direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Harmelerwaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0632.BPHARMELERWAARD-bVA2

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Harmelerwaard van de gemeente Woerden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.BPHARMELERWAARD-bVA2 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarische bedrijvigheid:

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van vissen, wormen, paarden en pony's, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en tuinbouw:
    de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, fruitteelt en kwekerijen;
  • b. fruitteelt:
    de teelt van fruit op open grond;
  • c. grondgebonden veehouderij:
    het houden van melk- en ander vee, met uitzondering van paarden en pony's, (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen;
  • d. intensieve veehouderij:
    de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren, met uitzondering van paarden en pony's, in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • e. kwekerij:
    het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden in de open grond, niet zijnde een tuincentrum;
1.6 ander agrarisch gebruik:

het telen en/of kweken van champignons, vissen en/of wormen in agrarische gebouwen;

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.8 archeologische waarde:

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis een de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijd;

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of overkappingen en andere bouwwerken;

1.10 'bed and breakfast'-appartement:

een deel van bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben en niet langer dan 4 weken per jaar aaneengesloten verblijft; onder recreatief nachtverblijf in 'bed and breakfast'-appartementen is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.11 bedrijfsmatige exploitatie:

het beheren en/of exploiteren van alle recreatieverblijven binnen één bouwvlak of bestemmingsvlak, waarbij voor recreatief nachtverblijf geldt dat daar wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden geboden;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, die één huishouden vormen, van wie huisvesting daar, ten dienste van de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is voor controle en toezicht buiten de normale werkuren;

1.13 bestaande bebouwing, goothoogte, afstand, nokrichting, bouwhoogte, inhoud, situatie, plaats, oppervlakte, aantal:

de bebouwing, goothoogte, afstand, nokrichting, bouwhoogte, inhoud, situatie, plaats en oppervlakte en het aantal, zoals die of dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat of waarvoor op dat tijdstip een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen woning. Een bijgebouw mag via een deur rechtstreeks toegankelijk zijn vanuit de woning. Er is geen zelfstandige wooneenheid in een bijgebouw toegestaan. In een vrijstaand bijgebouw is nachtverblijf niet toegestaan (geen slaapkamer of badkamer);

1.17 bijzondere status boom

een beschermenswaardige houtopstand, geregistreerd op de gemeentelijke Bijzondere Status Bomen Lijst Woerden. Voor de op de BSB-lijst vermelde houtopstanden wordt in beginsel geen kapvergunning afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties. Een Bijzondere Status Boom behoort tot één van de volgende categorieën:

  • a. herdenkingsbomen;
  • b. bijzondere beschermenswaardige houtopstanden met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheids- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving;
1.18 boogkas:

een in hoofdzaak uit plastic of andere transparante materialen bestaand bouwwerk of voorziening, ten behoeve van het kweken en telen van gewassen;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 cultuurhistorisch waardevol bijgebouw:

(bij)gebouw, dat als monumentaal of cultuurhistorisch waardevol geïnventariseerd is in het Belvedèreproject en als zodanig is aangeduid of dat door de Commissie Monumenten en Cultuurlandschap als zodanig wordt aangewezen;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren; onder detailhandel is hier geen horeca en geen internetverkoop begrepen;

1.25 duurzame neventak intensieve veehouderij:

ondergeschikte nevenactiviteiten van de totale bedrijfsomvang van een grondgebonden agrarisch bedrijf, hetgeen op basis van de inzichten op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan inhoudt dat de omvang per diercategorie ten hoogste de volgende oppervlakte bebouwing mag bedragen:

vleesvarkens   2.240 m²  
zeugen   1.050 m²  
leghennen batterij   700 m²  
leghennen volièrestal   600 m²  
leghennen scharrelstal   1.625 m²  
leghennen grondstal   1.500 m²  
konijnen   500 m²  
nertsen   600 m²  
vleeskalkoenen   1.700 m²  
vleeseenden   2.100 m²  
vleeskalveren   900 m²  
1.26 ecologische hoofdstructuur:

bestaande natuur, nieuwe natuur en ecologische verbindingszones conform kaart Gebieden binnen groene contouren in de Structuurvisie provincie Utrecht 2005-2015;

1.27 eigendomsgrens:

is gelijk aan de grens met de naburige eigenaar, maar dit is niet van toepassing als meerdere naburige eigenaren in één bouw- of bestemmingsvlak ligt;

1.28 erfbebouwing:

een aanbouw, uitbouw of bijgebouw behorend bij een woning of bedrijfswoning, gelegen buiten de aanduiding van de desbetreffende woning, conform bijlage 4 Erfbebouwingsregeling van de regels en de overige bepalingen in de bijbehorende bestemmingen; in erfbebouwing zijn woonruimtes toegestaan, maar uitsluitend ondergeschikt aan de woonfunctie van de woning en niet als zelfstandige wooneenheid;

1.29 extensieve openluchtrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik van gronden door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis-, picknick- en kano-overstapplaatsen;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 glastuinbouw:

de bedrijfsmatige teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel, met uitzondering van paardenhouderijen;

1.33 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwvlak door constructie, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.34 horeca:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van drank- en etenswaren, die ter plaatse genuttigd worden;

1.35 internetverkoop:

verkoop van artikelen via internet, waarbij op het perceel alleen opslag/magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (evt. per post) bij de klant worden thuisbezorgd;

1.36 kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.37 karakteristiek hoofdgebouw:

hoofdgebouw, dat als monumentaal of cultuurhistorisch waardevol is geïnventariseerd en de karakteristieke boerderijen, bestaande uit de woning met daaraan vastgebouwd de tot de boerderij behorende bedrijfsruimte (voormalige deel), die als zodanig zijn aangeduid;

1.38 kelder:

ondergronds gebouw of bouwwerk tot een maximale diepte van 3 m, zie artikel 20;

1.39 kernrandzone:

250 meter breed gebied grenzend aan de bebouwde kom, waarbij de bebouwde komgrens overeenkomt met de rode contour in het Streekplan 2005-2015 van de provincie Utrecht op de kaarten 71, 72 en 73;

1.40 loonwerkbedrijf:

bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan overwegend agrarische bedrijven en het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden, met behulp van werktuigen, ook aan andere dan agrarische bedrijven, maar niet zijnde een grond-, weg- en waterbouwbedrijf, stratenmaker en dergelijke;

1.41 manege:

een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- of ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit trekken van inkomsten, bijvoorbeeld uit lesgelden;

1.42 NGE:

Nederlandse Grootte Eenheid: een maat waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven;

1.43 ondergeschikte nevenactiviteit:

ondergeschikt bestanddeel, minder dan 50% van de totale activiteiten van een bedrijf in omvang, arbeid en inkomen;

1.44 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.45 oorspronkelijk verkavelingsperceel:

perceel aan vier zijden hoofdzakelijk omringd door watergangen op oudere topografische kaarten (ca. 1900-1950);

1.46 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een kap met maximaal één wand;

1.47 paardenhouderij:

het fokken van veulens en de opfok van jonge paarden/pony's met de daaraan verbonden basistraining tot een leeftijd van 2 à 3 jaar en/of het stallen van pensionpaarden/pony's, het trainen en africhten van paarden/pony's en/of het handelen in paarden/pony's;

1.48 peil:

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;

1.49 permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen, die één huishouden vormen, van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;

1.50 recreatief nachtverblijf:

kortdurend verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.51 relatie:

aanduiding waarmee wordt aangegeven dat de daardoor verbonden gebiedsdelen als één worden aangemerkt;

1.52 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar;

1.53 tuincentrum:

een kwekerij annex detailhandelsvestiging in kwekerijproducten, zoals planten, bollen, bloemen, struiken en bomen, alsmede in artikelen voor tuinaanleg en -onderhoud;

1.54 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf met een minimale omvang van 50 NGE (Nederlandse Grootte Eenheden) en/of naar arbeid, omvang en inkomen aan een volwaardige arbeidskracht gedurende het gehele jaar volledige werkgelegenheid met een bijbehorend volwaardig inkomen biedt;

1.55 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.56 voorkeurswaarde Wet geluidhinder:

de voorkeurswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming;

1.57 'vrij' beroep:

beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;

1.58 zelfstandige wooneenheid/woonruimte:

een woonruimte met een eigen toegang die door een persoon, gezin of andere groep van personen kan worden bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, als douche, toilet etc., buiten die woonruimte;