direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kom Vianen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0620.bp0005-VG01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een grondgebonden veehouderij;
  • b. bestaande perceelsontsluitingen;
  • c. een en ander met bijbehorende voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • d. de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning en binnen het bouwvlak tevens zijn bestemd voor paardenbakken;
  • e. in de eerste plaats het bepaalde in Artikel 22 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor Leiding - Gas;
  • f. in de eerste plaats het bepaalde in Artikel 23 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor Leiding - Riool;
  • g. in de eerste plaats het bepaalde in Artikel 24 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie - 1;
  • h. in de eerste plaats het bepaalde in Artikel 25 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie - 2.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Binnen het bouwvlak:
  • a. Algemeen:
    • 1. de gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
    • 2. paardenbakken zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
    • 3. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

  • b. Bedrijfsgebouwen:
    • 1. de goothoogte van de bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 10 meter;
    • 2. kassen zijn enkel toegestaan bij vollegronds tuinbouwbedrijven en op tenminste 50 meter van woningen van derden;
    • 3. binnen het bouwvlak is maximaal 300 m² aan kassen toegestaan;

  • c. Bedrijfswoning:
    • 1. binnen het bouwvlak is maximaal 1 agrarische bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 6 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 9 meter;
    • 3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen;

  • d. Vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning:
    • 1. de bebouwde oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning mag niet meer dan 75 m² bedragen;
    • 2. de goothoogte van deze vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 6 meter;

  • e. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 meter bedragen, met dien verstande dat de volgende maximum bouwhoogtes zijn toegestaan:

    • 1. mestsilo's 8,5 meter;
    • 2. voerdersilo's 15 meter;
    • 3. erfafscheidingen 1 meter voor de voorgevel van de bedrijfswoning en overige 2 meter;
    • 4. (schotel)antennes 10 meter;
    • 5. lichtmasten bij paardenbakken 3 meter.

3.2.2 Buiten het bouwvlak:
  • a. Buiten het bouwvlak zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van het agrarisch grondgebruik toegestaan, met een open constructie en een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter;
  • b. het oprichten van foliemestbassins en -platen is niet toegestaan buiten de bouwvlakken.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van de bebouwing indien dit noodzakelijk is vanuit milieuhygiënisch, verkeerskundig, landschappelijk dan wel cultuurhistorisch oogpunt, een en ander mede gelet op de aard van de bedrijfsvoering en de ligging, alsmede de omvang van het bedrijf.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden om de in dit artikel bedoelde gronden te gebruiken in strijd met de bestemming. Als strijdig gebruik geldt in ieder geval:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het plaatsen van mestzakken buiten het agrarisch bouwvlak;
  • c. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, behoudens:
    • 1. voor zover dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het
    • 2. bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het
    • 3. eigen bedrijf;
  • d. het gebruik voor detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, in producten, afkomstig van en behorende bij het desbetreffende agrarisch bedrijf;
  • e. het gebruik voor wonen, met uitzondering van de toegelaten bedrijfswoningen.