direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Maaswijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0622.0234bpMswijk2012-0130

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ter plaatse vigeert het Uitbreidingsplan in onderdelen 'Maasboulevard' (vastgesteld 1959). In het Structuurplan Rivierzone wordt in de toekomst voor een groot deel van het gebied uitgegaan van het ontwikkelen naar wonen en zorg in een parkachtige omgeving (groen-oranje arcering).

Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Voor de beoogde transformatie van het gebied wordt in de toekomst een afzonderlijke ruimtelijke procedure doorlopen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied Maaswijk wordt aan de noordzijde begrensd door de Galgkade, aan de zuidzijde door de Nieuwe Maas, aan de westzijde door het plangebied Leverterrein en aan de oostzijde door de Buitenhaven. Figuur 1.1 geeft een overzicht van de globale begrenzing van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0234bpMswijk2012-0130_0001.jpg"

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Ter plaatse vigeert het Uitbreidingsplan in onderdelen 'Maasboulevard' (vastgesteld in november 1959 en goedgekeurd door gedeputeerde staten in 19 september 1960).

1.4 Planvorm

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (kaart met regels) en de daarbij behorende toelichting. De verbeelding is uitgevoerd conform de RO Standaarden 2012 (IMRO2012, SVBP2012 en STRI2012).

1.5 Planproces

Diverse overleginstanties zijn in de gelegenheid gesteld om op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. De overlegreacties zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

Op grond van de Inspraakverordening Vlaardingen wordt er een informatiebijeenkomst gehouden voor de belanghebbenden in het plangebied.

Het ontwerpbestemmingsplan ligt op basis van artikel 3.8 van de Wro gedurende zes weken ter inzage. Binnen deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Hierna volgt de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad, al dan niet gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan beroep worden ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven. In hoofdstuk 3 is de gebiedsvisie opgenomen met een beschrijving van de bestaande situatie en de visie op de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Een beschrijving van de verkeers- en vervoersaspecten is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat de sectorale milieuonderzoeken. Het betreft de aspecten milieuzonering bedrijvigheid, industrielawaai, wegverkeerslawaai, luchtkwaliteit, externe veiligheid, kabels en leidingen, bodemkwaliteit, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. In hoofdstuk 6 is een toelichting op de juridische regeling van het bestemmingsplan opgenomen. Hoofdstuk 7 ten slotte gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is een samenvattend overzicht opgenomen van de beleidsdocumenten die ruimtelijk relevant zijn en daarmee ook relevant voor het bestemmingsplan Maaswijk. Dit overzicht is niet uitputtend maar geeft wel het kader waarbinnen het bestemmingsplan moet worden opgesteld.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een  aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn – direct of indirect – ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:

  • 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
  • 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • 3. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  • 4. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • 5. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  • 6. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  • 7. Ruimte voor behoud en versterking van (inter) nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  • 8. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  • 9. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Nota Mobiliteit

De Nota Mobiliteit is feitelijk het Nationaal Verkeer- en Vervoerplan en daarmee de opvolger van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2). De nota heeft een PKB procedure doorlopen overeenkomstig de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en is op 21 februari 2006 in werking getreden. In de Nota Mobiliteit worden de hoofdlijnen van het nationale verkeer- en vervoerbeleid voor de komende decennia beschreven. Uitgangspunt van beleid is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken.

2.3 Provinciaal en regionaal beleid

Regionale Strategische Agenda

De Regionale Strategische Agenda (RSA) die in december 2010 is vastgesteld, borduurt voort op het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020). Dit ruimtelijk plan was in 2005 opgesteld door de stadsregio en de provincie Zuid-Holland, onder het motto ‘meer kwaliteit, meer variatie, meer tempo’.

De ambities uit RR2020 zijn terug te vinden in de RSA: goede, gevarieerde en leefbare woonwijken, moderne economische centra, toegankelijke groengebieden, ontwikkeling van rivieroevers en meer ruimte voor water. Door externe invloeden, zoals de kredietcrisis, maar ook het urgenter worden van het klimaatvraagstuk, zijn de accenten in de RSA wel verlegd.

Op 2 juli 2010 heeft de provincie Zuid-Holland een eigen Provinciale Structuurvisie vastgesteld. Hierin is het ruimtelijk kader van het RR2020 grotendeels overgenomen.

Regionaal Verkeers- en Vervoersplan 2003 – 2020 (RVVP)

Het RVVP is de regionale uitwerking van het mobiliteitsbeleid van het Rijk. Het geeft richting aan toekomstige verkeers- en vervoersplannen van de gemeenten in de stadsregio.

Het RVVP is een lange termijn visie. Het bevat ideeën die worden vertaald naar concrete projecten en maatregelen zoals de aanleg van wegen, lijnen voor het openbaar vervoer en fietspaden. Afhankelijk van het beschikbare geld en van de directe noodzaak, worden de plannen tot in 2020 stap voor stap uitgevoerd. Natuurlijk worden de plannen goed afgestemd met de regionale plannen voor de ruimtelijke ordening en voor de verbetering van het milieu in de regio.

De doelen het RVVP nastreeft zijn:

  • 1. De stadsregio Rotterdam wil een aantrekkelijke en economisch sterke regio zijn voor inwoners en bedrijven. Schone en veilige woongebieden en goed bereikbare locaties voor kantoren en bedrijven, moeten hiervoor zorgen.
  • 2. De stadsregio streeft er naar dat inwoners en bezoekers binnen een redelijke tijd bij de belangrijkste voorzieningen kunnen komen. Het gaat daarbij vooral om de bereikbaarheid van plekken waar voorzieningen van werkgelegenheid, winkels en/of recreatie geconcentreerd bij elkaar zitten, de zogenoemde knooppunten. Deze voorzieningen kunnen interessant zijn voor inwoners uit de gehele Randstad (zoals de Rotterdamse binnenstad, het Alexandrium en de Kuip) of vooral voor de inwoners van de stadsregio zelf (zoals het Zuidplein en de kantoorlocaties Vijfsluizen bij Schiedam en Kralingse Zoom). Knooppunten moeten binnen een bepaalde tijd per auto of per OV bereikbaar zijn: vanuit de Randstad in 45 tot 60 minuten, vanuit de regio binnen 30 tot 45 minuten. Om dit te kunnen garanderen stelt het RVVP eisen aan de kwaliteit van een aantal belangrijke wegen en openbaar vervoerverbindingen.
  • 3. Ook wil de stadsregio er aan bijdragen dat de woongebieden worden gevrijwaard van doorgaand autoverkeer. Het autoverkeer moet daarom zoveel mogelijk buiten de wijken worden omgeleid via hoofdroutes, die daarvoor geschikt zijn of geschikt worden gemaakt.
  • 4. De stadsregio wil de sterke positie van de Rotterdamse haven als steunpilaar voor de regionale en nationale economie behouden. Dat kan alleen als de wegen, sporen en vaarwegen naar die haven van hoge kwaliteit zijn.

Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (2010, daarna herzien en geactualiseerd)

De provincie heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland vastgesteld. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de provincie de visie tot 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

De visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Het plangebied is aangewezen als 'stad en dorpsgebied' met de aanduiding 'kenniscentrum'. Dit conserverende plan past binnen de doelstellingen van de Provinciale Structuurvisie.

Verordening Ruimte (2010, daarna herzien en geactualiseerd)

In deze verordening zijn specifieke eisen gesteld waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontour.

Dit conserverende bestemmingsplan dat een aantal stedelijke functies mogelijk maakt, past binnen de Verordening Ruimte, aangezien deze functies binnen de bebouwingscontour zijn toegestaan.

ROM Rijnmond: 'Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond' (2000)

De revitalisering van het rivierfront is ondergebracht in het ROM Rijnmondproject 'Herstructurering rivierfront Rechtermaasoever'. Dit project is een gezamenlijk initiatief van onder meer de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam, de Stadsregio, provincie Zuid-Holland, Kamer van Koophandel en Ministeries van EZ, V&W en VROM. Als eerste fase is de Contourennota Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond (januari 2000) verschenen. Het rapport gaat in op het dilemma van economische revitalisering en de noodzaak van verbetering van de leefbaarheid in het gebied. De verbetering van de leefbaarheid staat onder druk omdat de verwachting is dat de milieuhinder vanwege geluid in de toekomst onvoldoende zal afnemen ondanks geluidsbeperkende maatregelen. Herontwikkeling van de Rechtermaasoever is zowel vanuit economisch perspectief als vanuit leefbaarheidsoverwegingen dringend gewenst. Begin 2002 is een regionale ontwikkelingsvisie verschenen, gevolgd door een bestuurlijke intentieovereenkomst en een bestuursovereenkomst. De bestuursovereenkomst wordt verlengd tot 2015.

De werkgroep RO/Milieu, waarin de provincie is vertegenwoordigd, heeft inmiddels voorstellen ontwikkeld voor een zogenoemde 'milieuaandachtszone'. Achterliggende gedachte bij het instellen van een dergelijke zone is het feit dat de matige milieukwaliteit op de Rechtermaasoever kan worden gecompenseerd door een hoge ruimtelijke kwaliteit (bijvoorbeeld karakteristieke oude binnenhaven). Bij het bepalen van de begrenzing van de aandachtszone zijn alle milieuaspecten in beschouwing genomen (Bestuurlijk afsprakenkader Herstructurering Rechtermaasoever, december 2004).

2.4 Gemeentelijk beleid

Ontwikkelingsvisie 'Maaswijk'

Voor het plangebied wordt momenteel een ontwikkelingsvisie opgesteld. Dit bestemmingsplan betreft echter een conserverend plan. Alleen de huidige situatie wordt vastgelegd. De toekomstige ontwikkelingen worden door middel van aparte planologische procedures mogelijk gemaakt.

Gebiedsvisie Rivierzone

De gebiedsvisie Rivierzone is een nadere uitwerking van het Actieplan Wonen op weg naar 2030. Een van de belangrijkste doelstellingen van het project Rivierzone is de stad weer te verbinden met het water. In de Rivierzone is het rustig wonen, met het gemak van de grote stad en het openbaar vervoer op loopafstand. Aan de overkant van de Rivierzone ligt veel industrie. De afgelopen jaren hebben deze bedrijven veel gedaan aan het verminderen van geluid- en geuroverlast. De wettelijk gestelde target zijn gehaald en het geluid en de geur zijn enorm afgenomen De mensen die in de Rivierzone wonen, ervaren de industrie niet als hinderlijk. Mensen die in het gebied (komen) wonen zijn zich bewust van de industrie en accepteren dit.

Stadsvisie 'Koers op 2020' (2000)

In de Stadsvisie zijn diverse ambities naar voren gekomen waarvan de voor dit bestemmingsplan meest relevante hieronder zijn aangegeven:

  • het meer aanbrengen van fysieke samenhang binnen het centrum en het versterken van de verbinding tussen het winkelcentrum en het cultureel-historische centrum;
  • het streven naar gedifferentieerde woon- en werkmilieus in de Vlaardingse wijken;
  • het vergroten van het aanbod kwalitatief goede woningen in de (middel)hoogbouw;
  • het zoveel mogelijk aansturen op behoud van bestaande schone bedrijvigheid en werkgelegenheid, maar niet per definitie op de huidige locaties;
  • het binnen bepaalde randvoorwaarden aantrekken van nieuwe bedrijvigheid met name in de dienstverlening en recreatie;
  • het verbeteren van de ontsluiting van de industriezone en de relatie met het woongebied.

In de Stadsvisie is de herstructurering van de Rivierzone aangegeven als één van de gemeentelijke prioriteiten. De Rivierzone heeft de potentie om 'de moderne kamer van het Vlaardingse hart' te worden.

Ruimtelijke structuurschets Vlaardingen 2020 (2003)

De ruimtelijke structuurschets Vlaardingen 2020 is de ruimtelijke uitwerking van de Stadsvisie 'Koers op 2020'. In het rapport zijn zeven doelstellingen aangegeven voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor de drie noemers: ongedeelde stad, vitale stad en duurzame stad:

  • versterken van de stedelijke groenstructuur;
  • herwaarderen van de cultuurhistorie;
  • vergroten van de differentiatie tussen woonmilieus;
  • spreiden van zorgvoorzieningen;
  • versterken van de stadsranden en de Broekpolder;
  • anticiperen op ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur;
  • vergroten van de werkgelegenheid.

Structuurplan Rivierzone (2004)

Op 28 januari 2004 is het Structuurplan Rivierzone vastgesteld met de daarbij behorende Integrale Milieunota. Dit Structuurplan biedt het formele beleidskader voor de revitalisering en herontwikkeling van de Rivierzone. Belangrijk onderdeel van deze ontwikkeling vindt plaats in het Stad & Milieugebied: hier moet de stad Vlaardingen opnieuw een verbinding krijgen met de rivier. In dit gebied vindt daarom een transformatie plaats van bestaand bedrijvengebied tot hoogwaardig woon-, werk- en verblijfsgebied. Hiertoe zullen enkele gevestigde (en milieubelastende) bedrijven worden verplaatst. Delen van de Maasoeverzone zijn aangewezen voor herontwikkeling.

Groenplan - Vlaardingen Blijvend Groen
De gemeenteraad heeft in juni 2012 het 'Groenplan - Vlaardingen blijvend Groen vastgesteld. De komende jaren wil de gemeente het groen in Vlaardingen op niveau houden. Dit moet in deze tijd met minder middelen en met andere regels dan voorheen. Dat vereist keuzes. Deze zijn vastgelegd in het nieuwe groenbeleidsplan. Er is gekozen voor vier speerpunten: gebruik en beleving, ecologie, duurzame instandhouding en structuren en netwerken. Het nieuwe beleid is gericht op de lange termijn. De gemeente wil het groen duurzaam in stand houden en kwaliteit bieden tegen realistische kosten. Het doel is gevarieerd groen van voldoende kwaliteit, een duurzaam ingerichte openbare ruimte en voldoende afwisseling voor de burgers.

Visie externe veiligheid – ruimte voor duurzame veiligheid

De visie is onderdeel van de duurzame ontwikkeling van de gemeente Vlaardingen. Enerzijds moeten ruimtelijke en bedrijfsmatige ontwikkelingen mogelijk blijven. Anderzijds moet de gemeente zorg dragen voor een aanvaardbaar veilige woon- werk- en leefomgeving. In de visie staat de samenhang tussen ruimtelijke ordening, economie, beheersbaarheid en verantwoording van risico's centraal. Met de visie geeft de gemeente concreet richting aan een aanvaardbaar veilige invulling van haar ruimtelijke ontwikkelingen. Voor concrete bouwplannen of bij het opstellen van bestemmingsplannen geeft deze visie de planologische kaders voor het omgaan met risico's. Indien nodig worden hieraan voorwaarden gekoppeld die de risico's beheersbaar houden of zelfs geheel uitsluiten. Deze planologische kaders bieden vooraf duidelijkheid in de omgang met externe veiligheid bij ruimtelijke plannen. Dat geldt zowel voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt van risicobronnen als voor nieuwe en bestaande risicobronnen. Het risicobeeld en de ruimtelijke ambities van de gemeente Vlaardingen leiden tot de volgende beleidsuitgangspunten voor de omgang met externe veiligheid:

  • Het aantal risicobronnen neemt niet toe, de hoogte van bestaande risico's neemt af.
  • In bestemmingsplannen worden geen nieuwe Bevi-bedrijven toegestaan.
  • Er mogen geen nieuwe risicobronnen binnen de woongebieden worden gesitueerd.
  • De oriëntatiewaarde van het groepsrisico mag niet worden overschreden, met uitzondering van het gebied langs de Nieuwe Maas/Rivierzone.
  • Grenswaarde contouren van risicovolle bedrijven liggen binnen de inrichtinggrenzen en worden vastgelegd in de bestemmingsplannen.
  • Van bedrijven wordt verwacht dat zij actief communiceren over hun risico's naar de omgeving.
  • Verminderd zelfredzame personen worden extra beschermd tegen externe veiligheidrisico's.
  • De plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven buiten de gemeente reiken niet over de gemeentegrens, tenzij wordt aangetoond dat er geen belemmeringen ontstaan voor de geplande woningbouw in de rivierzone.

Een significante toename van het groepsrisico dient bestuurlijk te worden verantwoord. De zwaarte van de verantwoording wordt bepaald door de omvang van het risico, de toename ervan, de bestrijdbaarheid van de mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van personen nabij de risicobron.

Gebiedsgericht milieubeleid Vlaardingen (ambitiedocument)

Het ambitiedocument Gebiedsgericht milieubeleid Vlaardingen biedt de basis voor duurzame gebiedsontwikkeling in de gemeente Vlaardingen. Beschreven is welke milieu- en duurzaamheidsambities Vlaardingen heeft voor de verschillende deelgebieden in de gemeente en hoe deze ambities input zullen gaan vormen bij ruimtelijke planontwikkeling. Het plangebied Maaswijk is deels aangeduid als 'stedelijk wonen' en deels als 'werken 2'. Per gebiedstype en per milieuaspect zijn drie ambitieniveaus beschreven, die gaan van het minimum niveau tot de maximaal haalbare kwaliteit. Hieronder een overzicht van de ambities binnen de gebiedstypen 'stedelijk wonen' en 'werken 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0234bpMswijk2012-0130_0002.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0234bpMswijk2012-0130_0003.png"

Programma Duurzaamheid
De gemeenteraad heeft in juni 2012 het Programma Duurzaamheid Vlaardingen 2012-2015 'Samen voor een duurzaam Vlaardingen' vastgesteld. Vlaardingen wil zowel voor zijn huidige bewoners als voor toekomstige generaties een duurzame stad aan het water zijn: schoon, groen en gezond. Uitgangspunt is om samen met burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden te werken aan een stad met een hoge kwaliteit van leven waar het prettig wonen, werken en recreëren is.

Evenementen Nota Vlaardingen

De laatste jaren worden steeds vaker evenementen georganiseerd in de gemeente Vlaardingen. Evenementen vervullen een belangrijke functie. Zij dragen bij aan een levendig cultuurklimaat en maken de stad aantrekkelijk voor zowel haar eigen bewoners als voor bezoekers van buiten de stad. Evenementen kunnen echter ook voor overlast zorgen. Om de mate van overlast zo gering mogelijk te houden, dient kritisch gekeken te worden naar hoeveel evenementen de stad en zijn bewoners aankunnen. Het gemeentebestuur is van mening dat aan de ene kant volop ruimte moet zijn om evenementen op diverse locaties in de stad, met name de binnenstad, te kunnen (blijven) organiseren en aan de andere kant dient de leefbaarheid gewaarborgd te worden van de inwoners die dicht op de evenementen wonen en/of werken. Er dient dan ook gezocht te worden naar een goede balans tussen een bruisende binnenstad en een binnenstad waar het ook goed wonen en/of werken is. Een heldere en eenduidige regulering van evenementen moet zorgen voor dit evenwicht. Hiervoor zijn nadere regels en voorwaarden onvermijdelijk, zodat duidelijkheid over het organiseren en houden van evenementen wordt gecreëerd. Duidelijkheid voor de partijen betrokken bij de evenementenvergunning binnen welke kaders het evenement georganiseerd kan worden en duidelijkheid voor de bewoner binnen welke marges dit merkbaar mag zijn in hun woon- en leefomgeving. Daarnaast staat de regulering hoog op de agenda. In aansluiting op het bovenstaande is het doel van het beleid dan ook vereenvoudiging en verduidelijking van de regelgeving bij evenementen. In de Evenementen Nota zijn nadere regels en voorwaarden voor evenementen opgenomen en wordt houvast geboden aan zowel de organisator van een evenement als de bewoners die daarvan tijdelijk hinder kunnen ondervinden. De nota geeft handvatten hoe om te gaan met een aanvraag voor een evenement. Daarnaast helpt zij bij het maken van noodzakelijke keuzen. De nota sluit aan bij de handreiking “Publieksveiligheid evenementen regio Rotterdam Rijnmond”, zoals deze naar aanleiding van de aanbevelingen van het COT in de rapportage over de strandrellen in Hoek van Holland aan het Regionaal College van Burgemeesters is voorgesteld. Speerpunten van deze handreiking zijn de risicoscan en het regionaal afstemmen van evenementen.

Nota Monumenten 2005

De nota Monumenten 2005 benadrukt het belang van de cultuurhistorie voor het onderscheidend vermogen van Vlaardingen. Een belangrijk hulpmiddel om de structuur van gebieden te behouden is de opstelling van een cultuurhistorische waardenkaart. Ook het Rijk beoogt met de Modernisering Monumentenzorg (Momo) de rol van dergelijke waarderingskaarten te onderstrepen. Deze kaart is nog niet voorhanden.

Naast de bescherming van structuren is het mogelijk op objectniveau bescherming te bieden. In de nota Monumenten 2005 is vermeld dat de vermelde inventarisaties nader uitgewerkt kunnen worden. Op 11 januari 2011 is de beleidslijn beeldbepalende panden door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze notitie heeft een lijst met beeldbepalende panden en objecten opgenomen. In deze notitie is ingegaan op de werkwijze, de achtergronden en de bepalingen die samenhangen met de conceptlijst beeldbepalende panden. Inmiddels is na het vaststellen van de beleidslijn de procedure tot aanwijzing van de beeldbepalende panden en objecten gestart. Op 29 mei 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de lijst met beeldbepalende panden en objecten vastgesteld. De lijst kan ook worden gezien als basis voor de mogelijke aanwijzing van gemeentelijke monumenten.

Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2005-2015, Kwaliteit in Bereikbaarheid

In het door de gemeenteraad op 16 maart 2005 vastgestelde 'Gemeentelijk Verkeer- en Vervoer Plan' (GVVP) wordt ingezet op 'kwaliteit in bereikbaarheid'. Het GVVP draagt, als uitwerking van de Ruimtelijke Structuurschets, bij aan de ruimtelijke ambities van de stad. Het stimuleren van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer is daarvoor de basis. Het gemeentebestuur realiseert zich daarnaast dat een voortgaande groei van de automobiliteit onafwendbaar is. Gekozen is om deze groei op te vangen binnen de grenzen van leefbaarheid en veiligheid.

Het GVVP richt zich op kwaliteit en bereikbaarheid. Dit impliceert:

  • veilige speelruimte voor kinderen (bijvoorbeeld in 30 km/h-zones);
  • veilige en prettige bereikbaarheid van scholen (over vrijliggende fietspaden);
  • ongehinderde bevoorrading van winkels (op vastgelegde tijden);
  • aanpassing wegennet in de Rivierzone;
  • goede regioverbindingen;
  • prettige en veilige winkelmogelijkheden in het stadshart (voetgangersgebied).

De gewenste bereikbaarheid krijgt gestalte in een vijftal beleidsrichtingen:

  • 1. waarborgen van de bereikbaarheid door middel van een samenhangend verkeersnetwerk;
  • 2. vergroten van de verkeersveiligheid;
  • 3. bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving en de ruimtelijke organisatie van de stad;
  • 4. bevorderen van de economische dynamiek (door knooppuntontwikkeling);
  • 5. monitoren binnen de jaarlijkse begrotingscyclus.

In Vlaardingen wordt het doorgaande verkeer gebundeld op gebiedsontsluitingswegen (50 km/h-wegen). Waar mogelijk wordt langzaam en snel verkeer op deze wegen van elkaar gescheiden. De overige wegen worden ingericht als erftoegangswegen (zoals in de vorm van 30 km/h-zones). Op de erftoegangswegen wordt langzaam en snel verkeer in principe gemengd. Een te hoge verkeersintensiteit (voornamelijk veroorzaakt door doorgaand verkeer) is hier ongewenst. Voor alle wegen en fietsroutes in Vlaardingen geldt het streven naar een Duurzaam Veilige inrichting.

De rijkswegen (A20 en A4) door en langs Vlaardingen zijn bepalend voor de ruimtelijke indeling van de stad. Ook de Hoekse Lijn in het zuiden en TramPlus in het noorden zijn belangrijke ruimtelijke elementen. Binnen de stad vormen de westelijke ontsluitingsroute (Marathonweg, Deltaweg, Galgkade), de oostelijke ontsluitingsroute (Vulcaanweg, Schiedamsedijk) en de noordelijke ontsluitingsroute (Holysingel) belangrijke gebiedsontsluitingswegen. Transport van gevaarlijke stoffen wordt zoveel mogelijk gebundeld op deze routes met uitzondering van de Holysingel. Naast hiervoor bedoelde infrastructuur moet ook ruimte worden gereserveerd voor de verbindende en ontsluitende regionale fietsroutes.

Fietsbeleid

De Fietsnota Vlaardingen, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 3 april 2008, is een uitwerking van het Gemeentelijk Verkeer- Vervoerplan (GVVP). De Fietsnota richt zich op het stimuleren van het fietsgebruik in Vlaardingen. De wijze waarop met het fietsbeleid moet worden omgegaan, nodigt uit tot een integrale benadering van het mobiliteitsvraagstuk in relatie met aanverwante begrippen als veiligheid, leefbaarheid, bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, economische vitaliteit, welzijn en duurzaamheid.

Het fietsbeleid in de gemeente hanteert de volgende uitgangspunten:

  • 1. stimuleren van het gebruik van duurzame vervoerwijzen;
  • 2. bijdrage leveren aan een levendige, economische, bloeiende en (verkeers)veilige stad met een daarbij passend fietsbeleid;
  • 3. de fiets een prominente plek geven in ruimtelijke ontwikkelingen;
  • 4. een bijdrage leveren aan het verbeteren van de luchtkwaliteit.

Het Vlaardingse fietsnetwerk krijgt door middel van de volgende doelstellingen gestalte:

  • 1. verkeersveiligheid voor fietsers;
  • 2. comfortabele en aantrekkelijke routes;
  • 3. korte reistijd en goede doorstroming;
  • 4. directe en samenhangende routes.

Het aanpassen van de fietsinfrastructuur alleen is niet voldoende om het fietsgebruik te stimuleren. Om het fietsen aantrekkelijker te maken, vindt een integrale benadering plaats op de volgende speerpunten:

  • goede en aantrekkelijke fietsparkeervoorzieningen;
  • goede bewegwijzering;
  • verbeteren van de sociale veiligheid voor fietsers (onder andere openbare verlichting);
  • aanpak van fietsendiefstal;
  • stimuleren en faciliteren van verkeerseducatie.

Parkeerbeleid

De doelstelling van het parkeerbeleid is een evenwichtige verdeling op maat tussen vraag naar en aanbod van de beschikbare parkeerplaatsen voor alle vervoermiddelen. Het streven is dat in Vlaardingen de verschillende doelgroepen op redelijke afstand van de bestemmingen kunnen parkeren of dat er goede alternatieve vervoermiddelen zijn.

Gezien de doelstelling van het parkeerbeleid, heeft de gemeenteraad op 24 januari 2008 de volgende beleidskaders voor het parkeerbeleid in Vlaardingen vastgesteld:

  • 1. het parkeerbeleid moet gericht zijn op het zo efficiënt mogelijk omgaan met de schaarse publieke ruimte en een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit;
  • 2. het parkeerbeleid is erop gericht om de parkeervraag en het parkeeraanbod zoveel mogelijk per gebied op elkaar af te stemmen zodat gebieden zo min mogelijk met elkaars probleem worden opgezadeld;
  • 3. het parkeerbeleid houdt rekening met de ontwikkeling van een vitale binnenstad;
  • 4. het parkeerbeleid stimuleert het gebruik van duurzame vervoerwijzen;
  • 5. het parkeerbeleid moet op lange termijn kostendekkend zijn;
  • 6. het zijn vooral de beleidskaders 1 en 2 die voor het plangebied Maasoeverzone van belang zijn.

In de Parkeernota 2008, op 30 oktober 2008 door de raad vastgesteld als beleidsuitwerking van de beleidskaders voor het parkeren, zijn parkeernormen vastgelegd. De nota werkt met parkeerkencijfers. Deze zijn per deelgebied verder uitgewerkt. Het plangebied valt onder het deelgebied 'rest bebouwde kom'. De parkeerkencijfers variëren per functie. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt de eis van parkeren op eigen terrein.

Actieplan Geluid

Vlaardingen heeft, ingevolge de Europese richtlijn inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, een Actieplan Geluid opgesteld voor het binnenstedelijk wegverkeer (Actieplan Geluid, gemeente Vlaardingen, 14 december 2009). Het actieplan is opgesteld nadat een inventarisatie is uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege binnenstedelijke wegen op de woningen binnen de gemeente Vlaardingen. De resultaten van deze inventarisatie zijn vastgelegd in de geluidsbelastingkaarten.

De doelstellingen van het Actieplan Geluid zijn:

  • 1. het terugdringen van het aantal woningen waarbij sprake is van een plandrempel-overschrijding;
  • 2. mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen behouden en creëren;
  • 3. het kader scheppen voor het opstellen van maatregelen om de bovenstaande doelstellingen te bereiken;
  • 4. samenhang brengen tussen de diverse beleidsterreinen die de akoestische kwaliteit (mede) bepalen.

De gewenste effecten van de doelstellingen zijn:

  • dat er minder geluidgehinderden zullen zijn; hierdoor zijn er ook minder negatieve gezondheidseffecten;
  • verbeteren van de akoestische kwaliteit (leefomgeving) voor de inwoners van Vlaardingen.

Voor het Actieplan Geluid is een plandrempel vastgesteld. Dit is de grens van de geluidsbelasting op woningen waarvan Vlaardingen vindt dat een hogere geluidsbelasting niet wenselijk is. Na afweging van belangen op basis van haalbaarheid en betaalbaarheid is als plandrempel een geluidsbelasting van 60 dB inclusief aftrek voor het binnenstedelijk wegverkeerslawaai voorgesteld. De Vlaardingse industrieterreinen zijn inmiddels gesaneerd. Door de provincie Zuid-Holland zijn zogenaamde maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG), na sanering, vastgesteld. Deze waarden gelden als grenswaarden binnen de zone en mogen niet overschreden worden. Voor de plandrempel van de Vlaardingse industrieterreinen wordt de MTG aangehouden. Buitenstedelijk wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai afkomstig van gezoneerde industrieterreinen buiten de gemeente Vlaardingen vallen buiten het actieplan. In het Actieplan Geluid zijn maatregelen beschreven die in de periode 2009-2013 moeten worden uitgevoerd. De belangrijkste maatregel is het toepassen van geluidsreducerend asfalt en geluidsreducerende klinkers op plaatsen waar normen worden overschreden.

Economische visie 2004-2010

De Economische Visie geeft op hoofdlijnen het economisch beleid van de gemeente Vlaardingen voor de periode 2004-2010 weer.

Prioriteiten

De gemeente Vlaardingen ziet twee prioriteiten voor het ruimtelijk economisch beleid.

  • 1. De (her)ontwikkeling van (verouderde) bedrijvenlocaties vormt de topprioriteit
    Aanbod van voldoende bedrijfsruimte op goede locaties is van levensbelang voor de Vlaardingse economie. De beschikbaarheid van ruimte is namelijk een belangrijke vestigingsvoorwaarde. Aanwezigheid van bedrijvigheid heeft een stuwende werking voor de economie van Vlaardingen en legt daarmee de basis voor het ontwikkelen van andere belangrijke voorzieningen.
  • 2. Herstructurering van woonwijken
    De Economische Visie plaatst de herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen voorop, maar ziet daarnaast het belang van herstructurering van woonwijken en voorzieningen.

Visie Rivierzone

De gemeente streeft versterking na van de economische structuur van Vlaardingen. Een belangrijke rol hierbij spelen de plannen in de Rivierzone, de herstructurering van bedrijventerreinen en de ontwikkeling van locaties die de potentie hebben om economische groei te stimuleren.

Er wordt waar mogelijk segmentering en parkmanagement toegepast, waardoor de terreinen in de toekomst hun kwaliteit behouden. Duurzaam ondernemen is hier een onderdeel van.

Met de uitvoering van de plannen uit het Integraal Uitvoeringsplan Rivierzone ontstaat 50 ha aan nieuw en geherstructureerd bedrijventerrein. Hiermee zijn naar schatting duizenden nieuwe arbeidsplaatsen gemoeid waardoor de economische structuur van de stad wordt versterkt. Daarnaast zorgt de bouw van nieuwe woningen in het Rivierzonegebied voor een versterking van de lokale voorzieningen.

Detailhandelsnota 2013

In januari 2013 heeft de gemeenteraad de nieuwe detailhandelsnota vastgesteld. De centrale doelstelling van het detailhandelsbeleid is het realiseren van een evenwichtige detailhandelsstructuur, die aansluit bij de aankoopbehoeften en bezoekmotieven van de consument, en dusdanig duurzaam is, dat gemeente en ondernemers hierin willen blijven investeren. Naast dit hoofddoel streeft de gemeente de volgende subdoelen na:

  • het versterken van de koopkrachtbinding en -toevloeiing van Vlaardingen als regionaal verzorgend centrum om de bestedingen in de detailhandelssector te doen toenemen;
  • het consolideren van de werkgelegenheid in de detailhandelssector en gerelateerde sectoren;
  • het stimuleren van de aantrekkingskracht en wederzijdse versterking tussen detailhandel, warenmarkt, toerisme, cultuur en horeca, als belangrijke onderdelen van het totaalproduct 'binnenstad'.


Juist in deze nieuwe tijden is het belangrijk dat er bij het opstellen van een detailhandelsvisie keuzes worden gemaakt. Bij het maken van die keuzes, vindt de gemeente de volgende punten van belang:

  • Een winkelstructuur, die voorziet in een bepaalde mate van duurzaamheid: meervoudig ruimtegebruik waar mogelijk, voldoende ruimtelijke kwaliteit en alternatief aanwendbare gebouwen.
  • Voortbouwen op wat al sterk en kansrijk is. Dit verdient de voorkeur boven het nieuw in de markt zetten van winkelgebieden.
  • Bij het (her)ontwikkelen van winkelgebieden zorgen voor voldoende kritische massa, een massa die past bij het (reëel gedefinieerde) ambitie- en verzorgingsniveau, en niet overmatig groot is of juist te klein gekozen is.
  • De keuze voor een duidelijk profiel voor elk winkelgebied, vertaald in promotie, branchering, winkelgrootte, maar ook in ruimtelijke randvoorwaarden ten aanzien van bijvoorbeeld bereikbaarheid, parkeren en de inrichting van de openbare ruimte.
  • Voorkomen van nieuwe solitaire ontwikkelingen, en zorgen voor zo veel mogelijk clustering qua bezoekmotief van gelijksoortige detailhandel. Dit betekent bijvoorbeeld concentratie in de binnenstad van branches en formules waar het recreatieve bezoekmotief domineert, concentratie van branches en formules waar boodschappen doen centraal staat in de hoofd- en wijkcentra, en zoveel mogelijk concentratie van winkels waar het doelgerichte motief domineert in perifere centra.
  • De kwalitatieve verbetering van de winkelstructuur is leidend, een verbetering die in overeenstemming is met het ambitieniveau. Staar niet blind op de vierkante meters, maar beantwoord de vraag of het voor de consument nu en straks leidt tot meer keuze, op aanvaardbare afstand.
  • Bij een visie op de gewenste winkelstructuur hoort ook een visie hoe om te gaan met winkelgebieden of winkellocaties die als weinig perspectiefrijk worden gezien.

In zijn algemeenheid geldt dat bij de uitbreiding aan m2's detailhandel, het een kwaliteitsverbetering van het (winkel)gebied betekent. Dit houdt in:

  • dat met de uitbreiding, het winkelgebied compacter wordt en er een betere routing ontstaat;
  • dat de uitbreiding ruimtelijk past (verkeerstechnisch, milieutechnisch, op aanvaardbare afstand voor de consument, stedenbouwkundig);
  • dat, in geval van uitbreiding van een bestaande winkel, het modernisering (schaalvergroting of specialisatie) betreft. Deze modernisering is noodzakelijk wanneer dit betekent dat de aantrekkingskracht van een winkelcentrum en de werkgelegenheid hierdoor behouden blijft of toeneemt;
  • dat de uitbreiding door middel van een distributieplanologisch onderzoek is onderbouwd.
    Een distributieplanologisch onderzoek, uitgevoerd door de branche/winkel die zich wil vestigen, zal moeten aantonen dat er vraag is vanuit de markt, dat er geen duurzame ontwrichting in de detailhandelsstructuur in Vlaardingen en de regio optreedt en welke verdringingseffecten er te verwachten zijn.

Met betrekking tot de bestaande (wijk- en) buurtwinkelcentra is het beleid is uitbreiding van het winkelvloeroppervlak in de dagelijkse artikelen sector in twee gevallen toelaatbaar:

  • Indien het modernisering (schaalvergroting of specialisatie) betreft. Modernisering is noodzakelijk wanneer dit betekent dat de aantrekkingskracht van een winkelcentrum hierdoor behouden blijft. Het maximale aantal m2's wvo voor een supermarkt is hierbij afhankelijk van het verzorgingsgebied en maximaal 0,25 m2 wvo per inwoner. Dit betekent, dat er in het hoofdwinkelcentrum maximaal 1.000 m2 wvo (inclusief de VOP en de Oostwijk), in De Loper maximaal 1.400 m2 wvo en op de Van Hogendorplaan maximaal 500 m2 wvo beschikbaar is.
  • Indien het een verplaatsing van winkelareaal betreft vanuit een ander winkelcentrum of vanuit een solitaire locatie. Dit onder de voorwaarde dat de fysieke structuur van het winkelcentrum, waarin men zich wilt vestigen, dit toelaat en de koopkracht in de wijk groot genoeg is.


Met betrekking tot verspreide bewinkeling is het beleid dat de gemeente in de woonwijken levendigheid, sociale cohesie en werken in de wijk wil bevorderen. Detailhandel (richtlijn minimaal één bedrijfsruimte per 100 woningen) kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Daarom continueren wij het bestaande beleid van bestaande bedrijfsruimten in woonwijken, die zijn bedoeld voor kleinschalige bedrijven en voorzieningen, waaronder detailhandel.

Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestaande ruimtelijke en functionele situatie in kaart gebracht en wordt ingegaan op de gewenste ontwikkelingen. Gezamenlijk vormen zij de basis voor de bestemmingsregeling (plankaart en regels).

3.2 Bestaande situatie

3.2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving.

Binnen het plangebied zijn diverse functies gevestigd. Deze zijn hieronder per functie beschreven.

3.2.2 Wonen

De meest voorkomende functie binnen het plangebied is wonen. Het betreft met name niet grondgebonden woningen. De flats variëren qua hoogte tussen de 3 en 17 verdiepingen. Het appartementencomplex tussen de Westhavenkade en de Buiten Haven betreft De Pelmolen, een voormalig fabrieksgebouw dat eind jaren '90 is gerenoveerd. In het plan wordt de mogelijkheid geboden om de entrees van de flats te vergroten (onder andere ten behoeve van de plaatsing van scootmobielen).

3.2.3 Bedrijvigheid

Aan de noordzijde van het plangebied, aan de Galgkade, is een bedrijvencomplex gesitueerd. Hier is Deltahout Vastgoed BV gevestigd. De bebouwing bestaat uit maximaal 2 bouwlagen.

Ook aan de Westhavenkade zijn enkele bedrijven gevestigd.

3.2.4 Kantoorfuncties

In de noordoostzijde van het plangebied is een kantorencomplex gesitueerd. De bebouwing bestaat uit maximaal 5 bouwlagen.

3.2.5 Horeca

Deltahotel

In het zuidwesten van het plangebied aan de Maasboulevard is het Deltahotel gevestigd. Dit hotel bestaat een gedeelte op de kade en voor een deel aan de waterzijde. Het deel op de kade bestaat uit 2 gebouwen van 8 en 6 verdiepingen die op de begane grond zijn verbonden en het deel aan de waterzijde betreft een gebouw van 2 verdiepingen.

Restaurant China Garden en café Sahil

In het zuidoosten van het plangebied, op de hoek van de Westhavenkade en de Maasboulevard, is een restaurant gevestigd. Het betreft een Chinees Indisch restaurant van 2 verdiepingen (begane grond en 1e verdieping), met daarop een woonverdieping.

Op de begane grond is tevens café Sahil gevestigd.

3.2.6 Detailhandel en dienstverlening

Ten noorden van restaurant China Garden, aan de Westhavenkade, bevinden zich op de begane grond enkele winkels. Ten westen van het restaurant is een pand gevestigd waarin Aziatische kunst en meubelen worden verkocht. Aan de Abel Tasmanlaan is tussen de flats in een kapsalon gevestigd. Aan de Columbusstraat is een supermarkt, kapsalon en kantoor-/praktijk-/dienstruimte gevestigd.

3.2.7 Groenvoorzieningen

Tussen de 3 wooncomplexen aan de Olivier van Noortlaan en de Maasboulevard ligt een grasveld met enkele geclusterde bomen. Rondom de 3 wooncomplexen is wat opgaande beplanting aanwezig. Ook tussen de Maasboulevard en de Nieuwe Maas is een grasveld gelegen met hier en daar wat bomen. Voor een deel betreft het de voormalige aanlegplaats van het wagenveer naar Pernis.

Tussen de Bartholomeus van Buerenweg en de Abel Tasmanlaan, ten zuiden van het appartementencomplex, is een parkachtig terrein aangelegd. Dit voor een deel glooiende terrein bevat ook speelvoorzieningen.

3.2.8 Verkeer

De gemeente Vlaardingen is groot voorstander van vervoer over water, ook voor personen. Momenteel heeft de stadsregio echter geen geld voor het realiseren van de Stadsferry. Vlaardingen blijft zich echter inzetten voor personenvervoer over water volgens een dienstregeling vanaf de huidige steigers in de Nieuwe Waterweg. Personenvervoer over water op afroep (dus zonder dienstregeling) is al mogelijk via de steiger nabij het Deltahotel. Hier meert, op verzoek, de watertaxi aan.

3.3 Visie op gewenste ontwikkeling

De afgelopen jaren is het aantal direct haven-gebonden bedrijven afgenomen. De ruimte voor verdere groei en expansie van de haven in Vlaardingen ontbreekt. De doelstelling van de gemeente Vlaardingen is de economische basis van Vlaardingen te versterken. Hierbij worden verouderde, overlastgevende industrieën geleidelijk vervangen door economische activiteiten als dienstverlening en recreatie. De kleinschaligheid van de oude stad dient doorgetrokken te worden door de economische heroriëntatie te combineren met woningbouw. In het onderhavige plangebied zijn weinig bedrijven gevestigd en is wonen reeds de belangrijkste functie. Het bestemmingsplan Maaswijk betreft daarom een conserverend plan. Toekomstige ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Eventuele toekomstige ontwikkelingen worden later in een aparte procedure mogelijk gemaakt.

3.4 Toekomstvisie

Hieronder volgt een toekomstvisie op het plangebied. Voor de ontwikkeling hiervan zal, als de plannen meer concreet zijn, een afzonderlijke planologische procedure worden doorlopen. In dat kader zal ook het noodzakelijke onderzoek plaatsvinden.

De Rivierzone is in 2030 een gevarieerde woonwijk met ruim 2.200 woningen, waar- van 1.600 nieuwe woningen. Deze woningen bestaan uit lage en hoge appartementengebouwen en uit eengezinswoningen op een parkeerdek. De parkeerdekken maken onderdeel uit van de woonomgeving en krijgen een passend uiterlijk. De verschillende deelgebieden hebben allen hun eigen karakter en worden bewoond door verschillende doelgroepen. De voorzieningen in de deelgebieden zijn afgestemd op de doelgroepen. De relatie met enerzijds het water en anderzijds de dijk, het station en de historische binnenstad, is in ieder deel op een eigen wijze vormgegeven.

Voor het gebied Maaswijk zijn de kernwoorden in 2030 comfortabel en actief met ongeveer 550 nieuwe woningen. Het is een veilige omgeving; rustig, stedelijk en chique. Er wonen voornamelijk Vlaardingers en bewoners van buiten de regio die aan een derde wooncarrière beginnen. In Maaswijk vinden bewoners een comfortabele, levensloopbestendige woning. De gehandhaafde hoogbouw is voor wat betreft uitstraling aangepast aan de nieuwbouw.

Maaspark

Het gebied rond het Delta Hotel is in 2030 een fraai ingericht park met een wijds uitzicht over de rivier en draagt de naam Maaspark. Het is het geweldige 'cadeau' voor alle inwoners van Vlaardingen.

Door een hoge herwaardering van de Maasboulevard, heeft Vlaardingen een fantastische 'buitensociëteit' aan de rivier verworven. Een grootse ruimte waar de stad aan de rivier wordt verankerd. Een plek om naar toe te wandelen of te fietsen, heerlijk rond te wandelen en elkaar te ontmoeten. Om over het water te staren, om te eten en te drinken, om je deel van een groter universum te voelen. Een uitkijkpost, geïnspireerd door alles wat langs vaart en davert. De scheepvaart speelt hierin een belangrijke rol: wat komt er voorbij? Waaraan kunnen wij ons vergapen? In het park kun je de seizoenen (weer) voelen. De zoelte van de zomeravond, maar ook de frisse herfstwind en ijzige winterkou. Gevolgd door de frisse openheid van de lente. Kijken en bekeken worden, onbevangen genieten van activiteiten die georganiseerd worden of min of meer spontaan tot stand komen. Het park werkt als een prikkel voor de aantrekkelijkheid van het nieuwe woongebied. Het park heef een plek gekregen in de belevingswereld van Vlaardingers en mensen uit de regio. Een mooie fietsrit langs de Waterweg leidt hen naar een terras in het heerlijke Vlaardingse Maaspark. Er worden activiteiten georganiseerd die fysiek niet in het centrum passen. Het is inmiddels vanzelfsprekend: Vlaardingers trekken voor allerlei gelegenheden massaal naar het Maaspark.

Groen

Korte typering

  • bedrijventerreinen met nauwelijks openbaar groen;
  • toekomstige woonwijk krijgt meer groen;
  • groene linten langs de dijk en het spoor;
  • rivierbeleving.

Aandachtspunten inrichting en beheer

  • het aanwezige openbaar groen behouden;
  • beheer afstemmen op gebruik;
  • groen langs dijken als structuurdragers;
  • bij herontwikkeling aandacht voor ruimte voor groen en wonen.

Beschrijving

De Rivierzone bestaat voor het grootste deel uit bedrijventerrein, met zowel zware als lichte industrie. De bedrijventerreinen kenmerken zich door de afwezigheid van groen. Groenbeleving is hier niet het hoofddoel, maar het draagt wel bij aan een aantrekkelijk werkklimaat. Rivierbeleving echter wel en dat is een belangrijke kwaliteit die nog versterkt kan worden. Alleen in wijk t Scheur is sprake van een ruimere opzet met groenstroken. De belangrijkste groenstructuur is die langs de spoorlijn en Deltaweg-Maassluissedijk. Deze groenstructuur bestaat vooral uit (ecologische) grasbermen en dijken. Naast de directe omgeving van de Maasboulevard zullen in de toekomst enkele bedrijventerreinen plaats maken voor woningbouw waardoor de rivier meer bij de stad betrokken wordt. Bij deze nieuwe plannen is aandacht voor groenbeleving door de aanleg van extra groen.

Hoofdstuk 4 Verkeer en vervoer

4.1 Algemeen

Verkeer en vervoer legt een aanzienlijk beslag op de ruimte in de stad. In het verlengde van het GVVP, het Fietsplan Vlaardingen en de nota Parkeerbeleid Vlaardingen 2008 moet de ruimte voor het verkeer binnen het streven naar efficiënt ruimtegebruik worden vastgelegd in het bestemmingsplan.

Met het groeiende autobezit hangt samen dat de hoeveelheid verkeer jaarlijks toeneemt. De toename is locatiegebonden en afhankelijk van de functie van het gebied en de infrastructuur binnen dat gebied. In het plangebied zijn de komende jaren ruimtelijke ontwikkelingen voorzien, zoals vermeld in paragraaf 1.1, zal ten behoeve daarvan te zijner tijd een (nieuw) bestemmingsplan worden vastgesteld.

4.2 Verkeersstructuur

Het wegennet in het plangebied is gericht op een ontsluiting richting de Galgkade.

De categorie-indeling van het wegennet in gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) en erftoegangswegen (30 km/u) is een belangrijke bouwsteen van Duurzaam Veilig. Hierbij worden functie, vormgeving en gebruik van de weg op elkaar afgestemd. Waar bij gebiedsontsluitingswegen de nadruk ligt op het bereikbaar houden en vlot afwikkelen van het verkeer, ligt bij erftoegangswegen de nadruk meer op de toegankelijkheid en de verblijfsfunctie. Bij werkzaamheden aan de wegen in het plangebied worden deze zoveel mogelijk conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig vormgegeven. Alle wegen in het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen.

4.3 Fietsstructuur

Het gebruik van de fiets en het lopen wordt vanuit mobiliteits- en milieuoogpunt bevorderd. Het Vlaardings fietsnetwerk krijgt door middel van de volgende doelstellingen gestalte:

  • verkeersveiligheid voor fietsers;
  • comfortabele en aantrekkelijke routes;
  • korte reistijd en goede doorstroming;
  • directe en samenhangende routes.

In het plangebied Maaswijk bevinden zich geen regionale fietsverbindingen. Naast de regionale fietsverbindingen zijn in het GVVP en het Fietsplan ook lokale fietsverbindingen opgenomen. Er bevindt zich één lokale fietsverbinding in het plangebied Maasoeverzone en dat is een ontbrekende schakel tussen Vlaardingen en Pernis, waar een fietsveer uitkomst kan bieden.

Bij ontwikkelingen moeten voldoende fietsparkeerplaatsen aangebracht worden. De toepassing van de meest recente fietsparkeernormen bij ontwikkelingen zorgt voor voldoende fietsparkeerplaatsen.

4.4 Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer in Maaswijk bestaat uit een buslijn (57). In de onderstaande figuur zijn de haltes van het openbaar vervoer in en rondom Maaswijk aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0234bpMswijk2012-0130_0004.jpg"

Haltes openbaar vervoer in en om het plangebied

De spoorlijn (Hoekse Lijn) zorgt voor de verbinding van Vlaardingen met Schiedam en Rotterdam. Daar kan overgestapt worden richting Den Haag/Amsterdam, Utrecht, Dordrecht en verder. De Stadsregio Rotterdam is voornemens om de Hoekse Lijn binnen 10 jaar om te bouwen tot light-rail. De Hoekse Lijn zal dan aangesloten worden op de Calandlijn. Daarmee ontstaat een rechtstreekse verbinding met het centrum van Rotterdam, het Rivium en Alexander en vervalt de rechtstreekse spooraansluiting op Rotterdam Centraal Station.

De Stadsregio Rotterdam heeft het programma Naar een Toekomstvast Openbaar Vervoer opgesteld. Hierin staan de bezuinigingmaatregelen voor de komende 10 jaar verwoord.

4.5 Parkeren

In het plangebied Maaswijk is de druk op de bestaande, openbare parkeervoorzieningen laag.

Er is in de wijk relatief veel mogelijkheid om op eigen grond te parkeren. In vrijwel alle straten zijn openbare parkeerplaatsen gecreëerd. Gezien het feit dat het gemiddelde aantal auto's per huishouden nog steeds toeneemt, zal ook de parkeerdruk alleen nog maar toenemen.

Voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen als gevolg van de geplande ontwikkelingen wordt gerekend met parkeernormen. De te hanteren parkeernormen staan in de meest recente parkeernota van de gemeente Vlaardingen. Uitgangspunt voor de ontwikkelingen in Maaswijk is dat de te verwezenlijken bouwprojecten op eigen terrein voldoen aan de parkeernorm.

Bij het berekenen van het benodigde aantal parkeerplaatsen bij ontwikkelingen wordt onder andere rekening gehouden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Dit houdt in dat parkeerplaatsen bij verschillende functies, bijvoorbeeld woningen en kantoren, met elkaar uitgewisseld kunnen worden. Overdag zijn er bij woningen minder parkeerplaatsen nodig en bij kantoren meer en 's avonds is dit omgekeerd. Dit maakt dubbelgebruik mogelijk.

Het bevorderen van het parkeren op eigen terrein komt in het bestemmingsplan komt tot uitdrukking door het stellen van parkeernormen aan nieuwe planologische ontwikkelingen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek

5.1 Inleiding

Het plangebied maakt deel uit van de Rivierzone. In de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende industrie- en bedrijventerreinen gelegen. In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met milieugerelateerde randvoorwaarden en uitgangspunten. Dit heeft onder andere te maken met de noodzaak om afstand te houden tussen de bedrijven als milieubelastende bron en milieugevoelige functies in de omgeving (milieuzonering). Ook andere aspecten hebben invloed op de milieusituatie in en rond het plangebied, bijvoorbeeld het transport over de Nieuwe Maas. Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk de volgende aspecten aan de orde:

  • milieuzonering bedrijvigheid;
  • industrielawaai;
  • wegverkeerslawaai;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid;
  • kabels en leidingen;
  • bodemkwaliteit;
  • water;
  • ecologie;
  • archeologie en cultuurhistorie.

5.2 Milieuzonering bedrijvigheid

5.2.1 Toetsingskader

Om milieuhinder ter plaatse van gevoelige bestemmingen te voorkomen, is voor de bedrijfspercelen binnen het plangebied een milieuzonering uitgewerkt. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2009). Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 1.

5.2.2 Onderzoek

Algemene toelaatbaarheid bedrijfsactiviteiten

Bij de milieuzonering wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof- en geluidshinder. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Uit jurisprudentie en de genoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied verkleinde richtafstanden gelden (zie tabel 4.1).

Tabel 4.1 Overzicht richtafstanden per milieucategorie

milieucategorie   richtafstand (in meters)  
  rustige woonwijk   gemengd gebied  
1   10   0  
2   30   10  
3.1   50   30  
3.2   100   50  
4.1   200   100  
4.2   300   200  
5.1   500   300  
5.2   700   500  
5.3   1.000   700  
6   1.500   1.000  

Bij de milieuzonering is rekening gehouden met de bestaande woningen binnen en buiten het plangebied. Een aantal woningen is gelegen binnen de bestemming 'Gemengd - 4', direct naast, onder en boven andere activiteiten. De woonflats binnen het plangebied zijn voorzien van de 'Wonen'. Deze woningen zijn op korte afstand van de bedrijfsactiviteiten in en rond het plangebied gesitueerd. Daarnaast zijn de woningen gelegen binnen de geluidzones van de industrieterreinen Vettenoord-Vulcaanhaven en Botlek-Pernis en de invloedssfeer van de Nieuwe Maas, waardoor sprake is van een verhoogd hinder niveau. Om deze redenen is voor de bestaande woningen binnen het plangebied uitgegaan van de richtafstanden ten opzichte van een gemengd gebied.

Daarnaast is rekening gehouden met de geprojecteerde woningen in bestemmingsplan Stationsgebied Centrum. Ten opzichte van deze laatste woningen zijn de volledige richtafstanden gehanteerd.

Op korte afstand van het perceel aan de Galgkade (met een bedrijfsbestemming) en de percelen aan de Westhavenkade (met een gemengde bestemming) zijn woningen gelegen. Gezien de ligging binnen een gebied met functiemening zijn ter plaatse bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 en 2 algemeen toelaatbaar. De afstand van de bedrijfspercelen tot de toekomstige woningen in het stationsgebied bedraagt 30 meter of meer. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de regels is vastgelegd welke bedrijven toelaatbaar zijn.

Bedrijveninventarisatie

De bestaande bedrijven binnen het plangebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald op grond van de categorieën uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie tabel 4.2). Bedrijven die niet vallen binnen de algemene toelaatbaarheid zijn voorzien van een maatbestemming waarmee de huidige bedrijfsactiviteiten worden mogelijk gemaakt. De bedrijven aan de Westhavenkade vallen binnen de bestemming 'Gemengd - 4', met woningen direct naast en boven de bedrijfsactiviteiten. Deze bedrijven vallen in categorie 2 en daarmee binnen de algemene toelaatbaarheid.

Het bedrijf Deltahout BV is voorzien van de bestemming 'Bedrijf'. Aan de zuidzijde van het bedrijfsperceel bevinden zich woningen (appartementencomplexen) op enkele meters afstand. Aan deze zijde is een afgesloten bedrijfsloods gesitueerd die de woningen afschermd van de bedrijfsactiviteiten op het buitenterrein van Deltahout. Ook de woningen ten westen van het bedrijfsperceel worden grotendeels afschermd door de aanwezige bedrijfsbebouwing. De bedrijfsactiviteiten (categorie 3.1 en 3.2) vallen echter niet binnen de algemene toelaatbaarheid (categorie 2). Om deze reden wordt het perceel voorzien van een maatbestemming.

De aanwezige bedrijven worden door de uitvoering van het bestemmingsplan niet in hun bedrijfsvoering beperkt.

Tabel 4.2 Bedrijveninventarisatie

Bedrijf   Adres   Beschrijving   SBI-code (1993)   Categorie  
Deltahout BV   Galgkade 6   Groothandel in hout en plaatmateriaal
(> 2.000 m2)
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout  
5153


203, 204, 205  
3.1


3.2  
Auto Class 1   Westhavenkade 96   Handel/reparatie bedrijfsauto's   501, 502, 504   2  
Garage Olympia   Westhavenkade 96   Handel/reparatie bedrijfsauto's   501, 502, 504   2  
Pietersen Elektriciteit   Westhavenkade 98   Installatiebedrijf   453   2  

De overige bedrijven binnen het plangebied betreffen kantoren of horecagelegenheden. Deze zijn voorzien van een passende bestemming met bijbehorende regeling.

Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan om bedrijven toe te staan die zijn genoemd in ten hoogste 2 categorieën hoger dan algemeen toelaatbaar is, mits deze bedrijven (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën. Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor bedrijven die niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits deze naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de toegelaten bedrijven.

5.2.3 Conclusie

In het bestemmingsplan wordt door de gehanteerde milieuzonering zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. Toekomstige bedrijven kunnen zich alleen binnen het gebied vestigen wanneer zij vallen binnen de algemene toelaatbaarheid, dan wel in het kader van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wordt aangetoond dat zij voldoen aan de gestelde voorwaarden.

5.3 Industrielawaai

5.3.1 Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. De bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd - zijn nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies rondom het industrieterrein dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Woningbouw op het industrieterrein zelf is niet mogelijk, tenzij het industrieterrein (geheel of gedeeltelijk) wordt gedezoneerd.

5.3.2 Onderzoek en conclusie

Het plangebied is gelegen tussen bedrijventerreinen die onderdeel zijn van de gezoneerde industrieterreinen Klein Vettenoord en Vulcaanhaven. Voor Klein Vettenoord en Vulcaanhaven samen is een geluidszone vastgesteld. Het plangebied ligt binnen deze geluidzone. Daarnaast ligt het gehele plangebied binnen de geluidszone van het industrieterrein Botlek-Pernis. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Akoestisch onderzoek is om deze reden niet noodzakelijk.

Vanwege de ligging binnen de geluidzones is op de verbeelding voor het hele plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' opgenomen.

5.4 Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk. Ook worden geen nieuwe wegen of wijzigingen aan bestaande infrastructuur mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai is om deze reden niet noodzakelijk.

5.5 Luchtkwaliteit

5.5.1 Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

5.5.2 Onderzoek en conclusie

In en rond het plangebied is sprake van verschillende bronnen van luchtverontreiniging, te weten wegverkeer, bedrijvigheid en scheepvaartverkeer. Uit de gegevens die beschikbaar zijn via de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) blijkt dat zowel binnen het plangebied als langs de ontsluitingswegen daarbuiten in 2012 en de jaren daarna ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof. Scheepvaartverkeer en industrie kunnen lokaal leiden tot verhoogde concentraties, maar zullen in geen geval leiden tot een overschrijding van grenswaarden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en heeft dan ook geen gevolgen voor de luchtkwaliteit in en rond het plangebied.

De Wlk staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

5.6 Externe veiligheid

5.6.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Een uitgebreid overzicht van de geldende wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid is opgenomen in bijlage 2. In paragraaf 2.4 is een beschrijving opgenomen van de gemeentelijke Visie externe veiligheid – ruimte voor duurzame veiligheid.

5.6.2 Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Binnen het plangebied bevinden zich op dit moment geen inrichtingen die vallen onder het Bevi. De vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen wordt in de regels uitgesloten. Dit is in lijn met de gemeentelijke visie externe veiligheid. In deze externe veiligheidsvisie (deel 1, de risico-inventarisatie, zie bijlage 3), de actualisatie (zie bijlage 4) en op de provinciale risicokaart is binnen het plangebied alleen Deltahout opgenomen als risicorelevante inrichting (vanwege de opslag van brandbare vaste stoffen). Er is geen sprake van risicocontouren buiten de grenzen van de inrichting. Wel is voor deze inrichting sprake van een effectafstand 1% letaliteit. Deze reikt echter niet tot de woningen in de directe omgeving van het bedrijfsperceel.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende risicovolle inrichtingen. De PR 10-6-contouren van deze bedrijven liggen volgens de externe veiligheidsvisie van de gemeente Vlaardingen niet over het plangebied. Wel ligt voor een aantal inrichtingen het invloedsgebied voor het GR over het plangebied (of een deel daarvan). Het betreft enerzijds inrichtingen op het grondgebied van de gemeente Vlaardingen (DL Freight Management BV en Vopak Vlaardingen) en anderzijds diverse inrichtingen buiten de gemeente. In de externe veiligheidsvisie wordt inzicht gegeven in het GR rondom de inrichtingen. Uit de resultaten blijkt dat voor wat betreft de inrichtingen die relevant zijn voor het bestemmingsplan Maaswijk in de huidige situatie alleen voor Shell Nederland Raffinaderij BV sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR. Voor de overige inrichtingen ligt het GR onder de oriëntatiewaarde.

Het bestemmingsplan Maaswijk is conserverend van aard en heeft geen gevolgen voor de hoogte van het GR. Wel is vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van de inrichtingen die vallen onder het Bevi een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. In dat kader is advies gevraagd aan de Veiligheidregio Rotterdam-Rijnmond. Verwezen wordt naar de verantwoording van het GR aan het slot van deze paragraaf.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de directe omgeving van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Transport over de weg

De Deltaweg is aangewezen als onderdeel van de gemeentelijke route voor gevaarlijke stoffen (tot aan de Heleniumweg). Op dit moment loopt deze route door in oostelijke richting over de Galgkade en Vulcaanweg. Het aantal transportbewegingen op deze route is in de huidige situatie ter hoogte van het plangebied beperkt. Uit de 'Inventarisatie externe veiligheid route gevaarlijke stoffen in Vlaardingen' (december 2006) blijkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de weg ligt en dat het GR onder de oriëntatiewaarde is gelegen.

Op het moment dat de eerste nieuwe woningen in het Stationsgebied worden opgeleverd zal een deel van deze route komen te vervallen, waardoor ter hoogte van het plangebied geen gevaarlijke stoffen meer worden vervoerd over de Galgkade.

Transport over water

Ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Nieuwe Maas. Er is op dit moment nog geen wettelijk vastgestelde rekenmethode waarmee inzicht kan worden gegeven in de hoogte van het GR. In het rapport in bijlage 3 (Risicoinventarisatie in het kader van de gemeentelijke visie externe veiligheid) wordt ingegaan op de hoogte van het GR langs de Nieuwe Maas. Daaruit blijkt dat de oriëntatiewaarde wordt overschreden . Aangezien het bestemmingsplan conserverend van aard is heeft de uitvoering van het bestemmingsplan geen gevolgen voor de hoogte van het GR.

In het (concept) Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden plasbrandaandachtsgebieden aangewezen. Volgens het ontwerpBasisnet water is het plasbrandaandachtsgebied gelegen binnen 40 m vanaf de kade. Op basis van het (concept)Btev moet in de toelichting bij het bestemmingsplan worden ingegaan op de mogelijkheden om de door het plan toegelaten ruimtelijke ontwikkelingen te laten plaatsvinden buiten die gebieden, gelet op de mogelijke effecten van een ongeval met zeer brandbare vloeistoffen. Daarnaast of in samenhang met deze afweging dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van een plasbrand (hulpverlening en zelfredzaamheid mede in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw).

De Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland geeft aan dat voor gebieden waar zeeschepen aanmeren binnen 40 m van de kade geen bebouwing is toegestaan (in verband met plasbrandrisico's). Afwijking is mogelijk voor bebouwing in het gebied tussen 25 en 40 m vanaf de kade indien:

  • sprake is van groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang; én
  • de veiligheid voldoende wordt gegarandeerd;
  • de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond advies heeft uitgebracht.

Verder biedt de Provinciale Verordening Ruimte - onder voorwaarden - ruimte voor afwijking ten behoeve van (incidentele) nieuwe kleinschalige voorzieningen ter ondersteuning van het dagrecreatieve karakter van de oever en voor voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de vaarweg of haven.

Het bestemmingsplan Maaswijk maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk in het gebied langs de Nieuwe Maas. De bestaande gebouwen (deels binnen een afstand van 40 meter vanaf de kade Nieuwe Maas) worden positief bestemd. In de verantwoording groepsrisico wordt nader ingegaan op de risicosituatie.

5.6.3 Verantwoording groepsrisico

De verantwoordingsplicht van het GR houdt in dat inzicht moet worden gegeven in de hoogte van het GR en dat ook rekening moet worden gehouden met een aantal kwalitatieve aspecten. Hiertoe behoren met name de aspecten 'zelfredzaamheid' en 'bestrijdbaarheid'. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) om advies gevraagd. Het advies van de VRR is opgenomen in bijlage 8.

Omvang GR in huidige situatie

In de voorgaande paragraaf is ingegaan op de risicobronnen binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan:

  • Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van verschillende Bevi-inrichtingen. in de externe veiligheidsvisie voor de gemeente Vlaardingen wordt inzicht gegeven in de hoogte van het GR rondom de relevante inrichtingen. Uit de resultaten blijkt dat alleen voor Shell Nederland Raffinaderij sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In de overige gevallen ligt het GR onder de oriëntatiewaarde;
  • Over de Galgkade vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het GR ligt ruimschoots onder de oriënterende waarde;
  • Ten zuiden van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Nieuwe Maas. Er is mogelijk sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde.

Zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid

In het advies van de VRR is voor de verschillende risicobronnen een beschrijving opgenomen van de worstcase scenario's die kunnen optreden. In het advies is aangegeven dat ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid geen maatregelen kunnen worden geborgd binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening. Wel zijn in het advies verschillende maatregelen op gebouwniveau beschreven, waarmee bij eventuele toekomstige (her)ontwikkeling de zelfredzaamheid kan worden vergroot. Door middel van de campagne "Goed voorbereid heb je zelf in de hand" dient daarnaast zorg te worden gedragen voor goede voorlichting en instructie van de binnen het gebied aanwezige personen.

Afweging

Het bestemmingsplan Maaswijk is conserverend van aard. Het bestemmingsplan heeft geen relevante gevolgen voor de hoogte van het GR voor de omliggende risicobronnen. De gemeente Vlaardingen onderschrijft de randvoorwaarden en maatregelen uit het advies van de VRR en zal deze bij toekomstige planvorming binnen het gebied in acht nemen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de genoemde maatregelen nauwelijks tot geen kwantificeerbaar effect hebben op het berekende aantal slachtoffers. Er blijft hoe dan ook sprake van een resteffect. Met de vaststelling van het bestemmingsplan Maaswijk heeft de gemeente Vlaardingen kennis genomen van dit restrisico. De gemeente acht dit risico, mede gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan en het advies van de VRR, aanvaardbaar.

5.6.4 Conclusie

Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

5.7 Kabels en leidingen

In het plangebied of in de directe omgeving daarvan zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen gelegen.

5.8 Bodemkwaliteit

5.8.1 Toetsingskader

In verband met de uitvoerbaarheid van een plan dient onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. In het algemeen wordt bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn gehanteerd dat ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op de bestemming waar een herinrichting wordt voorzien. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

5.8.2 Onderzoek en conclusie

Als gevolg van huidige bedrijfsactiviteiten en activiteiten uit het verleden kan de bodem binnen het plangebied lokaal verontreinigd zijn. Uit de informatie op www.bodemloket.nl  blijkt dat delen van het plangebied in het verleden reeds zijn onderzocht. In het bestemmingsplan worden geen functiewijzigingen mogelijk gemaakt. In het kader van voorliggende bestemmingsplan is om deze reden geen bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

5.9 Water

Beleidskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgelegd om ten behoeve van de voorbereiding van een ruimtelijk plan vooroverleg te voeren met de waterbeheerders, de zogenaamde watertoets. Rijkswaterstaat is waterbeheerder van de Nieuwe Maas, het Hoogheemraadschap van Delfland van de overige gronden in het plangebied.

De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterhuishoudkundige doelstellingen worden daarbij expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing genomen binnen deze ruimtelijke plannen en besluiten. De waterhuishouding wordt hierbij op een integrale wijze benaderd. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater moeten (in samenhang) in beschouwing worden genomen. Daarbij gaat het naast de kwantiteit ook om de kwaliteit. De integrale benadering van waterhuishouding betekent ook dat de waterhuishouding moet worden benaderd in samenhang met andere beleidsvelden. De watertoets is een instrument om deze integrale benadering vorm te geven en om het watersysteem gezamenlijk op orde te krijgen.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap (hoogheemraadschap).

De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van alle wateren door middel van het stellen van haalbare doelen die in 2015 worden bereikt. De kaderrichtlijn gaat daarbij uit van een benadering vanuit de stroomgebieden. De uitvoering van de kaderrichtlijn vraagt een grote inspanning van verschillende partijen op internationaal, nationaal en regionaal niveau.

Voor het buitendijksgebied is de beleidslijn 'Ruimte voor Rivieren' en de opvolger hiervan 'Beleidslijn Grote Rivieren' van belang. Deze laatste beleidslijn is sinds eind 2006 van kracht. Op grond van artikel 6:16 van het Waterbesluit is het onderhavige plangebied vrijgesteld voor het onderdeel 'gebruik van Waterstaatswerk' (de oude Wbr 2a-gebieden). Daarnaast geldt dat het belangrijk is dat bouwwerken op voldoende hoogte worden aangelegd om bij een stijgend waterpeil de schade te beperken. In het buitendijkse gebied accepteert het Hoogheemraadschap van Delfland geen aansprakelijkheid voor enige schade als gevolg van hoge waterstanden.

Voor werkzaamheden en activiteiten aan het water of aan waterkeringen geldt een aantal regels, zodat het hoogheemraadschap zijn taken goed kan uitoefenen. Deze regels zijn vastgelegd in een verordening, genaamd Delflands Algemene Keur. In deze Keur staan gedoogplichten, geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. In de Keur is geregeld dat kern- en beschermingszones voor waterkeringen (en watergangen) in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen deze zones niets zondermeer gebouwd en opgeslagen mag worden, waarbij voor de kernzone een strenger regiem (bouwen binnen de kernzone is niet toegestaan) geldt dan voor de aangrenzende beschermingszone. Deze bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast dan wel het onderhoud wordt gehinderd. De breedte en maatvoeringen van deze zones is vastgelegd in de 'legger'.

Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem, zoals bouwen binnen de kernen/ of beschermingszone van een waterkering, dient bij het hoogheemraadschap ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet).

Voor eventuele lozingen op het oppervlaktewater dient toestemming verkregen te worden in het kader van de Waterwet.

Waterhuishouding

Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitendijks gebied ten westen van de Buitenhaven. Het grootste deel van het gebied ligt hoger dan NAP +4.00 m. De kade langs de Buitenhaven en het oostelijke deel van de Maasboulevard staat bij hoog hoog water regelmatig onder water. Omdat het hier oudere, bestaande bebouwing betreft, wordt dit geaccepteerd. De bebouwing is voorzien van enige hoogwaterbescherming.

Omdat het gebied voor een deel overstroombaar is, is in de jaren '70 gekozen van een gescheiden rioolstelsel, waarbij het hemelwater wordt afgevoerd naar de Nieuwe Maas.

Waterkeringen

Ten noorden van het plangebied loopt een primaire waterkering, de zogeheten Delflandsedijk. De in acht te nemen kern- en beschermingszone is conform de vigerende legger. Nieuwe bebouwing is binnen de grens waterstaatswerk in principe niet mogelijk. Binnen de beschermingszone, die zich buitendijks uitstrekt tot de Nieuwe Maas, mag alleen worden gegraven en/of gebouwd met een keurontheffing van het Hoogheemraadschap.

Oppervlaktewater / grondwater

Het plangebied is voor het grootste deel gelegen op hoge gronden die vrij kunnen afwateren op de Nieuwe Maas. Voor dergelijke buitendijkse gebieden geldt geen wateropgave. Gezien de relatief hoge ligging is wateroverlast als gevolg van extreme neerslag dan ook vrijwel uitgesloten. In het buitendijkse gebied blijft wateroverlast beperkt tot situaties waarbij de waterstand in de Nieuwe Maas de stand van NAP +2,50 m overschrijdt.

Het freatische grondwater in het plangebied staat onder invloed van de Nieuwe Maas en staat gemiddeld 1 à 2 meter onder maaiveld.

De diepere watervoerende pakketten worden beïnvloed door de Nieuwe Maas en hebben ter plaatse van het plangebied een stijghoogte van ca. NAP +0,0 m. Er is dus sprake van inzijging. Gezien de hoogteligging van het maaiveld en de freatische grondwaterstand binnen het plangebied is sprake van ruim voldoende drooglegging, waardoor grondwateroverlast niet voorkomt. Het plangebied is verder niet gelegen in een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.

Waterketen

Het gebied maakt onderdeel uit van het bemalingsgebied Maasboulevard. Dit heeft een gescheiden stelsel, waarbij het huishoudelijke en industriële afvalwater via een rioolgemaal aan de Galgkade wordt afgevoerd naar de AWZI De Groote Lucht.

Het hemelwater (hwa) wordt afgevoerd naar de Nieuwe Maas. Het vasthouden van extra water boven de berging in het regenwaterstelsel is economisch niet verantwoord in relatie tot het effect op de waterstandverhoging van de Nieuwe Maas als gevolg van deze lozing.

In het basisrioleringsplan van de gemeente is rekening gehouden met de ontwikkelingen in de Rivierzone, waardoor een voldoende capaciteit van het rioleringssysteem is gewaarborgd. Bij nieuwbouw en de aanleg van de parkeervoorzieningen moet gebruik worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, lood en PAK's houdende materialen) die niet uitlogen, of de bouwmaterialen moeten worden voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Op deze manier wordt diffuse verontreiniging van water (en bodem) voorkomen.

Veiligheidsrisico's

Wonen en werken in buitendijks gebied kan risico's met zich meebrengen ingeval van hoogwater. De provincie Zuid-Holland werkt daarom aan een methodiek om de veiligheidsrisico's' te kunnen bepalen. Het is de bedoeling dat in bestemmingsplannen dit aspect straks een plaats gaat krijgen. Vlaardingen is één van de gemeenten die meewerkt aan een pilot Risico Applicatie Buitendijks (RAB). In dit kader wordt in deze waterparagraaf aandacht besteed aan de twee belangrijkste onderdelen van de waterveiligheid, nl. mogelijke slachtoffers en maatschappelijke ontwrichting. Analoog aan de norm voor externe veiligheid wordt hier voor plaatsgebonden risico (PR) in principe een norm van 10-6 gehanteerd.

Maatschappelijke ontwrichting (MO) kan het gevolg zijn van het uitvallen van publieksfuncties als gevolg van hoogwater. In de meeste gevallen infrastructuur of voorzieningen. De eenheid die bij MO wordt gebruikt is getroffenendagen per jaar.

Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen welke normen worden gehanteerd.

De provincie stelt voor om als normering het volgende aan te houden:

  • Lokaal Individueel Risico (LIR = PR * evacuatiefactor) : 10-6
  • Maatschappelijke Ontwrichting (MO) : 100.000

Voor wat betreft economische schade stelt de provincie aan de gemeenten voor een situatie te accepteren waarbij zonder ingrepen eens per 100 jaar schade optreedt. De bijbehorende norm is daarmee bepaald op € 10.000 per hectare/jaar. (De economische schade is geen onderdeel van de RAB en daarom in dit plan nog niet meegenomen.)

Berekende LIR:

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0234bpMswijk2012-0130_0005.png"

Berekende MO:

Woningen   49  
Nutsvoorzieningen   0  
Kantoren   4  
Industrie   2  
Horeca   54  
Bereikbaarheid   89 (inclusief hulpdiensten)  

Uit de bovenstaande kaart wordt duidelijk dat in het bijzonder de Westhavenkade en de Maasboulevard bijzonder hoog scoren waar het gaat om lokaal individueel risico. Dit ondanks een optimale structurele risicocommunicatie.

De kans op maatschappelijke ontwrichting is misschien voor bewoners en gebruikers hinderlijk, maar is in feite zeer gering.

Bij eventuele toekomstige initiatieven zal rekening worden gehouden met een bouwpeil van tenminste NAP +3,80 m. Daarbij zal de nodige aandacht worden besteed aan bereikbaarheid voor hulpdiensten en evacuatiemogelijkheden voor bewoners en gebruikers.

Verbeelding

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen grootschalige herontwikkeling of funtiewijziging mogelijk. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen voor de gronden binnen de (binnenste) beschermingszone van de primaire waterkering. Voor werken binnen de beschermingszone van de waterkering is een vergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland nodig.

5.10 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 5.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een wijk met gemengde functies en veel groen.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat binnen de juridische regeling geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen mogelijk zijn. Het plan biedt wel ruimte tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het kader hiervan is een ecologisch bureauonderzoek uitgevoerd, waarin is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

In het plangebied worden geen ontwikkelingen voorzien in de Nieuwe Maas en de Buitenhaven. Ook in de rest van het plangebied worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. Negatieve effecten op de EHS kunnen dan ook worden uitgesloten. In de omgeving van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden gelegen.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien die kunnen leiden tot overtreding van de Ffw. De Ffw staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

5.11.1 Archeologie

Kader

In de Monumentenwet 1988 is aangegeven bij het vaststellen van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening dient te worden gehouden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.

Archeologische beleidsnota (1999)

In 1999 heeft de gemeenteraad de archeologische beleidsnotitie “Goede gronden voor beleid. Archeologisch beleidsplan gemeente Vlaardingen” vastgesteld. Deze notitie gaat in op het wettelijke kader betreffende de omgang met archeologische waarden. Hierin is ondermeer het volgende opgenomen:

  • terreinen met een “zeer hoge archeologische verwachting” en terreinen met een “hoge archeologische waarde of verwachting” komen in aanmerking voor, respectievelijk, de status van gemeentelijk monument en meldingsgebied (aanbeveling 1.1 en 1.2);
  • in ruimtelijke ordeningsprocessen, zoals die in het kader van bouwplannen en bestemmingsplannen plaatsvinden, dient rekening te worden gehouden met de bestaande archeologische waarden (aanbeveling 1.7);
  • bij het afgeven van een sloop- en bouwvergunning zullen voorwaarden worden opgenomen met betrekking tot het omgaan met bestaande archeologische waarden (aanbeveling 1.8);
  • alle bodemverstorende ingrepen behoeven archeologisch advies.

Archeologieplan 2004-2007 (2003)

In 2003 is het archeologieplan 2004-2007 “Nieuwe gronden voor archeologisch beleid” vastgesteld. Hierin is het volgende beschreven:

  • waarom het archeologische beleid is geactualiseerd;
  • op welke manier zekerheid wordt verkregen met betrekking tot het feitelijk doen van archeologisch onderzoek;
  • hoe de resultaten van archeologisch onderzoek openbaar zullen moeten worden gemaakt;
  • op welke manier de financiering van archeologisch onderzoek plaatsvindt.

Beleidsnota Archeologie 2009-2013

De beleidnota bevestigt onder meer de hoofddoelen van beleid uit de voorgaande nota's (behoud van het bodemarchief, archeologisch onderzoek is gericht op kenniswinst omtrent de bewoningsgeschiedenis, presentatie van resultaten is noodzakelijk) en vormt een actualisering van het beleid in het kader van de Wet op de archeologische monumentenzorg.

Onderzoek

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is door het VLAK een archeologisch inventarisatierapport opgesteld (zie bijlage 6 ). Hieruit blijkt dat er verwachtingsgebieden aanwezig zijn met een middelhoge en hoge verwachting op het aantreffen van archeologische sporen en vondsten in het plangebied.

Vertaling in bestemmingsplan

Om de aanwezige en verwachte archeologische monumenten tegen vernietiging te behoeden, is in dit bestemmingsplan een beschermende regeling opgenomen.

In lijn met de Monumentenwet 1988 en provinciaal beleid zijn projecten, in verwachtingsgebieden, met een omvang van minder dan 100 m2 vrijgesteld van de verplichting om voorafgaand aan de uitvoering van de plannen aandacht aan archeologie te besteden. De reden hiervoor is om huis-, tuin-, en keukenprojecten niet onnodig zwaar met kosten voor archeologisch onderzoek te belasten.

Hiernaast zijn plannen die de bodem niet dieper dan 30 cm onder het maaiveld verstoren vrijgesteld. Dit is in lijn met het beleid van de provincie Zuid-Holland. De 30 cm is de gemiddelde bouwvoor. In afwijking hierop is voor gebieden waar archeologische waarden naar verwachting pas op diepere niveaus ligt, een de grens gesteld op 5 m onder maaiveld (circa 2 m onder NAP). Binnen dit bestemmingsplan heeft dit te maken met de langdurig buitendijkse ligging en ophogingen.

Waarde archeologie 1 (WR-A-1): Bodemverstorende plannen dienen aandacht aan archeologie te besteden. Projecten met een omvang van minder dan 100 m2 zijn hiervan vrijgesteld. Tevens zijn projecten die niet dieper reiken dan 30 cm onder maaiveld hiervan vrijgesteld.

Waarde archeologie 2 (WR-A-2): Bodemverstorende plannen dienen aandacht aan archeologie te besteden. Projecten met een omvang van minder dan 100 m2 zijn hiervan vrijgesteld. Tevens zijn projecten die niet dieper reiken dan 5 m onder maaiveld hiervan vrijgesteld.

Plankaart dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0234bpMswijk2012-0130_0006.png"

Algemene omgang met archeologie

In het kader van de archeologische monumentenzorg geldt een algemene procedure, de AMZ-cyclus. In deze procedure wordt een aantal stappen onderscheiden. Ten eerste dient een inventarisatie te worden gedaan, het zogeheten 'bureauonderzoek' (BO). In deze fase worden alle bestaande archeologische gegevens verzameld. Indien er aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van archeologische waarden (bestaand of verwacht), of juist indien er onvoldoende informatie voorhanden blijkt te zijn, zal de procedure door een “Inventariserend Veldonderzoek” (IVO) worden gevolgd. In het IVO worden door middel van non-destructief onderzoek (bijvoorbeeld grondboringen, grondradar, weerstandsmetingen) of meer destructieve methoden als het trekken van proefsleuven meer archeologische gegevens verzameld. Het onderzoek resulteert in een verslag waarin op grond van de verkregen gegevens terreinen worden gewaardeerd. Op basis van de waardering kunnen terreinen worden aangewezen die archeologische waarden bevatten.

Het uitgangspunt van de archeologische monumentenzorg is dat terreinen die archeologische waarden bevatten door middel van planaanpassing behouden blijven. De bescherming en het behoud van archeologische waarden wordt hiermee geoptimaliseerd en werkt bovendien kostenbesparend. De inventarisatie van archeologische waarden dient dan ook in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming plaats te vinden. Bij onontkoombare vernietiging van belangrijke archeologische waarden dienen deze door middel van een opgraving te worden gedocumenteerd. Hieronder kan ook worden

verstaan, het archeologisch begeleiden van de werkzaamheden.

De kosten voor de stappen die in de procedure gevolgd worden, komen ten laste van het project (de initiatiefnemer/veroorzaker).

5.11.2 Cultuurhistorie

Kader

Rijksbeleid

In de Monumentenwet 1988 is aangegeven bij het vaststellen van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening dient te worden gehouden met in de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat ook bovengronds aanwezige cultuurhistorische waarden minimaal onderdeel vormen van de toelichting op het bestemmingsplan.

Wet op de archeologische monumentenzorg

In de Wet op de archeologische monumentenzorg (2007) zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden.

Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

Het ministerie van OC&W heeft in 2009 de beleidsbrief MoMo opgesteld. De beleidsbrief geeft de nieuwe visie op de monumentenzorg weer. In november 2009 stemde de Tweede Kamer hier mee in. Belangrijke pijler onder het nieuwe beleid is dat cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening. Hierbij vindt een verschuiving plaats van objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte aanpak. De omgeving van het monument gaat een belangrijker rol spelen. Om de borging van cultuurhistorie te verankeren is per 1 januari 2012 het Bro aangepast.

Aanwijzing tot beschermd Stadsgezicht

Op 14 februari 2013 is de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht uitgereikt.

Provinciaal beleid

Provinciale Staten stelden in 2010 de Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland', de verordening ruimte en de Uitvoeringsagenda vast. In deze visie worden de provinciale doelstellingen op het gebied van cultuurhistorie en archeologie beschreven. De provincie bezit een groot aantal cultuurhistorische en archeologische waarden, die beschreven zijn in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. Doel is het behoud van deze hoofdstructuur. Voor het landelijk gebied van Vlaardingen (Buitengebied West en Noord) is het 'Gebiedsprofiel Midden-Delfland', vastgesteld april 2012, van belang. Buiten dit gebied richt het provinciale beleid zich, waar het Vlaardingen aangaat, nog nader op behoud van archeologische waarden en molenbiotopen.

Gemeentelijk beleid

Beschermd stadsgezicht

Ter effectuering van de bescherming van het aangewezen stadsgezicht moet ingevolge artikel 36 van de Monumentenwet 1988 een bestemmingsplan worden vastgesteld. De toelichting op de aanwijzing als beschermd stadsgezicht kan daarbij als uitgangspunt dienen. Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Karakteristieke objecten

De gemeente heeft beleid met betrekking tot objecten die karakteristiek zijn als gevolg van hun cultuurhistorische en architectonische waarde en situering. De definitieve lijst en het bijbehorende beleid zijn 11 januari 2011 door het college vastgesteld. Objecten met een score van 10 punten en hoger worden als karakteristiek aan te merken in nieuwe bestemmingsplannen. Wettelijk beschermde monumenten worden niet als karakteristiek aangemerkt. Als de karakteristieke objecten zijn gelegen in het beschermde stadsgezicht, dan worden de karakteristieke waarde beschermd via de dubbelbestemming met betrekking tot het beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie').

Overig gemeentelijke beleid

Zie paragraaf 5.11.1 voor de Archeologische beleidsnota, het Archeologieplan 2004-2007 en de Beleidsnota Archeologie 2009-2013.

Onderzoek

Samenhang

Een beschermd stadsgezicht is niet zomaar een gebied met een min of meer bijzondere bebouwing. Een beschermd stadsgezicht ontleent zijn waarde vooral aan het verhaal dat het vertelt. In Vlaardingen is dat een buitengewoon boeiend verhaal over een lintvormig dijkdorp, dat eind 19e eeuw, begin 20e eeuw een groeiperiode kent, waarin het zich tot haven- en industriestad ontwikkelt met nieuwe woon- en werkgebieden. In Vlaardingen is het bovendien een heel duidelijk verhaal, dankzij de nog aanwezige inrichting en bebouwing en dankzij de herkenbare historische en ruimtelijke samenhang. Zonder één van de deelgebieden is dat verhaal incompleet.

Ontstaansgeschiedenis en belangrijkste te beschermen waarden

De ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van Vlaardingen is uitgebreid omschreven in het zogenaamde 'Groene boekje'. Ook zijn hierin de belangrijke aspecten en de te beschermen waarden opgenomen. Voor de in het bestemmingsplan voor het beschermd stadsgezicht aangewezen gronden dient rekening gehouden te worden met de cultuurhistorische waarden als omschreven in het 'Groene boekje'.

De historische stedelijke bebouwing in het beschermd stadsgezicht Vlaardingen is bijzonder en van nationaal belang. De sociale, economische en ruimtelijke veranderingen die illustratief zijn voor de opkomst van dit gebied maken dat Vlaardingen als één van de trekkers van de Nederlandse economie gezien wordt. Dit beschermd stadsgezicht is een samenhangend geheel van kwaliteiten, die met elkaar een bijzondere waarde hebben. Het gebied valt in drie deelgebieden uiteen, die echter onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, zowel in ruimtelijke als in historische zin.

Monumenten

Adres gemeentelijk monument   Typering  
Gebouw de Pelmolen 116 t/m 151   Woningen  

Dit object wordt beschermd door de Monumentenwet.

Beeldbepalende objecten/panden

In het plangebied bevinden zich de volgende beeldbepalende objecten c.q. panden:

Adres beeldbepalend object/pand   Typering  
Galgkade 6   Houtloods  
Maasboulevard 2/Westhavenkade   Restaurant  
Maasboulevard 15   Deltahotel  
Olivier van Noortlaan 1 t/m 107   Sterflats  
Westhavenkade 97   Woning  
Westhavenkade 105-110   Woningen, winkels, garage  

De gemeentelijke monumenten en beeldbepalende objecten zijn opgenomen in bijlage 7.

De beeldbepalende panden worden in principe (buiten het beschermd stadsgezicht) als karakteristiek op de plankaart aangeduid. Er is een regeling opgenomen die strekt ter bescherming van die karakteristieke waarde. De regeling neemt de bestaande situatie als uitgangspunt. Goot- en bouwhoogte, nokrichting, kapvorm en dakhelling mogen uitsluitend worden gewijzigd via een afwijkingsprocedure, indien de karakteristieke waarde van het gebouw daardoor niet onevenredig wordt aangetast. Er moet daarover schriftelijk advies worden ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.

Conclusie

Het gedeelte van het plangebied dat behoort tot het beschermd stadsgezicht is in het bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

De beeldbepalende panden die buiten het beschermd stadsgezicht liggen, hebben de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt een koppeling gemaakt tussen de in hoofdstuk 4 beschreven elementen en de verbeelding met bijbehorende regels. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en de legenda.
Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.

6.2 Opzet regels

De regels zijn gestructureerd in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. De algemene regels zijn opgenomen in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel.

6.3 Bestemmingen

Enkelbestemmingen

Artikel 3 Bedrijf

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' is tevens een groothandel in hout en plaatmateriaal toegestaan alsmede timmerwerkfabrieken en vervaardiging overige artikelen van hout. Tevens zijn bijbehorende voorzieningen, zoals toegangswegen, voet- en fietspaden, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen toegestaan.

Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximaal toegestane bouwhoogte is aangeduid op de verbeelding. De gronden mogen voor ten hoogste 70% worden bebouwd.

Bevi-inrichtingen en bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor bedrijven uit een hogere milieucategorie en voor bedrijven die niet in de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd.

De aanduiding 'karakteristiek' is opgenomen ter bescherming van beeldbepalende objecten. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de bestaande goot- en bouwhoogte van gebouwen, de nokrichting, kapvorm en dakhelling niet worden gewijzigd (behoudens afwijking).

Artikel 4 t/m 7 Gemengd - 1 t/m Gemengd - 4

Deze bestemmingen zijn toegekend aan de gronden waar meerdere voorzieningen zijn toegestaan. Het verschil tussen de bestemmingen bestaat uit de verschillende functies die zijn toegestaan. In de specifieke gebruiksregels zijn beperkingen voor de toegestane functies opgenomen.

Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen worden gebouwd binnen het bouwvlak.

De aanduiding 'karakteristiek' is opgenomen ter bescherming van beeldbepalende objecten. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de bestaande goot- en bouwhoogte van gebouwen, de nokrichting, kapvorm en dakhelling niet worden gewijzigd (behoudens afwijking). Beeldbepalende objecten binnen de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en monumenten worden al beschermd en hebben geen aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

Artikel 8 Groen

Deze bestemming is toegekend aan structureel groen. De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groen en water, fiets- en voetpaden, perceelsontsluitingen, onderhoudswegen en entrees van appartementencomplexen.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijn, worden gebouwd, alsmede entrees van appartementencomplexen. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor uitbreiding van het evenemententerrein.

Artikel 9 Horeca

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor een hotel-restaurant, inclusief congresruimte en zalenverhuur en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals terrassen, toegangswegen, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd. De maximale bouwhoogte van gebouwen is aangeduid op de verbeelding.

De aanduiding 'karakteristiek' is opgenomen ter bescherming van beeldbepalende objecten. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de bestaande goot- en bouwhoogte van gebouwen, de nokrichting, kapvorm en dakhelling niet worden gewijzigd (behoudens afwijking). Beeldbepalende objecten binnen de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en monumenten worden al beschermd en hebben geen aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

Artikel 10 Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin, ontsluitingen, wegen en paden.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met ten hoogste 1 x 2 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, (beeldende) kunstwerken en water. Ook zijn entrees van appartementencomplexen, horecavoorzieningen en/of kiosken en een vuurtoren toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn tevens garages ten behoeve van het wonen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' is tevens een wachthokje voor busschauffeurs toegestaan.

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' is tevens een evenemententerrein toegestaan.

De maximale bouwhoogte van gebouwen binnen een bouwvlak is aangeduid op de verbeelding. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 9 m. Voor de vuurtoren geldt een uitzondering; de maximale bouwhoogte hiervan bedraagt 15 m.

Artikel 12 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor water ten behoeve van de waterhuishouding.

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

Het innemen van ligplaatsen voor woonboten is niet toegestaan.

Artikel 13 Wonen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, groenvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water. Ter plaatse van enkele specifieke aanduidingen zijn tevens andere functies (dienstverlening, dan wel detailhandel, dan wel kantoor-/praktijk-/dienstruimte) toegestaan.

Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het aantal woningen binnen het bouwvlak en de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen is op de verbeelding aangeduid.

De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1 m als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd en niet meer dan 2 m als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

De aanduiding 'karakteristiek' is opgenomen ter bescherming van beeldbepalende objecten. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de bestaande goot- en bouwhoogte van gebouwen, de nokrichting, kapvorm en dakhelling niet worden gewijzigd (behoudens afwijking). Beeldbepalende objecten binnen de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' en monumenten worden al beschermd en hebben geen aanduiding 'karakteristiek' gekregen.

Dubbelbestemmingen

In het plan is gewerkt met drie dubbelbestemmingen. Ter plaatse van deze dubbelbestemmingen geldt zowel het artikel dat betrekking heeft op de dubbelbestemming als het artikel dat betrekking heeft op een daarmee samenvallende enkelbestemming. De verhouding tussen beide is in het artikel dat betrekking heeft op de dubbelbestemming weergegeven.

Waarde - Archeologie

Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen slechts onder voorwaarden worden gebouwd. Daarnaast is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren ervan nodig.

Waterstaat - Waterkering

De gronden binnen het buitendijks gebied vallen geheel binnen de beschermingszone van de Delflandsedijk. Deze gronden zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen - op enkele uitzonderingen na - uitsluitend na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan worden gebouwd. De waterkeringsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Waarde - Cultuurhistorie

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming van het 'Beschermd stadsgezicht Vlaardingen'.

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden het gehele pand of object of een deel daarvan te slopen of historische stoepen, walkanten en/of de indeling van wegen te wijzigen.

Algemene gebiedsaanduiding

De veiligheidszone langs de Nieuwe Maas is voorzien van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. Nieuwe bebouwing in deze zone is - onder voorwaarden - uitsluitend toegestaan na afwijking (via een omgevingsvergunning).

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er is geen reden een exploitatieplan vast te stellen. De bouwmogelijkheden die er zijn, waren ook al op grond van het oude bestemmingsplan mogelijk en worden met het nieuwe bestemmingsplan niet uitgebreid.

7.2 Inspraak en overleg

Er is een inloopbijeenkomst voor belanghebbenden gehouden in de periode dat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage lag.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan aan diverse instanties toegezonden:

1. De Directie Ruimte en Mobiliteit, afdeling Ruimte en Wonen van de provincie Zuid-Holland;

2. De Inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening regio West;

3. De Stadsregio Rotterdam;

4. Het College van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Delfland;

5. Ministerie van Defensie, de Eerstaanwezend Ingenieur-Directeur van de Directie West, Dienst

Gebouwen, Werken & Terreinen;

6. Evides;

7. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam en de Beneden Maas;

8. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;

9. Stedin BV;

10. De NV Nederlandse Gasunie, district West;

11. De Welstandscommissie;

12. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland;

13. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;

14. TenneT.

De reacties van de onder 1, 4, 6, 12 en 13 vermelde instanties zijn in het navolgende samengevat en van gemeentelijk commentaar voorzien. De volledige reacties zijn opgenomen in bijlage 8. De reactie van de provincie Zuid-Holland is een gecoördineerde reactie, mede namens het Dagelijks Bestuur van de Stadsregio (onder 3).

Gemeentelijke reactie overlegreacties

1. Provincie Zuid-Holland

De Provincie heeft kennisgenomen van het voorontwerpbestemmingsplan en geeft aan dat het plan conform het beleid is dat is vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte.

Gemeentelijke reactie

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

2. Hoogheemraadschap Delfland

Het Hoogheemraadschap Delfland kan instemmen met het voorontwerpbestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

3. Rijkswaterstaat

Onder het kopje beleidskader wordt Rijkwaterstaat ten onrechte niet genoemd als waterbeheerder. De term “Grote rivierenbeleid” is een onjuiste term. Deze term moet worden vervangen door “Beleidslijn grote rivieren”. De zinsnede “deze gebieden zijn uitgesloten van toetsing aan de beleidslijn grote rivieren” kan worden verwijderd. De tekst “Voor de onderhavige locatie heeft RWS een bouwpeil …dan beperkt is” verwijderen.

Gemeentelijke reactie

De door RWS gemaakte opmerkingen zullen in de toelichting van het bestemminsplan worden aangepast.

4. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geeft diverse aspecten aan in het kader van externe veiligheid.

Gemeentelijke reactie

Het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond wordt opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan. In de verantwoording van het groepsrisico wordt aangegeven op welke wijze in het plan wordt omgegaan met de punten uit het advies van de Veiligheidsregio.

5. Evides

Evides kan instemmen met het voorontwerpbestemmingsplan.

Gemeentelijke reactie

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.