direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: Strijensas
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpss-vg01

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': op de begane grond tevens maatschappelijke voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'garage': uitsluitend garages en schuren;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.
11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bedraagt ten hoogste 60% van het bouwperceel met een maximum van 250 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.1 onder a bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bij vrijstaande woningen ten hoogste 40% van het bouwperceel met een maximum van 250 m².

11.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het aantal woningen binnen een bestemmingsvlak bedraagt, ten hoogste het aantal aangegeven wooneenheden binnen het desbetreffende bestemmingsvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn in aanvulling op het bepaalde in lid 11.2.2 onder a 5 wooneenheden toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in lid 11.4.2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • f. de diepte van hoofdgebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen;
  • g. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de 'maximale goothoogte' (m) aangegeven goothoogte;
  • h. de maximale goothoogte mag ten hoogste 2 m worden overschreden door gevelopbouwen, met dien verstande dat de totale breedte van de gevelopbouwen ten hoogste 40% van de breedte van de woning bedraagt;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van hoofdgebouwen evenwijdig aan en in of ten hoogste 3 m achter de naar de gevellijn gekeerde bestemmingsgrens gebouwd te worden;
  • j. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 8 m bedragen;
  • k. bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag de achtergevel ten hoogste 2,75 m naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw;
  • l. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient bij vrijstaande hoofdgebouwen ten minste aan één zijde 3 m en aan de andere zijde 1 m te bedragen; een en ander met dien verstande dat zijgevels van hoofdgebouwen op straathoeken niet mogen liggen voor de voorgevel van de hoofdgebouwen die om de hoek staan;
  • m. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen dient bij aaneengebouwde hoofdgebouwen aan de zijde waar het hoofdgebouw niet aangebouwd is ten minste 1,5 m te bedragen; een en ander met dien verstande dat zijgevels van hoofdgebouwen op straathoeken niet mogen liggen voor de voorgevel van de hoofdgebouwen die om de hoek staan.

11.2.3 Aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen
  • a. de afstand van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 2,5 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde in lid 11.2.3 onder a bedraagt de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van vrijstaande hoofdgebouwen ten minste 5 m;
  • c. de totale oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het zij- en achtererf bedraagt ten hoogste 65 m²;
  • d. voor zover aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, moet de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m bedragen; een en ander met dien verstande dat zijgevels van bijgebouwen en aanbouwen op straathoeken niet mogen liggen voor de voorgevel van de hoofdgebouwen die om de hoek staan;
  • e. aan de zijden waar aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet aan een ander gebouw worden gebouwd, bedraagt de afstand tot het naastgelegen gebouw ten minste 1 m;
  • f. de achtergevel van aanbouwen bij aaneengebouwde hoofdgebouwen mag ten hoogste 2,75 m naar achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van het aangrenzende hoofdgebouw, dan wel de achtergevel van een aanbouw aan het aangrenzende hoofdgebouw indien een dergelijke aan- of uitbouw aanwezig is en bovendien in de onderlinge zijdelingse perceelsgrens is gelegen;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 35 cm.

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, elders bedraagt ten hoogste 2 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.2.3 onder a teneinde het mogelijk te maken dat de voorgevel van een aanbouw als aldaar bedoeld minder dan 2,5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd dan wel op één lijn met de genoemde voorgevel wordt gebouwd, mits het straatbeeld niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. het bepaalde in lid 11.2.3 onder f teneinde de genoemde maat van 2,75 m te verruimen tot ten hoogste 3,5 m met dien verstande dat dit niet mag leiden tot aantasting van de gebruiksmogelijkheden van naburige percelen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m².

11.4.2 Maatschappelijk

Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn de functies wonen en maatschappelijke voorziening niet op het zelfde moment toegestaan binnen dezelfde ruimte.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Wro-zone wijzigingsgebied-1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone-wijzigingsgebied-1' te wijzigen in de bestemming Detailhandel met inachtneming van de volgende regels:

  • a. door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag het aantal woningen niet toenemen;
  • b. het gezamenlijke verkoopvloeroppervlak van de nieuw te vestigen detailhandelsbedrijven mag ten hoogste 500 m² bedragen;
  • c. voor het overige is het bepaalde in artikel 5 (Detailhandel) van toepassing.