Agrarische bedrijfsgebouwen

De waarde van de agrarische bedrijfsgebouwen is vooral gelegen in hun functioneren. Ze vertegenwoordigen geen cultuurhistorische waarden, maar vervullen een rol in de uitoefening van het boerenbedrijf en daarbij horende functies. In de toekomst kunnen oude gebouwen worden vervangen, maar ook meer agrarische bijgebouwen worden geplaatst.

Het beleid voor de agrarische bedrijfsgebouwen is gericht op het beheer van het landschap, waarin de agrarische bedrijven een belangrijke rol vervullen. De gemeente richt zich op het inpassen van deze objecten in het landschap. Terughoudende vormgeving en kleurstelling zijn gewenst, gezien het open landschap en de daaruit volgende goede zichtbaarheid van de gebouwen. De plaatsing van de gebouwen moet recht doen aan het verkavelingspatroon van het landschap.

Voor de functionele agrarische bedrijfsgebouwen geldt het reguliere welstandsregime, waarbij terughoudende vormgeving en kleurstelling het meest van belang zijn.

Bij de beoordeling van bouwplannen voor agrarische bedrijfsgebouwen wordt er getoetst aan de hand van de volgende criteria:

  • 1. Ligging:
  • plaatsing achter het hoofdgebouw;
  • het gebouw is bij voorkeur met de korte gevel gericht naar de weg;
  • rooilijnen variëren tussen evenwijdig aan de weg en parallel aan het verkavelingspatroon;
  • doorzichten behouden en waar mogelijk versterken.

  • 2. Massa:
  • agrarische bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm;
  • agrarische bedrijfsgebouwen hebben een onderbouw van één laag met bij voorkeur een flauw hellend zadeldak en anders een plat dak.

  • 3. Architectonische uitwerking:
  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn eenvoudig en zorgvuldig;
  • geen reclame-uitingen op of aan (schuur)kassen plaatsen.

  • 4. Materiaal- en kleurgebruik:
  • grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur zoals baksteen, houten betimmering, metaal- of golfplaat en anders uit transparant glas;
  • het kleurgebruik is terughoudend en aangepast aan het landelijk gebied;
  • daken zijn bij voorkeur grijs en anders van glas.

Beeldkwaliteitplan Lindtsedijk e.o.

Het beeldkwaliteitplan zet in op het behoud en versterken van het bestaande karakter en beeld van de Lindtsedijk als geheel. Het kader waarborgt de benoemde kwaliteiten van de dijk: het gevoel van ruimte en rust, het informele karakter, het zicht op het landschap en de natuur en de karakteristieke dijkbebouwing. Hiermee worden bedreigingen die de karakteristiek van de dijk aantasten tegengegaan of zelfs omgebogen tot kansen om deze kwaliteiten te versterken. Het beeldkwaliteitplan streeft naar een balans tussen samenhang en diversiteit. Om dit te bereiken zijn geen harde regels opgesteld, maar is de essentie van de karakteristiek van de dijk beschreven. Het motto is dus 'niet beperken, maar inspireren'.

2.4.10 Groenstructuurplan

In het Groenstructuurplan ligt de nadruk op de ruimtelijke aspecten en een gebiedsgerichte benadering. Hiervoor is gekozen om een integrale samenhang te creëren. Het groenstructuurplan biedt een kader voor de groenstructuur, waarin eenheid in de hoofdstructuur ontstaat. Daarnaast moet gestreefd worden naar differentiatie en variatie in de bijzondere plekken zoals de parken, representatieve plekken, entrees, boomstructuur en woonbuurten.

Hoofdlijnen Zwijndrecht

Door zorgvuldig om te gaan met de hoofdlijnen van de stad kunnen de gevarieerd ingerichte wijken bij elkaar worden gehouden. Het aanpakken van de hoofdlijnen verhoogt de ruimtelijke-functionele kwaliteit, oriëntatie en samenhang van de stad. De aanpak van hoofdlijnen komt tot uitdrukking in de volgende onderdelen:

  • samenhangend netwerk van lijnen;
  • bijzondere, representatieve plekken als knopen binnen het stedelijk netwerk;
  • parken en begraafplaatsen;
  • een duurzaam ecologisch raamwerk.

Duurzaam ecologisch raamwerk

Om de ecologische kwaliteiten van de stad beter te benutten en te komen tot een duurzaam ecologisch netwerk wordt gekeken naar de hoofdlijnen in de stad, waarin deze ecologische kwaliteiten tot uitdrukking kunnen komen. De ecologische structuur zal worden verbeterd door de verschillende kwaliteiten van ecologisch waardevolle gebieden, zowel in de stad als daar buiten, te versterken en met elkaar te verbinden.

Bij de totstandkoming van een duurzaam ecologisch netwerk voor de gemeente Zwijndrecht vormen de volgende onderdelen een belangrijke rol:

  • Devel en (hoofd)waterlopen Molenvliet en Officiervliet;
  • dijken, spoor en hoofdverkeersaders;
  • groene buffer Heerjansdam-Zwijndrecht;
  • Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

Aanbevelingen buitengebied

In dit groenstructuurplan wordt de aandacht met name gelegd op het openbaar groen binnen de bebouwde kom van Zwijndrecht en Heerjansdam. Omdat de stedelijke ontwikkelingen van grote invloed zijn op het buitengebied, zullen er toch enkele aanbevelingen in dit groenstructuurplan worden gemaakt met betrekking tot de groene inrichting. Door de stedenbouwkundige en infrastructurele ontwikkelingen is het buitengebied nog meer versnipperd geraakt. De landschapsstructuur is daarbij deels verloren gegaan. Om te voorkomen dat het buitengebied nog meer versnipperd, is het van belang de structuur van het oorspronkelijke landschap, dat op enkele plekken nog aanwezig is, te versterken. Aanbevolen wordt om de typerende onregelmatige strokenverkaveling te versterken door het aanbrengen van hakhoutwallen. Op deze manier komt er niet alleen visueel-ruimtelijk structuur in het landschap, maar worden de overige inrichtingselementen als stedelijke bebouwing (stadsranden) en infrastructurele voorzieningen (HSL) verzacht. Bovendien lijkt hierdoor het gebied groter, doordat niet alles in één keer te overzien is. De randen van het gebied zullen grotendeels bepaald worden door het Develbos en de recreatiezone langs de Oude Maas. In deze recreatiezone zullen zowel de cultuurlijke als natuurlijke elementen op elkaar afgestemd moeten worden. De plannen hiervoor zijn nog in ontwikkeling. Om in de toekomst het groene buitengebied te blijven ervaren en beleven, is het van belang om de potenties in het buitengebied te koesteren, omdat deze juist zo waardevol zijn voor het verder dichtgroeien van het gebied met bebouwing. Het huidige agrarische gebied zal echter meer vorm krijgen als landschapspark.