direct naar inhoud van 5.2 Regeling cultureel erfgoed
Plan: Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0620.bp0009-VG01

5.2 Regeling cultureel erfgoed

5.2.1 Beschermd stadsgezicht
5.2.1.1 Algemeen

De aanwijzing van een groot deel van het plangebied tot beschermd stadsgezicht heeft gevolgen voor het gebruik en de vormgeving van de panden en terreinen binnen het beschermd stadsgezicht. Doel van de aanwijzing is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voort bouwt.
De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te 'bevriezen'. De binnenstad moet kunnen leven. Bovendien kunnen nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan het behoud van waardevolle aspecten binnen het gebied. Voor zover bebouwing en openbare ruimten als gevolg van de aanwijzing worden aangemerkt als waardevol, is het de bedoeling om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van gebouwen en terreinen hierop af te stemmen. Het beschermd stadsgezicht vormt in dit verband een historische stedenbouwkundige eenheid. De opgave van dit bestemmingsplan is om bij nieuwe ontwikkelingen die historische stedenbouwkundige eenheid zoveel mogelijk te versterken.

In de aanwijzingstekst (zie bijlage 1) van het beschermd gezicht uit 1975 staan de criteria vermeld (behoud van rooilijnen, kappen, bouwhoogtes en dergelijke). In de tekst worden drie zones vermeld, met elk hun eigen beschermingsgraad:

  • Zone A: gebied van groot belang vanwege het patroon van straten en wegen, het profiel en de groenvoorziening van de openbare ruimte en de afmetingen en vormgeving van de bebouwing (hoogte, breedte, gevelindeling, bekappingen), benevens de aard van de toegepaste materialen.
    De bebouwing langs de Voorstraat met de kerk, de Kortendijk en de Langendijk tussen de nummers 2-26 en 1-17 vallen onder deze hoogste graad van bescherming;
  • Zone B: gebied van belang vanwege het patroon van straten en wegen, de rooilijnen van de bebouwing aan de openbare ruimten en de "schaal" van de bebouwing.
    Het betreft het overige gedeelte van de Langendijk, het Hofplein, de Buitenstad en het gebied rond de kerk, dat de Korte Kerkstraat bevat en het zuidelijkste gedeelte van de Kerkstraat met de beschermde monumenten Kerkstraat 62-64-66;
  • Zone C: gebied van belang vanwege de hoofdstructuur van straten en wegen, benevens de hoogte van de bebouwing.
    De overige straten van de kern van Vianen, voor zover deze binnen de aangegeven begrenzing liggen, vallen binnen deze klasse.

In het nieuwe bestemmingsplan is het van groter belang welke panden op basis van de cultuurhistorische inventarisatie positief gewaardeerd zijn. Naast de zones wordt nu ook uitgegaan van de cultuurhistorische en bouwhistorische waarde van de individuele panden; het bestemmingsplan is daardoor meer maatwerk.

5.2.1.2 Instrumentarium

Bestemmingsplan
Op grond van artikel 36, lid 1 Monumentenwet 1988 dient ter bescherming van het aangewezen stadsgezicht een bestemmingsplan te worden vastgesteld. Voorliggend bestemmingsplan vormt de juridische vertaling van de in de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht aangeduide aspecten, voor zover ruimtelijk relevant. In het bestemmingsplan wordt met een set van specifieke regels de structuur (patroon van straten, pleinen, waterlopen), bouwvolumes (rooilijnen, goot- en bouwhoogtes e.d.) en in hoofdlijnen de inrichting van de openbare ruimte (grachten, groenzones, wegenstructuur) vastgelegd en beschermd.
Afgeleid zijn criteria ten aanzien van de mate waarin het samenvoegen van panden aanvaardbaar is, welke (maximum) breedtemaat in een nieuwe gevel te herkennen moet zijn en in hoeverre een gevel mag in- en uitspringen.

Voor rijks-beschermde stads- en dorpsgezichten gelden enkele afwijkingen van de normale bouwregelgeving. In een beschermd stadsgezicht is 'omgevingsvergunningvrij' bouwen niet toegestaan. Er moet altijd getoetst worden aan het bestemmingsplan (en de welstandsnota). Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast op grond van de bouwwetgeving en – verordening een koppeling tussen een sloopaanvraag en een omgevingsvergunning afdwingen, onder andere om 'gaten' in de straatwanden te voorkomen.

Welstandsnota / Beeldkwaliteitplan
Architectonische aspecten zoals materiaalkeuze, kleurgebruik, gevelindeling en detaillering vallen veeleer op het terrein van het Welstandsadvisering. De welstandsnota is, naast het bestemmingsplan, een essentieel instrument voor de bescherming van het stadsgezicht.
In de welstandsnota is al rekening gehouden met deze bijzondere gebieden. Daarbij is aangesloten op de ABC-zonering uit het beschermd stadsgezicht.

Het beeldkwaliteitplan Voorstraat is een nadere uitwerking van de Welstandsnota voor de Voorstraat (zone A uit het beschermd stadsgezicht). In het beeldkwaliteitplan wordt een specifiek kader van beleidsrichtlijnen gegeven ten aanzien van gevelwijzigingen en –veranderingen alsmede het aanbrengen van gevelreclame, luifels, rolhekken en –luiken, zonweringen en markiezen.
Daarnaast is er ook voor elementen in het openbare gebied, zoals uitstallingen, terrassen en straatmeubilair een toetsingskader met richtlijnen opgesteld.

Monumentenvergunning
Veel van de panden in de binnenstad zijn beschermde momenten. Bij wijzigingen aan de monumenten is, naast een omgevingsvergunning voor het bouwen, ook een monumentenvergunning vereist.

Bomenverordening
De bescherming van de waardevolle bomen is afdoende geregeld in de Bomenverordening 2009 (Groene kaart). Het bestemmingsplan bevat dan ook geen regeling voor de bescherming van bomen.

5.2.1.3 Instrumenten in het bestemmingsplan

Stedenbouwkundige criteria
De stedenbouwkundige opzet van binnenstad is te herleiden uit de historische ontwikkeling. De aanwezigheid van een grote diversiteit aan bouwvolumen biedt een grote verscheidenheid aan functies onderdak. De kwaliteit is terug te voeren op de volgende stedenbouwkundige instrumenten:

  • Voorgevelrooilijn
    De voorgevelrooilijn is de lijn waar de weg de voorgevel raakt; de scheidslijn tussen bebouwd en onbebouwd. De manier waarop de voorgevelrooilijn loopt, bepaalt de loop van de gevels en daarmee de vorm van de openbare ruimte. De afstand tussen de voorgevelrooilijnen bepaald in belangrijke mate of sprake is van een steeg, straat of plein.
    In het bestemmingsplan wordt met het bepalen van de bestemmingsgrenzen en de bouwgrenzen (i.c. de voorgevelrooilijn) op de verbeelding het historisch patroon, dus de historisch bepaalde situering, aangehouden.
    In de planregels wordt voor de bebouwing in het beschermd stadsgezicht bepaald dat de voorgevel van een gebouw in de voorgevelrooilijn dient te zijn gebouwd.
  • Achtergevelrooilijn
    De achtergevelrooilijn is die lijn die aangeeft tot waar aan de achterzijde van het hoofdgebouw gebouwd wordt. De loop van de achtergevelrooilijn heeft invloed op de vorm van de binnenzijde van een bouwblok, het binnenterrein. Het grillige verloop van de achtergevelrooilijn binnen een dergelijk binnenterrein vindt zijn oorsprong in de historie.
    In het bestemmingsplan is met het bepalen van de bouwgrenzen zoveel mogelijk rekening gehouden met de historisch bepaalde situering van de achtergevel. In de planregels wordt voor een deel van de bebouwing (zone A) in het beschermd stadsgezicht bepaald dat de achtergevel in de achtergevelrooilijn dient te zijn gebouwd.
  • Percellering c.q. gevelbreedte
    De percellering geeft de breedte en diepte aan van een kavel. Kenmerkend voor de binnenstad van Vianen is dat elk perceel een eigen breedte heeft en goed zichtbaar is in de gesloten gevelwanden. Hierdoor ontstaat een grote afwisseling in de gevelaanzichten: het ene pand is duidelijk van het andere te onderscheiden.
    Door het samenvoegen (c.q. doorkoppelen) lopen de individualiteit van panden en de diversiteit van het straatbeeld gevaar. Het doorkoppelen van panden reduceert de diversiteit aan kenmerkende bouwvolumes, is niet in overeenstemming met de kwaliteit van dit gebied en dus in principe niet wenselijk.
    In het bestemmingsplan is voor een groot deel van de binnenstad de breedte van de bestaande gevels van de panden vastgelegd. In de planregels wordt het samenvoegen van twee panden aan strikte voorwaarden verbonden.
  • Hoogtematen
    De meeste panden in de binnenstad hebben een eigen goothoogte en bouwhoogte. De variatie in goot- en bouwhoogtes benadrukt het individuele karakter van elk pand.
    De bestaande variatie in goot- en bouwhoogte wordt in het bestemmingsplan gewaarborgd door de bestaande hoogtematen in de diverse bestemmingen gedetailleerd vast te leggen. Onder strikte voorwaarden mag hiervan worden afgeweken.
  • Kappen
    Hoewel kappen niet altijd zichtbaar zijn vanaf de straat valt uit het dakenlandschap (patroon van de kappen) de structuur van het gebied af te leiden. De kapvorm is een uitdrukking van de oriëntatie en afmeting, percellering, bouwdiepte en karakteristiek van de bebouwing. De meeste aaneengebouwde panden in de binnenstad zijn afzonderlijk herkenbaar door een zelfstandige gevel met kap.
    In het bestemmingsplan wordt bepaald dat elk hoofdgebouw voorzien dient te zijn en te blijven van een kap (zadel- of schilddak). In de regels is de dakhelling gekoppeld aan een minimale en maximale hellingshoek.

Architectonische criteria
Het historische karakter van de stadskern wordt in belangrijke mate bepaald door de structuur van de bebouwing alsmede de gevelindeling en bouwmassa.
In het bestemmingsplan wordt het vernieuwen of veranderen van de gevelindeling of detaillering van hoofdgebouwen dan wel het vernieuwen of veranderen van de bouwmassa's van bouwwerken aan voorwaarden verbonden.

Cultuurhistorische waarden
In het kader van dit bestemmingsplan is de Cultuurhistorische kaart Vianen opgesteld waarop de cultuurhistorische waarden per pand staan aangegeven (zie paragraaf 4.2.1). Voor de panden met een vastgestelde cultuurhistorische waarde gelden aanvullende bebouwingsregels om de kwaliteiten vast te houden, binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.

Bouwhistorische waarden
De Bouwhistorische verwachtingskaart Vianen geeft voor elk pand aan met welke waarden rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van een bouwplan (zie paragraaf 4.2.2).
Voor panden met aangetoonde, aanwijzingen voor of onbekende waarde kan bij het uitvoeren van werken of slopen een nader bouwhistorisch onderzoek gevraagd worden.

5.2.2 Monumenten

Veel van de panden in de binnenstad zijn beschermde momenten. Bij wijzigingen aan de monumenten is, naast een omgevingsvergunning , een monumentenvergunning vereist. Dit betekent dat er geen aanvullende beschermende bepalingen in het bestemmingsplan nodig zijn.
In het kader van een monumentenvergunningsprocedure worden de belangen van de voorgestelde wijziging van de eigenaar (of de huurder) van een pand afgewogen tegen het algemene belang, de monumentale waarden van het pand. Daarbij kan ook worden gekeken naar de interne waarden van het pand (interieur e.d.).

Op de verbeelding worden delen van de stadsmuur en vestingwerken ter bescherming specifiek aangeduid als historisch bouwwerk. In de planregels is bepaald dat bouwwerken op, in af nabij deze historisch bouwwerken slechts zijn toegestaan wanneer daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

5.2.3 Archeologie

De gemeente Vianen heeft een historische binnenstad. Het plangebied omvat de gehele historische kern van Vianen inclusief de buitenste grachten en taluds in het oosten en westen en de straten Lijnbaan en Buitenlandpoort aan de zuidzijde. Ook de buitendijks in de uiterwaarden van de Lek gelegen Buitenstad aan de noordzijde ligt in het plangebied.

Wettelijk en beleidskader
De Monumentenwet (1988) bepaalt dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan en het bestemmen van de grond rekening dient te worden gehouden met de aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden. In de gemeente Vianen wordt bij beslissingen aangaande archeologie de gemeentelijke archeologische beleidskaart gehanteerd. Op deze kaart staan de terreinen met een archeologische waarde en zones met daarop de kans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische resten. De gemeente heeft aan zowel de waardevolle terreinen als de verwachtingszones ondergrenzen gekoppeld. Indien een plangebied groter en dieper is dan de gestelde ondergrens dient archeologisch onderzoek conform de Archeologische MonumentenZorg-cyclus (AMZ-cyclus) van waardering en selectie te worden uitgevoerd.

Archeologische beleidskaart Vianen
In 2011 is een update van de archeologische beleidskaart opgesteld door RAAP. Deze beleidskaart en de hierin gehanteerde ondergrenzen dienen als onderbouwing van het plan te worden gehanteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0620.bp0009-VG01_0031.jpg"  
Afbeelding - uitsnede uit de Archeologische Beleidskaart  

Op de bovenstaande uitsnede van de Archeologische Beleidskaart is te zien welke aanvullende regels de globale zones met een archeologische waarde of verwachting met zich mee brengen.
Voor de binnenstad is een aanvullende kaart opgesteld waarin de archeologisch waardevolle gebieden nog verder zijn uitgesplitst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0620.bp0009-VG01_0032.jpg"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0620.bp0009-VG01_0033.jpg"  
Afbeelding Vianen Binnenstad Verwachtings- en beleidsadvieskaart  

Op basis van de Archeologische Beleidskaart kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen/moeten worden: middels aanpassing van het plan of het behoud van informatie door opgraven.
Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet namelijk in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Om te voorkomen dat er verstoring van archeologische resten in de bodem plaatsvindt, moet de gemeente erop toezien dat de verstoorder een onderzoek laat uitvoeren. Hiervoor gelden per archeologisch waardevol (verwachtings)gebied specifieke eisen.

Archeologische beleidsadvieskaart   Dubbel
bestemming  
Voorwaarden bouwwerk/
grondwerkzaamheden in de regels  
AWG 2: Terrein van archeologische waarde   Waarde – Archeologie 1   geen bodemingrepen toegestaan; behoud van archeologische waarden in-situ.  
AWV 1: Archeologische Waardevol verwachtingsgebied 1   Waarde – Archeologie 1   geen bodemingrepen toegestaan; behoud van archeologische waarden in-situ.  
AWV 2: Archeologische Waardevol verwachtingsgebied 2   Waarde – Archeologie 2   Bij projecten groter dan 30 m² met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.  
AWV 5: Archeologische Waardevol verwachtingsgebied 5   geen voorwaarden in de planregels   Veronderstelde bodem verstoring en dus een lage archeologische verwachtingswaarde  

Het onderhavige bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard en staat geen nieuwe ontwikkelingen toe. In het kader van dit bestemmingsplan vinden daarom geen activiteiten plaats waardoor de vermoede archeologische en cultuurhistorische waarden verstoord zouden kunnen worden.

De gronden met een monumentale of hoge waarde tot en met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde krijgen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'. Vooralsnog worden de gronden met de lage archeologische verwachtingswaarde (AWV 5) niet in het bestemmingsplan vastgelegd.