direct naar inhoud van 3.1 Bodem en geomorfologie
Plan: Harmelerwaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0632.BPHARMELERWAARD-bVA2

3.1 Bodem en geomorfologie

Huidige situatie
Het plangebied maakt deel uit van een rivierkleigebied. De structuur van het huidige landschap wordt bepaald door de oude loop van de rivier de Oude Rijn. De aanwezigheid van deze rivier heeft grote invloed gehad op de geomorfologische en bodemkundige opbouw van het gebied. Het tijdens overstromingen getransporteerde grovere materiaal werd afgezet nabij de rivier waardoor zwak ontwikkelde terreinverheffingen ontstonden. Dit zijn de stroomruggronden. De bodem van deze hoger gelegen gronden bestaat overwegend uit zwavel en lichte klei.
Verder van de rivier af ligt een overgang naar het zeer vlakke gebied, waarin de fijnste bestanddelen tot bezinking zijn gekomen. Dit zijn de komgronden.

Een lagere ligging en zware kleigronden hebben als gevolg dat de grondwaterstand kunstmatig laag wordt gehouden. De occupatie van het gebied is door de geschiedenis heen gerelateerd geweest aan deze geomorfologische en bodemkundige ondergrond. In de richting en het grondgebruik van het huidige landschap is deze relatie nog steeds herkenbaar.

De Leidse Rijn vormt de overgang van de stroomruggronden in de polder Harmelerwaard naar de komgronden in de polder Bijleveld.

In het plangebied ligt het maaiveld op circa 0,3 tot 0,9 m +NAP. Het huidige polderpeil in dit gebied ligt op circa -0,5 tot -0,8 m NAP. De deklaag ten noorden is vrijwel afwezig.
In het gebied bevindt zich een zandpakket tot een diepte van circa 50 m (Formatie van Twente, Kreftenheye, Urk en Sterksel). Het zand van dit pakket is vrij grof van samenstelling en heeft daardoor een goede doorlatendheid. Het doorlaatvermogen wordt geschat op 1500-2500 m3 per dag, waardoor dit pakket geschikt is voor het onttrekken of infiltreren van water.

Het zandpakket wordt aan de onderzijde begrensd door een kleipakket van circa 5 tot 10 m (Formatie van Kedichem). De hydraulische weerstand van het pakket bedraagt circa 5000 tot 6000 dagen, waardoor het pakket kan worden beschouwd als slecht doorlatend.
Onder de kleilaag bevindt zich eveneens een zandpakket van circa 40 m dikte en een doorlaatvermogen van circa 2000 m3 per dag. Dit pakket is vanwege de hoge doorlatendheid eveneens geschikt voor onttrekken of infiltreren van water.

In paragraaf 3.10 wordt nader ingegaan op de bodemkwaliteit van het plangebied.

Toekomstige ontwikkelingen
In de gemeente wordt gestreefd naar een bewust en duurzaam gebruik van de bodem. De gebruikswaarde van de bodem staat hierbij centraal. Binnen het plangebied worden de gronden gebruikt voor glastuinbouw, overig agrarisch, wonen, bedrijven en maatschappelijke functies.
In het concentratiegebied voor glastuinbouw is het beleid vooral gericht op de glastuinbouw en de daarbij behorende functies.

Buiten het glastuinbouwgebied zet het gemeentelijke beleid in op het handhaven c.q. versterken van de karakteristieken van de bodemtypen. Dit betekent dat de verschillen in kenmerkend grondgebruik tussen gebieden herkenbaar moeten blijven, moeten worden hersteld of zelfs versterkt. Ook de Nota Ruimte richt zich op het herkenbaar houden van het landschap. Contrasten tussen openheid en geslotenheid moeten vergroot worden om de herkenbaarheid van de bodemtypen te verbeteren.

Aanbevelingen voor visie en planopzet vanuit bodem en geomorfologie

  • Bij het bieden van gebruiksmogelijkheden voor de gronden moet de geschiktheid van de grond worden betrokken;
  • De stroomrug en de ligging van de rivier Oude Rijn moet vanwege de landschappelijke kwaliteit zoveel mogelijk herkenbaar blijven.