Plan: | Strijensas |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0617.bpss-vg01 |
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hoofdstuk 2 geeft de planregels behorende bij de in het plangebied voorkomende bestemmingen, waaronder de hierboven genoemde bestemmingen. Hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende, regels en hoofdstuk 4 bevat tot slot de overgangsregels en de slotregel. In deze paragraaf worden alle planregels kort nader toegelicht.
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
De gronden voor de uitoefening van agrarische bedrijfsdoeleinden hebben de bestemming Agrarisch gekregen. Binnen de bestemming zijn tevens bijbehorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden mogelijk. De bedrijfswoningen zijn aangegeven met een functieaanduiding. Er mag ten hoogste 40 m² aan bijgebouwen met een maximale goothoogte van 3 m bij de bedrijfswoning worden gebouwd. Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m. Indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m. De bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. De bedrijfswoningen hebben een inhoud van ten hoogste 500 m³. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd onder een aantal voorwaarden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied-2' te wijzigen in de bestemming Wonen.
Bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn toegestaan. De zeilmaker in de Havenstraat is met een specifieke functieaanduiding op de verbeelding aangegeven.
De bedrijfswoningen, nutsvoorzieningen en gemalen hebben ook een aparte functieaanduiding gekregen. Binnen de bestemming zijn bijbehorende voorzieningen als groen, water, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen toegestaan.
De gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De maximale goothoogte voor gebouwen, maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak en het aantal bedrijfswoningen binnen het bestemmingsvlak zijn op de verbeelding aangegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag ten hoogste 40 m² aan bijgebouwen worden gebouwd waarvan de goothoogte van de bijgebouwen ten hoogste 3 m mag bedragen. De afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m. Deze afstand geldt ook voor de onderlinge afstand tussen de gebouwen op het bouwperceel zelf. De bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. De bedrijfswoningen (ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning') hebben een inhoud van ten hoogste 500 m³.
Vestiging van Bevi-inrichtingen en bedrijven waar meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen, is uitgesloten in het plangebied. Ook geluidshinderlijke inrichtingen en activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in het plangebied.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning onder een aantal voorwaarden bedrijven toelaten uit categorie B2. Een omgevingsvergunning kan ook worden verkregen wanneer het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met categorie B1.
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel en wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Bijbehorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water zijn ook toegestaan binnen de bestemming.
Gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De maximale goot- en bouwhoogtes van gebouwen en maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak zijn aangeven op de verbeelding. De goothoogte van bijgebouwen, aanbouwen en overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen. Aan de zijde(n) waar een bijgebouw, aanbouw of overkapping niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, moet de afstand tussen de gebouwen ten minste 1 m bedragen. De bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
De grotere structurele groenstroken zijn bestemd als Groen. Het gaat hier om de stroken rondom de watergang naar de haven en de grotere groenplekken binnen Strijensas. Groen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en bijbehorende nutsvoorzieningen zijn binnen de bestemming Groen toegestaan. Daarnaast zijn binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 3 m. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd onder een aantal voorwaarden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied-3' ten behoeve van natuurontwikkeling te wijzigen.
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor horecabedrijven uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, met uitsluitend op de verdiepingen: het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen zijn ook toegestaan binnen de bestemming.
Gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De maximale goot- en bouwhoogtes van gebouwen en maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak zijn aangeven op de verbeelding. Aan de zijde(n) waar een bijgebouw, aanbouw of overkapping niet aan een ander gebouw wordt aangebouwd, moet de afstand tussen de gebouwen ten minste 1 m bedragen. De bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning onder een aantal voorwaarden horecabedrijven uit categorie 2 toelaten. Een omgevingsvergunning kan ook worden verkregen wanneer het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met categorie 1. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. De begraafplaats en kerk hebben een aparte functieaanduiding gekregen. Bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen zijn ook toegestaan binnen de bestemming.
De gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogtes van gebouwen zijn aangegeven op de verbeelding. Ter plaatse van de begraafplaats is ten hoogste één gebouw, geen dienstwoning zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 20 m² toegestaan. De bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m.
De wegen, voet- en fietspaden en verblijfsgebieden binnen het plangebied hebben de bestemming Verkeer gekregen. Verder vallen binnen deze bestemming de openbare ruimten en de groenvoorzieningen die niet worden gerekend tot het structurele groen van het woongebied. Bijbehorende voorzieningen zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, speeltoestellen en water zijn toegestaan. Daarnaast zijn binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
De bestaande watergang naar de haven in het plangebied is bestemd voor Water. Binnen de bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m. Voor de brug vlakbij de haven is een aparte functieaanduiding opgenomen.
De voornaamste functie in het plangebied is het wonen. Hierbij worden verschillende vormen van wonen onderscheiden: aaneengebouwde woningen, twee-aaneengebouwde woningen en vrijstaande woningen. Binnen de bestemming zijn voor de verschillende woningtypes bouwaanduidingen opgenomen. Hierbij is een verschil gemaakt tussen aaneengebouwde woningen (aeg), twee-aaneengebouwde woningen (tae) en vrijstaande woningen (vrij). Daarbij is het maximaal aantal woningen aangegeven. De voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bijbehorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water. Voor de maatschappelijke voorzieningen en garages en schuren zijn aparte functieaanduidingen opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn maximaal 5 wooneenheden toegestaan, met inachtneming dat beide functies (maatschappelijk en wonen) in dezelfde ruimte niet op het zelfde moment zijn toegestaan.
Gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd. Voor de verschillende woningtypes geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, ten hoogste 60% van het perceel met een maximum van 250 m² mag bedragen. Uitzondering hierop zijn de vrijstaande woningen. Hiervoor geldt een percentage van 40%.
De diepte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen. De voorgevel van hoofdgebouwen dient evenwijdig aan en in of ten hoogste 3 m achter de naar de voorgevel gekeerde bestemmingsgrens gebouwd te worden. De afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 8 m bedragen. Bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag de achtergevel ten hoogste 2,5 m naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw. De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient bij vrijstaande hoofdgebouwen ten minste aan één zijde 3 m en aan de andere zijde 1 m te bedragen; een en ander met dien verstande dat zijgevels van hoofdgebouwen op straathoeken niet mogen liggen voor de voorgevel van de hoofdgebouwen die om de hoek staan. Bij aaneengebouwde hoofdgebouwen dient dit aan de zijde waar het hoofdgebouw niet aangebouwd is ten minste 1,5 m te bedragen.
De maximale goothoogte die aangehouden moet worden is aangegeven op de verbeelding. In de regels is bepaald dat de maximale goothoogte 2 m mag worden overschreden door gevelopbouwen, met dien verstande dat de totale breedte van de gevelopbouwen ten hoogste 40% van de breedte van de woning bedraagt. Bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag de achtergevel ten hoogste 2,5 m naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw.
Aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen zijn toegestaan op het zij- en achtererf tot een oppervlak van ten hoogste 65 m². Hierbij moet ten minste een afstand worden aangehouden van 2,5 m tot de voorgevel van het hoofdgebouw. Uitzondering hierop is dat bij vrijstaande woningen een afstand van 5 m aangehouden dient te worden. Van de minimale afstand van 2,5 m kan middels een afwijkingsbevoegdheid worden afgeweken, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot aantasting van het straatbeeld én de voorgevel van een aanbouw als aldaar bedoeld minder dan 2,5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd dan wel op één lijn met de genoemde voorgevel wordt gebouwd. Voor zover aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, moet de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m bedragen; een en ander met dien verstande dat zijgevels van bijgebouwen en aanbouwen op straathoeken niet mogen liggen voor de voorgevel van de hoofdgebouwen die om de hoek staan. Aan de zijden waar aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet aan een ander gebouw worden gebouwd, bedraagt de afstand tot het naastgelegen gebouw ten minste 1 m. De achtergevel van aanbouwen bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag ten hoogste 2,75 m naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw, indien een dergelijke aanbouw aanwezig is en bovendien in de onderlinge zijdelingse perceelsgrens is gelegen. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning de genoemde maat van 2,75 m verruimen tot ten hoogste 3,5 m, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden. De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m. De goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 35 cm.
De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m². Burgemeester en wethouders zijn bevoegd onder een aantal voorwaarden de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied-1' te wijzigen in de bestemming Detailhandel.
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn met name bestemd voor wonen, met daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Maar in tegenstelling tot de bestemming Wonen zijn binnen deze bestemming ook wegen, voet- en fietspaden, verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen, speelvoorzieningen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water toegestaan.
Binnen de bestemming zijn de woon vormen aaneengebouwde woningen, twee-aaneengebouwde woningen en vrijstaande woningen toegestaan. Gezien de ontwikkelingsgerichte aard van de bestemming zijn parkeernormen opgenomen. De regels zijn in grote lijnen afgestemd op de bestemming Wonen.
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming is toegekend aan de gronden binnen de beschermingszone van de waterkering. Op deze gronden mogen ten behoeve van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen uitsluitend na een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag worden gebouwd. De belangen van de waterkering mogen niet onevenredig worden geschaad.
Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Artikel 15 Algemene bouwregels
De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.
Artikel 17 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Bij globale bestemmingsplannen bestaat de kans dat bij toetsing van bouwaanvragen sprake is van aanvullende werking van de bouwverordening, omdat het bestemmingsplan ter zake van de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening (zoals rooilijnen) niets regelt. Deze aanvullende werking kan ongewenst zijn, omdat het bestemmingsplan met opzet globaal is gehouden ten aanzien van deze ontwerpen. Dit artikel voorkomt dat bepalingen uit de bouwverordening alsnog van toepassing kunnen zijn.
Artikel 18 Karakteristieke bebouwing
De panden en objecten met de aanduiding karakteristiek mogen niet worden vernieuwd, veranderd of uitgebreid. Onder voorwaarden kan het bevoegd gezag hiervan bij omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. De regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van het afwijken van het bestemmingsplan.
Artikel 20 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.
Artikel 21 Werking wettelijke regelingen
In dit artikel is bepaald dat alle wettelijke regelingen waarnaar in de planregels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
In artikel 3.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.