Plan: | Palenstein |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0637.BP00028-0004 |
In het kader van dit bestemmingsplan is een ecologische quickscan uitgevoerd om te kunnen bepalen of de nieuwe ontwikkelingen belemmeringen oplevert in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. De quickscan is bijgevoegd in bijlage 15.
Wetgeving
Soortbescherming wordt gewaarborgd door de Flora- en faunawet. Deze wet beschermt inheemse dier- en plantensoorten waarbij onderscheid wordt gemaakt in verschillende beschermingscategorieën. Voor álle activiteiten met een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten is toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.
Gebiedsbescherming wordt gewaarborgd door de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro). De NB-wet beschermt Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten. Voor activiteiten met een mogelijk effect op deze gebieden is toetsing aan de NB-wet noodzakelijk. In de Wro is de planologische bescherming van gebieden aangemerkt als Ecologische Hoofdstructuur vastgelegd. Toetsing hieraan vindt primair plaats bij ruimtelijke procedures en andere vergunningaanvragen.
De beoogde planlocatie is gelegen in Zoetermeer, in de provincie Zuid-Holland. De afstand tot het meest nabije Natura 2000-gebied bedraagt minimaal 6,5 km. De afstand tot het meest nabij gelegen deel van de Ecologische hoofdstructuur (EHS), de ecologische verbindingszone Oostkade, bedraagt circa 2,5 km. Gezien het lokale karakter van de ingreep worden effecten op Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht.
De beoogde (ruimtelijke) ingreep heeft een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten. Hierbij is onderscheid te maken in tijdelijke en permanente invloeden die effecten kunnen veroorzaken. Dit zijn:
Tijdelijke invloeden:
Permanente invloeden (door wijziging inrichting en gebruik):
Vleermuizen
Op basis van de verspreidingsgegevens en het huidige biotoop is tijdens het veldbezoek het plangebied als potentieel geschikt beoordeeld voor Laatvlieger, Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Ruige Dwergvleermuis, Tweekleurige vleermuis en Watervleermuis. De herinrichting van het gebied kan zowel in de inrichting- als in de gebruiksfase effecten hebben op deze soortgroep. Deze worden hieronder per functie voor vleermuizen behandeld.
Verblijfplaatsen
Omdat gebouwen worden gesloopt en oude bomen verdwijnen, is een direct effect op eventueel aanwezige verblijfplaatsen van vleermuizen niet op voorhand uitgesloten.
Foerageergebieden
Door het verdwijnen van watergangen, struweel, bomen en open plekken in het terrein zal het areaal aan beschikbaar en geschikt foerageergebied wijzigen. Omdat er ook nieuwe aanleg plaatsvindt, is in dit stadium nog niet te zeggen welk effect dit op deze functie heeft. Gelet op het conceptontwerp is in de uiteindelijke situatie geen wezenlijke verandering te verwachten.
Vliegroutes
Vliegroutes zijn van belang voor vleermuizen om van verblijfplaatsen naar foerageergebieden te vliegen alsmede tussen foerageergebieden te kunnen bewegen. Lijnvormige elementen in het landschap vormen vaak een onderdeel van de vliegroutes. Omdat bomen, struweel, watergangen en gebouwen verdwijnen, is een effect op bestaande vliegroutes niet op voorhand uit te sluiten. Door de toekomstige inrichting ontstaan andere routes, waardoor in de uiteindelijke situatie geen wezenlijke verandering te verwachten is.
Vogels
Alle broedende vogels, hun broedplaatsen en de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Bouw- en grondwerkzaamheden en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit.
Voor de volgende jaarrond beschermde categorie 1-4 soorten geldt dat het op voorhand niet is uit te sluiten dat met de herinrichting van het plangebied ook buiten het broedseizoen een effect optreedt: Gierzwaluw, Huismus en Sperwer.
Van de (mogelijk) aanwezige categorie 5-vogelsoorten is Groene specht opgenomen op de Rode lijst. Op basis daarvan geldt dat voor deze soort sprake is van 'zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden', waardoor ook eventueel aanwezige nesten van deze soorten als jaarrond beschermd moeten worden beschouwd.
Beschermde nestlocaties in gebouwen
Relevant voor: Gierzwaluw, Huismus, (categorie 1-4)
Beschermde nestlocaties in bomen en struweel
Relevant voor: Sperwer (categorie 1-4), Groene Specht (categorie 5)
Bij realisatie van de geplande ontwikkelingen verdwijnen bomen en gebouwen. Als op deze locaties jaarrond beschermde nestlocaties aanwezig zijn, is niet uit te sluiten dat deze vernietigd of beschadigd worden. Omdat in dit stadium nog niet zeker is of en waar jaarrond beschermde nesten van genoemde soorten in het gebied aanwezig zijn is nader onderzoek noodzakelijk.
Vissen
Het dempen van watergangen kan een negatief effect hebben op vissen en op hun leefgebied. Binnen het plangebied is het voorkomen van de beschermde soort Kleine modderkruiper niet op voorhand uitgesloten, nader onderzoek is derhalve noodzakelijk.
Voor een aantal soortgroepen geldt dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat de beoogde ontwikkeling een negatief effect heeft. Dat geldt voor vleermuizen, broedvogels, vissen en enkele jaarrond beschermde nestlocaties van vogels.
Opstellen mitigatieplan en/of ontheffing
Bij het treffen van voldoende mitigerende maatregelen kan een aantasting van de 'functionele omgeving' van de verblijfslocaties van de mogelijk aanwezige beschermde soorten worden voorkomen, en daarmee tevens een overtreding van de verbodsbepaling van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Of beschermde soorten daadwerkelijk aanwezig zijn moet worden uitgewezen door het nader onderzoek (zie paragraaf 5.9.4).
Mitigatie bestaat onder meer uit de aanpassing van bepaalde werkzaamheden op de periode waarin deze uitgevoerd kunnen worden. Ook door in het ontwerp ruimte te creëren voor het plaatsen en/of inbouwen van vleermuiskasten, gierzwaluwdakpannen, huismusvides et cetera kan mitigatie worden gerealiseerd.
Bij voldoende mitigerende maatregelen is een ontheffing mogelijk niet noodzakelijk. Het verdient de sterke aanbeveling het Activiteitenplan met compenserende of mitigerende maatregelen vooraf te laten goedkeuren door het Ministerie van EL&I. Dit dient te gebeuren door het indienen van een ontheffingsaanvraag, waarbij de goedkeuring van de mitigerende maatregelen gegeven wordt in de vorm van een verlening van de ontheffingsaanvraag.
Planning en geldigheid
Afhankelijk van de tijd tussen dit onderliggende onderzoek en van de sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken, kan een actualiserend of aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Met name bij het in onbruik raken van grond en/of bebouwing is de kans op (nieuw)vestiging van beschermde soorten aanwezig. De conclusies van dit onderzoek zijn daarom hooguit enkele jaren geldig.
Looptijd nader onderzoek
Voor het indienen van een ontheffingsaanvraag of het opstellen van een mitigatieplan, zijn exacte gegevens nodig met betrekking tot beschermde soorten en het eventueel voorkomen binnen het plangebied. In dit geval is nader onderzoek noodzakelijk naar aanwezigheid van:
Vogels:
Vleermuizen:
Vissen:
Sperwer broedt doorgaans in door Eksters of Zwarte kraai gebouwde nesten. Door deze in najaar / winter alvast in kaart te brengen, kan aansluitend in het voorjaar gericht gezocht worden naar eventueel aanwezige broedende Sperwers. Dit geldt ook voor het inspecteren van potentieel geschikte bomen voor Groene specht, waarbij gericht gezocht wordt naar nestholtes. In het voorjaar is het vervolgens relatief eenvoudig om vast te stellen of en -zo ja- waar Groene specht in het plangebied broedt.
Voor het daadwerkelijk vaststellen of uitsluiten van aanwezigheid van genoemde vogelsoorten, moet in het voorjaar en de zomer een aantal maal geïnventariseerd worden. Inventarisatie van Huismus, Sperwer en Groene specht kan vanaf maart worden gestart, en wordt uiterlijk eind mei afgerond.
Gierzwaluw zoekt in Nederland pas vanaf begin mei de vaste broedlocaties op. Het inventariseren van Gierzwaluw en het bepalen van de exacte nestlocaties wordt eenvoudiger naarmate het broedseizoen vordert. Daardoor kan het nader onderzoek voor vogels tot in de nazomer doorlopen.
Inventarisatie van vleermuizen start doorgaans in maart, en eindigt niet voor oktober. De inventarisatie naar de Kleine modderkruiper kan plaatsvinden in de periode mei tot oktober.
Na verwerking en interpretatie van de inventarisatiegegevens kan een conclusie worden getrokken met betrekking tot het voorkomen van beschermde vogel- en vleermuissoorten, en de functie van het plangebied.
Gedragscode gemeente Zoetermeer
De Flora- en faunawet beschouwt de bescherming van de natuur als een verantwoordelijkheid van iedereen. De gemeente Zoetermeer neemt haar verantwoordelijkheid onder meer door het opstellen van een gedragscode.
Deze gedragscode heeft de volgende doelen:
De gedragscode geeft het zorgvuldig handelen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten op een praktische manier vorm. Door de gedragscode te volgen wordt gewaarborgd dat de werkzaamheden geen negatieve effecten hebben op de staat van instandhouding van beschermde soorten.
De gedragscode is geschreven als een soort handleiding voor de gebruikers. De verantwoordelijkheden en gedragsregels zijn concreet en direct geformuleerd, waarbij de ontwikkelaar direct wordt aangesproken en verantwoordelijk is voor een goede uitvoering ervan.
Een en ander is vastgelegd in de "Gedragscode van de gemeente Zoetermeer in het kader van de Flora- en faunawet' (8 december 2009). Deze gedragscode is goedgekeurd op 12 juli 2010.
Naar aanleiding van de ecologische quickscan heeft Bureau Stadsnatuur in opdracht van de gemeente Zoetermeer een tweetal aanvullende natuurwaardenonderzoeken uitgevoerd. Het eerste aanvullende onderzoek, uitgevoerd in november 2012, is gericht op beschermde soorten conform de Flora- en faunawet (concreet: soorten geplaatst in AmvB tabel 2 en tabel 3 bij de Flora- en faunawet) binnen het te herontwikkelen gebied in Palenstein. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage Bijlage 16 van de plantoelichting.
Het tweede aanvullende onderzoek, opgesteld in maart 2013, betreft een overzicht van strikt beschermde soorten in het totale plangebied van Palenstein. Leiden daarin is de informatie die aanwezig is in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Dit overzicht is opgenomen in Bijlage 17 van de plantoelichting.
Onderstaand wordt nader ingegaan op de resultaten uit de aanvullende onderzoeken
Er zijn in het plangebied beschermde vaste rust- of verblijfplaatsen van soorten van tabel 3 van de Flora- en faunawet vastgesteld. Het gaat om 2 soorten vleermuizen: Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis en 1 vissoort, de Bittervoorn. Er zijn geen jaarrond beschermde vaste rust- of verblijfplaatsen van vogels aangetroffen. In het gebied broeden wel vogels in bomen en struwelen welke, zoals alle inheemse vogelsoorten, bescherming genieten in hun broedseizoen. Er zijn geen strikt beschermde soorten planten aangetroffen.
In het onderzoek zijn richtlijnen gegeven om op een verantwoorde manier met de beschermde natuurwaarden in het gebied om te gaan.
Omgang met vleermuizen
De vastgestelde beschermde rust- en verblijfplaatsen van de Gewone- en de Ruige dwergvleermuis hebben betrekking op ruimtes in (hoofdzakelijk de spouwmuren van) de flats in het gebied. Het betreft zowel een nieuwbouwflat als oudere flats. De aangetroffen vleermuizen zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van de instandhouding van deze flats. Watergangen in het gebied worden door de genoemde soorten gebruikt als foerageerplaats, maar zijn niet essentieel voor de instandhouding van deze soorten.
Samengevat kan worden gesteld dat bij sloop- of renovatiewerkzaamheden van/aan gevels in het gebied mogelijk verbodsbepalingen kunnen worden overtreden door verstoring en/of verontrusting en/of het wegnemen van vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen. Hiervoor dient in die gevallen ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.
Tijdens het onderzoek werd opgemerkt dat enkele kopse gevels van flats in Palenstein waren voorzien van kunststof beplating. Door deze constructie zijn deze gevels ongeschikt geworden als verblijfplaats voor vleermuizen. Om de instandhouding van de vleermuispopulaties in deze wijk niet in gevaar te brengen moet worden afgezien van het aanbrengen van dergelijke beplating.
Gewone en Ruige dwergvleermuizen kunnen last hebben van renovatiewerkzaamheden aan gevels doordat deze worden ‘ingepakt’ door steigers met doekwerk. Hierdoor raakt de opening naar de spouwruimte, waar de dieren verblijven, afgesloten. Aanbevolen wordt om bij renovatiewerk geen volledig hermetisch afsluitend doek te gebruiken en niet de gehele gevel ineens in te pakken, maar een deel niet van doek te voorzien. Ook moeten werkzaamheden niet in de winter worden uitgevoerd maar in april of in de periode juli-september.
Wanneer deze maatregelen worden genomen en werkzaamheden zich beperken tot de buitenzijde (bijvoorbeeld alleen het voegwerk), dan hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd.
Omgang met vissen|
Bij baggerwerkzaamheden en graafwerkzaamheden aan watergangen en oevers moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van Bittervoorns (en andere vissoorten, zo is Vetje een soort van de Rode Lijst). Hier geldt in principe de gedragscode Flora- en fauna van de gemeente Zoetermeer. Specifiek dienen Zwanenmosselen Anodonta cygnea die op de kant belanden stuk voor stuk te worden teruggezet in het water.
Bittervoorn is op deze plaats voor de voortplanting strikt afhankelijk van deze soort. Ten slotte moet bij alle werkzaamheden aan watergangen en oevers waarbij de kwaliteit van het onderwatermilieu ingrijpend verandert ten nadele van de populatie Bittervoorn, een ontheffing worden aangevraagd.
Zowel in hoogbouw als in laagbouw is er in Palenstein kans op voorkomen van Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis, vooral in situaties met open stootvoegen en spouwmuren is er kans op aanwezigheid van verblijfplaatsen van deze soorten. Daarnaast is er kans op paarverblijfplaatsen van de Ruige dwergvleermuis in oude bomen, vooral wilgen en populieren. Wat vogels betreft zijn Gierzwaluw en Huismus aandachtssoorten, al ontbreken deze soorten in de hoogbouw in het gebied. In de laagbouw zijn veel potenties aanwezig. In de watergangen is een grote populatie Bittervoorn aanwezig. Dit schept verantwoordelijkheden bij werkzaamheden aan water en oevers.
Ten aanzien van flora is de Rietorchis aandachtspunt langs oevers van watergangen. De grote oppervlakte aan tuinen biedt kans op vestiging van Gele helmbloem, Tongvaren en Steenbreekvaren. Er komen geen beschermde soorten voor waarvan de landelijke of lokale gunstige staat van instandhouding in het geding is.
In geval van een beschermde situatie zal een goedgekeurd mitigatieplan in combinatie met een ontheffing óf het werken volgens een goedgekeurde Gedragscode, vrijwel altijd volstaan om een ontwikkeling doorgang te kunnen laten vinden.In het algemeen wordt geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand de uitvoering van het bestemmingsplan Palenstein niet in de weg staat.
Mitigerende maatregelen Huismus en Gierzwaluw
Voor de hier en daar in het beschouwde bestemmingsplangebied voorkomende Huismus kan, afhankelijk van de aantallen, locatie en omgeving, een spectrum aan maatregelen overwogen worden. De effectiviteit of nut van een maatregel dient per locatie te worden beoordeeld. De gekozen maatregelen kunnen worden opgenomen in een mitigatie-/compensatieplan. Het is bekend dat Huismussen en Gierzwaluwen kunstmatige broedvoorzieningen zoals speciale dakpannen en neststenen kunnen accepteren. In nieuwbouw en bij renovatie kunnen speciale voorzieningen worden gebruikt zodat er vervangende broedgelegenheid ontstaat. Indien de nieuwbouw (met nieuwe broedgelegenheid) nog niet gerealiseerd is voor aanvang van het nieuwe broedseizoen, kunnen er ook tijdelijke mussenkasten of nestskasten van houtbeton op geschikte plaatsen in de nabije omgeving worden opgehangen. De specifieke maatregelen dienen vanzelfsprekend te worden afgestemd op de daadwerkelijk voorkomende aantallen en locaties. In ieder geval dienen maatregelen te worden getroffen zowel voorafgaand aan, als tijdens de werkzaamheden.
Voor de Huismus en Gierzwaluw heeft het Ministerie van EL&I soortenstandaards laten opstellen. Hierin zijn de maatregelen beschreven die van toepassing kunnen zijn bij ruimtelijke projecten. Bij het aanvragen van een ontheffing volgt de Dienst Regelingen in grote lijn deze soortenstandaards. De soortenstandaard voor Huismus en Gierzwaluw zijn te vinden op:
http://www.hetlnvloket.nl/onderwerpen/vergunning-en-ontheffing/dossiers/dossier/flora-en-faunawetruimtelijke-ingrepen/soortenstandaards.
Mitigerende maatregelen vleermuizen
Uit de beschikbare gegevens blijkt dat er in het bestemmingsplangebied Palenstein (potentieel) leefgebied aanwezig is voor enkele soorten vleermuizen. Het gaat om de Gewone dwergvleermuis,.Ruige dwergvleermuis, Gewone grootoorvleermuis en Laatvlieger. Deze vleermuissoorten zijn net als alle andere Europese vleermuissoorten opgenomen in Bijlage IV van de EU-Habitatrichtlijn en vallen onder Tabel 3 soorten Flora- en faunawet (strikt beschermd). Voor vleermuizen kan, afhankelijk van de aantallen, locatie en omgeving, een spectrum aan maatregelen overwogen worden. De effectiviteit of nut van een maatregel dient per locatie te worden beoordeeld. De gekozen maatregelen kunnen worden opgenomen in een mitigatie-/compensatieplan. Voor enkele vleermuissoorten, waaronder de in Zoetermeer veel voorkomende Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis, zijn soortenstandaards opgesteld. Hierin zijn achtergrondinformatie over de ecologie van de soort en mitigerende maatregelen beschreven die van toepassing kunnen zijn bij ruimtelijke projecten. Bij het aanvragen van een ontheffing volgt de Dienst Regelingen in grote lijn deze soortenstandaards. Wanneer men de voor de specifieke locatie geschikte maatregelen uit de soortenstandaard opneemt, is het aannemelijk dat een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet wordt verkregen. Zeker wanneer aannemelijk is dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de locale populatie van de soort. Gelet hierop kan er op voorhand in alle redelijkheid van uit worden gegaan dat de Flora- en faunawet wat betreft vleermuizen aan de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.