direct naar inhoud van 4.3 Ecologie
Plan: Schoolstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpsc-vg99

4.3 Ecologie

In het bestemmingsplan moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. In dit verband is het van belang dat, gelet op de verplichtingen ingevolge de Flora- en faunawet, in het bestemmingsplan aannemelijk moet worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen.

Bestaande situatie

Op dit moment is in het plangebied de opslag van een meubelbedrijf gesitueerd. Het gebied bestaat uit een bedrijfspand en een groene zone bestaande uit bomen en struiken. Het gebied is grotendeels verhard.

Beoogde ontwikkelingen

De ontwikkeling betreft de realisatie van 21 woningen met bijbehorende parkeervoorzieningen die ruimte biedt aan 36 parkeerplaatsen. Het betreft 9 eengezinswoningen en 12 beneden- en bovenwoningen. De woningen worden gerealiseerd in drie blokken, waarvan één blok (bebo's) bestaat uit twee woonlagen voorzien van een kap. De parkeervoorzieningen zullen geheel op maaiveld worden gerealiseerd.

De meubelopslag zal worden gesaneerd ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling.

De voorgenomen ontwikkeling kan als volgt worden omschreven:

  • sloop bedrijfsgebouw;
  • bouwrijp maken grond;
  • bouw van woningen en aanleg van parkeervoorzieningen en groen.

4.3.1 Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11: '

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Flora- en faunawet het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 1. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.3.2 Huidige ecologische waarden

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het plangebied is op 500 m afstand gelegen van het Vogelrichtlijngebied het Oude land van Strijen, tevens onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Aan de oostzijde van de dorpskern is een ecologische verbindingszone gelegen (Kreekverbinding Keen-Strijensas).

Soortenbescherming

Het plangebied bestaat uit een bedrijfspand en een groene zone (bomen en struiken) aan de rand van het plangebied. Volgens regionale verspreidingsgegevens zijn onderstaande soorten naar verwachting aanwezig.

Vaatplanten

Vaatplanten zijn binnen het betreffende kilometerhok niet onderzocht door het Natuurloket. De verwachting is gezien de voorkomende biotopen dat er geen zwaar beschermde soorten voorkomen binnen het plangebied.

Vogels

Broedvogels zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok.

In het opgaande groen aan de randen van het plangebied kunnen soorten als roodborst, koolmees, en pimpelmees een leefgebied hebben. Kritische vogelsoorten zijn niet te verwachten binnen het plangebied. De bebouwing biedt mogelijk ook nestgelegenheid aan vogelsoorten als huismus, kauw en spreeuw.

Zoogdieren

Het Natuurloket geeft aan dat zoogdieren goed onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. Er worden vier licht en/of zwaar beschermde soorten aangegeven door het Natuurloket; naar verwachting gaat het hier om vleermuizen (allen zwaar beschermde soorten). Mogelijk maken vleermuizen gebruik van het bedrijfsgebouw als verblijfplaats en de opgaande begroeiing als foerageerplaats en vliegroute. De zes licht beschermde zoogdiersoorten die het Natuurloket voor dit kilometerhok aangeeft hebben naar verwachting betrekking op mol, haas, wezel, woelrat, huisspitsmuis en egel.

Amfibieën

Amfibieën zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker en gewone pad zeker gebruik zullen maken van het plangebied. Opgaande begroeiing kan als (winter)verblijfplaats dienen voor genoemde amfibieën. Licht en/of zwaar beschermde soorten zijn niet te verwachten binnen het plangebied, daarvoor ontbreken geschikte biotopen.

Overige soorten

Beschermde of bijzondere vissen, reptielen en insecten zijn niet te verwachten in het plangebied. Dergelijke soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.7 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.7 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling   ontheffingsregeling Ffw    
tabel 1   tabel 2   tabel 3     vogels  
    Bijlage 1 AMvB   Bijlage IV HR   cat. 1 t/m 4   cat. 5  
mol, haas, wezel, woelrat, huisspitsmuis en egel

bruine kikker en gewone pad  
geen   geen




 
alle vleermuizen


 
huismus

 
koolmees en pimpelmees  

4.3.3 Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied is op 500 m afstand gelegen van het Vogelrichtlijngebied het Oude land van Strijen. Tussen het plangebied en het Vogelrichtlijngebied zijn wegen, gebouwen en water (barrièrewerking) gelegen, daarmee zijn er, mede gezien de grote afstand, geen negatieve effecten vanuit het plangebied op het natuurgebied te verwachten. Hetzelfde geldt voor de ecologische verbindingszone aan de oostzijde van de dorpskern.

Soortenbescherming

De planontwikkeling kan leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.

Nader onderzoek naar vleermuizen en vogels met een vaste nestplaats wordt in 2011 uitgevoerd. Naar verwachting zal het als er inderdaad beschermde soorten worden aangetroffen hier niet gaan om landelijk zeldzame soorten, maar om meer algemeen voorkomende zwaar beschermde soorten, zoals huismus en gewone dwergvleermuis. Indien beschermde soorten worden aangetroffen, zullen in/aan de nieuwe bebouwing voorzieningen worden aangebracht die nieuwe verblijfplaatsen zullen bieden aan de aangetroffen soorten. De sloopwerkzaamheden dienen ook buiten het broedseizoen en de voor vleermuizen kwetsbare periode uitgevoerd te worden. Op deze manier wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. De Flora- en faunawet zal de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg staan.