Plan: | Meerburgerpolder Noord 2014 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0638.BP00013-GRU1 |
In de afgelopen jaren hebben de gemeenten Zoeterwoude, Leiden en Leiderdorp met de provincie Zuid-Holland, het (toenmalige) Ministerie van VROM en Rijkswaterstaat, gewerkt aan het W4-project. Dit project omvat de integrale planvorming voor de verbeterde inpassing van de verbrede en verdiepte A4 ter hoogte van de genoemde gemeenten en de hieraan gekoppelde ontwikkeling van de naastgelegen gebieden. Hiertoe is in 2002 een overeenkomst gesloten.
De drie gemeenten bereiden ieder de voor hun grondgebied benodigde bestemmingsplannen voor. De gemeente Zoeterwoude heeft zich daarbij in eerste instantie gericht op één bestemmingsplan voor het gehele projectgebied voor zover dit binnen haar gemeentegrenzen ligt. Dit traject is om uiteenlopende redenen stil komen te liggen. De voornaamste reden was de vernietiging van het oorspronkelijke tracébesluit door de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State wegens het aspect luchtkwaliteit. Omdat in de tussentijd bovendien de economische situatie veranderde, is in 2011 een nieuwe insteek gekozen. Uitgangspunt daarbij is een globale bestemmingslegging vastgelegd in bestemmingsplannen voor afzonderlijke deelgebieden. Hierin worden de uitgangspunten van de stedenbouwkundige visie verankerd, maar wordt de concrete inrichting en functieverdeling niet specifiek vastgelegd. Deze vorm van bestemmen biedt meer flexibiliteit, hetgeen in deze situatie gewenst is, zonder de benodigde rechtszekerheid aan te tasten.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het noordelijke deelgebied van het volledige projectgebied van Verde Vista Meerburg en ligt direct tegen de A4 aan. Het deelgebied wordt begrensd door de A4, de Oude Rijn, de Meerburgerwatering en de nieuw aan te leggen toegangsweg tot het gebied die door middel van een viaduct over de A4 voor verbinding zorgt met Roomburg. De globale begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Bestemmingsplan Meerburgerpolder Noord 2014 is gericht op de ontwikkeling van woningen (in maximaal 3 bouwlagen) in het gelijknamige deelgebied van het project Verde Vista Meerburg. De opgave van het bestemmingsplan is om binnen het plangebied een grote mate van vrijheid te bieden op het gebied van inrichting en tegelijkertijd voldoende onderbouwing te bieden op sectorale aspecten als milieu, ecologie en water.
In het noordoostelijke deel van het plangebied zijn een aantal bestaande functies aanwezig aan weerszijden van de Hoge Rijndijk, zoals woningen en woonschepen. Deze functies worden met een consoliderende regeling meegenomen in dit bestemmingsplan.
In het gebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | |
Hoge Rijndijk-West | 24 april 1997 | 19 augustus 1997 | |
Hoge Rijndijk | 9 maart 2000 | 9 april 2002 |
Inspraak en overleg
In de voorontwerpfase zijn omwonenden en andere belanghebbenden door middel van inspraak in de gelegenheid gesteld om hun mening over het bestemmingsplan te geven. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft daartoe op grond van de gemeentelijke inspraakverordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tevens is een informatieavond gehouden.
Ook hebben zogenoemde overleginstanties (buurgemeenten, belangenorganisaties, nutsbedrijven, provincie en rijksoverheid) in het kader van artikel 3.1.1 Bro de gelegenheid gehad om te reageren op het bestemmingsplan.
Vervolgprocedure
Na de inspraak en het overleg zijn de inspraak- en overlegreacties in overweging genomen en waar van toepassing, meegenomen in de aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Op dit ontwerpbestemmingsplan kon een ieder zijn mening, in de vorm van zienswijzen, richten aan de raad. De zienswijzen die geleid hebben tot wijziging van het ontwerpbestemmingsplan, zijn verwerkt. Na deze fase zal het bestemmingsplan worden vastgesteld door de raad.
Ook daarna is het mogelijk om te reageren op het bestemmingsplan. Er kan beroep worden aangetekend bij de Raad van State.
Het bestemmingsplan kent meerdere planvormen. In de eerste plaats is er het onderscheid tussen de gronden waar wel en waar geen ontwikkelingen worden beoogd. Daar waar geen ontwikkelingen beoogd worden, worden de bestaande functies in een consoliderende regeling gedetailleerd vastgelegd.
Voor de gronden waar wel ontwikkelingen beoogd worden, is er een onderscheid te maken tussen gronden waar nog bestaande functies aanwezig zijn en waar dat niet meer het geval is.
In het laatste geval wordt de nieuwe functie direct bestemd, zodat het plan zonder afwijkings-, wijzigings- of uitwerkingsregels gerealiseerd kan worden. Om daarbij een zekere mate van architectonische vrijheid te laten aan de toekomstige ontwikkelaars en rekening te houden met de huidige marktsituatie, kent het bestemmingsplan voor deze gronden een globale opzet.
Aanvullend aan het bestemmingsplan zijn er overigens wel onderliggende documenten: het Beeldkwaliteitplan Verde Vista Meerburg uit 2007 (geactualiseerd 2013) en het Inrichtingsplan Openbare Ruimte uit 2009. Deze documenten, opgesteld door BDP Khandekar, geven de inrichtingsvisie op het gebied weer, zonder daarbij definitieve inrichtingen vast te leggen.
Voor de onderbouwing van sectorale (milieu)aspecten is veelal uit gegaan van een iets ruimer programma dan in de uiteindelijke regeling is opgenomen.
Voor de gronden waar nog bestaande functies aanwezig zijn, is het zaak om zowel de bestaande als toekomstige functies te vatten in dit bestemmingsplan. Hiervoor wordt gewerkt met wijzigingsbevoegdheden. De verdere uitwerking van de regeling en de gehanteerde planvormen komen aan bod in paragraaf 4.2.
De toelichting bij dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Eerst wordt het relevante beleidskader toegelicht, waarbinnen de beoogde ontwikkeling plaatsvindt. Hoofdstuk 3 zoomt vervolgens in op de ontwikkeling zelf, waarbij het plangebied, de ontwikkeling Verde Vista Meerburg als geheel en de kaders voor deelgebied Noord worden beschreven. Hoofdstuk 4 ligt vervolgens toe hoe deze kaders in dit bestemmingsplan worden vertaald in de juridische regeling van de bestemmingsplanregels.
Na de beschrijving in deze drie hoofdstukken gaan de hoofdstukken 5 tot en met 9 in op de onderbouwing van de diverse sectorale aspecten. De nodige onderzoeken die in dat kader zijn uitgevoerd zijn opgenomen in de bijlagen bij de toelichting.
Hoofdstuk 10 en 11 gaan tot slot in op de uitvoerbaarheid van het plan en het gevoerde overleg bij het opstellen van het plan.
In algemene zin geldt overigens dat het plangebied niet altijd als een losstaand gebied kan worden beschouwd. Als onderdeel van het grotere Verde Vista Meerburg-project, is het onontkoombaar om bepaalde onderdelen van de toelichting in een breder perspectief te plaatsen en daarbij de ontwikkeling in groter verband te zien. Zo zijn diverse onderzoeken voor het hele projectgebied van Verde Vista Meerburg uitgevoerd en kan ook de gebiedsvisie niet los van het grotere geheel worden gezien.
In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingezoomd op het vigerende, relevante ruimtelijke beleid van het rijks-, regionaal en gemeentelijk beleid. Alle vermelde beleidsmatige aspecten hebben betrekking op het plangebied Meerburgerpolder Noord. Aan het eind van het hoofdstuk is de algemene conclusie opgenomen, dat de voorgestane ontwikkelingen in het plangebied passen binnen het beleidskader.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Barro (2011)
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende bepalingen relevant:
Voorgaande nationale belangen zijn volwaardig meegenomen in dit bestemmingsplan.
Op het gebied van infrastructuur moet het netwerk robuuster en meer samenhangend worden. Het selectieve investeringsbeleid is daarop gericht. Voor heel Nederland wordt de basis op orde gebracht; in de Randstad wordt 2x4 rijstroken de standaard, daarbuiten moeten op termijn alle hoofdverbindingen 2x3 rijstroken worden. Het extra beschikbare geld wordt voor een belangrijk deel besteed aan projecten die bijdragen aan een betere bereikbaarheid van de gebieden met de grootste economische verdiencapaciteit voor Nederland.
In de planvorming is fysiek rekening gehouden met 4 rijstroken.
Masterplan W4 (september 2001) en Bestuurlijke Overeenkomst W4 (februari 2002)
Het Masterplan W4 maakt deel uit van de W4-overeenkomst en beschrijft het W4-project, waarin de gemeenten Leiden, Leiderdorp en Zoeterwoude, de provincie Zuid-Holland en het Rijk (voormalige Ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM), de inpassing van de verbreding van de A4 gezamenlijk verbeteren. Het Masterplan W4 bevat de ruimtelijke, infrastructurele, financiële en organisatorische kaders waarbinnen het W4-project haalbaar is.
Op 14 februari 2002 hebben de (toenmalige) ministers van Verkeer en Waterstaat en van VROM, met de provincie en de gemeenten Leiderdorp, Zoeterwoude en Leiden de samenwerkingsovereenkomst A4/W4 getekend (wonen, werken, wegen en water). Hierin is de inspanningsverplichting opgenomen om elkaars ontwikkelingen mogelijk te maken, zowel publiek- als privaatrechtelijk. In deze overeenkomst staan afspraken om te komen tot een integrale ontwikkeling van het gebied rondom de te verbreden A4, waarbij de A4 op een hoogwaardige wijze wordt ingepast, de barrièrewerking van de weg wordt verminderd en een evenwichtige toevoeging van functies plaatsvindt. In dat kader zullen de aangrenzende deelplangebieden worden (her)ontwikkeld.
W4 staat voor de manier waarop de A4 verbreed wordt. Namelijk door een maatschappelijk en ruimtelijk verantwoorde inpassing van de verlengde, verdiepte en bredere A4 in de bestaande woonomgeving én het ontwikkelen van gebieden die naast de snelweg liggen. Het doel is de leefkwaliteit in de regio verbeteren en de Leidse regio een impuls te geven op het gebied van wonen, werken, wegen en water.
Tracébesluit A4 Burgerveen-Leiden
Op 18 mei 2009 is het Tracébesluit A4 Burgerveen-Leiden 2009 vastgesteld. De vaststelling van dit Tracébesluit maakt het mogelijk de autosnelweg A4 vanaf de Dwarswatering, gemeente Leiderdorp tot en met de aansluiting Zoeterwoude, te verbreden tot een 2x3-strooksweg voor het noordelijke gedeelte en een hoofd- en parallelbanenstelsel aan te leggen voor het zuidelijke gedeelte. De geluidswerende maatregelen zijn eveneens opgenomen in het Tracébesluit. Een akoestisch onderzoek en een landschapsplan vormen separate bijlagen bij het besluit.
De actuele grens (ontwerp Tracébesluit 2012) is overgenomen in het bestemmingsplan. Bebouwing binnen deze zone vindt plaats in nauw overleg met Rijkswaterstaat.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Dat is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. Bro) en in de provinciale ruimtelijke verordening. De overheid vraagt om dit te onderbouwen in ruimtelijke besluiten. Bij de ladder dient voor een stedelijke ontwikkeling achtereenvolgens te worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Toetsing
Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (actualisering 2012)
In de provinciale structuurvisie zijn vijf integrale hoofdopgaven benoemd:
In het kader van een concurrerend en aantrekkelijk internationaal profiel en van een samenhangend stedelijk netwerk, merkt de visie de A4 samen met de A16 aan als de belangrijkste achterlandverbindingen in Zuid-Holland. De transportstromen concentreren zich op deze assen. Zo nodig moet de omgeving hieraan worden aangepast.
De A4 is de hoofdslagader van de westelijke Randstad. De A4 verbindt het stedelijk netwerk van Zuid-Holland en Schiphol. De ontwikkelingen rond de luchthaven (met name de bedrijvigheid) zijn van nationaal belang en hebben een grote stuwkracht. De A4 moet daarom over de hele lengte het verkeer goed kunnen verwerken. Daarvoor is op korte termijn realisering van capaciteitsvergroting tussen knooppunt Burgerveen en Leiden van groot belang.
Over de ontwikkeling langs de A4 doet de provinciale structuurvisie geen concrete uitspraken, aangezien deze geen provinciaal belang dienen. Op deze ontwikkeling is daarom de algemene beleidslijn van toepassing die wordt verwoord aan de hand van de vijf bovengenoemde opgaven.
Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie
De provincie Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken. Het plangebied is onderdeel van het bestaande stedelijk gebied.
Verordening Ruimte (2010, actualisering 2012)
In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan: 'Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.'
Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren.
Figuur 2.1 Provinciale bebouwingscontour
Voor stedelijke ontwikkelingen binnen de contouren bestaat een ruime mate van beleidsvrijheid voor de lagere lokale overheden. Ontwikkelingen van bepaalde functies, ook als deze binnen de contouren passen, zijn echter vanwege hun provinciale belang ook programmatisch van voorwaarden voorzien in de provinciale verordening. Het betreft met name de functies wonen, detailhandel en kantoren.
Artikel 2 Algemene regels ter zake van bestemmingsplannen
Regionale afstemming (lid 1)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen voorziet in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma terzake of is tenminste regionaal afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
Toetsing
Voor het voorliggende plan wordt verwezen naar de eerder gemaakte afspraken in W4-verband, waar de provincie zelf partij is in de overeenkomst, en naar de regionale woonvisie.
In de regio Holland Rijnland hanteert de provincie de regionale verstedelijkingsafspraken als referentiekader. Hierin is binnen Zoeterwoude ruimte voor een woningbouwprogramma van 402 woningen in het tijdvak 2010-2019 ten behoeve van de lokale behoefte. De woningbouwontwikkeling in de Meerburgerpolder betreft een regionale locatie. De locatie Verde Vista (Meerburgerpolder) is hierin niet opgenomen, omdat daar een specifieke W4-overeenkomst over is gesloten door alle betrokken overheden.
De in de overeenkomst opgenomen verplichtingen gelden voor alle W4-partijen. Hierin is de inspanningsverplichting opgenomen om elkaars ontwikkelingen mogelijk te maken, zowel publiek- als privaatrechtelijk. Programmatisch heeft Zoeterwoude formeel en informeel altijd afstemming gezocht en toestemming gevraagd in W4, regio of onderling verband.
In mei 2013 hebben de Provincie en de gemeente Zoeterwoude in de Bestuursovereenkomst HOV-net Zuid-Holland Noord aanvullende afspraken gemaakt.
Afgesproken is in artikel 3 van de HOV-overeenkomst:
1. Zoeterwoude zal ervoor zorgdragen om op de W4-onwikkellocatie Verder Vista Meerburg minimaal te realiseren;
a. 55.000m² bvo kantoren, en/of overige werkfuncties en/of detailhandel;
b. 300 woningen.
2. De verhouding van het bruto vloeroppervlak van de functies genoemd onder a (kantoren, werkfuncties, Leisure, detailhandel) dient in overeenstemming te zijn met het op het moment van de verkoop van de grond vigerende beleid van de Provincie.
Het project Verde Vista Meerburg moet niet gezien worden als een 'Zoeterwouds' project. Het is een gemeentelijk overstijgend project in nauwe samenwerking met overige overheidsinstanties (waaronder de provincie) en buurgemeenten, met als doelstelling de tijdige, doelmatige en duurzame aanleg en inpassing van de A4, alsmede in samenhang daarmee een tijdige, doelmatige en duurzame (her)ontwikkeling van de deelplangebieden ter vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van de A4 en de deelplangebieden. Dit met als doel de leefkwaliteit van de Leidse regio een impuls te geven op het gebied van wonen, werken, wegen en water.
In dat opzicht richt het plan Verde Vista Meerburg zich dan ook niet op de Zoeterwoudse markt, maar op de regionale markt.
Van het totale aantal woningen wordt 40% in de sociale sector gebouwd.
De Provincie en de gemeente Zoeterwoude hebben in de Bestuursovereenkomst HOV-net Zuid-Holland Noord afgesproken dat Zoeterwoude ervoor zal zorgdragen om op de W4-ontwikkellocatie Verde Vista Meerburg minimaal 300 woningen te realiseren. De locatie Santhorst in deelgebied Meerburgerpolder Noord (66 woningen) maakt geen onderdeel uit van het W-4 gebied.
Ladder voor duurzame verstedelijking (lid 2)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen houdt rekening met de navolgende voorkeursvolgorde:
De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
Toetsing
De locatie is een transformatiegebied binnen bestaand stedelijk gebied en voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde.
Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020 (2011)
De provincie vindt dat iedereen in Zuid-Holland moet kunnen beschikken over een passende woning in een passend woonmilieu, nu en in de toekomst.
Op dit moment staat er in het algemeen druk op de woningmarkt, terwijl er ook gebieden zijn met een ontspannen of zelfs krimpende woningmarkt. De omvang en de kwaliteit van de woningvoorraad is niet in balans. Daarvoor moet de bestaande voorraad kwalitatief verbeteren, vraag en aanbod van woonmilieus beter op elkaar worden afgestemd en meer binnenstedelijk worden gebouwd. Herijking van het nieuwbouw- en herstructureringsprogramma is nodig om in 2020 de gewenste voorraad te hebben.
De Woonvisie 2011-2020 is mede gebaseerd op een evaluatie van bestaand beleid en een analyse van de werking van de huidige woningmarkt. De provincie constateert dat:
Structuurvisie Holland-Rijnland (2009, herziening 2012)
De structuurvisie van de regio Holland-Rijnland is de toekomstvisie op de ruimtelijke kwaliteit en ontwikkeling van de regio tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De visie gaat in op het behouden en versterken van haar kwaliteiten, zoals de hoge landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteit van de regio en de ruimtelijke structuur gebaseerd op een compacte historische centrumstad, een stedelijke kern midden in het Groene Hart, de vele hechte dorpen en de groene omgeving.
De structuurvisie kent zeven kernpunten, te weten:
In het kader van een verbeterde bereikbaarheid wordt in de structuurvisie stilgestaan bij de verbreding van de A4, die overigens op rijksniveau is vastgelegd. De structuurvisie benoemt bij de verbreding en verdieping van de A4 tevens de mogelijkheden voor woningbouw, kantoren en bedrijvigheid.
Overigens wordt in de Structuurvisie ook aangegeven dat het gebied ten oosten van de A4 ter hoogte van Zoeterwoude een hoge cultuur- en landschappelijk historische waarde heeft. Gezien de grootschalige ontwikkeling van onder andere Verde Vista Meerburg in het aangrenzende gebied, wordt de bescherming van deze waarden als belangrijke ruimtelijke tegenhanger gezien.
Regionale woonvisie 2009-2019 (2009)
De regionale woonvisie is de uitwerking van de regionale structuurvisie op het beleidsterrein voor wonen. De regio is een top woonregio en draagt daarmee bij aan een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat in de Zuidvleugel. Daarom ligt de focus enerzijds op de realisatie van topwoonmilieus voor hen die willen verhuizen vanwege hun werk in de groeiende bedrijfstakken zoals Bio Sciences. Anderzijds is er een belangrijke opgave voor sociale woningbouw voor doelgroepen die niet zelfstandig in hun woonbehoefte kunnen voorzien. Dus niet alleen voor de huidige, maar ook voor toekomstige bewoners wil Holland Rijnland een alternatief bieden. Daarom heeft het Algemeen Bestuur ingestemd met de Woonvisie Holland Rijnland 2009-2019. Hierin staan de belangrijkste afspraken over wonen in de regio.
De samenwerkende gemeenten hebben afgesproken zich in te spannen om maximaal in de periode 2008-2019 in totaal netto 24.240 woningen toe te voegen aan de bestaande woningvoorraad. De taakstelling voor Zoeterwoude is tussen 2008 en 2019 421 woningen. Verde Vista Meerburg richt zich echter op de regionale markt.
Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020 (2010)
Rijk, provincie en regio's hebben gezamenlijk een Verstedelijkingsstrategie opgesteld in het kader van het Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020. Deze strategie bevat regionale programmatische uitwerkingen voor vijf regio's. De belangrijkste hoofdpunten van de strategie zijn:
De verstedelijkingsstrategie is uitgewerkt in de verstedelijkingsopgave: een woningbouwprogramma voor de Zuidvleugel dat is gerelateerd aan mobiliteit en groen, uitgewerkt per regio. De opgave per regio is de basis voor regionale verstedelijkingsafspraken. In 2010 heeft de regio voor Holland Rijnland een woningbouwopgave voor de periode 2010-2020 afgesproken.
In Zuidvleugelverband is afgesproken om in de periode 2010-2019 netto 20.700 woningen toe te voegen. De partners overwegen afspraken te herijken, onder meer vanwege de veranderde situatie op de woningmarkt. Voor Verde Vista gelden specifieke afspraken in W4-verband.
In het kader van W4 is gesproken over m² programma. In W4-verband is bestuurlijk akkoord over 52.500 m² kantoor en 40.750 m² 'overig programma'. De m² zijn vertaald in maximaal 340 woningen. De meest recente plannen voor de ontwikkeling gaan uit van circa 325 woningen. Dit sluit aan op het vastgestelde stedenbouwkundig plan.
Structuurvisie Zoeterwoude-Rijndijk (2013)
De structuurvisie Zoeterwoude-Rijndijk is in februari 2013 vastgesteld. De visie omvat de hoofdlijnen van de voorziene ontwikkelingen van het dorp Rijndijk voor de komende 15 jaar en het ruimtelijk beleid dat de gemeente Zoeterwoude gaat voeren voor de kern Rijndijk.
De visie vormt niet direct een uitvoeringsagenda voor de gemeente zelf, in die zin dat zij de beoogde ontwikkelingen niet zelf ter hand zal nemen. De visie is wat dat betreft meer bedoeld om het gemeentebestuur een instrument te geven waarmee zij de burgers en maatschappelijke organisaties actief kan informeren over en betrekken bij de ruimtelijke visie op het bebouwde gebied.
Een van de voornaamste uitgangspunten uit de visie is het behoud van het landelijke, groene en dorpse karakter. Nieuwe ontwikkelingen zullen zodoende bij dit uitgangspunt aan moeten sluiten.
Welke ontwikkelingen gewenst zijn en in welke vorm zij binnen bovengenoemd uitgangspunt passen, wordt in de visie per deelgebied beschreven. De ontwikkeling van Verde Vista Meerburg wordt daarbij als gegeven aangemerkt, gezien het vergevorderde stadium waarin de plannen zich bevinden en het traject dat hieraan vooraf is gegaan. Figuur 2.2 is afkomstig uit de structuurvisie en toont het te ontwikkelen gebied en de wijze van aansluiting op het omliggend gebied.
Figuur 2.2 Structuurschets Verde Vista Meerburg
Voor wat betreft de inrichting van het gebied wordt verwezen naar het Beeldkwaliteitplan, opgesteld door Bureau Khandekar. Dit beeldkwaliteitsplan is geactualiseerd in 2013.
De ontwikkeling W4 als geheel is in de bestuurlijke overeenkomst uit 2002 tussen Rijk, provincie en de gemeenten Leiden, Leiderdorp en Zoeterwoude verankerd. Hierin is de inspanningsverplichting opgenomen om elkaars ontwikkelingen mogelijk te maken, zowel publiek- als privaatrechtelijk. Naderhand is de ontwikkeling daarom bij de actualisatie of vervanging van diverse beleidsstukken als een gegeven aangemerkt. In de relevante beleidsdocumenten wordt zodoende al uitgegaan van de ontwikkeling van het W4-project als geheel, waar Verde Vista Meerburg deelgebied Noord deel van uitmaakt. In aanvulling op de bestuurlijke overeenkomst uit 2002, is in 2010 een aanvullende overeenkomst gesloten om het project financieel te borgen.
Het bestemmingsplan is gericht op de ontwikkeling van grondgebonden woningen in het noordelijke deelgebied binnen het project Verde Vista Meerburg. Dit hoofdstuk gaat in op de bestaande situatie en de ontwikkeling van Verde Vista Meerburg als geheel. Vervolgens wordt specifiek ingezoomd op de opzet van het noordelijk deelgebied.
De Meerburgerpolder kende in het zuidwestelijk deel met name weidegebied met een agrarische functie, zoals dit op de luchtfoto van 2005 (figuur 3.1) goed te zien is. Aan de noordoostzijde van het gebied, richting de Hoge Rijndijk, is de nodige bebouwing waar te nemen, waaronder een wooncluster, een kassencomplex en een sportpark. Aan de overzijde van de Hoge Rijndijk bevinden zich ook nog 4 woningen en 3 woonschepen.
Figuur 3.1 Luchtfoto plangebied 2005 (bron: Google) en luchtfoto plangebied 2013 (bron: Bing maps)
Buiten het wooncluster en de direct omliggende bebouwing zijn de functies uit het plangebied al grotendeels verdwenen. Het sportpark is inmiddels verplaatst en heeft haar nieuwe locatie in het zuidwestelijke deel van Verde Vista Meerburg. Direct langs de A4 zijn de gronden al grotendeels bouwrijp gemaakt.
Op de oude foto is ook de Meerburgermolen nog waar te nemen langs de Meerburgerwatering. Deze zorgde voor bemaling van de Room- en Meerburgerpolder. Inmiddels is deze ontmanteld en wordt de bemaling machinaal uitgevoerd. De molen wordt op een nieuwe locatie aan de Munnikenpolder in Leiderdorp geplaatst.
Wegenstructuur
In en rond het gebied liggen enkele wegen die bepalend zijn voor de ruimtelijke structuur. Van de noordoostelijke tot noordwestelijke zijde ligt de rijksweg A4. Deze weg vormt op groter schaalniveau een verbinding, maar op lokaal niveau een barrière. Aan de overzijde van de A4, vanuit het plangebied gezien, ligt op Leids grondgebied de Willem van de Madeweg. Deze ontsluit zowel Verde Vista Meerburg als de nieuwe Leidse wijk Roomburg richting de A4 en de N11 en zorgt voor verdere ontsluiting richting Leiderdorp. Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt de Hoge Rijndijk. De N11 en de parallel daaraan gelegen spoorlijn Leiden-Alphen aan den Rijn liggen tegen de zuidelijke grens van het zuidelijk deelgebied van Verde Vista Meerburg. Zowel de Hoge Rijndijk, de N11 als de spoorlijn liggen haaks op de A4.
Waterstructuur
Water speelt een belangrijke rol in de structuur van Zoeterwoude. De verschillende waterlopen hebben de basis gevormd voor de ontginning van het gebied. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de Oude Rijn. Deze belangrijke watergang is de basis geweest van waaruit de kern Zoeterwoude-Rijndijk is ontstaan. Van belang voor het gebied is verder de Meerburgerwatering. Deze waterloop is gelegen ongeveer evenwijdig aan de A4 en is een belangrijke structuurdrager.
Het groen rond de Meerburgerwatering heeft een dubbelfunctie. Enerzijds fungeert dit als afscherming van het bedrijventerrein Grote Polder en anderzijds wordt de strook benut voor extensieve recreatie.
In de stedenbouwkundige visie voor Verde Vista Meerburg zijn vier gebieden te onderscheiden binnen het project. In onderstaande figuur zijn deze weergegeven en als volgt genummerd:
Figuur 3.2 Deelgebieden Verde Vista Meerburg (BDP Khandekar)
De verlengde Industrieweg en de Stadhouderslaan (boulevard) vormen de grenzen tussen de verschillende deelgebieden.
De ontwikkeling als geheel voorziet in functies op het gebied van wonen, kantoren, detailhandel, zorg, leisure en sport. De deelgebieden 2, 3 en 4 zijn toegespitst op één specifieke functie: wonen in de deelgebieden 2 en 3 en sport in deelgebied 4. De bebouwing in deelgebied 1 kent daarentegen een mix van functies, bestaande uit wonen, kantoren, zorg, leisure en detailhandel.
Ook qua bebouwing kent het gebied een zekere geleding. In bouwhoogte loopt de bebouwing vanaf de N11 zijde van 7 lagen stapsgewijs af naar 2 lagen met een kap aan de zijde van de Hoge Rijndijk.
Er wordt op het bestaande aangrenzende woongebied aangesloten met nieuwe laagbouwwoningen (Santhorst I en II). In dit gebied is ook een voorname rol weggelegd voor nieuwe watergangen, die het karakteristiek water vanuit de Meerburgerwatering tot in het plangebied brengen. Ten zuiden van deze woningbouwlocatie ligt inmiddels het nieuwe sportcomplex van de RKVV (rooms-katholieke voetbalvereniging) Meerburg, dat middels het bestemmingsplan 'Sportcomplex Meerburgerpolder' is mogelijk gemaakt.
Vanaf de A4 ontstaat ten zuiden van de verlengde Industrieweg een zonering met grotere bouwmassa's langs de A4. Laagbouw grenst aan de bestaande woningen en watergangen en sportvelden vormen de overgang naar het bestaande woongebied en bedrijventerrein ten zuidoosten van Verde Vista Meerburg.
Inrichting
Het plangebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, betreft de deelgebieden 2 en 3 uit de stedenbouwkundige visie: Verde Vista plas en Santhorst I en II. Santhorst I betreft daarbij het gebied tussen de Stadhouderslaan en de Meerburgerwatering dat direct grenst aan de bestaande bebouwing, globaal ter plaatse van het voormalige tuincentrum. Santhorst II betreft het gebied tussen Santhorst I en de verlengde Industrieweg.
Naast de bestaande woningen ten zuiden van de Hoge Rijndijk worden ook de 4 woningen aan de noordzijde van de Hoge Rijndijk in het bestemmingsplan meegenomen. Voor deze woningen, de Hoge Rijndijk en de bestaande functies tussen de Hoge Rijndijk en Santhorst I, worden geen ontwikkelingen beoogd. Hier wordt een consoliderende regeling voor opgenomen.
Voor de overige gronden worden nieuwe grondgebonden woningen mogelijk gemaakt. De wijk wordt door een nieuw viaduct over de A4 ontsloten via de Willem van der Madeweg aan de westzijde van de A4. Dit viaduct maakt onderdeel uit van de werkzaamheden ten behoeve van de verbrede A4.
Centraal in Verde Vista Meerburg wordt de Stadhouderslaan verlengd om als aansluiting op de Hoge Rijndijk te dienen. Deze laan is op de kerk van Leiderdorp (aan de noordzijde van de Oude Rijn) georiënteerd. De langs deze weg beoogde inrichtingsstructuur is weergegeven in figuur 3.3. De inzet in deze figuur geeft een totaaloverzicht van heel Verde Vista Meerburg.
Figuur 3.3 Inrichtingsstructuur Verde Vista Meerburg deelgebied Noord
De inrichtingsstructuur speelt in op de huidige landschappelijke structuur. Langs de A4, die verdiept komt te liggen, zullen woningen een afronding van de nieuwe wijk vormen. Om de woningen langs de A4 te ontsluiten wordt een ontsluitingslus aangelegd; een parallelweg langs de A4.
Voor de gronden langs de Meerburgerwatering geldt het tegenovergestelde. De hoofdstructuur zal voornamelijk haaks op de boulevard gericht zijn en haaks op de Meerburgerwatering. Dit krijgt onder andere vorm door nieuwe watergangen die het plangebied instromen en door ontsluitingswegen haaks op de boulevard. Door de gekozen dorpse verkaveling, met ruimte tussen de bebouwing onderling, wordt voorkomen dat de nieuwe wijk een gesloten front vormt richting de overzijde van de Meerburgerwatering. De open verkavelingsstructuur, in combinatie met het feit dat het grondgebonden woningen betreft, zorgt rondom de Meerburgerwatering in hoogte, dichtheid en verschijningsvorm, voor een passende overgang naar de omgeving.
Programma
Het programma voor het noordelijke deelgebied bestaat in het geheel uit maximaal 245 nieuwe woningen. De ontsluitingswegen zorgen voor verschillende kleinere woonwijkjes. In figuur 3.4 is dit aangegeven. Het exacte aantal woningen per wijkje wordt in dit plan niet vastgelegd. Het gebied Santhorst I, direct grenzend aan de bestaande woonbebouwing, vormt hierop een uitzondering. In dit plan wordt ter plaatse een maximum van 60 woningen vastgelegd.
Figuur 3.4 Programma deelgebied Noord
Gemotoriseerd verkeer
Voor gemotoriseerd verkeer vindt de ontsluiting van het gebied plaats via de Willem van der Madeweg aan de westzijde van de A4. Hiertoe wordt een nieuw viaduct over de A4 aangelegd. Verde Vista Meerburg krijgt een centraal gelegen boulevard (de Stadhouderslaan) welke dienst doet als ontsluitingsweg op de Hoge Rijndijk.
Op alle wegen binnen het gebied geldt een 30 km/h-regime. De wegen zullen ook als zodanig worden ingericht. Een overzicht van de nieuwe infrastructuur is opgenomen in figuur 3.5.
Figuur 3.5 Inrichting infrastructuur
Langzaam verkeer
Langs de verlengde Stadhouderslaan komt een doorlopende fietsverbinding te lopen. De doorgaande fietsverbinding loopt in oostwestelijke richting centraal langs de boulevard en sluit aan de buitenranden van het gebied aan op doorlopende fietspadenstructuren. Over het viaduct over de A4 loopt eveneens een fietspad, waardoor een ontsluiting met de wijk Roomburg en verder met de binnenstad van Leiden ontstaat. Dit fietspad loopt in zuidelijke richting door tot het bestaande woongebied ten zuidoosten van Verde Vista Meerburg. In groter verband ontstaat hiermee een verbinding tussen Leiderdorp en de Grote Polder.
Een schematische weergave van deze verbindingen blijkt uit de eerder opgenomen figuur 3.5.
Openbaar vervoer
Nabij het plangebied is een bushalte gelegen langs de Hoge Rijndijk, ter hoogte van Laan de Goede Herder. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten tussen Alphen aan de Rijn en Leiden en tussen Leiden en Gouda. Aan de zuidwestzijde van het gehele plangebied Meerburgerpolder is een busverbinding (busbaan) aanwezig met een halte in bedrijventerrein Grote Polder. Hier komt ook een nieuwe halte ter hoogte van het plangebied.
Inmiddels is duidelijk geworden dat de eerder beoogde halte voor de RijnGouwelijn er niet komt. Wel wordt gewerkt aan nieuwe plannen voor een NS-station op die locatie.
Een schematische weergave van deze verbindingen blijkt uit de eerder opgenomen figuur 2.2.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze regeling uiteindelijk is vormgegeven.
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Op de plankaart zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.
Het bestemmingsplan kent meerdere planvormen. In de eerste plaats is er het onderscheid tussen de gronden waar wel en waar geen ontwikkelingen worden beoogd. Daar waar geen ontwikkelingen beoogd worden, worden de bestaande functies in een consoliderende regeling gedetailleerd vastgelegd.
Voor de gronden waar wel ontwikkelingen beoogd worden is er een onderscheid te maken tussen gronden waar nog bestaande functies aanwezig zijn en waar dat niet meer het geval is.
In het laatste geval wordt de nieuwe functie direct bestemd, zodat het plan zonder afwijkings-, wijzigings- of uitwerkingsregels gerealiseerd kan worden. Om daarbij een zekere mate van architectonische vrijheid te laten aan de toekomstige ontwikkelaars en rekening te houden met de huidige marktsituatie, kent het bestemmingsplan voor deze gronden een globale opzet. Aanvullend aan het bestemmingsplan zijn er overigens wel onderliggende, vastgestelde documenten: het Beeldkwaliteitplan uit 2007 (geactualiseerd 2013) en het Inrichtingsplan Openbare Ruimte uit 2009. Deze documenten geven de inrichtingsvisie op het gebied weer, zonder daarbij definitieve inrichtingen vast te leggen.
Voor de gronden waar nog bestaande functies aanwezig zijn, is het zaak om zowel de bestaande als toekomstige functies te vatten in dit bestemmingsplan. Hiervoor wordt gewerkt met wijzigingsbevoegdheden.
In onderstaande figuur is de zonering van de diverse planvormen weergegeven. Daarna zullen de drie planvormen afzonderlijk worden toegelicht.
Figuur 4.1 Planvormen in bestemmingsplan Verde Vista Meerburg deelgebied Noord
Consoliderende regeling voor bestaande situatie
Het blauw omlijnde gebied omvat bestaande functies die ook in de nieuwe situaties zullen blijven bestaan. Voor deze functies is een regeling opgenomen die aansluit op de bestaande situatie en deze gedetailleerd vastlegt. Daarbij is zoveel als mogelijk aangesloten op bestemmingsregels uit het aangrenzende plangebied van bestemmingsplan Rijndijk dat recent (2011) is vastgesteld.
De vigerende regeling waar bij de bestemmingslegging vanuit wordt gegaan, biedt mogelijkheden voor woningen, woonschepen, bedrijvigheid en openbare inrichting zoals verkeer, groen en water.
Directe mogelijkheden voor ontwikkeling
Het rood omlijnde gebied is het gebied waar zich geen bestaande functies meer bevinden, anders dan een steunpunt voor de werkzaamheden aan de A4. Dit is echter een tijdelijke voorziening, waarna ook dit deel van de gronden geen functie meer zal hebben. In dit gebied zijn er daarom geen bestaande bouw- en gebruiksrechten meer te respecteren. Daarbij wordt opgemerkt dat de gronden rondom het steunpunt nog eigendom zijn van de gemeente Leiden, maar dat hierover een overeenkomst is gesloten waarmee deze gronden in eigendom van de gemeente Zoeterwoude komen. Het toekomstig grondeigendom van de gemeente Zoeterwoude is daarmee verzekerd.
Met de gemeente als toekomstig grondeigenaar kan in dit gebied de bestemmingslegging direct op ontwikkeling worden gericht. Daarbij speelt wel mee dat er nog geen definitief ontwerp is voor de verkaveling en inrichting. Er wordt daarom gewerkt met een directe en tegelijkertijd globale bestemmingslegging.
Regeling met wijzigingsbevoegdheid voor ontwikkeling
Het geel omlijnde gebied betreft het gebied waar nog enkele bestaande functies aanwezig zijn en waar in de stedenbouwkundige visie woningbouw wordt beoogd. Deze gronden zijn grotendeels in eigendom van een ontwikkelaar, die in overleg is met de gemeente over de nieuwe invulling van het gebied. Om die reden is ervoor gekozen om de ontwikkeling mogelijk te maken via een wijzigingsbevoegdheid. Op deze wijze blijven de rechten van de bestaande functies gerespecteerd en kan de gemeente sturen op de ontwikkeling door van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken. Mede om die reden is specifiek in dit gebied het maximum aantal woningen vastgelegd, te weten 60 binnen het totaal van 245. Overigens kan dit verhoogd worden naar 66, wanneer dit benut wordt voor woningen in de sociale sector.
In het artikel begripsbepalingen worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen die om een nadere omschrijving vragen. Een aantal begrippen komt nagenoeg in elk bestemmingsplan voor. Deze dienen standaard te worden gebruikt.
In het artikel 'wijze van meten' wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- en bouwhoogte te bepalen.
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om specifieke functies in het bijzonder te kunnen regelen.
Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken met bijbehorende goot- of bouwhoogtes.
Bedrijf (Artikel 3)
Tussen de bestaande woonbebouwing nabij de Hoge Rijndijk, is de bedrijfsbestemming opgenomen conform het vigerende plan. Ter plaatse zijn bedrijven toegestaan uit categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
Detailhandel (Artikel 4)
Het voormalige tuincentrum is bestemd als Detailhandel. Hoewel het tuincentrum niet meer als zodanig aanwezig is en de ontwikkeling van woningen ter plaatse beoogd wordt via een wijzigingsbevoegdheid, zijn met het artikel Detailhandel de bestaande rechten uit het vigerende plan overgenomen.
Groen (Artikel 5)
De bestemming Groen is uitsluitend opgenomen in het consoliderende deel van het bestemmingsplan. Grotere groenelemenenten en structurerend groen is daarbij als Groen bestemd. Het artikel is gericht op behoud van openheid, zodat gebouwen uitgesloten zijn. Als uitzondering hierop is een specifieke regeling opgenomen voor schuurtjes langs de waterkant bij de woonschepen.
De openbare ruimte in het te ontwikkelen gebied is globaal bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied en als Woongebied, waarbinnen in algemene zin de inrichting van de openbare ruimte wordt mogelijk gemaakt. Dit kan zijn in de vorm van bijvoorbeeld groen, water, parkeerplaatsen en wegen.
Tuin (Artikel 6)
De bestemming Tuin is uitsluitend toegepast voor tuinen van de woningen in het consoliderende deel van het plan. Het gaat daarbij niet om achtertuinen (waarbinnen erfbebouwing wordt toegestaan), maar om die delen van tuinen waar openheid gewenst is. Dit zijn in de eerste plaats de voortuinen, maar ook zijtuinen kunnen in aanmerking komen. Gebouwen zijn ter plaatse niet toegestaan, overige bouwwerken behoren wel tot de mogelijkheden.
De tuinen in het te ontwikkelen gebied zijn niet specifiek bestemd omdat de indeling hiervan nog niet bekend is. Deze worden algemeen mogelijk gemaakt door middel van de bestemming Woongebied ter plaatse.
Verkeer (Artikel 7)
De Hoge Rijndijk is als doorgaande weg bestemd als Verkeer.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 8)
In het te ontwikkelen deel is de (verlengde) Stadhouderslaan als Verkeer - Verblijfsgebied bestemd. Binnen deze bestemming wordt in het algemeen de inrichting van de openbare ruimte mogelijk gemaakt. Het betreft dus niet alleen wegen, maar kan ook groen of parkeerplaatsen omvatten.
In het consoliderende deel is meer gedetailleerd gelet op de bestaande inrichting, waardoor groen als Groen is bestemd en de Hoge Rijndijk als doorgaande weg als Verkeer is bestemd. Alleen het ontsluitingsstraatje 'Meerburgerwatering' is zodoende nog als Verkeer - Verblijfsgebied bestemd.
Water (Artikel 9)
De hoofdwatergangen en andere structurerende watergangen zijn bestemd als Water. De waterpartij in het gebied Verde Vista plas, die qua omvang ook onder deze noemer zou vallen, is niet als Water bestemd omdat de ligging hiervan nog niet definitief is. De aanleg van deze waterpartij, die van groot belang is voor de watercompensatie, is gewaarborgd in het artikel Woongebied.
Wonen (Artikel 10)
De bestaande woningen zijn bestemd als Wonen. Bij de bestemmingslegging is uitgegaan van het vigerende bestemmingsplan, terwijl voor de bestemmingsregels ook afstemming is gezocht met recent vastgestelde bestemmingsplannen als Rijndijk en Dorp-West.
Binnen de bestemmingslegging wordt door middel van het bouwvlak aangegeven waar het hoofdgebouw is toegestaan. Voor dit hoofdgebouw is op de verbeelding bovendien de maximum toegestane goothoogte vastgelegd. Binnen het artikel Wonen worden buiten het bouwvlak aanvullende mogelijkheden geboden voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
Qua gebruik laat het artikel ruimte voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Voor deze functies zijn een aantal voorwaarden opgenomen, waarbinnen deze zijn toegestaan.
Woongebied (Artikel 11)
Met uitzondering van Santhorst I, dat via een wijzigingsbevoegdheid wordt mogelijk gemaakt, zijn de te ontwikkelen gronden grotendeels als Woongebied bestemd. Uitzondering hierop zijn de watergangen en de verlengde Stadhouderslaan, die respectievelijk als Water en als Verkeer - Verblijfsgebied zijn bestemd.
De overige gronden zijn voorzien van de bestemming Woongebied waarbinnen de woningen, de bijbehorende tuinen/erven en de inrichting van het openbaar gebied worden toegestaan.
Door middel van bouwvlakken op de verbeelding is geregeld binnen welke grenzen bebouwing wordt toegestaan. Hoe de woningen binnen deze bouwvlakken worden gesitueerd, en in samenhang daarmee ook de bijbehorende tuinen/erven, is in het bestemmingsplan grotendeels vrij gelaten. De gemeente toetst initiatieven van ontwikkelaars op dat punt immers aan het Beeldkwaliteitplan. Wel is langs de Meerburgerwatering een strook van 8 m aangeduid waarbinnen geen hoofdgebouwen zijn toegestaan. Ook is een strook van 5 m langs diverse waterkanten aangegeven waarbinnen geen gebouwen en overkappingen zijn toegestaan, met uitzondering van boothuizen en eventuele mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen. De regeling voorziet daarnaast in een afwijkingsbevoegdheid om van deze verplichting op een tweetal plaatsten af te wijken.
Het aantal woningen is niet per bouwvlak bepaald, maar door de omvang van de bouwvlakken en de inrichtingseisen waarmee rekening gehouden dient te worden, zijn in sommige bouwvlakken automatisch meer woningen mogelijk dan in andere bouwvlakken. Het totale aantal woningen is wel verankerd, namelijk op een maximum aantal van 245. Dit is vastgelegd in de planregels.
De verdere regels per woning, bijvoorbeeld met betrekking tot het parkeren en de toegestane maten voor erfbebouwing, zijn afgestemd op het Beeldkwaliteitplan.
Daarnaast wordt voorzien in een regeling voor aan-huis-gebonden beroepen. Deze is afgestemd op de regeling van het artikel Wonen en daarmee op de mogelijkheden bij woningen in de omgeving.
Archeologische begeleiding
Omdat archeologische vondsten niet geheel uitgesloten kunnen worden, is archeologische begeleiding geregeld voor een bouwwerk groter dan 100 m2 waarvoor grondwerkzaamheden (uitgezonderd heien) dieper dan 1,3 m nodig zijn.
Dove gevels
Om tot slot ook het akoestisch aspect te verankeren in de planregels, is voor een aantal gevels een dove gevel voorgeschreven. In paragraaf 7.5.1 wordt onderbouwd dat het geluidsaspect het plan niet in de weg staat, maar dat hiervoor wel enkele ingrepen nodig zijn waaronder dove gevels. Omdat de ontwikkeling al tot op zekere hoogte wordt vastgelegd met bouwvlakken, is per bouwvlak berekend of en waar dove gevels nodig zijn. Omdat nog niet bekend is hoe de bebouwing exact in de bouwvlakken wordt geprojecteerd, kan de exacte locatie van de gevels en daarmee ook van de dove gevels echter niet op de kaart worden weergegeven. Om die reden is per bouwvlak aangegeven aan welke zijde een dove gevel verplicht is. De voorwaarde van dove gevels geldt voor de twee meest zuidwestelijke bouwvlakken. Op basis van het akoestisch onderzoek is nog wel een onderscheid gemaakt voor welke bouwlagen dit verplicht is. In de regels is daarom vastgelegd waar de dove gevel de gehele gevel moet beslaan, waar de bovenste 2 bouwlagen doof moeten zijn en waar alleen de bovenste bouwlaag (kap) doof moet zijn.
De regeling voorziet daarnaast in een afwijkingsbevoegdheid om van bovenstaande verplichting af te wijken, wanneer de initiatiefnemer aantoont dat het ontwerp waar de aanvraag voor is ingediend ook (gedeeltelijk) zonder deze dove gevels kan worden gerealiseerd.
Peil
In artikel 1 is onder peil een afwijkende begripsbepaling opgenomen wanneer het hoofdgebouwen binnen de bestemming Woongebied betreft. Omdat de maaiveldhoogtes nog onderhevig zijn aan grondwerkzaamheden, is deze regeling opgenomen. Het koppelen van de bouwhoogte aan het maaiveld, wat normaal gesproken het geval in bestemmingsplannen, is in dit geval namelijk weinig duidelijk en rechtszeker. Immers, de bouwhoogte kan in dat geval wel een bepaalde maat zijn, maar als voorafgaand eerst het maaiveld wordt opgehoogd, is op voorhand niet duidelijk hoe hoog het gebouw feitelijk wordt ten opzichte van de omliggende bebouwing.
Juist om die reden is besloten voor een systematiek waarbij het peil (zoals dat gehanteerd wordt in het bestemmingsplan) gekoppeld wordt aan een NAP-peil. Een dergelijke maat staat altijd vast en de nieuwe bouwhoogtes zijn zodoende in absolute zin verankerd. De strook grond langs de A4 in het zuidelijke deelgebied, krijgt in verband met de werkzaamheden aan de A4 een vaste hoogte van -1 m NAP. Aangezien deze maat al vaststaat en dit bovendien het laagste punt betreft, is deze maat als 'peil' gehanteerd.
Uitgaande van dit peilniveau zijn vervolgens de bouwhoogtes voor de nieuwe hoofdgebouwen bepaald. Een bouwhoogte van 13 m betekent zodoende niet automatisch dat een gebouw ter plaatste 13 m hoog mag worden, maar dat het gebouw, ten opzichte van -1 m NAP, 13 m hoog mag worden. Als van een specifieke locatie bekend is dat het maaiveld in de nieuwe situatie op +0,3 m NAP ligt, dan kan geconcludeerd worden dat het maaiveld ter plaatse al 1,3 m boven het peil (meetniveau) van -1 m NAP ligt. Met andere woorden, van de 13 m bouwhoogte is dan al 1,3 m verbruikt door het hoogteverschil. Dit houdt in dat ter plaatse nog 11,7 m resteert voor het hoofdgebouw.
Overigens wordt voor erfbebouwing bij het hoofdgebouw, voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voor hoofdgebouwen van de overige bestemmingen (dit betreft de functies die onveranderd blijven) het maaiveld wel als peil aangehouden.
Leiding - Gas (Artikel 12)
In het plangebied ligt een planologisch relevante leiding. Het gaat om een gasleiding. Om de leidingen te beschermen wordt een dubbelbestemming opgenomen, namelijk Leiding - Gas.
Voor deze leiding geldt een bebouwingsvrije afstand van 5 m. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijking toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om afwijking beslist, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder.
Waterstaat - Waterkering (Artikel 13)
Langs de Hoge Rijndijk is een zone voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Deze dient ter bescherming van de Hoge Rijndijk en staat bouwwerkzaamheden in de onderliggende bestemmingen uitsluitend toe voor zover hiermee het waterkeringsbelang niet wordt geschaad.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
Dit artikel laat beperkte ruimte voor overschrijding van bouwgrenzen. Daarbij worden uiterste maten van overschrijding genoemd en is bepaald dat het om ondergeschikte bouwdelen moet gaan.
Daarnaast is vastgelegd dat bestaande maten die afwijken van voorgeschreven minimum of maximum maten zoals voorgeschreven in H2, gehandhaafd mogen blijven. Het moet daarbij wel gaan om bouwwerken die als zodanig zijn toegestaan op basis van de bouwregels van de betreffende bestemming.
Algemene gebruiksregels
De algemene gebruiksregels leggen een aantal vormen van gebruik vast die, ongeacht de bestemmingslegging, in ieder geval zijn uitgesloten.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.
De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt de mogelijkheid geboden aan het bevoegd gezag om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bestemmingsregels. Het betreft afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van kleine overschrijdingen van maatvoeringen en bouwgrenzen, alsmede afwijkingsmogelijkheden ten behoeve van ontwikkelingen van algemeen nut. Bij de afwijkingsmogelijkheden zijn tevens voorwaarden opgenomen waaraan voldaan moet worden om van de bevoegdheid gebruik te kunnen maken.
Algemene wijzigingsregels
Voor het te ontwikkelen gebied Santhorst I, waarvan de gronden in eigendom zijn bij een ontwikkelaar, is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor de betreffende ontwikkeling moet zodoende een wijzigingsplan worden opgesteld, op het moment dat het plan voldoende is voorbereid c.q. uitgewerkt. Om te kunnen sturen op de inhoud en omvang van het plan, zijn aan de wijzigingsbevoegdheid voorwaarden verbonden.
Overige regels
In dit artikel is een regeling opgenomen waarmee wordt vastgelegd dat daar waar het plan verwijst naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, de betreffende verwijzing betrekking heeft op het bedoelde document zoals dat van kracht is op het moment van vaststelling van het plan.
Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de regels ondergebracht met betrekking tot het overgangsrecht (overgangsregels) en de slotregel.
Regelgeving en beleid
Monumentenwet 1988
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek en conclusie
Uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat de kans op archeologische sporen binnen het projectgebied redelijk tot groot is.
Naar aanleiding van deze hoge verwachtingswaarde, is door RAAP een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1) voor onder andere de Meerburgerpolder. Figuur 5.1 geeft de conclusies in een zoneringskaart weer.
Hieruit blijkt dat langs de oostzijde van de A4 delen van het project Verde Vista Meerburg geen nader archeologisch onderzoek vereisen. Ter plaatse is de grond al geroerd, zoals bijvoorbeeld ter plaatse van het voormalig sportcomplex. Voor de overige delen van Verde Vista Meerburg is bij bodemingrepen archeologische begeleiding nodig. Voor deze delen kan namelijk niet geheel worden uitgesloten dat er nog ondergrondse structuren, zoals voormalige paden of greppels, aanwezig zijn die toebehoren aan het archeologisch monument ten westen van de A4.
Figuur 5.1 Archeologische advieskaart (RAAP)
De gronden binnen het plangebied zijn echter al bouwrijp gemaakt en hoeven niet meer te worden afgegraven. Op basis hiervan kunnen archeologische waarden alleen nader in beeld worden gebracht door middel van vervolgonderzoek met behulp van proefsleuven. De betreffende gronden hebben echter een dusdanig lage verwachtingswaarde, dat in tegenstelling tot andere gebieden (ten noorden van de A4), geen proefsleuvenonderzoek nodig wordt geacht op basis van het rapport van RAAP. Voor het bestemmingsplan worden zodoende geen nadere handelingen of onderzoeken met betrekking tot archeologie vereist, temeer omdat eventuele toevalsvondsten op wettelijke basis meldingsplichtig zijn. Omdat archeologische vondsten niet geheel uitgesloten kunnen worden is een regeling voor archeologische begeleiding opgenomen.
Huidige situatie en ontwikkelingen
Het plangebied is grotendeels bouwrijp gemaakt voor de ontwikkeling van Verde Vista Meerburg. Het plangebied wordt bovendien gemonitord om te controleren of zich geen nieuwe beschermde diersoorten vestigen in het plangebied.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten zuidwesten van het plangebied ligt tussen de spoorlijn en de N11 de Elfenbaan (EHS). De Elfenbaan is aangelegd ter compensatie van de verloren gegane natuurwaarden bij de aanleg van de N11. Tegelijkertijd vormen de N11 en het spoor, door de nabije ligging, een bestaande verstoring van dit gebied. Gelet op de ligging van het gebied buiten het plangebied en de bestaande verstoring, vormen de ontwikkelingen in het plangebied geen verdere verstoring.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de EHS staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet (Ffw) niet optreden. In dat kader zijn onderzoeken uitgevoerd voor het gehele plangebied voor Verde Vista Meerburg. Op basis van bureauonderzoek (bijlage 2) is bepaald dat nader veldonderzoek nodig was, de resultaten van deze onderzoeken zijn opgenomen in bijlage 3, 4 en 5.
Op basis van deze veldonderzoeken kan voor het aspect ecologie het volgende worden geconcludeerd.
De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Bedrijvigheid in de omgeving
Het plangebied ligt in de directe omgeving van het bedrijventerrein Grote Polder (gemeente Zoeterwoude). Ondanks de aanwezigheid van dit bedrijventerrein, dient er in de Meerburgerpolder een goed woon-, leef- en verblijfsklimaat op milieuvlak gerealiseerd te worden. Daarnaast mogen de ontwikkelingen in de Meerburgerpolder geen beperkingen opleggen aan de (toekomstige) bedrijfsvoering van de reeds aanwezige bedrijven. Derhalve is door de Omgevingsdienst West-Holland onderzocht of de bedrijfsactiviteiten op de bedrijventerreinen Grote Polder niet conflicteren met de woningbouwplannen in de Meerburgerpolder.
Tevens is onderzocht of het plangebied binnen het invloedsgebied van industrieterrein Barre Polder ligt.
Ook is gekeken naar de invloed van kleinere inrichtingen in de directe omgeving van het plangebied: deze zijn eveneens in de belangenafweging betrokken.
Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' mag uit worden gegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten gesitueerd worden. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Bedrijvigheid in het plangebied
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De SvB is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
In het plangebied zijn in de directe omgeving van de bedrijven nog andere functies aanwezig. Er is functiemenging met lichte bedrijven toegestaan. In dergelijke gebieden wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. Deze Staat is opgenomen als bijlage 1 bij de regels. Bij deze lijst wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB 'functiemenging' wordt verwezen naar bijlage 6.
Het plangebied ligt buiten de geluids- en geurzone van industrieterrein Barre Polder. Deze zones hebben derhalve geen gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Op basis van het vigerende bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Grote Polder zijn langs de Produktieweg, afhankelijk van de locatie, bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 4.2 van de bij het bestemmingsplan behorende SvB. Dit geldt eveneens ter plaatse van de nieuwe te ontwikkelen locatie ten noordwesten van de Produktieweg (naast de busbaan).
In de volgende tabel is achtereenvolgens per relevante locatie aangegeven:
Het plangebied behoort tot omgevingstype 'gemengd gebied'
In deelgebied Noord van Verde Vista worden woningen gerealiseerd. Vanwege de ligging in de directe omgeving van twee drukke wegen die de hoofdontsluiting van dit gebied vormen (A4 en Hoge Rijndijk) wordt het plangebied beschouwd als 'gemengd gebied': er is sprake van een levendiger klimaat dan bij een rustige woonwijk zonder drukke wegen. In de eerdergenoemde VNG-uitgave zijn gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen te beschouwen als gemengd gebied, gelet op de reeds aanwezige verhoogde milieubelasting voor geluid. |
In de tabel zijn de richtafstanden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' en ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' aangegeven.
Tabel 7.1 Analyse milieubelasting bedrijvigheid Grote Polder ten opzichte van woongebied Verde Vista (afstanden in m)
nr. | omschrijving | richtafstand huidig bedrijf t.o.v. rustige woonwijk | richtafstand algemeen toelaatbare bedrijven t.o.v. rustige woonwijk | richtafstand algemeen toelaatbare bedrijven t.o.v. gemengd gebied | werkelijke afstand | ||||||
1. | Produktieweg 62 t/m 68 (Houtwerf) | 50 (3.1) | 50 | 30 | 70 | ||||||
2. | Produktieweg 56 (Formabouw) | 30 (2) | 100 | 50 | 120 | ||||||
3. | Produktieweg 54 (V & R) | 100 (3.2) | 100 | 50 | 140 | ||||||
4. | Produktieweg 52 (Faber) | 100 (3.2) | 100 | 50 | 160 | ||||||
5. | Produktieweg 46-48 (vleesverwerkend bedrijf) | 100 (3.2) | 200 | 100 | 210 | ||||||
6. | Produktieweg 42-44 (Schoondergang) | 50 (3.1) | 300 | 200 | 285 | ||||||
7. | Produktieweg 16 (Exiton) | 100 (3.2) | 300 | 200 | 265 | ||||||
8 | Produktieweg 14 (Pafinger) | 200 (4.1) | 300 | 200 | 245 | ||||||
9. | Produktieweg 10 (Ingersoll Rand) | 100 (3.2) | 300 | 200 | 210 | ||||||
10. | Produktieweg 6 (Comtest engineering) | 100 (3.2) | 300 | 200 | 220 | ||||||
12. | Produktieweg 5 (Frigo Mundo) | 50 (3.1) | 300 | 200 | 290 | ||||||
13. | Industrieweg 14 (Rexel Rolf) | 50 (3.1) | 300 | 200 | 276 | ||||||
14. | Industrieweg 14 (Houtwerf) | 50 (3.1) | 300 | 200 | 276 |
Uit de tabel blijkt dat de bedrijven die in de huidige situatie aanwezig zijn geen belemmering vormen voor de beoogde woningbouwontwikkeling: voor alle bedrijven wordt ruimschoots voldaan aan de bijbehorende richtafstand. Ook de opgenomen milieuzonering voor het bedrijventerrein Grote Polder levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling: er wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van omgevingstype 'gemengd gebied'. De betreffende bedrijvigheid en het functioneren van het bedrijventerrein wordt daarmee niet door de beoogde ontwikkeling belemmerd.
In de directe omgeving van het plangebied zijn tevens sportvelden van een voetbalvereniging gelegen en religieuze gebouwen (parochie en kerk). Hiervoor zijn in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' eveneens richtafstanden opgenomen. Verwezen wordt naar de volgende tabel.
soort inrichting en activiteit | adres | richtafstand volgens VNG (in m) | huidige afstand tot plangebied (in m) | ||||
t.o.v. rustige woonwijk | t.o.v. gemengd gebied | ||||||
kantine van voetbalver. Meerburg | Hans Eckplein 1 | 30 | 10 | 180 | |||
veld met verlichting van voetbalvereniging Meerburg | - | 50 | 30 | 190 | |||
veld zonder verlichting van voetbalvereniging Meerburg | - | 50 | 30 | 50 | |||
kerk met parochie | Hoge Rijndijk 16-18 | 30 | 10 | 70/90 |
Uit de tabel blijkt dat (ruimschoots) wordt voldaan aan de richtafstanden.
De voetbalvereniging is verplaatst en op haar nieuwe locatie bedraagt de afstand van het sportcomplex tot de locatie waar onder andere woningen gerealiseerd kunnen worden circa 50 m. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand die geldt ten opzichte van een rustige woonwijk en ten opzichte van een gemengd gebied.
De VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' gaat voor richtafstanden overigens niet in op het aspect lichthinder. Sportvelden met verlichting kunnen echter wel tot lichthinder leiden. In het Activiteitenbesluit is geregeld dat de lichtinstallatie zodanig wordt uitgevoerd dat directe lichtinstraling op gevels van woningen wordt voorkomen. Verder is de richtlijn lichthinder van de Nederlandse Vereniging voor Verlichtingskunde (NSVV) relevant. Met de exploitant van de sportvelden is afgesproken en vastgelegd in een exploitatieovereenkomst dat de grenswaarden voor natuurgebieden en woongebieden, zoals aangegeven in de richtlijn, niet worden overschreden.
Het plangebied ligt in de directe omgeving van twee drukke wegen (A4 en Hoge Rijndijk). In het plangebied en de omgeving van de aanwezige bedrijvigheid in het plangebied liggen met name woningen, maar langs de Hoge Rijndijk ook enkele bedrijven en een kerk/parochie. Er is daarom sprake van een functiemengingsgebied. De locaties die bestemd zijn voor bedrijvigheid liggen direct langs de hoofdinfrastructuur. Ter plaatse zijn bedrijven uit maximaal categorie B1 toegestaan.
In het plangebied zijn langs de Hoge Rijndijk een garagebedrijf en een handel in aardewerk aanwezig. Beide bedrijven passen binnen de algemene toelaatbaarheid zoals hierboven aangegeven (zie volgende tabel).
naam en soort bedrijf | adres | SBI-code | bijzonderheden | categorie SvB | algemene toelaatbaarheid | ||||
Autoservice Van der Horst (garagebedrijf) | Hoge Rijndijk 10 | 50.1/50.2/ 50.3 | - | B1 | B1 | ||||
Potterij Zaalberg (handel in aardewerk) | Hoge Rijndijk 12 | 51.4 | oppervlak < 2.000 m² | B1 | B1 |
Aangezien de twee bedrijven al rekening hebben te houden met direct omliggende woningen, kan de realisatie van nieuwe woningen op grotere afstand daar vandaan niet tot milieubeperkingen of milieuknelpunten leiden.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het deelgebied Verde Vista een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden, waarbij de aanwezige bedrijven in hun bedrijfsvoering gerespecteerd worden. De beoogde ontwikkelingen vormen geen beperkingen voor de bedrijfsvoering van de aanwezige bedrijven, dan wel de bedrijven die volgens het bestemmingsplan zijn toegestaan.
Toetsingskader
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Van de locatie Verde Vista Meerburg deelgebied Noord zijn de volgende gegevens bekend.
Ter plaatse van Stadhouderslaan 8 is tot op heden een glastuinbouwbedrijf aanwezig. Tevens is er sprake van een ondergrondse tank en opslag van insecticiden. Er zijn slootdempingen bekend waarvan een deel met puinhoudend materiaal.
Van vrijwel alle terreindelen zijn bodemonderzoeken bekend, die zijn uitgevoerd in de periode 1998 tot en met 2008. Uit de resultaten van deze onderzoeken wordt geconcludeerd dat de grond en het grondwater voor alle geanalyseerde parameters niet tot licht verontreinigd zijn.
Voor de bestaande woningen Stadhouderslaan 1 t/m 7, Hoge Rijndijk 2 t/m 14 en Meerburgerwatering 2 t/m 10 en het deelgebied ten oosten van de Hoge Rijndijk is het bestemmingsplan conserverend van aard.
Voor het overige deel van het plangebied wijzigt de bestemming naar wonen. In de regel mag een bodemonderzoek bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning niet ouder zijn dan 5 jaar. Vanwege verjaring zijn de beschikbare bodemonderzoeken voor de toekomstige woningbouw niet representatief. Daarom is bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een actueel verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
Conclusie
Voor het conserverende deel van het bestemmingsplan is geen bodemonderzoek noodzakelijk. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het realiseren van woningbouw is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
Indien de bestemming ter plaatse van het glastuinbouwbedrijf aan de Stadhouderslaan 8 wijzigt naar een gevoeligere bestemming, bijvoorbeeld een woonbestemming, is een actualiserend bodemonderzoek noodzakelijk. Aandachtspunten hierbij vormen onder meer de mogelijke aanwezigheid van asbest en bestrijdingsmiddelen.
Gemeentelijk en regionaal duurzaamheidsbeleid
De gemeente Zoeterwoude vindt duurzaamheid een belangrijk integraal onderdeel van ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente streeft ernaar dat elke ruimtelijke ontwikkeling bijdraagt aan economie, maatschappij en milieu, zowel op de korte als op de lange termijn. Zij wil daarmee ook de leef- en omgevingskwaliteit op een specifieke locatie op een zo hoog mogelijk niveau brengen.
Duurzame stedenbouw en duurzame gebiedsontwikkeling zijn gericht op de kansen om de kwaliteit van een project op een bouwlocatie te vergroten. Door in een vroeg stadium van het planproces aandacht te besteden aan de specifieke kenmerken en mogelijkheden van de bouwlocatie, kan duurzaamheid bijdragen aan een aantrekkelijke woon- en werkomgeving. Duurzaamheid vanaf het begin van een project meenemen voorkomt ook, dat in een latere projectfase vertraging optreedt of de gewenste inrichting niet mogelijk blijkt, omdat er niet voldoende rekening is gehouden met milieu- en duurzaamheidsaspecten.
Samengevat is het volgende beleid relevant voor het project.
Duurzaamheidsagenda en klimaatbeleid
Het algemene kader voor het milieu- en duurzaamheidsbeleid van de gemeente Zoeterwoude is vastgelegd in de Duurzaamheidsagenda 'Samenwerken en Verbinden'. De Duurzaamheidsagenda kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening waar het gaat om de doelstellingen voor duurzaam bouwen, duurzame inrichting van gebieden en duurzame stedenbouw. De Duurzaamheidsagenda is de actualisatie van het Milieubeleidsplan en Milieuagenda 2010 en is in 2011 vastgesteld door de Raad.
Ook het klimaatbeleid heeft een directe relatie met de ruimtelijke ordening. Daarom is ook het Regionaal Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland relevant bij ruimtelijke ontwikkelingen. In 2008 heeft de gemeente Zoeterwoude in samenwerking met de omgevingsdienst het Plan van aanpak regionaal Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland vastgesteld. In het kader van het Klimaatprogramma is een de CO2-kansenkaart opgesteld. Berekend is, dat de Kabinetsambitie een CO2-reductiedoelstelling van 600 kiloton in 2030 voor onze regio betekent. Dit klimaatbeleid is breed opgezet en bestrijkt onder meer de doelgroepen 'woningen', 'bedrijven', 'duurzame energieproductie', 'bouwers en projectontwikkelaars' en 'mobiliteit'.
Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS)
Voor bouwprojecten die groter zijn dan 1 ha en meer dan 10 woningen of 5.000 m² bvo voor bedrijfsgebouwen hanteert de gemeente Zoeterwoude het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS). In dit Beleidskader is het beleid van de gemeente voor duurzame stedenbouw uitgewerkt. De ambitietabel die voor het gehele project Verde Vista Meerburg is opgesteld, is opgenomen in bijlage 7.
Het Beleidskader gaat uit van de fasen in het bouwproces en geeft aan op welk moment en op welke wijze duurzaamheid in het planproces een plaats kan krijgen. Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd ('People, Planet, Profit'; de drie P's). In een ambitietabel zijn deze ambities overzichtelijk weergegeven. Daarbij geldt dat voor alle thema's ten minste aan de basisambitie dient te worden voldaan. Door ambities integraal af te wegen en de kansen die een gebied heeft te analyseren, wordt het mogelijk om onderwerpen te kiezen waarvoor een extra ambitie wordt toegepast. Daarmee wordt ook een balans gevonden tussen de drie P's People, Planet en Profit. De ambities worden vervolgens vertaald naar maatregelen en in het ontwerp geïntegreerd.
Voor ruimtelijke plannen groter dan 5 ha is het ontwerp daarnaast van voldoende grootte om doorgerekend worden met het instrument Duurzaamheid Prestatie van een Locatie (DPL). Daarmee is vast te stellen of de maatregelen leiden tot de geselecteerde ambities (score van ten minste 7 conform de Duurzaamheidsagenda van Zoeterwoude).
Bij de ontwikkeling vanaf 50 woningen of 5.000 m² bvo bedrijfsgebouwen dienen de kansen voor CO2-reductie onderzocht te worden inclusief een berekening van de te realiseren CO2-reductie.
Vanaf 200 woningen of 20.000 m² bvo bedrijfsgebouwen dient een energievisie opgesteld te worden. Een energievisie is een studie naar de vraag naar en opwekking van energie (warmte (stadsverwarming), koude, elektriciteit). Daarbij worden diverse functies onderscheiden (zoals wonen, kantoor, bedrijven en voorzieningen). Per functie wordt de energievraag bepaald. Vervolgens wordt bekeken of de energievraag op gebouwniveau kan worden beperkt door bijvoorbeeld warmte-isolatie, een 'slimme' indeling van gebouwen en energiebesparende installaties. Voor de resterende energievraag wordt bekeken in hoeverre er duurzame energiebronnen ingezet kunnen worden. Doel hierbij is om te komen tot 18-100% reductie van de CO2-uitstoot, afhankelijk van de schaal van de ruimtelijke ontwikkeling.
Voor het project Verde Vista Meerburg is een energievisie opgesteld in 2006 (zie bijlage 8). Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek is, dat deze locatie zeer geschikt voor de toepassing warmte- en koudeopslag (WKO, energieopslag in de bodem) gecombineerd met warmtepompen.
In het project 'Duurzaam ondernemen Zoeterwoude' wordt in 2013 aandacht besteed aan kansen voor duurzaamheid op bedrijventerreinen, ook voor Meerburgerpolder. De gemeente zal bij dit project actief onderzoeken welke kansen voor duurzaamheid zich voordoen bij de ontwikkeling van de Meerburgerpolder, in het bijzonder op het gebied van energiebesparing en duurzame energie.
DuBoPlus-Richtlijn
Voor de woning- en utiliteitsbouw betekent de DuBoPlus-Richtlijn dat de duurzaamheidsprestaties berekend worden met het instrument GPR-Gebouw. De ontwikkelaar informeert de gemeente met een GPR-Gebouw berekening (meest recente versie) of een gelijkwaardig rekeninstrument of aan de regionale ambitie wordt voldaan. De ontwikkelaar krijgt daarvoor van de gemeente een intakeformulier GPR-Gebouw. Op basis van een ingevuld intakeformulier ontvangt de ontwikkelaar een gratis sublicentie GPR-Gebouw.
Voor elk thema geeft GPR-gebouw een kwaliteitsoordeel op een schaal van 1 tot 10. Een score van 6,0 (voor energie 6,8) komt overeen met het Bouwbesluit (nieuwbouw).
De gemeentelijke ambitie conform de Duurzaamheidsagenda is de volgende:
De uiteindelijke score voor gebouwen is afhankelijk van het ontwerp dat wordt gerealiseerd. Voor de grond-, weg- en waterbouw geldt het programma van eisen inrichting openbare ruimte van de gemeente Zoeterwoude.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient voor externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS, 2009). In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Momenteel wordt het Basisnetspoor, Basisnetweg en Basisnetwater opgesteld, waarmee in bestemmingsplannen en bij het afwijken daarvan rekening moet worden gehouden. Deze basisnetten zijn gekoppeld aan het Besluit transportroutes externe veiligheid dat momenteel in voorbereiding is. Hierbij worden veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden onderscheiden waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor nieuwe ontwikkelingen. Afhankelijk van de situatie kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, is tevens een belemmeringenstrook aan de orde. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Regionaal beleid
De regio Holland-Rijnland heeft in 2008 een Omgevingsvisie externe veiligheid opgesteld. In deze omgevingsvisie heeft de regio een beslismodel opgesteld op basis van zonering van het GR-diagram (het fN-diagram, f= kans op calamiteit, N=aantal slachtoffers).
Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het GR. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de GR-curve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.
Onderzoek
Inrichtingen
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen. Het bestemmingsplan maakt dergelijke inrichtingen ook niet mogelijk. Wel ligt op ongeveer 1.000 m afstand van het plangebied de bierbrouwerij Heineken Nederland BV. Deze inrichting valt onder het Besluit risico's zware ongevallen en daarmee ook onder het Bevi. Het invloedsgebied van deze inrichting bedraagt 400 m. Omdat het plangebied ruimschoots buiten dit invloedsgebied ligt, vormt deze inrichting geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen vaarwegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de omgeving loopt de spoorlijn Leiden-Alphen aan den Rijn. Uit de 'marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor' van ProRail (ProRail Spoorontwikkeling, september 2007) blijkt dat nu en in de toekomst geen gevaarlijke stoffen over dit spoortraject worden vervoerd.
A4
Het plangebied grenst vrijwel direct aan de A4. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit het uitgevoerde onderzoek, dat is opgenomen in bijlage 9, blijkt het volgende.
Veiligheidsafstanden
Er wordt voldaan aan de veiligheidsafstanden. Dit betreffen de veiligheidszone (PR 10-6-contour) en het plasbrandaandachtsgebied (PAG, deze bedraagt 30 m). Verwezen wordt naar de volgende tabel. Binnen de veiligheidszone en het PAG wordt in Verde Vista Meerburg niet gebouwd volgens de huidige plannen.
Tabel 7.2 Veiligheidszones en PAG
traject | veiligheidszone (m) | PAG (30 m) | |
Knooppunt Prins Clausplein-Zoeterwoude Dorp | 13 | Ja | |
Zoeterwoude Dorp-Zoeterwoude Rijndijk | 12 | Ja | |
Zoeterwoude Rijndijk-knooppunt Burgerveen | 0 | Ja |
GR
In het uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek zijn de gevolgen voor de realisatie van Verde Vista deelgebieden Noord én Zuid tezamen in beeld gebracht. Hierbij is voor Zuid rekening gehouden met 2 varianten, aangezien de definitieve invulling van dat gebied op dit moment nog niet bekend is.
Het GR neemt toe van 0,186 maal de oriëntatiewaarde tot 0,830 maal de oriëntatiewaarde voor variant 1 en 0,797 maal de oriëntatiewaarde voor variant 2, zoals blijkt uit tabel 7.3.
Tabel 7.3 GR voor kilometervak A4 met hoogste GR
situatie Meerburgerpolder | GR (maal oriëntatiewaarde) | max. aantal slachtoffers | |
huidige situatie | 0,186 | 427 | |
maximale programma Verde Vista Meerburg - variant 1 - variant 2 |
0,830 0,797 |
1266 1199 |
Dit betekent een vervijfvoudiging van het GR voor de beide varianten. Deze toename komt doordat in het nu nog 'maagdelijk' gebied qua bebouwing een stedelijke ontwikkeling van enige omvang is gepland. Na de realisatie van het maximale programma van Verde Vista Meerburg blijft het GR net onder de oriëntatiewaarde. Gezien de toename en hoogte van het GR is een uitgebreide verantwoording van het GR nodig. In deze GR-verantwoording moet, behalve met lpg, ook rekening worden gehouden met brandbare vloeistoffen en giftige vloeistoffen.
N11
Op meer dan 600 m ten zuiden van het projectgebied ligt de N11. Hiervoor is voor het zuidelijk deel van de ontwikkeling van Verde Vista al onderzoek uitgevoerd, dit is opgenomen als bijlage 10. Uit het onderzoek blijkt dat ontwikkeling van het zuidelijk deelgebied, dat dichter bij de N11 is gelegen, reeds geen rekenkundige invloed meer heeft op de hoogte van het GR. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N11 heeft geen invloed op de situatie met betrekking tot externe veiligheid ter hoogte van deelgebied Noord.
Leidingen
Door het plangebied loopt één hogedruk aardgastransportleiding, namelijk de leiding W-535-11-KR. Deze leiding heeft een druk van 40 bar en een uitwendige diameter van 16 inch. Hiervoor geldt een belemmeringenzone van 4 m aan weerszijden van de leiding.
Voor Verde Vista (zowel deelgebied Noord als Zuid) heeft onderzoek plaatsgevonden naar de gevolgen voor de beoogde ontwikkeling voor externe veiligheid. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 11. Uit dit onderzoek blijkt het volgende:
Verantwoording GR
Vanwege de toename van het GR is een verantwoording noodzakelijk. Deze is opgenomen in bijlage 12. Deze verantwoordingsnotitie heeft betrekking op de deelgebieden Noord én Zuid. De gemeente Zoeterwoude vindt de toename van het GR acceptabel. Verde Vista Meerburg maakt onderdeel uit van het zogenaamde W4-project. Tussen de gemeente Leiden, Leiderdorp en Zoeterwoude wordt de A4 verbreed en verdiept in de bestaande omgeving ingepast. Het doel van het W4-plan is de leefkwaliteit in de regio te verbeteren op de vier aspecten: wonen, werken, wegen en water. Zoeterwoude financiert haar bijdrage aan het W4-project door de gebieden direct gelegen aan de A4 te ontwikkelen.
In de betreffende verantwoordingsnotitie (door de gemeente integraal als verantwoording overgenomen) is verder onder andere aandacht besteed aan risicoreducerende maatregelen (zoals bron-, ruimtelijke en bouwkundige maatregelen, waarbij rekening is gehouden met de relevante rampscenario's), de rampenbestrijding door hulpdiensten, de bereikbaarheid van het gebied en de zelfredzaamheid van de aanwezige mensen. De gemeente vindt de betreffende ontwikkeling in het licht van externe veiligheid verantwoord.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Er wordt voldaan aan de wetgeving en daar waar sprake is van een toename van het GR heeft de gemeente deze toename uitgebreid verantwoord.
Beoogde ontwikkeling
In het gebied van Verde Vista Meerburg worden onder andere woningen, kantoren en leisure mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. In het plangebied wordt geluidshinder ervaren van de verschillende wegen en de spoorlijn.
In het akoestisch onderzoek in het kader van het Tracébesluit is niet getoetst aan deze nieuwe ontwikkelingen in Meerburgerpolder. Deze paragraaf gaat daarom in op het aspect geluidshinder.
Toetsingskader
Normstelling
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. De hogere grenswaarde mag niet de maximale grenswaarde overschrijden. Als de maximale grenswaarde wordt overschreden biedt alleen een zogenaamde dove gevel nog uitkomst. Op een dergelijke gevel is de Wet geluidhinder niet van toepassing. De maximale grenswaarde voor binnenstedelijke situaties betreft 63 dB, voor buitenstedelijke situaties betreft de maximale geluidsbelasting 53 dB.
De geluidsbelasting ten gevolge van een rijksweg dient echter te worden getoetst aan de maximale grenswaarde voor buitenstedelijk gebied.
Tevens heeft de Omgevingsdienst beleid (Richtlijnen voor het vaststellen van hogere grenswaarden in het kader van decentralisatie van de hogere-grenswaarden-procedure Wet geluidhinder) opgesteld waarin vastgesteld is dat de maximale grenswaarde in binnenstedelijk gebied 58 dB bedraagt.
Krachtens artikel 110g van de Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt.
De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB ten opzichte van de gecumuleerde gevelbelasting, hiervoor geldt bovengenoemde aftrek niet.
Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn.
Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan een wettelijk kader aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als richtwaarde gehanteerd en geldt de uiterste grenswaarde van 63 dB als maximaal aanvaardbare waarde. De correctie op basis van artikel 3.6 uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006) wordt niet toegepast. Bij geluidsbelasting boven de richtwaarde wordt onderzocht of met maatregelen de geluidsbelasting kan worden beperkt en dit doelmatig is. Vervolgens wordt op basis van dit onderzoek onderbouwd of er sprake is van een acceptabel akoestisch klimaat. Overigens is daarnaast altijd van belang dat zodanige gevelmaatregelen worden genomen dat voldaan wordt aan de normen voor de binnenwaarde, zoals vastgelegd in het bouwbesluit. Toetsing hierop vindt plaats bij de aanvraag van de bouwvergunning en is voor de belangenafweging in dit ruimtelijk plan daarom niet relevant.
Onderzoek
Geluidszones
In en rond het plangebied bevindt zich een aantal bestaande gezoneerde wegen. Het betreft de Willem van der Madeweg, de N11, de rijksweg A4 en de Hoge Rijndijk. De onderzoekszone van de Willem van der Madeweg bedraagt 350 m (binnenstedelijke situatie met 4 rijstroken). Voor de rijksweg A4 en de N11 is er sprake van een buitenstedelijke situatie, de onderzoekszones bedragen respectievelijk 600 m (> 5 rijstroken) en 400 m (4 rijstroken). Voor de Hoge Rijndijk geldt een zone van 200 m (2 rijstroken, binnenstedelijk).
In het plangebied zelf worden uitsluitend wegen met een 30 km/h-regime aangelegd. Van gezoneerde wegen is in het plangebied dus geen sprake.
Onderzoek
Medio 2013 is akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Omgevingsdienst West-Holland. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 13.
Uit dit onderzoek blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de A4 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor meerdere woningen wordt overschreden. Ook de maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt op enkele plaatsen overschreden. De gevels waarbij de geluidsbelasting meer dan 53 dB bedraagt dienen doof te worden uitgevoerd. Dit is vastgelegd in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan.
Aangezien maatregelen niet mogelijk, wenselijk en/of doelmatig zijn, worden voor deze woningen en voor woningen waarbij de geluidsbelasting meer dan 48 dB bedraagt een hogere waarde vastgesteld.
Ten gevolge van het verkeer op de Willem van der Madeweg bedraagt de maximale geluidsbelasting 52 dB. Hierbij wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Aangezien hier ook verdere maatregelen niet mogelijk, wenselijk en/of doelmatig zijn dient voor de betreffende woningen ook een hogere waarde te worden vastgesteld.
Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat ten gevolge van het verkeer op de Hoge Rijndijk. Ten gevolge van het verkeer op de Stadhouderslaan en de Molentocht is bij de nieuwe woningen aanvullende gevelisolatie nodig om aan een binnenniveau van 33 dB conform het Bouwbesluit te voldoen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan overwogen worden om ook voor de bestaande woningen gevelmaatregelen te treffen als gevolg van het verkeer op de nieuw aan te leggen Stadhouderslaan.
Conclusie
Ten gevolge van het verkeer op de Hoge Rijndijk is sprake van een aanvaardbaar klimaat. De nieuwe woningen, en mogelijk ook de bestaande woningen, dienen uitgevoerd te worden met aanvullende gevelisolatie ten gevolge van het verkeer op de nieuwe interne wegen van het plangebied.
Ten gevolge van het verkeer op de A4 en Willem van der Madeweg wordt de voorkeursgrenswaarde aan de gevels van een aantal nieuwe woningen overschreden. Voor deze woningen wordt een hogere waarde vastgesteld.
Ten gevolge van het verkeer op de A4 wordt op enkele gevels de maximale ontheffingswaarde eveneens overschreden. Deze gevels dienen uitgevoerd te worden als dove gevel.
Toetsingskader
Normstelling
Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone van een spoorweg worden gerealiseerd, dient onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting vanwege deze spoorweg. Voor nieuwe woningen bedraagt de voorkeursgrenswaarde 55 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. De uiterste grenswaarde mag daarbij niet worden overschreden. De uiterste grenswaarden voor nieuwe woningen bedraagt 68 dB. Hogere grenswaarden kunnen onder voorwaarden worden verleend.
Onderzoek
Geluidszones
Ten zuiden van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Leiden-Alphen aan den Rijn (trajectnummer 524). De breedte van de onderzoekszone van dit traject bedraagt 400 m.
Plangebied
De geluidszone van de spoorlijn ligt buiten het plangebied. Het aspect spoorweglawaai staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Toetsingskader
Wetgeving
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer. De Wm bevat onder titel 5.2 bepalingen ten aanzien van luchtkwaliteit, deze bevatten grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 7.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 7.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10)*) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
*) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden, of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is onder andere het geval wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide of fijn stof.
Beleid
In de Duurzaamheidsagenda 2011-2014 zijn voor luchtkwaliteit de volgende wensbeelden opgenomen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen wonen en werken:
Wonen
Werken
Onderzoek
Er is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd door DHV BV, wat is opgenomen in bijlage 14. Hierbij is getoetst aan de wetgeving en zijn de concentraties ter hoogte van het plangebied inzichtelijk gemaakt.
Toetsing wetgeving
Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat op de lokale wegen de grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wm in geen van de zichtjaren wordt overschreden. Het plan voldoet hiermee aan de wetgeving (op grond van artikel 5.16 lid 1 sub a van de Wet milieubeheer).
Het plan draagt op de Rijksweg A4 niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit (nibm): de bijdrage van de ontwikkeling bedraagt minder dan 1,2 µg/m³). Hiermee wordt eveneens voldaan aan de wetgeving (op grond van artikel 5.16 lid 1 onder c van de Wet milieubeheer).
Toetsing beleid
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. In dit geval is getoetst aan de wensbeelden uit de Duurzaamheidsagenda 2011-2014.
In het plangebied zijn geen gevoelige bestemmingen voorzien zoals omschreven in artikel 3 van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteit).
Voor de toetsing zijn tabel 3 en 4 uit het luchtkwaliteitsonderzoek geraadpleegd.
Aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer wordt voldaan. Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt 40,1 µg/m³ in het jaar 2012. Daarmee wordt aan de grenswaarde van 40 µg/m³ voor stikstofdioxide voldaan.
De bouwvlakken waar woningbouw mogelijk is worden deels gerealiseerd binnen 100 m van de snelweg A4. Er wordt niet voldaan aan het wensbeeld dat er geen woningen worden gerealiseerd binnen 100 m van een snelweg. Echter, in het beleid is alleen uitgegaan van situaties waar de woningen en wegen op maaiveld niveau liggen. Op deze locatie ligt de A4 in een tunnelbak beneden maaiveldniveau. Daarnaast is over de gehele lengte van de woningbouwlocatie een horizontaal, en voor een groot gedeelte een verticaal geluidsscherm aanwezig. De aanwezigheid van deze geluidsschermen zorgen voor een schoorsteeneffect boven de snelweg. De lucht boven de snelweg en daarmee de uitstoot van het verkeer wordt hierdoor sneller omhoog gezogen dan in vergelijking met de situatie zonder schermen. De verspreiding van de luchtverontreinigende stoffen op maaiveldniveau is hier dan ook veel kleiner. Als gevolg hiervan zijn de concentraties van onder andere stikstofdioxide en fijn stof langs de snelweg lager dan wanneer de snelweg en woningen op dezelfde hoogte op maaiveld niveau zouden liggen en er geen geluidsscherm aanwezig zou zijn. Dit blijkt uit het luchtkwaliteitonderzoek voor het Tracébesluit A4 Burgerveen-Leiden 2009 gedeelte Leiderdorp-Leiden en sluit ook aan bij de bevindingen uit de CROW-publicatie 218u, Handreiking stedelijke tunnels en luchtkwaliteit. Op basis van bovenstaande vindt de gemeente het acceptabel dat er woningbouw plaatsvindt op de planlocatie.
Langs de Hoge Rijndijk worden voor 2020 woningen gerealiseerd. Hoewel in 2011 de verkeersintensiteiten van de Hoge Rijndijk nog hoger zijn dan 10.000 mvt/etmaal, zijn de verkeersintensiteiten op het moment dat de huizen gereed zijn lager dan 10.000 mvt/etmaal. De Hoge Rijndijk is dan geen drukke weg meer en er wordt voldaan aan het wensbeeld uit de duurzaamheidsagenda.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving. Aan alle gemeentelijke wensbeelden van de duurzaamheidagenda wordt in het plangebied voldaan, behalve aan het wensbeeld dat er geen woningen worden gerealiseerd binnen 100 m van een snelweg. Gezien de aanwezigheid van geluidsschermen en een verdieping van de snelweg, vindt de gemeente het acceptabel dat de woningen op de planlocatie worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan maakt geen gevoelige zorgfuncties zoals aangemerkt in het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk. De luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Binnen het plangebied ligt één hogedruk aardgastransportleiding. In de paragraaf Externe veiligheid is op de externe veiligheidsaspecten van deze leiding ingegaan. Hier is ook de belemmeringenstrook van deze leiding genoemd. De belemmeringenstrook wordt opgenomen op de verbeelding. Overige planologisch relevante leidingen zijn in de directe omgeving van het plangebied niet aanwezig. Ook liggen hier geen hoogspanningsverbindingen, straalpaden of telecomverbindingen. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van de plannen voor Verde Vista Meerburg is overleg gevoerd met de waterbeheerder.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa
Nationaal
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Waterbeheerplan 2010-2015
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen het accent op de uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Keur en Beleidsregels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
Huidige situatie
Bodem en grondwater
Het projectgebied stond vroeger onder invloed van de Oude Rijn. Deze zorgde voor afzettingen van oevervallen en rivierklei en voor de aanvoer van zoet water. Het maaiveld ligt op circa NAP 1 tot -1,3 m. De bodem bestaat oorspronkelijk uit matig zandige tot lichte rivierklei. Verder maakt het gebied geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermingszone of een grondwaterwingebied.
Veiligheid en waterkeringen
In samenhang met het plan, wordt ook de waterkering langs de noordzijde van de Meerburgerwatering verlegd. Vanaf de bestaande bebouwing die behouden blijft, is de nieuwe waterkering geprojecteerd over de verlengde Stadhouderslaan. Deze ligging is reeds vastgelegd in de legger van het Hoogheemraadschap.
Waterkwantiteit
Van oorsprong behoorde het projectgebied tot de Room- of Meerburgerpolder. Het poldergebied wordt bemalen via het gemaal Roomburg. Ten zuidoosten van het projectgebied ligt de Meerburgerwatering, dit is een primair boezemwater.
Waterkwaliteit en ecologie
De huidige oppervlaktewaterkwaliteit is redelijk. (bron: waterkansenkaart Wilck en Wiericke).
Afvalwater en riolering
Het plangebied betreft grotendeels bouwgrond en daarnaast enkele bestaande functies. Deze bestaande functies en de bijbehorende gronden zijn aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie en relatie met de bestemmingslegging
Voor de ontwikkeling van Verde Vista Meerburg als geheel is een bijbehorend waterplan opgesteld. Dit plan heeft in afstemming met het Hoogheemraadschap van Rijnland gestalte gekregen en is bijgevoegd opgenomen als bijlage 15.
Het waterplan omvat maatregelen met betrekking tot de waterhuishouding om het project Verde Vista Meerburg op adequate wijze te kunnen realiseren.
Voor het noordelijk deelgebied zijn in het verlengde van het waterplan meerdere watergangen direct bestemd. De nieuw aan te leggen watergangen tussen de Stadhoudersweg en de Meerburgerwatering, die haaks op deze watering geprojecteerd zijn, zijn als Water bestemd.
Direct langs de A4 is eveneens een watergang als Water bestemd, dit betreft een polderwatergang. Middels een aan de zuidzijde van het plangebied te plaatsen gemaal en een persleiding zal het polderwater naar de aan de zuidzijde van het plangebied gelegen boezemwatergang worden afgevoerd.
In het gebied Verde Vista plas wordt een waterpartij van tenminste 4.000 m² aangelegd.
Omdat de exacte ligging hiervan nog niet duidelijk is, is deze niet als Water bestemd op de verbeelding. Voor de als Woongebied bestemde gronden binnen Verde Vista plas, is aan de hand van een specifieke bouwregel vastgelegd dat ter plaatse ten minste de genoemde oppervlakte aan water gerealiseerd moet worden.
Hoewel in het bestemmingsplan gesproken wordt over tenminste 4.000 m2, is er gelet op de watervergunning overigens een groter oppervlak nodig aan oppervlaktewater. Omdat de afgegeven watervergunning gewoon van kracht blijft, zal een eventueel resterend oppervlak dat niet in de Verde Vista plas wordt meegenomen, nog elders gecompenseerd moeten worden.
De uiteindelijke ligging van de waterkeringen is met de bestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen op de verbeelding, ter bescherming van het belang van de waterkering.
Conclusie
Op basis van het waterplan dat in afstemming met het Hoogheemraadschap van Rijnland is opgesteld voor geheel Verde Vista Meerburg en de beschreven verankering hiervan in het bestemmingsplan, staat het aspect water de uitvoering van het plan niet in de weg.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De ontwikkelingen in zowel Meerburgerpolder Noord als Zuid zullen leiden tot extra verkeer. Met behulp van het RVMK (Regionale VerkeersMilieukaart) zijn verkeersprognoses opgesteld voor het gebied in en rond de plangebieden. Hierbij is uitgegaan van zowel de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen als de infrastructuur.
De in onderhavig plan gehanteerde intensiteiten zijn gehaald uit het model van Goudappel Coffeng BV uit 2011. In de modelberekening is uitgegaan van een bepaald programma wat in de loop der tijd wel enigszins gewijzigd is. Het maximaal te realiseren programma in zowel Meerburgerpolder Noord als Zuid zal echter niet meer verkeer genereren dan het programma zoals dat in het verkeersmodel is opgenomen. Het verkeersmodel gaat dan ook uit van een worstcasesituatie.
In onderstaande tabel zijn de verkeersprognoses voor verschillende jaren opgenomen.
Tabel 9.1 Verkeersprognoses inclusief ontwikkeling
2015 | 2020 | 2023 | |||
Hoge Rijndijk | 9.200 | 10.000 | 10.500 | ||
Willem van der Madeweg | 24.000 | 29.000 | 30.400 | ||
Molentocht /Stationssingel | 1.600 | 11.400 | 12.000 | ||
Stadhouderslaan | |||||
West | 1.500 | 7.600 | 8.000 | ||
Oost | 500 | 3.700 | 3.900 |
Hierbij is als uitgangspunt genomen dat 90% van het woon-werk, bewoners en winkelbezoekers de wijk verlaat via de Molentocht/Stationssingel naar de Willem van der Madeweg en 10% de wijk via de Stadhouderslaan Oost naar de Hoge Rijndijk verlaat. De Stadhouderslaan en Molentocht /Stationssingel zijn nieuw aan te leggen wegen. Deze wegen zullen zodanig ontworpen en ingericht worden dat het verkeer in voldoende mate afgewikkeld kan worden.
Door het extra verkeer zal de intensiteit op de Hoge Rijndijk toenemen tot 10.500 mvt/etmaal in 2023. De Hoge Rijndijk is recent heringericht en heeft voldoende capaciteit om dit verkeer te kunnen verwerken. Het verkeer dat zich via de Stadhouderslaan Oost zal afwikkelen op de Hoge Rijndijk, zal gebruikmaken van de bestaande aansluiting. Eerder is aangegeven dat dit 10% van het verkeer zal zijn. Inclusief het bestaande verkeer op dit deel betekent dit afgerond circa 1.500 mvt/etmaal.
Op basis van het verkeersmodel zijn de verkeersstromen bepaald. Het drukste uur zal circa 10% van de etmaalwaarde bedragen. In onderstaande figuur zijn de stromen voor dit drukste uur weergegeven.
Figuur 9.1 Kruispuntstromen drukste uur
De verkeersafwikkeling op het kruispunt Hoge Rijndijk/Stadhouderslaan is berekend met het programma Omni-X versie 3.0.
Figuur 9.2 Gemodelleerd kruispunt in Omni X
Om te beoordelen of de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd is, is gekeken naar de Intensiteit/Capaciteit-verhouding. Een I/C-verhouding van <80% wordt gezien als een goede verkeersafwikkeling. Tussen de 80 en 90% is sprake van een matige verkeersafwikkeling en een I/C-verhouding van >90% geeft een slechte verkeersafwikkeling aan. Uit berekeningen op basis van Omni X blijkt het volgende:
Tabel 9.2 Resultaten drukste uur inclusief ontwikkeling
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd is. De I/C-verhoudingen liggen lager dan 0,80 (80%).
De intensiteit op de Willem van der Madeweg zal toenemen tot 30.400 mvt/etmaal in 2023. De verdeling van het extra verkeer op de Willem van der Madeweg is: 60% richting de A4 (via knooppunt N11) en 40% richting Leiden, waarvan een deel de Hoge Rijndijk op zal rijden in de zuidelijke richting (Alphen aan den Rijn). De Willem van der Madeweg heeft echter voldoende capaciteit om ook dit extra verkeer te kunnen afwikkelen. Uit het verkeersmodel blijkt dat de I/C-verhouding in de avondspits (maatgevend) 70% is. Zoals eerder gesteld wordt een I/C-verhouding van <80% gezien als een goede verkeersafwikkeling.
Het verkeer dat zich via de Stationssingel op de Willem van der Madeweg zal afwikkelen zal gebruikmaken van de nieuwe aansluiting op de Willem van der Madeweg. Bij het ontwerpen van dit kruispunt is uitgegaan van de verkeersintensiteitenl inclusief de ontwikkelingen in Meerburgerpolder. Dit kruispunt is dan ook zodanig ontworpen dat het verkeer in voldoende mate afgewikkeld zal worden. Om de doorstroming te bevorderen, zullen op de Willem van der Madeweg per rijrichting 2 rijstroken aangelegd worden in plaats van 1 rijstrook per richting in de huidige situatie.
Het verkeer dat zich afwikkelt over de Willem van der Madeweg zal tevens gebruikmaken van het bestaande kruispunt Willem van der Madeweg-Hoge Rijndijk. Dit kruispunt zal op termijn aangepast worden en er zal een nieuwe VRI geïnstalleerd worden. Hierbij zal rekening worden gehouden met de verkeersstromen inclusief het extra verkeer van de ontwikkelingen.
Parkeren
De parkeerbehoefte kan in dit stadium niet concreet worden berekend, aangezien het benodigde aantal parkeerplaatsen mede afhangt van de prijsklassen van de woningen.
Om de eis voor voldoende parkeergelegenheid te verankeren in dit bestemmingsplan, worden in de bestemmingsplanregels de parkeernormen voor de uiteenlopende typen woningen vastgelegd aan de hand waarvan het benodigde aantal parkeerplaatsen kan worden berekend.
Het bestemmingsplan legt hiervoor geen specifieke locatie of vorm vast. Bij het ontwerp van de gebouwen en de inrichting daaromheen blijft er daarom vrijheid in de wijze waarop het parkeren wordt ingepast, bijvoorbeeld in de vorm van bij de woning behorende garages, opritten, straatparkeren of parkeerclusters.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is voor de verschillende vervoerswijzen goed te noemen. Het extra verkeer ten gevolge van de ontwikkeling, zowel Meerburgerpolder Noord als Zuid, zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling op de ontsluitende wegen. Er dienen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd te worden om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Vormvrije mer-beoordeling noodzakelijk
Op grond van onderdeel D11.2 uit de bijlage van het Besluit m.e.r. is het bestemmingsplan mer-beoordelingsplichtig wanneer:
De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, liggen onder deze drempels. In dat geval is er wel een vormvrije mer-beoordeling benodigd. Hierbij moet ook worden gekeken naar samenhang met andere ontwikkelingen in de omgeving. In dit geval wordt daarom niet alleen gekeken naar deelgebied Noord, maar naar de gehele beoogde ontwikkeling van Verde Vista Meerburg. Voor Verde Vista Meerburg wordt niet voldaan aan één van de drie drempels genoemd in het Besluit m.e.r. Er is dan ook alleen sprake van een vormvrije mer-beoordeling.
Vorm en beoordelingscriteria vormvrije mer-beoordeling deelgebied Noord
Bij de vormvrije mer-beoordeling gaat het om een extra onderdeel van de plantoelichting, waarin wordt aangetoond dat geen belangrijke negatieve milieueffecten kunnen optreden. Dit wordt mede gebaseerd op het onderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd. Getoetst moet worden aan de criteria uit de EEG-richtlijn zoals genoemd onder het toetsingskader (de kenmerken van de projecten, de plaats van de projecten en de kenmerken van de potentiële effecten). Daarbij moet de samenhang in milieueffecten van de ontwikkelingen van heel Verde Vista Meerburg worden betrokken. Dit is nodig omdat cumulatie met projecten in de omgeving een belangrijk beoordelingscriterium is bij een (vormvrije) mer-beoordeling: kan de ontwikkeling van dit deelgebied tezamen met de gehele ontwikkeling van Verde Vista Meerburg belangrijke negatieve milieueffecten tot gevolg hebben?
Verkeerseffecten
De ontwikkeling van dit deelgebied heeft voor de omgeving effecten op het gebied van verkeer (verkeerstoename). Voor gemotoriseerd verkeer vindt de ontsluiting van het gebied plaats via de Willem van der Madeweg aan de westzijde van de A4. Hiertoe wordt een nieuw viaduct over de A4 aangelegd. Verde Vista Meerburg krijgt een centraal gelegen boulevard (de Stadhouderslaan) welke dienst doet als ontsluitingsweg voor de aanliggende wijken en aansluit op de Hoge Rijndijk. Hiermee is een goede verkeersafwikkeling gewaarborgd. Geconstateerd wordt dat er geen belangrijke negatieve milieueffecten kunnen optreden op verkeersgebied.
Overige milieueffecten
Het deelgebied heeft buiten het aspect verkeer evenmin belangrijke negatieve milieueffecten op de omgeving tot gevolg. Dit blijkt uit alle verrichte onderzoeken die in het kader van de ontwikkeling Verde Vista Meerburg en deelgebied noord zijn verricht, zoals hiervoor gerapporteerd. Er wordt voldaan aan de wetgeving en er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Gelet op de kenmerken van het project (zoals samenhang met de rest van Verde Vista Meerburg), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, kunnen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit is in de volgende tabel opgenomen.
milieuaspect | conclusies deelgebied | cumulatie met gehele ontwikkeling Verde Vista Meerburg | |||
bodem | Van vrijwel alle terreindelen, met uitzondering van het bestaande glastuinbouwbedrijf, zijn bodemonderzoeken bekend. Uit de resultaten van deze onderzoeken bleek dat de grond en het grondwater niet tot licht verontreinigd zijn. | Op dit vlak is geen sprake van cumulatie die leidt tot mogelijke belangrijke negatieve milieugevolgen. Daar waar op de locatie Verde Vista Meerburg sprake is van bodemverontreiniging, zal de bodem functiegericht gesaneerd worden. De bodemsituatie wijzigt niet of verbetert juist. | |||
water | Het project past binnen het stedenbouwkundig plan. Het waterplan dat op basis hiervan is opgesteld voorziet in de benodigde waterstaatkundige ingrepen. Het waterplan omvat maatregelen met betrekking tot de waterhuishouding om het project Verde Vista Meerburg op adequate wijze te kunnen realiseren. | Er is geen sprake van cumulatie van negatieve milieugevolgen. Verde Vista Meerburg en het daarbij behorende waterplan zorgen er juist voor dat het aspect water goed voor het gehele gebied wordt geregeld. | |||
ecologie | De Natuurbeschermingswet en de EHS spelen geen rol, omdat het plangebied geen onderdeel vormt van een beschermd gebied. Ten zuidwesten van het plangebied ligt tussen de spoorlijn en de N11 de Elfenbaan (EHS). Gezien de reeds bestaande verstoring door het spoor en de N11 wordt de Elfenbaan niet beïnvloed door de ingreep in het plangebied. Uit uitgevoerd onderzoek blijkt dat er geen ontheffing nodig is voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet (Ffw): hiervoor geldt wel algemene zorgplicht. Werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden om verstoring van broedende vogels te voorkomen. Voor de kleine modderkruiper die in de watergangen voorkomt dienen maatregelen getroffen te worden, die in de onderzoeken genoemd zijn. Te zijner tijd is ecologisch onderzoek op het huidige bouwterrein van de BAM noodzakelijk. Aangezien deze locatie geen essentiële functie vervult voor beschermde soorten, zal indien nodig een ontheffing van de Ffw worden verkregen. |
De ontwikkeling heeft geen relevante invloed op beschermde flora en fauna buiten het plangebied zoals beschreven in het ecologieonderzoek. Het verkeer van Verde Vista Meerburg wordt over de hoofdinfrastructuur afgewikkeld die op dusdanige afstand van Natura 2000-gebied ligt, dat dit geen significante gevolgen of belangrijke negatieve milieugevolgen kan hebben. | |||
landschap en archeologie | Uit onderzoek blijkt dat langs de oostzijde van de A4, voor delen van Verde Vista Meerburg geen nader archeologisch onderzoek vereist is. Voor de overige delen van Verde Vista Meerburg is bij bodemingrepen archeologische begeleiding nodig. Omdat de gronden al bouwrijp zijn gemaakt en proefsleuvenonderzoek – gelet op de lage verwachtingswaarde – niet nodig is, zijn geen nadere handelingen of onderzoeken vereist, ook omdat eventuele toevalsvondsten op wettelijke basis meldingsplichtig zijn. | Het landschap zal als gevolg van Verde Vista Meerburg wijzigen. De betreffende polder is echter reeds grotendeels bebouwd. Op archeologisch en landschappelijk vlak is er geen sprake van cumulatieve effecten: de realisatie van het deelgebied zorgt niet voor een negatiever milieueffect op deze aspecten elders in Verde Vista Meerburg. | |||
luchtkwaliteit | Op de lokale wegen wordt voldaan aan de grenswaarden. De ontwikkeling van geheel Verde Vista Meerburg draagt op de A4 niet in betekenende mate bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. |
Na ontwikkeling van geheel Verde Vista Meerburg op de lokale wegen wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. De ontwikkeling van geheel Verde Vista Meerburg draagt op de A4 niet in betekenende mate bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Er is dan ook geen sprake van belangrijke negatieve milieugevolgen. | |||
wegverkeerslawaai en spoorweglawaai | De geluidsbelasting nabij de A4 is hoog, maar er zijn maatregelen mogelijk om een acceptabel (en wettelijk toegestaan) akoestisch klimaat te garanderen. Daarmee is aangetoond dat het plan akoestisch uitvoerbaar is. | Bij de ontwikkeling van Verde Vista Meerburg moet voor alle geluidsgevoelige functies aan de normen worden voldaan. | |||
externe veiligheid | De bebouwing ligt buiten de veiligheidszone, PAG en plaatsgebonden risicocontouren (10-6) van relevante risicobronnen. Ook na realisatie van geheel Verde Vista Meerburg wordt aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico voldaan. De gemeente heeft de toename van dit groepsrisico verantwoord. Er is dan ook geen sprake van belangrijke negatieve milieugevolgen. | Als gevolg van de ontwikkeling van geheel Verde Vista Meerburg zal het groepsrisico rondom de A4, de N11 en de aardgastransportleiding toenemen. De gemeente heeft de hoogte van het groepsrisico verantwoord. Er is dan ook geen sprake van een belangrijk negatief milieueffect. | |||
bedrijvigheid | Het plangebied ligt buiten de geluidszone en de geurzone van industrieterrein Barre Polder. Er liggen geen specifieke contouren van omringende bedrijven(terreinen) over het plangebied heen. Er gelden dan ook geen ruimtelijke beperkingen. | Er wordt rekening gehouden met eventuele contouren van bedrijvigheid. Er is geen sprake van cumulatieve milieueffecten op dit vlak. | |||
planologisch relevante leidingen | Buiten de aardgastransportleiding zijn geen planologisch relevante leidingen in het gebied Verde Vista Meerburg aanwezig. | Buiten de aardgastransportleiding zijn geen planologisch relevante leidingen in het gebied Verde Vista Meerburg aanwezig. | |||
verkeer | De ontsluiting van het plangebied en de verkeersafwikkeling zijn afdoende voor de beoogde ontwikkeling van het gebied Verde Vista Meerburg. | De ontsluiting van het plangebied en de verkeersafwikkeling zijn afdoende voor de beoogde ontwikkeling van het gebied Verde Vista Meerburg. |
Conclusie
De conclusie luidt dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen kunnen optreden die het doorlopen van een volledige projectmer-procedure of formele mer-beoordelingsprocedure conform het Besluit m.e.r. noodzakelijk maken.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan, een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.
In dit plangebied is met betrekking tot grondeigendom en grondexploitatie sprake van drie verschillende situaties, te weten:
Op basis van bovenstaande uitgangspunten is het opstellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan niet verplicht. Omdat de exploitatie voor de grondsituaties onder punt 2 en 3 anderszins geregeld is, kiest de gemeente ervoor geen exploitatieplan op te stellen.
Inspraak en overleg
De gemeente Zoeterwoude heeft het voorontwerpbestemmingsplan Meerburgerpolder Noord, samen met het voorontwerpbestemmingsplan Meerburgerpolder Zuid, van 29 december 2012 tot en met 8 februari 2013 ter inzage gelegd. In deze periode konden inspraakreacties worden ingediend op beide plannen en zijn de plannen voorgelegd aan de overlegpartners van de gemeente in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening. De plannen konden in deze periode geraadpleegd worden op het gemeentehuis, op de gemeentelijke website en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
In deze periode is tevens een informatieavond georganiseerd, op 22 januari 2013. Op deze avond zijn beide plannen toegelicht en was er de gelegenheid om vragen te stellen en reacties in te dienen.
De binnengekomen reacties zijn van een beantwoording gezien en hebben op onderdelen tot aanpassing van het beide plannen geleid. De 'Nota van beantwoording overleg- en inspraakreacties' is als bijlage 16 bij het plan opgenomen.
Zienswijzen
De terinzagelegging van de ontwerp bestemmingsplannen was van 27 juni 2013 tot en met 7 augustus 2013. Er zijn zeven zienswijzen ontvangen. In een aparte nota Zienswijzen en Staat van Wijzigingen Meerburgerpolder Noord, is een samenvatting gegeven van de ingekomen zienswijzen en is de beantwoording hierop weergegeven (zie bijlage 17). Tevens is per zienswijze aangegeven of deze leidt tot aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan.
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een gedeeltelijk bouwrijp gemaakt terrein, bebouwing, watergangen en wat opgaande beplanting.
Beoogde ontwikkelingen
Ten behoeve van de ontwikkelingen in het gebied moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken (voorheen Ministerie van EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EZ de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Ten zuidwesten van het plangebied ligt tussen de spoorlijn en de N11 de Elfenbaan (PEHS).
Figuur B2.1 Ligging plangebied t.o.v. de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (groen)
De Elfenbaan is aangelegd ter compensatie van de verloren gegane natuurwaarden bij de aanleg van de N11. Tegelijkertijd vormen de N11 en het spoor, door de nabije ligging, een bestaande verstoring van dit gebied. Gelet op de ligging van het gebied buiten het plangebied en de bestaande verstoring, vormen de ontwikkelingen in het plangebied geen verdere verstoring.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Tevens is gebruikgemaakt van de gegevens uit de 'Ecoscan Belvedère Oude Rijn' (Royal Haskoning, 2004).
Planten
In het plangebied komen licht beschermde soorten als dotterbloem en zwanenbloem voor in en nabij de watergangen. Gezien de aanwezig biotopen in het plangebied en het intensieve beheer zijn hier geen andere beschermde soorten te verwachten.
Vogels
De opgaande begroeiing in het plangebied vormt het biotoop van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als ekster, houtduif, Turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees. De watergangen zijn geschikt leefgebied voor soorten als knobbelzwaan, meerkoet en wilde eend. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai.
Zoogdieren
Het plangebied is geschikt als leefgebied voor soorten als egel, mol, haas, hermelijn, bunzing, wezel, huisspitsmuis, bosmuis en veldmuis.
De Meerburgerwatering dient als essentiële trekroute voor meervleermuizen. Ook watervleermuizen maken gebruik van het gebied als trekroute. In het plangebied zijn foeragerende en baltsende gewone en ruige dwergvleermuizen waargenomen. Incidenteel werd de laatvlieger waargenomen en eenmaal de rosse vleermuis. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (Royal Haskoning, 2004). Gezien de huidige kenmerken van het gebied zijn vaste verblijfplaatsen ook niet te verwachten. Tevens heeft het onderhavige plangebied geen bijzondere functie als trekroute of foerageergebied.
Amfibieën
Het plangebied is geschikt als leefgebied voor algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad. In de nabije omgeving is een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad waargenomen (RAVON, 2009). Het is niet onwaarschijnlijk dat de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) nabij het plangebied, de watergangen in het plangebied zelf zijn niet geschikt (Royal Haskoning, 2004). Aangezien het plangebied al deels bouwrijp is gemaakt, kan de rugstreeppad het plangebied reeds als winterverblijfplaats gebruiken.
Vissen
In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper voor.
Overige soorten
Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel B2.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B2.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig | |||||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem egel, mol, haas, hermelijn, bunzing, wezel, huisspitsmuis, bosmuis en veldmuis bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker |
nee | ||||
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | ja | ||||
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | ||||
bijlage IV HR | alle vleermuizen rugstreeppad |
nee ja |
|||||
vogels | cat. 1 t/m 4 | geen | nee |
Toetsing en conclusie
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.