direct naar inhoud van Regels
Plan: Dorpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0620.bp0022-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Dorpen met identificatienummer NL.IMRO.0620.bp0022-VG01 van de gemeente Vianen.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologische monumenten

terreinen die van algemeen belang zijn wegens de daar aanwezige zaken die ten minste 50 jaar geleden zijn vervaardigd en die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.15 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.18 bedrijf-aan-huis

een bedrijf dat vanwege zijn kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kan worden uitgeoefend in een gedeelte van de gebouwen bij een woonbestemming door de gebruik(st)er van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, waaronder mede een bed & breakfast is begrepen.

1.19 beroep-aan-huis

een dienstverlenend of kunstzinnig beroep, dat in of bij de gebouwen bij een woonbestemming wordt uitgeoefend, door de gebruik(st)er van die woning, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.26 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.32 carport

een overkapping voor de stalling van een auto, zonder eigen zijwanden, met dien verstande dat wel zijwanden zijn toegestaan die worden gevormd door de wand van een ander bouwwerk, zoals bijvoorbeeld de zijgevel van de woning, of een erfafscheiding, mits de naar de weg gekeerde zijde van de carport geheel open blijft.

1.33 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.34 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.35 dakterras

een voor mensen toegankelijke buitenruimte op het dak van een gebouw.

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.37 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.38 evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.39 garagebox

een gebouwde stalling voor één auto of motorfiets, niet behorend tot een bouwperceel, welke rechtstreeks vanaf de openbare weg toegankelijk is.

1.40 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 gestapelde woning

woning die is gestapeld met twee of meer andere woningen of indien de bestemming dat toelaat, met één of meer andere functies.

1.42 gevellijn

aangeduide lijn die aangeeft welk deel van het erf met gebouwen mag worden bebouwd, waarbij de plaatsaanduiding 'achter de gevellijn' ziet op die zijde van de gevellijn waar ook het bouwvlak is geprojecteerd.

1.43 gevoelig object

een (deel van een) gebouw dat bedoeld is voor het verblijf van personen of een object, gebouw of terrein dat is bedoeld voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kampeerterrein.

1.44 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond welk tot dat bedrijf behoort zoals een akkerbouwbedrijf, weidebouwbedrijf, fruitteeltbedrijven en tuinbouwbedrijven.

1.45 grondgebonden veehouderij

een agrarisch bedrijf dat is gericht op het houden van dieren en voor de bedrijfsvoering afhankelijk van het producerend vermogen van de grond welk tot dat bedrijf behoort.

1.46 hoofdgebouw

gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.47 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.48 huishouden

onder een huishouden wordt verstaan een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren.

1.49 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.50 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.51 kas

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.52 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.53 maatschappelijke voorzieningen

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg- en welzijn en/of, jeugd/kinderopvang en/of, onderwijs en/of, religie en/of, bibliotheken en/of, openbare dienstverlening en/of, verenigingsleven.

1.54 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.55 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.56 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.57 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.58 ondersteunende horeca

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren.

1.59 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.60 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

1.61 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.62 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.63 Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis

de Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis die van deze regels deel uitmaakt.

1.64 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.

1.65 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.66 Staat van maatschappelijke voorzieningen

de Staat van maatschappelijke voorzieningen die van deze regels deel uitmaakt.

1.67 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.

1.68 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.69 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.70 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.71 woning

een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.72 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van agrarische bedrijven in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf of grondgebonden veehouderij;
  • b. behoud en versterking van de landschappelijke karakteristiek;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen;

met dien verstande dat:

  • d. maximaal één agrarisch bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat omschakeling naar een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, anders dan een veehouderij- of fruitteeltbedrijf, niet is toegestaan.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig met gebouwen overkappingen worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. maximaal 40% van de oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag worden aangewend voor een niet-grondgebonden agrarische nevenactiviteit.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten behoeve van recreatief medegebruik, ten hoogste 3 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van gronden voor het hobbymatig houden van paarden is toegestaan, met dien verstande dat per bouwperceel de aanleg van een paardendressuurbak is toegestaan met een grondoppervlakte van maximaal 20 x 60 m en met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m;
  • b. het oprichten van foliemestbassins en mestplaten is niet toegestaan.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Aanlegverbod

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. voor alle gronden met de bestemming Agrarisch:
    • 1. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    • 2. het aanleggen van boomgaarden ten behoeve van fruitteelt, gelegen binnen een afstand van 50 m uit een gevoelig object;
    • 3. het aanleggen van nieuwe perceelsontsluitingen.

3.4.2 Uitzondering op aanlegverbod

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale beheer en onderhoud betreffen.

3.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in lid 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. als gevolg van deze werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke karakteristiek, als omschreven in lid 3.1, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. wordt voldaan aan het volgende:
    • 1. voor het aanbrengen van ondergrondse leidingen:
      • er mag geen onevenredige aantasting van de agrarische belangen plaatsvinden;
      • de bestaande bodemopbouw dient behouden te blijven;
    • 2. voor het aanbrengen van boomgaarden ten behoeve van fruitteelt:
      • voor zover aanleg van de fruitboomgaard plaatsheeft binnen 50 m uit een gevoelig object mag het woon- en verblijfsklimaat niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. voor het aanleggen van nieuwe perceelsontsluitingen:
      • het aanleggen dient noodzakelijk te zijn om het perceel te ontsluiten;
      • het perceel mag maximaal via één perceelsontsluiting worden ontsloten;
      • de breedte van de perceelsontsluiting mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 t/m 5': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging':

aanduiding   SBI-code 2008   uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijf - 1   4621   -  
specifieke vorm van bedrijf - 2   011, 012, 013   -  
specifieke vorm van bedrijf - 3   47
259, 331
494
4676
531, 532  
-
B2
C
C
C  
specifieke vorm van bedrijf - 5   772   -  

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens een detailhandelsactiviteit met SBI-code 47;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': uitsluitend kantoren;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg;
  • h. detailhandel uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en toegangswegen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van een nutsvoorziening en een rioolgemaal bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.

4.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m3;
  • b. bij een bedrijfswoning zijn bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 75 m² bedraagt;
    • 2. de goot- en bouwhoogte ten hoogste 3 m respectievelijk 6 m bedraagt.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevel van de woning of het denkbeeldig verlengde daarvan, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'museum': tevens een museum;
  • c. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 4 en 6 t/m 8': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit de ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging':
aanduiding   SBI-code 2008   uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijf - 4   52109   -  
specifieke vorm van bedrijf - 6   494   C  
specifieke vorm van bedrijf - 7   0141, 0142   -  
specifieke vorm van bedrijf - 8   4676   C  

  • d. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • e. dienstverlening;
  • f. kantoren;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1': tevens een bedrijfs- en detailhandelsactiviteit met SBI code 4752;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' bedraagt het maximumaantal bedrijfswoningen in afwijking van het bepaalde in lid 5.1 sub e ten hoogste het met de aanduiding aangegeven aantal.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevel van de woning of het denkbeeldig verlengde daarvan, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 5.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan in lid 5.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 5.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 5.1 toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Gemengd wijzigen naar een woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de woningen worden uitsluitend in de bestaande gebouwen gerealiseerd;
  • b. aangetoond is dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. er wordt op eigen terrein voorzien in parkeergelegenheid.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek': een gebouwde voorziening ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplek;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein': tevens het behoud van de bestaande speelterreinen;
  • d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in afwijking van sub a bedraagt de bouwhoogte van een gebouwde voorziening voor een jongerenontmoetingsplek ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor:

  • a. beeldende kunstwerken tot een bouwhoogte van ten hoogste 5 m, mits het gebruik op de aangrenzende bestemmingen daardoor niet onevenredig wordt gehinderd;
  • b. de bouw van een gebouwde voorziening ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats, met dien verstande dat de oppervlakte van de voorziening maximaal 30 m² mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 3 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Groen' aangewezen gronden mogen worden gebruikt voor kleinschalige evenementen met een maximum van 3 per jaar (per locatie) en een duur van ten hoogste 24 uur per evenement.

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, met onder andere gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven, één en ander zoals genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van maatschappelijke voorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het denkbeeldig verlengde daarvan, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, met onder andere gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd- en kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven, één en ander zoals genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats': een begraafplaats;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens ondergeschikte horeca uit ten hoogste categorie 2 van de 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'sporthal': een sporthal;
  • f. ter plaatse van het dorpshuis zijn verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van camperplaatsen toegestaan;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, terras, water en toegangswegen.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak.
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub a gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing buiten bouwvlak' de volgende regels:
    • 1. buiten het bouwvlak mag per bouwperceel maximaal 30% worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    • 2. buiten het bouwvlak zijn gebouwen en overkappingen uitsluitend achter de voorgevellijn toegestaan;
    • 3. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen niet meer dan 4 m bedragen.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het denkbeeldig verlengde daarvan, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,5 m;
  • d. de bouwhoogte van speel- en sportvoorzieningen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het aantal verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van camperplaatsen bedraagt ten hoogste 3.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' de bestemming 'Maatschappelijk' geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2' met de volgende bestemmingsomschrijving: commerciële dienstverlening, detailhandel, kantoren, bedrijvigheid en wonen, met daarbij horende voorzieningen, mits:

  • a. de wijziging voorziet in voldoende parkeergelegenheid waarbij voldaan wordt aan de gemeentelijke parkeernormen;
  • b. aangetoond wordt dat er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • d. bij het wijzigen naar de functie wonen aangetoond wordt dat de locatie voldoet aan een goed woon- en leefklimaat;
  • e. uitsluitend bedrijfsactiviteiten als bedoeld in categorie B1 van de bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn toegestaan, evenals daaraan naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten;
  • f. de bouwregels van de bestemming 'Maatschappelijk' in acht genomen worden.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en balkons bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - dierenweide': tevens voor een dierenweide en het behouden van het groene en onbebouwde karakter van de gronden.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. een overkapping boven de voordeur is toegestaan, mits:
    • 1. de breedte maximaal 120% bedraagt van de breedte van de entreepartij;
    • 2. de horizontale diepte niet meer dan 1,5 m bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;
    • 3. het om een open constructie zonder zijwanden gaat;
    • 4. de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  • d. per woning is 1 vlaggenmast toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m.

9.2.2 Erkers

Een erker is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de erker wordt gesitueerd ten minste 0,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw en ten minste 0,5 m uit de kap;
  • b. de diepte van de erker bedraagt ten hoogste 1/3 van de afstand van de voorgevel tot de voorstel perceelsgrens met een maximum van 1,5 m;
  • c. de breedte van de erker bedraagt ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van de erker bedraagt ten hoogste 3 m of 0,3 m boven de eerste verdieping (bovenkant vloer) van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m.

9.2.3 Specifieke vorm van tuin - dierenweide

In afwijking van het bepaalde in lid 9.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - dierenweide' de volgende regels:

  • a. het hobbymatig houden van paarden is toegestaan, met dien verstande dat per bouwperceel de aanleg van een paardenbak is toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 20 x 60 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1,5 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen bedraagt ten hoogste 10 m2;
  • d. de oppervlakte van gebouwen in de vorm van een tuinhuisje, plantenkasje of dierenverblijf bedraagt ten hoogste 10 m2 per gebouw, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

Artikel 10 Verkeer - Verblijfsgebied

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden mogen worden gebruikt voor kleinschalige evenementen met een maximum van 3 per jaar (per locatie) en een duur van ten hoogste 24 uur per evenement.

Artikel 11 Water

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;
  • d. bruggen, duikers en andere kunstwerken.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen al dan niet in combinatie met een beroep- of bedrijf-aan-huis;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning': tevens medische en zorggerelateerde voorzieningen;
  • c. erven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel': tevens detailhandel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens een kantoor ten behoeve van zakelijke dienstverlening;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens een horecabedrijf uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water en toegangswegen.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Algemeen
  • a. het bij de woning behorende bouwperceel mag voor maximaal 60% worden bebouwd;
  • b. woningen mogen uitsluitend vrijstaand of twee-aaneengebouwd worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend meer dan twee-aangebouwde woningen worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd;
  • e. bij iedere woning zijn maximaal 2 bijgebouwen toegestaan.

12.2.2 Binnen het bouwvlak
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met inachtneming van de overige bouwregels;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • e. in een dakvlak van het hoofdgebouw zijn een of meer dakkapellen toegestaan tot een gezamenlijke lengte die gelijk is aan:
    • 1. 1/3 van de breedte van het dakvlak voor dakkapellen op naar de weg toegekeerde dakvlakken;
    • 2. 2/3 van de breedte van het dakvlak voor dakkapellen op van de weg afgekeerde dakvlakken (zij- en achterdakvlakken);
  • f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dakterras 1' is een dakterras toegestaan met een balustrade met een bouwhoogte van ten hoogste 1,5 m, gemeten vanaf de bovenzijde van het dak;
  • g. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dakterras 2' is een dakterras toegestaan met een balustrade met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m, gemeten vanaf de bovenzijde van het dak;
  • h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.

12.2.3 Buiten het bouwvlak

Voor de gronden gelegen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. per woning bedraagt de maximum oppervlakte aan gebouwen per bouwperceel ten hoogste de maat die in de onderstaande tabel is aangegeven en met inachtneming van de overige bouwregels:

oppervlakte bouwperceel in m²   maximale oppervlakte
gebouwen per woning en
buiten het bouwvlak in  m²  
maximum
bebouwingspercentage
bouwperceel  
500 en kleiner   60   60%  
500-599   65   60%  
600-699   70   60%  
700-799   75   60%  
800-899   80   60%  
900-999   85   60%  
1.000 en groter   90   60%  

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bedraagt de maximum oppervlakte aan bijgebouwen ten hoogste 45 m² met dien verstande dat het oppervlak niet meer dan 60% van het totale bouwperceel mag bedragen;
  • c. binnen een afstand van 3 m van de voorgevelrooilijn zijn geen gebouwen toegestaan;
  • d. bij een vrijstaande woning zijn aan één zijde van die woning geen gebouwen toegestaan binnen 3 m van de zijdelingse perceelsgrens;
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m;
  • f. de dakhelling van een kap bedraagt niet meer dan 60°;
  • g. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6,5 m;
  • i. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m met dien verstande dat deze bouwhoogte maximaal 1 m mag bedragen op een afstand van minder dan 3 m achter de voorgevelrooilijn.

12.2.4 Garagebox

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn gebouwen ten behoeve van garageboxen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de breedte van een afzonderlijke garagebox bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2.3, onder a, voor de bouw van 100 m² gebouwen buiten het bouwvlak ten behoeve van mindervaliden of in het kader van mantelzorg, mits:
    • 1. het bouwperceel daardoor niet voor meer dan 60% wordt bebouwd;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m;
  • b. lid 12.2.3, sub e, en voor een kap op aan- en/of uitbouwen of aangebouwde bijgebouwen een hogere bouwhoogte toestaan, mits:
    • 1. de dakhelling gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte ten minste 2 m onder de bouwhoogte van het hoofdgebouw ligt.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van een beroep- of bedrijf-aan-huis gelden de volgende regels:

  • a. niet meer dan 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen wordt daarvoor aangewend met een maximum van 100 m²;
  • b. het beroep- of bedrijf-aan-huis door de bewoner zelf wordt uitgeoefend;
  • c. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • d. uitsluitend beroeps- of bedrijfsactiviteiten worden toegestaan in categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt;
  • f. er geen horeca plaatsvindt;
  • g. per beroeps- of bedrijfsuitoefening maximaal 1 reclame- en/of naambord aan de gevel of op het bouwperceel is toegestaan van maximaal 0,25 m²;
  • h. er geen buitenopslag plaatsvindt.

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor een rioolleiding.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 13.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

13.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 13.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

13.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

 

Artikel 14 Waarde - Archeologie 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor het behoud en de bescherming van beschermde archeologische monumenten.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Aanlegverbod

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 14.1 omschreven gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm onder maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 30 cm onder maaiveld;
  • d. de bodem met meer dan 1 m op te hogen.

14.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het in lid 14.3.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. het archeologisch onderzoek betreffen.

14.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de in lid 14.3.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  • b. Bij het verlenen van de vergunning kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de vergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn/de aanwijzing als beschermd rijksmonument is ingetrokken.

 

Artikel 15 Waarde - Archeologie 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het behoud en de bescherming van aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwplan betrekking heeft op een oppervlakte kleiner dan of gelijk aan 30 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Aanlegverbod

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 15.1 omschreven gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm onder maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 30 cm onder maaiveld;
  • d. de bodem met meer dan 1 m op te hogen.

15.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het in lid 15.3.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. een oppervlakte kleiner dan of gelijk aan 30 m² betreffen;
  • d. ter plaatse van de bestemming 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'begraafplaats', werkzkaamheden ten behoeve van het normale functioneren van de begraafplaats;
  • e. het archeologisch onderzoek betreffen.

15.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de in lid 15.3.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  • b. Bij het verlenen van de vergunning kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de vergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning winnen zij bij de archeologisch deskundige schriftelijk advies in omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.
15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

 

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 16.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

18.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
18.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
18.3 Parkeerregeling
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

Evenementen

Evenementen zijn toegestaan met een maximum van 4 evenementen per kalenderjaar per dorp.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Afwijkingen van maten en overschrijding van bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

20.2 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 in die zin dat een woning kan worden gesplitst in meedere wooneenheden mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oorspronkelijke bruto vloeroppervlakte van een bestaande woning is groter dan of gelijk aan 140 m²;
  • b. de bruto vloeroppervlakte van een zelfstandige woning bedraagt niet minder dan 50 m²;
  • c. er op eigen terrein in wordt voldoende parkeergelegenheid voorzien aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen;
  • d. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
  • e. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving.
20.3 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan met omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 in die zin dat in een woning of bijgebouw de functie 'bed & breakfast' kan worden toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsfunctie maximaal 40% van het woonoppervlak mag beslaan tot een maximum van 75 m²;
  • b. de woning dient door de hoofdgebruiker te worden gebruikt;
  • c. er op eigen terrein in wordt voldoende parkeergelegenheid voorzien aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen;
  • d. voldaan wordt aan het bepaalde in de Flora- en faunawet;
  • e. voldaan wordt aan het bepaalde in de milieuwetgeving.
20.4 Ondergeschikte overschrijdingen van de goot- en bouwhoogte

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in hoofdstuk 2:

  • a. voor ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte ten behoeve van bijzondere architectuur (bijzondere kapvormen), mits de overschrijding niet meer dan 4 m bedraagt;
  • b. voor ondergeschikte overschrijdingen van de goothoogte ten behoeve van dakkapellen en/of dakopbouwen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 1/3 van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 2/3), mits de overschrijding niet meer dan 4 m bedraagt;
  • c. voor overschrijding van de bouwhoogte voor bijzondere dakkapellen en/of dakopbouwen, mits:
    • 1. de gezamenlijke breedte van de dakkapellen en/of dakopbouwen niet meer bedraagt dan 1/3 van de gevelbreedte, met dien verstande dat op de achterzijde van een gebouw de gezamenlijke gevelbreedte niet meer dan 2/3 mag bedragen;
    • 2. de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Vrijwaringszone - dijk - 1
  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  • b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd, behoudens ondergrondse verankeringselementen ten behoeve van de in dit plan vervatte dijkverbetering;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van lid 21.1 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    • 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
21.2 Vrijwaringszone - dijk - 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

22.2 wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' wijzigen in een bestemming voor woondoeleinden, inclusief bijbehorende verkeers- en parkeervoorzieningen, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen, waarbij geldt dat:

  • a. maximaal 16 eengezinswoningen mogen worden gebouwd;
  • b. een bouwperceel voor maximaal 60% mag worden bebouwd;
  • c. voor eengezinswoningen (hoofdgebouwen) de goothoogte niet meer dan 6 m mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • d. voor aan- en bijgebouwen de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen, uitgezonderd aanbouwen waarbij het dakvlak direct aansluit op het dakvlak van het hoofdgebouw, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
  • e. het gebied voor autoverkeer wordt ontsloten via de Krooshofstraat / Schoolstraat / Dorpsweg;
  • f. per woning dienen tenminste 2 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd, waarbij een volwaardige parkeerplaats op het bouwperceel (niet zijnde een garage) mag worden meegerekend;
  • g. het bestaande open water (bestemming Water, artikel 11) gehandhaafd dient te blijven;
  • h. de bestaande rioolpersleiding zoals aangegeven op de verbeelding, gehandhaafd dient te blijven.

Artikel 23 Overige regels

23.1 Karakteristieke waardevolle bebouwing
23.1.1 Sloopverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden gebouwen met de aanduiding 'karakteristiek' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk te slopen.

23.1.2 Uitzondering op het sloopverbod

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.1.1 is niet vereist voor:

  • a. sloopwerkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • c. het slopen van bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist;
  • d. sloopwerkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning.

23.1.3 Verlening omgevingsvergunning voor het slopen

De in lid 23.1.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien uit nadere overweging van het verzoek om omgevingsvergunning blijkt dat handhaving van (delen van) het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het pand in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie. Een verzoek om omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.1.1 dient daartoe vergezeld te gaan van een deskundigenrapport dat ingaat op de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het pand in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie.

23.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Dorpen'.